Sinds de aankondiging van de scheiding hadden Isabel en Nicolas geen woord meer gewisseld. Alle dagen had hij buiten de deur gegeten. Tobias en Alexandra hadden nog niet eens de kans gehad om hem te bedanken voor de kerstcadeaus, een miniatuurbrandweerauto en een zilveren kettinkje, waar ze intens blij mee waren, vanzelf. Isabel verbaasde zich erover hoe plooibaar en lief de kinderen waren en hoe ogenschijnlijk eenvoudig ze onverwachte en vervelende gebeurtenissen naast zich neerlegden. Nog geen vijf jaar oud was Tobias, maar Isabel was ervan overtuigd dat hij haar verdriet kon voelen en dat hij het wilde wegnemen door haar te omhelzen en door met zijn kleine handen haar gezicht te strelen. Het was een aanhankelijke jongen. Haar dochter had met woorden voorzichtig geïnformeerd naar de scheiding. Of ze dan in Nederland gingen wonen, wilde ze weten. Niet dat ze er een oordeel over had, Alexandra wilde gewoon weten wat de bedoeling was, zodat ze zich erop in kon stellen. Isabel had naar waarheid geantwoord dat ze dat het liefst zou doen: naar Nederland, met z'n drietjes.
Ze had het niet voor niets besproken met Zofia Tomaszek. Die had haar alle mogelijke scenario's geschetst. De conclusie was dat het haalbaar was, mits goed voorbereid en gesteund door de Poolse rechters. 'De rechtbank is niet geporteerd van ongehoorzaamheid, niemand staat hier boven de wet, zeker buitenlanders niet. Eerst het respect verdienen van de rechters, Isabel, dan zien we wel verder. Heb geduld. Voorlopig ga jij helemaal nergens naartoe.'
De kinderen sliepen, eindelijk. Isabel ging naar de slaapkamer om even rustig te telefoneren en Sanderijn alles te vertellen over Zofia. Ze liep naar het nachtkastje, maar zag haar mobiele telefoon niet. Misschien lag hij tussen het beddengoed? Met een ruk trok ze het dekbed van de matras. Geen telefoon. Ze zocht in haar handtas, in de linnenkast, onder het bed, en daarna beneden in de keuken en de woonkamer, maar haar mobiel was nergens te bekennen. Nicolas had het abonnement van de vaste telefoon maanden geleden opgezegd. Hij had een mobiel nummer dat hij steeds veranderde. Zo kon hij lastige klanten of schuldeisers in elk geval tijdelijk van zich afschudden.
Isabel was er zeker van dat ze haar mobiel niet was vergeten op het kantoor - of wat daarvoor door moest gaan - van haar kersverse advocaat. Toen ze thuiskwam had ze hem op het nachtkastje gelegd met de intentie om vroeg naar bed te gaan en een rondje te bellen, naar Sanderijn, Karen en Maarten en misschien nog even naar haar vader, als het niet te laat was. Zofia had haar zoveel stof tot nadenken gegeven dat ze even stoom moest afblazen en al pratend zou ze haar zaken wel op een rijtje krijgen, zo werkte dat bij Isabel. In haar eentje beslissingen nemen vond ze lastig. Wat dat betreft had ze altijd zwaar op Nicolas geleund: de onaantastbare Nicolas, de vastberaden Nicolas, de alwetende Nicolas. Ze liep naar boven en bleef staan voor de deur van zijn kantoor. Door het matglas zag ze het flauwe licht van de bureaulamp branden. Nicolas was thuis. Met haar trouwring tikte ze op de ruit.
'Nicolas?' Er kwam geen reactie. Isabel pakte de deurkruk en duwde hem tegen beter weten in omlaag. Op slot.
'Wat wil je?' klonk het achter de deur en Isabel zag dat Nicolas opstond en op haar toe liep. Hij bleef een paar meter van de deur staan met zijn handen in zijn zij.
'Ik ben mijn telefoon kwijt,' zei Isabel, 'en ik vroeg me af of jij hem toevallig hebt gezien, of dat jij hem per ongeluk in je zak hebt gestopt of weet ik veel.' Een moment bleef het stil. Ze monsterde het silhouet van haar bijna ex-man. Hoe zou hij nu kijken?
'Niet per ongeluk,' zei hij toen, 'maar inderdaad, ik heb hem hier. Veilig opgeborgen, en nee, je kunt er niet meer over beschikken, vanavond niet en nooit niet.'
'Wat zeg je?' Isabel verstond hem uitstekend, maar kon niets anders uitbrengen.
'Ik zeg het abonnement op, Isabel, dat staat al jaren op rekening van QueWar. Nu we gaan scheiden moet je zelf maar voor een nieuwe zorgen,' zei hij en ze zag hoe zijn schim zich weer verwijderde in de richting van het bureau.
'Geen sprake van!' Isabel voelde een steek in haar hoofd van acute woede. 'Ik wil dat je dat ding onmiddellijk teruggeeft, Nicolas, ik moet wat belangrijke telefoontjes plegen. Doe die deur open!' Isabel sloeg hard met haar vlakke hand op het glas. De deur trilde in zijn sponningen, de binnenkant van haar hand zwol op en ze voelde een branderige pijn.
'Rot op,' zei Nicolas.
'Eerst die telefoon,' antwoordde Isabel, nu zakelijk.
'Je hebt me toch gehoord?'
'Nicolas, alsjeblieft,' probeerde Isabel. 'Geef me mijn telefoon. Al mijn nummers staan erin. Ik ben ervan afhankelijk, dat snap je toch?'
'De tijd van afhankelijkheid is voorbij. Je moet voor jezelf gaan zorgen.'
'Vooralsnog breng ik al jaren meer geld binnen dan jij, Nicolas. En je weet drommels goed dat ik hier alles regel: het huishouden, de kinderen. Die telefoon kan ik niet missen. Ik eis hem terug. Geef dat ding hier!'
'Eisen doe je bij de rechtbank. See you in court.'
Isabel haalde diep adem, telde tot tien en probeerde het opnieuw. Nicolas haalde het bloed onder haar nagels vandaan. Ze begreep niet waar hij mee bezig was.
'Alsjeblieft, Nicolas, hou op met dat getreiter. We zijn volwassen mensen. Geef me die telefoon. Als het om het geld gaat, ik betaal je terug.'
Er kwam geen reactie.
'Nicolas... Ik blijf hier net zo lang staan tot ik die telefoon krijg.'
'Je doet je best maar,' zei hij.
De deur zat op een enkel slot, de andere sloten gebruikte Nicolas alleen als hij het huis uit ging. Isabel moest een poging wagen om binnen te komen. Met kracht trok ze de deurkruk omlaag en duwde ze met haar schouder tegen de deur. Geen beweging. Steeds harder beukte ze tegen het dikke geribbelde glas, maar de deur van het kantoor bleef hermetisch gesloten. Isabel perste haar lippen op elkaar en probeerde het opnieuw. Met al haar kracht bonkte ze met haar schouder en bovenlichaam tegen het raam. Ze hoorde het minzame lachje van Nicolas, die weer achter de deur was gaan staan om het schouwspel van dichtbij gade te slaan. Isabel voelde een vlaag van woede in zich opkomen. Het werd zwart voor haar ogen en ze deed een stap naar achteren om adem te halen. Ze hield haar blik onafgebroken op de gestalte achter de deur en zonder na te denken hief ze haar rechterbeen en gaf ze een ferme trap tegen het glas. Een pijnscheut trok door haar lichaam van haar kuit tot aan haar kruin en de ruit sprong in scherven uiteen. Met haar hand ging ze door het gebroken glas en opende de deur van binnenuit. Ze zwaaide de deur open en viel meteen op de grond. Haar been bloedde hevig en ze kon met geen mogelijkheid opstaan.
'Jezus, Isabel, ben je helemaal gek geworden!' zei Nicolas.
'Bel een dokter, nu!' Isabel gilde het uit van de pijn.
Ruw trok Nicolas haar aan haar armen omhoog. 'Kom mee,' zei hij, 'naar het ziekenhuis.' Hij pakte haar linkerarm stevig vast en legde die over zijn schouder. Met zijn andere arm omklemde hij haar zo hard om haar middel dat ze bijna geen lucht kreeg. Zo sleurde hij haar de trap af. Isabel hinkte moeizaam op haar goede been. Toen ze bij de voordeur stonden, hoorden ze de stem van Alexandra.
'Wat gaan jullie doen?' zei ze, nog half slapend.
'Ga maar terug naar bed, lieverd. Mama heeft een ongelukje gehad, we moeten naar het ziekenhuis. Blijf jij maar hier bij Tobias en maak je maar geen zorgen.' Isabel probeerde naar haar dochter te lachen, maar ze had te veel pijn. Dit voelde beslist niet goed, een ergere pijn had ze nog nooit gevoeld, op die twee keer barensnood na dan.
Gehaast duwde Nicolas haar in de auto, maar niet voordat hij een plaid op de achterbank had neergelegd. Geen bloed op de achterbank. Isabel trok haar vestje uit en probeerde haar been af te binden. Niet dat ze enige medische kennis had, al was haar vader chirurg, maar zo had ze het wel eens in een programma op televisie gezien. Met al haar kracht trok ze de stof strak om haar kuit in een poging het bloeden te stelpen. Nicolas reed als een gek over de hobbelige weg naar het dichtstbijzijnde staatsziekenhuis. In de verte doemde een grauw betonnen gebouw op.
Zwijgend parkeerde hij de auto voor het ziekenhuis en stapte uit. Hij opende het achterportier, tilde Isabel uit de wagen en liet haar op de grond vallen.
'Au! Jezus, Nicolas. Ik heb al genoeg pijn. Straks krijg ik ook nog een blaasontsteking,' zei ze terwijl ze probeerde op te staan. Nicolas reageerde niet, liep terug naar zijn auto en reed weg. Stomverbaasd volgde Isabel zijn wagen die de parkeervakken voorbij scheurde en linea recta via de slagbomen het terrein weer af reed. Terwijl Isabel de rode achterlichten zag verdwijnen in de duisternis, zonk de moed haar in de schoenen. Met al haar kracht probeerde ze het goede been zo te manoeuvreren dat ze overeind kon komen, maar het lukte niet. Op haar billen schoof ze naar de deur. Het ruwe plaveisel deed pijn aan haar handen en haar achterste. Ze zwaaide naar de receptioniste, die ze binnen zag zitten, maar die merkte haar niet op. Toen ze het geluid van een auto hoorde, keek ze om. Was hij teruggekomen? Ze staarde in het felle licht van de koplampen en voelde hoe twee sterke handen haar in een rolstoel tilden.