20

Omdat ze heel duidelijk haar wens voor een rustige verjaardag te kennen had gegeven, besefte Charlotte dat ze geen enkel recht had zich ook maar enigszins teleurgesteld te voelen toen de dag aanbrak met als enige bijzonderheid dat ze uitzonderlijk vroeg thee moest zetten. Er viel evenmin veel feestelijkheid te beleven aan het wakker maken van een slaperige tiener voor een rit naar een weiland in het midden van West-Sussex.

‘Is daar ook iets te eten?’

‘Natuurlijk is er niets te eten. Het is een ballon, geen cafetaria.’

‘Gefeliciteerd met je verjaardag, trouwens,’ mompelde Sam toen hij een paar minuten later in zijn pyjama de keuken in kwam gesloft. ‘Ik heb op school iets voor je gemaakt maar dat moet nog worden gebakken. Zal ik vertellen wat het is?’

‘Nee!’ Charlotte deed alsof ze hevig verschrikt was. ‘Ik vind een verrassing veel leuker.’ In een poging alles wat op te vrolijken, haalde ze het pakje dat haar moeder haar zo voortijdig in februari had gegeven en maakte het tijdens het ontbijt open, waarbij ze heel uitvoerig het plakband eraf peuterde. Sam zat slaperig toe te kijken en nam af en toe een hap toast met jam tot Charlotte uit een grote hoeveelheid vloeipapier haar ooit zo geliefde set baboesjkapoppetjes tevoorschijn haalde. ‘Lieve help.’ Ze bekeek het object van alle kanten, zowel verbaasd als teleurgesteld, omdat ze eerder badzout of iets nuttigs voor de keuken had verwacht, en ze vroeg zich af of Jean in haar huidige, positieve instelling ook zoiets onwaarschijnlijks zou hebben gegeven.

‘Mag ik even?’ vroeg Sam, opeens klaarwakker, terwijl hij de jam van zijn vingers likte.

‘Natuurlijk. Die was van mij toen ik klein was. Oma dacht zeker dat ik ze zou missen.’

Charlotte liep, nog steeds verbaasd, met hun vuile ontbijtborden naar de gootsteen. Ze was ooit dol op die poppetjes geweest. En Reggie had ze weer opgeschilderd, herinnerde ze zich opeens, vlak voor hij stierf. Misschien was het dat… het werk van Reggie, een aandenken, vermengd met liefde…

Achter haar slaakte Sam opeens een wilde, meisjesachtige kreet.

‘Wauw, wat gaaf, hé! Mam, kijk eens wat ik heb gevonden, helemaal binnenin. Denk je dat oma het daar expres in heeft gestopt? Er staat een plaatje van een leeuw op. Wat gaaf!’ herhaalde hij, en hij paste iets waarvan Charlotte nu kon zien dat het een ring was, aan al zijn vingers, teleurgesteld toen er niet één vinger groot genoeg bleek te zijn.

‘Lieve help, het is zijn zegelring,’ zei ze zacht, en ze pakte hem van Sam aan en hield hem in de palm van haar hand, voelde het gewicht ervan, en herinnerde zich de groef die de ring in de pink van Reggies linkerhand had gemaakt. ‘Die was van… van je grootvader… van mijn vader… Of liever gezegd, hij wás mijn vader omdat hij vanaf mijn geboorte voor me gezorgd heeft, maar mijn echte vader is gestorven voor ik werd geboren.’

Sam had de ring afgedaan en bekeek het wapen. ‘Wat een pech, maar ik denk dat als je hem nooit hebt gekend, je hem ook wel niet echt zult hebben gemist, hè?’

‘Nee,’ zei Charlotte zacht, deemoedig door deze argeloze samenvatting en door het nog onschuldige hart dat er verantwoordelijk voor was. Haar wereld was duister geworden toen zij zo jong was geweest; één moment van slechte timing – toen ze de schuur binnenstruikelde – en de wereld was voor haar op zijn kop gezet. Sam had zo zijn problemen gehad, maar nog niets op die schaal – al was het soms op het nippertje geweest. ‘Dit is een zegelring,’ herhaalde ze, terwijl ze van de gelegenheid gebruikmaakte om snel door zijn haar te woelen. ‘Dat betekent dat je hem in de zegellak kunt dopen en er brieven en enveloppen mee kunt dichtmaken, ze ermee kunt verzegelen, zoals dat vroeger gebeurde.’

‘Wauw,’ riep Sam uit, nu nog heftiger. ‘Ik ga het meteen proberen.’ Hij keek om zich heen alsof zegellak in een keukenla te vinden kon zijn.

‘Niet nu. Ik ga hem veilig opbergen en jij gaat naar boven en je aankleden.’

‘Maar mag ik hem later hebben?’ hield hij aan, terwijl hij in de deuropening bleef staan.

‘Ja, misschien wel,’ gaf Charlotte lachend toe. ‘Maar voorlopig is hij van míj, en het is vandaag míjn verjaardag en als jij niet gauw naar boven gaat zal die ballon zonder ons vertrekken.’

Sam kwam een paar minuten later weer beneden, niet alleen aangekleed maar ook met een kaart – die hij kennelijk van de computer had gehaald – met het getal veertig er vuurrood op gedrukt. ‘Wat ik heb gemaakt is ook een sieraad, maar het is geen ring,’ verklapte hij, kennelijk bang dat zijn cadeau magertjes af zou steken, zowel doordat het er nog niet was als naast de indrukwekkende schat die in het cadeau van zijn grootmoeder verstopt had gezeten.

‘Ik zal het vast prachtig vinden,’ verzekerde Charlotte hem, en het teleurgestelde gevoel was al verdwenen toen ze in de auto wegsnelden, zonder spitsverkeer om zich druk over te maken – het was pas zeven uur op zaterdagmorgen – en met de heldere hemel die door de weerberichten was voorspeld al stralend boven hun hoofd.

Sam lag al snel weer te slapen, met zijn hoofd op zijn fleece die hij als kussen tegen het autoraampje had gepropt. Hij was natuurlijk moe omdat hij zo vroeg op had moeten staan, maar Charlotte vermoedde ook dat hij wellicht had verwacht dat zij de gedwongen intimiteit van de auto zou willen gebruiken om hem te ondervragen over zijn gevoelens ten aanzien van de situatie met Dominic. ‘Maar het maakt toch zeker allemaal niks uit,’ had hij enigszins ongeduldig uitgeroepen, de vorige keer dat ze het had geprobeerd, ‘want het gebéúrt toch zeker gewoon?’

Het gebeurde inderdaad gewoon, peinsde Charlotte, en ze was bij dit alles net zo machteloos als een kiezelsteen in een brandingsgolf. En zoals Dominic een keer heel wijs had opgemerkt was het een zeldzaam voorrecht het hart van een ander te kennen, en als Sam met rust wilde worden gelaten, zou ze zich daar nu eenmaal bij neer moeten leggen.

Omdat er alleen maar een kleine vrachtauto in de hoek van het weiland geparkeerd stond, dacht Charlotte aanvankelijk dat ze de verkeerde tijd of plaats had. Maar weldra werden zij en enkele van de andere zestien passagiers in spe uitgenodigd inschrijfformulieren te tekenen en te helpen met het uitpakken van de uitrusting, waaronder een grote baal van een zak met daarin de lege ballon. Sam, die opdrachten uitvoerde van de forse man die de leiding had, vond het allemaal geweldig, en hij sleepte en sjouwde met de inhoud van de zak tot er een verbijsterende hoeveelheid materieel tevoorschijn was gekomen en het grootste deel van het weiland ermee bezaaid lag. Daarna stonden ze naast elkaar, allebei diep onder de indruk, toen er vanuit een kleine, lawaaierige machine achter op de vrachtauto koude lucht werd geblazen in een deinende, vrolijk gestreepte bobbel ter grootte van een parkeergarage.

‘En daar komt je andere cadeau,’ schreeuwde Sam over het lawaai heen, toen er een zilverkleurige Mercedes bij het eind van de rij andere geparkeerde auto's stopte. ‘Ik heb gezegd dat ze dit moesten doen, ik hoop dat je het niet erg vindt.’

‘Wie heeft er wat moeten doen?’ schreeuwde Charlotte terug, maar ze kende het antwoord al nog voordat Dominic en Rose in zicht kwamen, met bleke, verfomfaaide gezichten en in een wonderlijk samenraapsel van kleren – rubberlaarzen, korte broek, sjaal – dat erop wees dat ook zij moeite hadden gehad met de vroege start.

Sam holde het veld over om de pas aangekomenen te begroeten. Charlotte liep iets langzamer, een beetje beducht voor de ijzige blikken die Rose soms op iemand kon werpen, en ze zag dat Dominic zijn onvermijdelijke rode muts met de pompon droeg, in een poging de ochtendkilte te trotseren. ‘Wat een geweldige verrassing.’ Ze beperkte zich tot een snelle kus op zijn wang, bij wijze van begroeting. ‘En ik heb die muts altijd prachtig gevonden – weet je, Rose, dat je vader hem op had de allereerste keer dat ik hem ontmoette, toen hij ons huis kwam bekijken en het niet mooi vond?’

‘Ik vond het wel mooi – maar het was gewoon niet het soort huis dat ik zocht,’ protesteerde Dominic. ‘En ik had het nooit zo leuk kunnen maken als jij het nu hebt. Als je het ooit weer te koop wilt zetten, zullen ze ervoor in de rij staan.’

Ze lachten elkaar toe, blij in het besef dat ze zich in verband met de aanwezigheid van hun nageslacht in moesten houden. Dezelfde behoedzaamheid had ertoe geleid dat ze nog niet het bed deelden – niet openlijk althans, een ontbering die ze sterker zouden hebben gevoeld als de heimelijke mogelijkheden om hun wederzijdse enthousiasme tot uitdrukking te brengen – op minder traditionele momenten van de dag – niet royaal voorradig waren geweest.

Maar Rose had het te druk om zich bezig te houden met het in ontvangst nemen van complimentjes of om zich te bekommeren om het enigszins afgezaagde probleem van een rivale voor haar vaders genegenheid. De ballon was een reusachtige planeet geworden, strakgespannen en mooi, en leek het grootste deel van de lucht in beslag te nemen. ‘O, maar hij is enórm!’ kreet ze, en ze draafde achter Sam aan, die graag wilde pronken met zijn vriendschap met de forse man die de leiding had.

‘Ja, hij is echt groot, hè?’ merkte Dominic op, toen hij omhoogkeek, net als alle anderen die op het terrein verzameld waren. ‘Gefeliciteerd met je verjaardag, trouwens.’

‘Práát me er niet van.’ Charlotte trok een zuur gezicht.

‘Het is maar een getal.’

‘Dat is iets wat mensen die jonger zijn altijd zeggen.’

Dominic grinnikte. ‘Ik loop maar een paar maanden op je achter. We gaan samen veertig worden, hè?’ Hij wendde zijn blik van de lucht af, pakte haar hand en bleef die vasthouden zelfs toen Rose terug kwam hollen om aan te kondigen dat ze voort moesten maken omdat het tijd werd om in te stappen en dat je met zijn tweeën moest zijn en dat zij met Sam wilde. ‘En gefeliciteerd met je verjaardag,’ voegde ze er buiten adem aan toe. Ze draaide zich om en glimlachte naar Charlotte. ‘De ballon, die is echt gaaf, súpergaaf…’ En daarop holde ze weer terug, moeizaam zwikkend op haar laarzen.

‘Ik heb een cadeautje, maar dat is voor wanneer we alleen zijn, goed?’

‘Dat jullie hier zijn, is een cadeau voor me.’

‘Dat ging heel gemakkelijk – er waren twee plaatsen over – alsof het zo heeft moeten zijn.’ Hij kneep in haar vingers.

Tijdens het opstijgen bleef de ballon zo rustig en met zoveel pre cisie enkele centimeters boven de grond hangen, dat Charlotte zich afvroeg of de instructies van de forse man, over het innemen van de juiste houding bij het landen, niet overbodig waren geweest. Het was ook erg warm onder de hete lucht uit het apparaat dat hen zwevende moest houden, zodat tegen de tijd dat de ballon echt begon te stijgen, zij haar fleece had uitgetrokken en Dominics wollen muts in een broekzak was gepropt.

‘O jezus.’

‘Wat is er?’

‘Ik weet niet zeker of ik dit wel kan.’

‘Maar jij bent hier de vliegenier,’ bracht Charlotte hem in herinnering, toen ze lachend over de rand van de mand hing om te genieten van de aanblik van de grond die steeds verder daalde, van het krimpen van auto's, huizen, koeien en schapen tot het formaat van boerderijspeelgoed. In het naburige compartiment waren Sam en Rose, die schreeuwden en wezen en elkaar vastgrepen, kennelijk al even enthousiast.

Dominic echter drukte zich tegen de achterwand van het rieten com partiment, met een asgrauw gezicht.

‘Stil maar, het gaat allemaal goed.’ Charlotte sloeg een arm om hem heen toen ze eindelijk besefte dat de angst serieus was.

‘Helemaal niet. Het gaat helemaal niet goed.’

‘Maar, lieverd, je bent zelf vlieger,’ zei ze vriendelijk.

‘Kan me niet schelen. Dat is niet hetzelfde.’

‘Omdat je er zelf niets aan kunt doen?’

Hij knikte en beet op zijn lip. ‘Misschien. Maar ik kan niet omlaag kijken. Echt niet.’

‘Doe dat dan niet. Kijk naar de lucht. Kijk naar al het groen van de bomen en de velden. Kijk naar hoe keurig netjes het landschap eruitziet, als een plek voor tuinkabouters, een speelgoeddorpje, zo lief en overzichtelijk…’

‘Maar dan moet ik omlaag kijken… om die dingen te zien.’

‘O ja, sorry. Kijk dan maar naar de lucht. Hou je ogen daarop gericht. En er drijft daar een wolk, klein en donzig – net een verdwaald schaap.’

Dominic schoof voorzichtig naar voren en bleef haar hand stevig vasthouden. ‘Maggie was altijd degene met hoogtevrees. Niet ik.’

‘Hopelijk betekent dit niet dat je het vliegen eraan gaat geven.’

Dominic lachte, en ontspande zich een beetje. ‘Nee, nooit… Ik zou het heel erg missen.’

‘Je hebt het me al een maand geleden beloofd en je hebt me nog nooit meegenomen.’

‘Maar dat zal ik nog doen. Er zijn gewoon veel dingen gebeurd, voor het geval je dat nog niet in de gaten had.’ Hij schoof wat dichter naar de rand van de mand toe en tuurde voorzichtig over de rand. ‘Het gaat wat beter nu we hoger zijn, meer als in een vliegtuig. God, ik voel me zo… onbeschermd, jij niet? Eén nies en ik val eruit.’

Charlotte begon te giechelen. ‘Onzin. En dan zou ik je bovendien nog vasthouden.’

‘Dan zouden we samen vallen.’

‘Dan zouden we samen vallen,’ herhaalde ze glimlachend.

Zo hoog was het rustig en stil, alsof ze aan een onzichtbare haak in de lucht hingen in plaats van werkelijk te bewegen. Onder hen was de wereld een tapijt, glad en veilig, zonder mensen, zonder problemen. Ze waren nu volstrekt ontspannen en leunden met hun ellebogen naast elkaar op de rand van de mand om van het uitzicht te genieten – de gekleurde strepen in de lucht, het verdwaalde schaap van een wolk, die kromp tot een plukje, tot een stip, en daarna verdween.

‘We gaan omlaag,’ schreeuwde Dominic, opgelucht en uitgelaten, toen de ballon zo'n veertig minuten later begon te dalen. ‘Ik hoop dat je nog weet wat je te doen staat.’

‘Makkelijk zat… Kijk maar.’ Charlotte ging met haar rug naar de rand staan, pakte de veiligheidshendel vast en hurkte neer zoals hun was getoond.

‘Heel indrukwekkend, maar,’ ging hij op sluwe toon verder, ‘er is nog iets waarop jij je moet voorbereiden, iets wat ik nog niet heb genoemd.’

‘Wat voor iets? Waar heb je het over?’ Ze stompte hem op zijn arm.

‘Als je nu kijkt, zie je het misschien.’ Dominic wees omlaag naar de weg, waar de vrachtauto – die met hun gezagvoerder in walkietalkiecontact stond – naar het terrein reed dat als de beste plek om te landen was beoordeeld. ‘Er staat daar min of meer een comité van ontvangst klaar. Sorry, maar Theresa kan heel bazig doen, wanneer zij zich iets in het hoofd heeft gezet, hè? Dat hele idee van een verjaardagsfeestje, dat wilde ze niet opgeven.’

Charlotte staarde sprakeloos naar de rij auto's die achter de vrachtauto in zicht kwam, met open raampjes en overal, zag ze nu, bekende hoofden en zwaaiende armen. Theresa, Naomi, Josephine – met mannen en kinderen, ze waren er allemaal. En de fonkelende Audi van de onvolprezen Bill sloot de rij, met ditmaal haar moeder voorin, zodat haar gezicht als een vage vlek achter de voorruit was. Vier, vijf auto's, de vrachtauto meegerekend… Charlotte keek het weggetje af, op zoek naar Martins zwarte auto met linnen dak. Hij was er niet, maar het was goed dat ze hem erbij had willen hebben, goed te weten dat hij een integraal, positief deel van haar wereld vormde.

‘Ik ben compleet.’ Ze fluisterde de woorden in de lucht. De grond kwam nu snel op hen af, voerde het geritsel van de bomen met zich mee en het geronk van auto's, het geblaf van een hond. De realiteit keerde terug: het werd tijd om de houding van noodsituaties in te nemen, zoals hun was gedemonstreerd. En het leek ook nodig, nu het moment was aangebroken. Ze gingen zo snel, er kon van alles gebeuren. Charlotte hurkte, waarbij ze niet de veiligheidsgreep beetpakte maar Dominics hand, en ze keek naar zijn gezicht toen ze zich schrap zetten voor de landing.