STILTE
In het land der blinden kwamen ooit enkele zondagen voor zonder voertuig. Het vehikel liet men thuis, men reed niet, men liep. Het moest.
Het toenmalige bestuur vond dat men zuinig moest wezen op de brandstoffen, want die waren schaars. Men mocht geen auto rijden, men fietste en men kwam elkaar tegen en men sprak met elkaar. Het was een wonder. Over de landerijen hing een plechtige stilte, want de snelweg deed er het zwijgen toe. In de verte hoorde men iemand hoesten, een hond blaffen, een kip kakelen, men hoorde voetstappen, kortom, geluiden die men sinds lang niet meer gehoord had.
Natuurlijk waren er uitzonderingen, een enkeling mocht z'n voertuig wel bedienen: de oorlogsverslaggever, de klaploper, de kerkvader, de dekhengst en meer van die lui, maar het waren er heel weinig.
Men prees deze zondagen. Men vond het hartverwarmend dat de mensen na afloop van de kerkdienst weer uitvoerig met elkaar spraken en samen opliepen en niet meteen in hun vierwieler stapten. Maar toen er weer genoeg brandstoffen waren en men 's zondags weer mocht rijden, kwam niemand meer te voet, ondanks de toch zo rechtschapen gesprekken.