DE SNOR
Hij liet z'n snor staan, want hij had gezien dat hoogwaardigheidsbekleders in het leger snorren droegen. Hij was er veel te laat mee, hij had immers het soldatenbestaan allang achter de rug, maar hij deed het toch, hij zag er geen kwaad in. Het duurde niet lang of hij werd met 'kapitein' of zelfs 'generaal' aangesproken en dat deed hem veel genoegen. Natuurlijk liet hij in het midden of hij die rang ooit bekleed had, de hoofdzaak was dat men hem zo noemde. Het was de mooiste tijd van z'n leven, echt waar.
Inmiddels waren er jaren vergaan, hij had wat in de boeken gesnuffeld, hij had zelfs enkele godsdienstlessen gevolgd, maar dit alles had hem niet bevredigd.
Op een dag ging hij in z'n hotel op de rand van het bed zitten om te mijmeren over de rijkdommen van het heelal, over z'n eigen nietigheid, maar toch ook over z'n snor, daar ontkwam hij niet aan.
Hij werd gestoord in z'n overpeinzingen door meedogenloos getimmer in een belendend pand. Dat ergerde hem.
Hij stond op en ging zich beklagen bij de hotelhoudster, die bekendstond als een vrome vrouw. 'O, nog even en dan zou het karwei klaar zijn. Morgen wordt er niet meer getimmerd.'
'Wat wordt er eigenlijk getimmerd? Een hondenhok? Een schavot?'
'Nee, niets van dien aard, nee, er wordt een nieuwe kamer voor lastige hotelgasten gebouwd, kijkt u maar, er zijn al enkele tralies aangebracht.'
'Mooi,' zei hij en wilde verdwijnen.
De vrouw hield hem tegen. 'U heeft een snor,' zei ze.
'Dat kan ik niet ontkennen,' antwoordde hij.
'Ik vind het niet mooi,' zei de hotelhoudster. 'U lijkt wel een buitenlander.'
Hij zweeg en liep terug naar z'n kamer. De buitenlandse talen waren hem een raadsel. Van buitenlanders wist hij weinig of niets. Hij dacht altijd dat ze diepzinnige dingen bespraken, maar hij had vernomen dat ze net zulke platvloerse gesprekken voerden als z'n landgenoten.
Hij besloot z'n snor af te scheren en dat deed hij dan ook.
Hij was net op tijd. De volgende dag kwam er een bevel van hogerhand dat er geen snorren meer gedragen mochten worden. Zij die een snor droegen zouden gedood worden. Hij bofte.