Amsterdam
Tweede kerstdag 2008
Maarten was op de bewogen kerstavond starnakel naar de dierenkliniek gereden om de wonden van het hondje te laten verzorgen en uiteraard was hij onderweg aangehouden. Dat kon er ook nog wel bij. Godzijdank werkten er bij de politie ook nog sympathieke mensen. Dienders met een hart die nog geloofden in de kerstgedachte: de politievrouw, die luisterde naar de naam Esperanza, had niet alleen een oogje dichtgeknepen, maar had Maarten en Vosje zelfs een lift aangeboden naar de kliniek en weer terug. Heel nobel, maar Isabel was zich wel te pletter geschrokken toen de politieauto kwam voorrijden, en de kinderen nog meer.
Wel hadden ze meteen van de gelegenheid gebruikgemaakt om aangifte te doen tegen Nicolas. Dierenmishandeling en psychische kindermishandeling, vond Karen - hij had zijn zoon met een nieuw trauma opgezadeld - en misschien ook wel poging tot ontvoering. De politievrouw had alles keurig genoteerd. Of er nog andere getuigen waren, behalve het achtjarige jongetje, had Esperanza gevraagd. Ze leek aanvankelijk te twijfelen aan het verhaal, maar toen Karen haar op haar geheel eigen journalistieke wijze kort en bondig de geschiedenis uit de doeken had gedaan, nam ze de aangifte serieus. Nicolas kon nog in de buurt zijn en ze moesten er ernstig rekening mee houden dat hij opnieuw zou toeslaan. Esperanza adviseerde Isabel om na de kerstdagen meteen naar de rechter te stappen en te proberen een straatverbod af te dwingen.
Isabel ontwaakte op de bank uit een repeterende droom toen de telefoon ging. Weer had ze op een verlaten weg in Warschau als een angstig konijn in de koplampen van Nicolas' auto gekeken terwijl hij met Tobias naast zich op haar in reed. Langzaam kwam ze overeind. Het was half drie 's middags en er stond die dag niets op het programma. Met tegenzin liep ze naar de vensterbank, omdat daar het toestel lag. Rust wilde ze, even rust na de twee slopende kerstdagen. In de voortuin zag ze Tobias ravotten met Vosje. Hij lachte naar haar en Isabel lachte terug. Vertederd pakte ze de telefoon. Ze vermoedde dat het Karen was of Maarten.
'Heb je nog niet genoeg geluld de afgelopen dagen?' gromde ze met slaperige stem. Het bleef heel even stil aan de andere kant.
'Goedemiddag mevrouw IJzerman, inspecteur Simon van Rijn, politie Amsterdam.'
'O, neem me niet kwalijk, ik, eh, ik verwachtte iemand anders,' zei Isabel.
'Dat kan ik me voorstellen op een dag als vandaag,' reageerde de man luchtig. 'Sorry dat ik u stoor, maar er is iets gebeurd gisteren en ik vermoed dat u hier wel in geïnteresseerd bent.'
Met gespitste oren luisterde Isabel naar Van Rijn. Zouden ze Nicolas nu al hebben opgepakt? De Amsterdamse politie had tot nog toe weinig voor haar gedaan, of liever, weinig kunnen doen. Van Rijn was altijd vriendelijk en behulpzaam geweest, maar werd gemangeld door het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Nicolas mocht gaan en staan waar hij wilde. Het zou een pak van haar hart zijn als ze zich de rest van de vakantie geen zorgen hoefde te maken.
'Heeft u hem gevonden?' vroeg ze. 'We hebben aangifte gedaan, maar is een verdenking van dierenmishandeling voldoende om hem een tijdje vast te houden? Dat zou geweldig zijn. De kinderen hebben vakantie, en ik kan ze hier toch moeilijk twee weken opsluiten terwijl het buiten prachtig is en iedereen gaat schaatsen.' Isabel ratelde aan één stuk door: over alles wat ze met de politieagente had besproken en over hoe zielig de teckel was en dat ze zo bang was dat Tobias weer dwangstoornissen zou krijgen, toen de inspecteur haar onderbrak.
'Ho! Wacht even. Stop. Dierenmishandeling? Daar was ik nog niet van op de hoogte. Dus Nicolas was in Amsterdam?'
'Ja, op kerstavond, hij heeft ons de stuipen op het lijf gejaagd.'
'Aha,' zei de inspecteur. 'Welnu, het goede nieuws is dat ik u kan vertellen dat hij niet meer in Amsterdam is.'
Isabel slaakte een zucht van verlichting. 'Goddank,' zei ze, 'maar waar is hij dan nu?'
'In Parijs, op het hoofdbureau van politie,' antwoordde Van Rijn.
'Parijs?' Isabel snapte er niets van. 'En weten ze daar dat hij de teckel van Tobias met een mes heeft bewerkt? Stel dat hij Tobias in zijn handen had gekregen. Ik wil niet weten wat er dan was gebeurd.'
'Mevrouw IJzerman, het zit anders. Niet schrikken, maar uw ex-man wordt verdacht van de moord op Stanislawa Nowack Kozinski, uw ex-schoonmoeder. Ze is gisteravond dood gevonden onder aan de trap van haar appartement.' Van Rijn liet een stilte vallen.
Stanislawa dood? Isabel was sprakeloos. Kalm vervolgde Van Rijn zijn verhaal.
'Van de trap gevallen, zou je denken. Een natuurlijke dood, zo leek het althans. Ware het niet dat ze een boodschap heeft achtergelaten.'
'Een boodschap?' vroeg Isabel.
'Correct. Een boodschap waarin ze haar stiefzoon beschuldigt van moord.'
'Moord,' herhaalde Isabel. 'Hoe weet u dat het moord was?'
'Dat weten we nog niet zeker, er is nog geen bekentenis, maar uw schoonmoeder, ik bedoel ex-schoonmoeder, had met onzichtbare inkt een tekst geschreven op een rood lint dat ze in haar hand had toen ze werd gevonden,' legde Van Rijn uit.
Slimme vrouw, dacht Isabel. Geen leuke vrouw, beslist niet, maar wel een slimme. 'Wat stond erop?'
'Eén zin maar. Ik heb hem uit het Frans vertaald, hè. Dit stond er: "Als ik doodga en ik draag dit lint bij me, dan heeft mijn stiefzoon Nicolas Nowack Kozinski mij vermoord".' Van Rijn sprak de woorden plechtig uit, duidelijk articulerend.
'Ongelooflijk.' Isabel schudde het hoofd, telkens dat woord herhalend: 'On-ge-loof-lijk.' Het drong nog maar nauwelijks tot haar door dat Tobias bijna in de handen was gevallen van de man die nu een moordenaar bleek te zijn. Nicolas een moordenaar.
'Hij had een testament op zak,' zei Van Rijn. 'Het ging over geld, wist u dat?'
'En over Tobias,' zei Isabel.
'Tobias in combinatie met geld,' specificeerde Van Rijn de zaak, 'maar uiteindelijk is hij voor het geld gegaan.'
Zo zou je het kunnen bekijken, dacht Isabel, als simpele politieman die niets wist van Nicolas noch van Stanislawa. Nicolas had afgerekend met zijn kwelgeest en het geld opgestreken. Tobias was toch minder belangrijk. Vreemd. Waarom had hij Tobias laten gaan? Waarom had hij het ineens opgegeven? Isabels hersens kraakten. Had hij ineens het licht gezien?
Ze probeerde zich voor te stellen wat Nicolas had doorgemaakt terwijl hij haar gezin bespioneerde. Misschien had hij gezien hoe fijn ze het met elkaar hadden? En misschien gunde hij zijn kinderen dat geluk? Was hij alleen afscheid komen nemen? Nee. Isabel bande deze gedachten uit haar hoofd. Geen sympathie opwekken voor een moordenaar, ook al is hij de vader van je kinderen, sprak ze zichzelf toe.
Maar hoe moest ze het de kinderen vertellen? Moest ze het wel vertellen? Hoe vertel je een kind dat zijn vader een moordenaar is? Ze wilde hen liever niet met deze last opzadelen.
'Mevrouw IJzerman?'
Isabel schrok van de stem van Van Rijn, die gewoon was blijven doorpraten. 'Ja?'
'Vrolijk kerstfeest.'