DE REUZENSCHILDPAD
Hij nam plaats op de rug van een reuzenschildpad met wie hij bevriend geraakt was, en het dier, dat van goede komaf was, zette zich behoedzaam in beweging.
Het was een vreemd gezicht, maar niemand vond het een vreemd gezicht. Men keek er niet van op, men lette nergens meer op, men was alleen nog maar met zichzelf bezig.
Ik heb op straat muzikanten gehoord en gezien, die prachtig speelden. Niemand keek, niemand hoorde iets. Iedereen liep zonder opzij te kijken voorbij. Om er zeker van te zijn dat de mensen afgestompt waren, ben ik op de rug van de reuzenschildpad gaan zitten. Ik ben onopgemerkt gebleven.