IK
Wie ben ik? Wie is degeen die ik mijn ik noem?
Ik weet het niet, ik heb er geen enkel benul van.
Als ik ernaar vraag stelt hij, mijn ik, mij voor raadsels, dus ik vraag er nooit naar. Nu even wel. Voor de anderen, niet voor mezelf. Op aanvraag.
Ik zeg dit: ik snap er niets van als ik erover nadenk, niets, en dat is de bedoeling.
Eerlijk gezegd, hij, mijn ik, interesseert me niet, hij interesseert me geen lor.
Hij doet maar en ik gehoorzaam. Ik heb niks te vertellen. De besluiten en de beslissingen neemt mijn ik, denk niet dat ik iets te zeggen heb. Hij gaat z'n gang maar. Ik ben tevreden over hem, over mijn ik, ik moet wel tevreden over hem zijn, maar wie is tevreden over hem? Mijn ik. Dus mijn ik is tevreden over mijn ik, heb je ooit. Het wordt ingewikkeld, zoals het hele leven.
Het heeft geen zin om erover na te denken. Maar toegegeven, het is wel geraffineerd om mij de mogelijkheid te schenken om na te denken over mijn ik. Ik doe het niet, ik weiger het, waarom zou ik. Ik stel er geen enkel belang in, geen enkel.
Ik zal een voorbeeld noemen: de lente. Ach, de lente en ik. Ik loop, bij wijze van spreken, voorop. Waarom? Daarom.
Nogmaals, ik vraag nooit naar het waarom. Ik heb mij verzoend met mijn ik, ik neem het gelaten en berustend in ontvangst. En dat is het, meer niet, al is het nog zo'n overweldigend gebeuren. Er blijft me niets anders over dan enigszins dankbaar te zijn.
'Wat doe je?'
'Ik doe niks. Het is mijn ik die doet.'
Dat is het enig juiste antwoord, maar ik zeg het nooit, om de doodeenvoudige reden dat het me nooit gevraagd wordt.
Bovendien spreekt niemand over 'zijn ik', men spreekt over 'ik'. En dat doet men vaak en graag.
Wie vraagt mij rekenschap. Wie schetst mijn verbazing. Wie is er verantwoordelijk.