Warschau,
Johanneskapel
December 2006
Weer was Nicolas overrompeld door de schoonheid van het interieur van de kerk, op dezelfde intense wijze als de allereerste keer dat hij door een onbekende hand naar het altaar werd geleid. De grootsheid, de kracht die het gebouw uitstraalde ontroerde hem. Hier mocht hij kwetsbaar zijn, op deze plek vond hij troost. De eerste keer had hij hier Tekla ontmoet, die toen in Warschau op vakantie was. Het was voorbestemd, daar geloofde hij heilig in.
Hij liep, nee, hij schreed door de kerk. Met zijn hand streek hij langs een van de marmeren pilaren en vervolgde zijn weg door het middenschip. De pastoor stond achter de lessenaar, naast het imposante altaar met Jezus aan het kruis, en had de nachtmis al afgerond. Voor hem vormde zich een lange rij van gelovigen die te communie gingen. Nicolas schoof onopgemerkt ergens vooraan tussen de rij. Hij had haast, wilde te biecht. De hostie smolt op zijn tong.
Bij de biechtstoel was het dringen. Ongeduldig sloot Nicolas aan in de volgende rij. Nog even en hij hield het niet meer. Het moest hem van het hart, alles wat hem was overkomen. Het onrecht dat hem was aangedaan en dat nu de verwerpelijkste gedachten in hem opwekte.
Hij was in zijn hemd gezet, door Isabel, door zijn kinderen en door de Nederlandse rechters. Nicolas' hoofd tolde. Honderden keren, misschien al wel duizenden keren had hij in gedachten wraak genomen en zijn recht gehaald. Soms wist hij niet meer wat echt was en wat denkbeeldig; hij raakte verstrikt in de janboel aan beelden in zijn hoofd. Tobias die het konijn tegen zijn borst drukte. Was dat gebeurd? Alexandra die hem zo stevig omhelsde dat hij haar nagels in zijn rug voelde. Nee, dat verzon hij. En de gloeiend hete koffie die hij over Isabel heen gooide, was dat echt?
Nicolas was aan de beurt. Hij schoof op het pluche en schraapte zijn keel. 'Vader,' fluisterde hij, 'ik kan het niet langer verdragen. Ik heb zondige gedachten en ik weet me geen raad.'
'Wat is er gebeurd, mijn zoon?' De priester had zijn ooglapje weer voor.
'Mijn kinderen zijn verdwenen. Mijn ex-vrouw heeft ze naar Nederland ontvoerd en ze heeft het recht aan haar kant.'
'Dat begrijp ik niet,' zei de priester.
'Het is ook ingewikkeld. Ik ben naar de rechter gestapt en heb mijn kinderen teruggeëist, maar de rechter vindt dat ze in Nederland moeten blijven.'
'Waarom?'
'Omdat ik niet goed voor ze zou zorgen, en omdat ze liever daar wonen, bij hun moeder,' zei Nicolas.
'Begrijpt u dat?' vroeg de priester.
'Het zijn ondankbare kinderen. Ik heb ze veel meer te bieden dan hun moeder; intellectueel, historisch, religieus. Ze zijn van Poolse komaf. Hier ligt hun geschiedenis.'
'Maar ze zijn voor de helft Nederlands. Uw vrouw is toch Nederlandse?'
'Ja. Ex-vrouw.'
'En katholiek?'
'Gedoopt, ja. Maar daar is dan ook alles mee gezegd.'
'Wat nu?' vroeg de priester.
'Vader, ik moet u vertellen hoezeer ik haar haat. Ik haat haar zo dat ik soms met de gedachte speel om haar te doden.'
Er viel een stilte. 'Doden? Mijn zoon, gij zult niet doden.'
'In gedachten heb ik haar al vermoord, meer dan eens,' zei Nicolas.
'Ik begrijp uw wanhoop, mijn zoon, maar u moet zichzelf tot de orde roepen. De moeder van uw kinderen doden brengt u niets. Er moet iets anders mogelijk zijn.'
'Ze hebben me verraden. Of eigenlijk alleen Alexandra.
Tobias weet niet wat hij doet, die is onschuldig. Maar mijn dochter heeft tegen mij getuigd, en dat na alles wat ik voor haar heb gedaan. Ze wil niet bij mij en Tekla wonen.'
'Woont u samen met de concubine?' vroeg de priester.
'Ja, vader. En ik wil met haar trouwen, als u het goedvindt, voor de kerk.'
'Dat gaat zomaar niet, mijn zoon,' zei de priester. 'U bent voor de kerk getrouwd en wat God heeft verbonden, kan de mens niet scheiden. Een tweede huwelijk kan deze kerk niet inzegenen.'
'Wat moet ik dan doen?' vroeg Nicolas.
'In theorie kan het huwelijk door de kerkelijke rechtbank nietig worden verklaard, maar dit bisdom doet dat in principe niet zonder toestemming van het Vaticaan. Bent u al gescheiden voor de wet?'
'Ja,' zei Nicolas.
'Dat is een extra complicatie,' zei de priester. 'Dan mag u geen deel meer uitmaken van deze parochie. U mag niet meer te communie gaan. Dat zijn de regels.'
'U kunt mij toch vergeven dat ik ben gescheiden, ik bedoel, God kan mij dat toch vergeven?'
'Nee, mijn zoon. Het spijt me. Zoals ik al zei: wat God heeft verbonden...'
'Waarom maakt u het allemaal zo ingewikkeld?' vroeg Nicolas.
'Het geloof is niet helemaal vrijblijvend, mijn zoon,' zei de priester.