TWEELING
De tweeling liep eensgezind het ijs op. Maar o wee, weldra verdronken de beide meisjes, want het ijs was niet sterk genoeg.
Hun moeder zat er maar mooi mee. De tweeling werkte in een knopenfabriek, ze verdienden niet veel, maar wel wat. De moeder bleef niets anders over dan te gaan bedelen of te stelen. Ze besloot tot het laatste, ofschoon ze dit beroep nooit eerder had uitgeoefend. In het begin ging het wat moeizaam, maar aldra kreeg ze er schik in.
Het spreekt vanzelf dat haar aanzien steeg, want ze droeg steeds duurdere jurken en ze viel op door haar buitenissige hoofddeksels, bovendien woonde ze sinds kort ook in een groot huis met echte kozijnen.
Maar aangezien iedereen te lui was om haar goede voorbeeld te volgen, was men vol bewondering voor haar. Men beschouwde haar als iemand die van aanpakken wist, die niet bij de pakken neerzat.
Jaren later stierf ze, want men gaat dood, ook als men steelt. Ze stierf als een zeer vermogende vrouw.