Maar Herman deed het toch ook; ik denk dat hij zich niet wilde laten kennen. Hij deed maar alsof hij klaarkwam, maar ik voelde op m'n klompen dat hij het speelde. Ik had inmiddels al zoveel mannen gehad: als ik ergens een zintuig voor heb ontwikkeld... Ik denk dat m'n broer op een afstandje stond te gluren, want ik zag ze steeds een bepaalde kant op kijken.

Daarna ben ik met gescheurde kleren naar huis gelopen. Ik was inmiddels wel het een en ander gewend, maar niet zo'n overval in het park, dus ik was behoorlijk overstuur en kwaad. Ik was weggegaan terwijl dat niet mocht, dus m'n vader was laaiend, maar omdat de buren op bezoek waren durfden ze me niet af te tuigen. Ik werd naar boven gestuurd. Toen m'n broer thuiskwam zei ik dat ik het een rotstreek vond; en hij maar lachen.

Hij zegt: 'Het was toch leuk? Ik vond het leuk en de jongens ook.' Ik zeg: 'Nou, Herman vond het anders helemaal niet zo leuk.' Hoe of ik dat nou wist.

Ik zeg: 'Nou, als een jongen het leuk vindt komt ie volgens mij klaar. En hij is niet klaargekomen.'

Dat was mijn manier van denken. Om de een of andere reden maakte hem dat enorm pissig. Hij verdween en ik heb hem die avond niet weer gezien. In de dagen daarna ben ik gaan bedenken wat ik zou kunnen doen en daarom heb ik dus m'n vrienden en vriendinnen bij elkaar geroepen. Die zeiden: 'We helpen je en we zien wel hoe.'

Ze vonden dat ik met de biologieleraar moest gaan praten. Dat was een goeie vent die altijd voor je klaarstond en naar me wilde luisteren. Ik heb het hem eerst verteld waar een deel van de groep bij zat en later nog eens onder vier ogen. Ik heb ook gezegd dat ik al voor de verkrachting zwanger was, maar ik durfde niet meer te vertellen.

Ik liet hem beloven dat hij het niet zou doorvertellen, maar hij heeft het toch tegen het hoofd van de school gezegd; daar was ik ontzettend kwaad om: ik voelde me verraden, want ik wilde Ons Geheim bewaren. Achteraf was ik blij dat hij het had gedaan. Ik merkte aan alles dat de leraren het wisten. De wiskundeleraar was doorgaans een zak, maar hij deed opeens poeslief. Ik hoefde niet met de les mee te doen; als ik wilde lezen mocht ik lezen, als ik liever buiten wat ging wandelen mocht dat ook; hij vond alles goed.

Roodakker, de leraar handvaardigheid, was een klef persoon die je altijd moest aanraken. Maar die bleef opeens een meter bij me vandaan; dat was een voordeel. Als er iets uitgelegd moest worden hoe je een zaag vasthield of zo dan liet hij dat door iemand anders doen. Dat vond ik heel grappig, want gewoonlijk zou hij m'n arm of hand gepakt hebben. Ik hoefde de tuin niet meer te schoffelen en fotografie hoefde ook niet meer. Al die chemicaliën waren vast niet goed voor me.

Die leraren moeten dus geweten hebben dat ik zwanger was. Zou Roodakker nooit per ongeluk mijn dikke buik hebben gevoeld? Je kunt nou wel zeggen dat mannen zulke dingen niet zo gauw zien, maar mijn vader wist het meestal eerder dan ik. Als ik van die blauwe wallen onder m'n ogen had zei hij: 'Ben je weer zwanger?'

Ik wist het niet, maar dan werd er een test gehaald en kreeg hij gelijk.

Die biologieleraar had het dus verteld aan de directeur; een statige, dikke man met een klompvoet. Hij riep me bij zich en zei dat hij het verstandig vond om met het maatschappelijk werk te praten. 'Dat is beter, anders belast je er de andere kinderen maar mee.' Hij bracht me 's middags in z'n oude Citroën weg. Dat was rond 20 februari 1982. Ik weet dat nog, want het was een paar dagen na de verjaardag van m'n zus.

Maar in plaats van een maatschappelijk werker zaten er twee politieagenten op het kantoor van de maatschappelijke dienst; Chris Ahrend en Cor de Vos. Ze namen alles op de band op, maar ik had het gevoel dat ze me niet serieus namen. Ze bleven maar vragen: 'Weet je wel zeker dat het gebeurd is? Heb je het niet verzonnen?' Ik snap best dat politiebeambten dat moeten doen, maar zij waren wel erg wantrouwig. Na het gesprek met die rechercheurs ontmoette ik Riet de maatschappelijk werkster. Ze was een jaar of dertig en heel lief; ik kreeg een kop thee en ze nam me serieus. Ik heb haar verteld over de verkrachting en dat ik zwanger was. Ze vroeg niet van wie. Niet dat ik dat wist, maar ik kan me niet herinneren dat iemand daar ooit naar heeft gevraagd. Verder zei ik dat ik het thuis niet met m'n moeder kon vinden. Meer niet, want ik wist niet wat ik aan haar had; ik had net die ervaring met de biologieleraar achter de rug, die het had doorverteld. Ik voelde me een klikspaan; ik had steeds het gevoel dat ik bezig was Ons Geheim te verraden. Riet vond dat ze m'n moeder moest waarschuwen om alles uit te leggen. Ik dacht: ja, ze weet er al alles van; waarom zou je het dan nog uitleggen? Ik zei:'Dat moet je niet doen, daar krijg ik alleen maar ruzie van.' Ik dacht; ik gooi het maar op de dommigheid van m'n moeder. Dat ze het helemaal niet begrijpt en er gek van wordt. Toen zei ze: 'Heb je dan liever dat ik je vader bel?' Ik in paniek, dus zei ik maar: 'Dat kan niet, want die werkt.'

Ik dacht: met hem heb ik juist die afspraak over Ons Geheim gemaakt, dus dat nooit. Riet vond het toch nodig en probeerde me gerust te stellen dat ze het wel op een goeie manier kon uitleggen. Dus moe werd erbij geroepen en die voerde natuurlijk een verschrikkelijk schijnheilig toneelstuk op. Ik zag aan alles dat ze zich in zat te houden; dat ze dacht: O, shit, ze heeft alles verteld. Dus toen Riet was uitgepraat ging m'n moeder er heel serieus op in. Ze vond het toch zo erg voor me, wat kunnen we doen en hoe kan ik haar het beste helpen, en als ze dat had geweten, wat verschrikkelijk en bla bla bla.

'Met die aangifte van '82 belde Dinie me in tranen op dat ze in de nesten zat. Dat was toen Yolanda in het park door die twee jongens was verkracht. Ik moest haar gaan troosten. Ze vond het zo schandalig. Adriaan zou die jongens met een bijl te lijf gaan. Het was dus een toneelstukje. Ik zie Dinie nog voor me, in haar dure kleren en die mooie laarzen en tas. Nu weet ik waar ze het geld vandaan haalde. Terugblikkend zien een heleboel dingen er zo anders uit. Maar ja, wat koop je daar nu voor?'

(Greetje van der Ven)

Ik werd woest. Ik dacht: verdomme, dat zo iemand van de hulpverlening niet ziet dat ze gigantisch zit te liegen. Een kind kon dat zien!

Aan haar gezicht dat vertrekt; ze gaat op een bepaalde manier met haar hand naar haar mond, ze kijkt heel dom naar de grond en geeft allerlei ontwijkende antwoorden. Ze begint het handenwringend over totaal andere dingen te hebben.

Toen Riet was uitgesproken zei m'n moeder dat ze een nicht had die ook vond dat ik problemen had, en dat ik met haar kon gaan praten; en ze zou met me gaan winkelen. 'Want je hebt ook leuke kleren nodig.'

Begon ze over kleren te praten en meer van dat soort flauwekul, waar het helemaal niet over ging. Toen begon ik Riet te wantrouwen; omdat ze niet inzag dat ze glashard zat te liegen. Daama heeft m'n moeder me mee naar huis genomen. Daar zat pa woedend te wachten, want die had ze al gebeld. Ik zei meteen dat ik hun namen niet had genoemd en ook niet zou noemen; dat het Ons Geheim was en Ons Geheim bleef. Maar ze hebben me geslagen met wat ze maar te pakken kregen tot m'n vader tegen m'n moeder zei dat ze moest ophouden, omdat ze een oplossing moesten vinden. Vervolgens hebben m'n vader en Adriaan mé los van elkaar een ander verhaal verteld dat ik moest ophangen, zodat de politie geen verband zou leggen met thuis. Die verhalen waren toen al een grote warboel, laat staan dat ik ze nu nog weet. Ik herinner me alleen een paar details. Het zou gebeurd moeten zijn in de bossen vlak bij Het Landgoed, door twee jongens die ik niet kende en die me hadden opgepikt bij de disco in Epe. Die zouden ook Peter en Herman heten, vandaar dat ik de namen van Adriaans vrienden maar had gebruikt. Het andere verhaal was dat ik door twee onbekende jongens uit de kazerne in 't Harde in een auto was verkracht. Ook een Peter en een Herman.

Over de tijd dat Yolanda verkracht was door twee jongens uit Epe verklaar ik dat ik haar heb gedwongen de aangifte in te trekken. Ik heb haar geslagen met de vlakke hand en het kan ook zijn dat ik haar heb geschopt met mijn klompen. Ik was bang dat alles naar buiten zou komen door de aangifte die zij had gedaan.

(Arie, proces verbaal 22.10/90)

Dus de volgende dag ging ik doodsbenauwd op de fiets terug naar het politiebureau. Ik kon niet kiezen, dus ik haspelde die verhalen door elkaar en ik viel door de mand. Ik moest bijvoorbeeld van m'n vader vertellen dat ik naar een wit huisje bij Het Landgoed was gebracht, dat ze daar hadden ingebroken en me binnen had verkracht. Dus namen ze me in de politieauto mee en vroegen ze me om het huisje aan te wijzen. Ik wees maar wat; een groot, wit huis en daar was natuurlijk niet ingebroken. Op de terugweg vroegen ze of ik dan nu maar het echte verhaal wilde vertellen en toen heb ik gezegd:

'Het eerste verhaal is waar. Maar daar komt bij dat m'n vader en m'n broer me thuis misbruiken.' Ze vonden dat ik te veel fantasie had. Ik zei:

'Het is niet mijn fantasie,' maar dat begrepen ze niet, en vanaf dat moment namen ze niets meer serieus. Ik moest naar huis om na te denken en terugkomen als ik wist hoe het echt zat. De jongens hadden ze opgepakt, maar die werden weer vrijgelaten. Peter had ontkend en Herman had volgens mij een halve bekentenis afgelegd, maar die waarschijnlijk weer ingetrokken.

Ahrend en De Vos wilden laten uitzoeken of ik echt zwanger was. Alsof de duivel ermee speelde moest dat bij Pligter. Er werkte daar een assistent, die zei:

ik kan zo wel zien dat je in verwachting bent,' maar Pligter nam me apart en zei:

'We zullen maar zeggen dat je niet in verwachting bent; dat kun je je ouders niet aandoen.'

En ik was zo naïef om dat te geloven. Achteraf snap ik ook wel dat hij bang was voor z'n eigen hachje. Tegen de politie heeft hij gezegd dat ik door een ontsteking last had van een gezwollen buikwand en daarom zo dik was. Dus toen was de politie er helemaal van overtuigd dat ik een fantast was en zeiden ze dat ik er maar van alles bij had verzonnen. In Pligters administratie staat een negatieve zwangerschapstest, maar ze hebben niets getest, niet eens bloed of urine afgenomen.

Ik zat er verschrikkelijk mee, dus op school heb ik m'n vrienden weer bij elkaar geroepen en ze verteld wat er was gebeurd; dat ik onder bedreiging m'n eerste aangifte had ingetrokken en een nep verhaal had opgehangen. Ze vonden dat ik naar de politie moest gaan en eerlijk alles moest opbiechten; dan zou ik tenminste voor mezelf het gevoel hebben dat ik de waarheid had verteld, of ze me nu wel of niet geloofden. Er is nog een poosje overheen gegaan voor ik dat durfde.

M'n ouders moeten in paniek zijn geraakt dat m'n zwangerschap zou bewijzen dat het thuis goed mis was, en toen hebben ze de geboorte opgewekt. M'n moeder hield me vast en m'n vader schopte en stompte op m'n buik in. Ze gooiden me opzij en riepen dat ik maar had moeten uitkijken wat ik zei; dat ik het goeie verhaal maar had moeten vertellen.

Ik ben naar m'n de slaapkamer gevlucht en toen ik daar zat kreeg ik buikpijn. Die zakte weer af. Daar kreeg ik te horen dat ik m'n mond maar had moeten houden; dat sloeg waarschijnlijk op die aangifte. Ik kreeg weer buikpijn en het zakte weer af. Toen ik begon te vloeien wisten m'n ouders dat ik aan het bevallen was. Het hele gezin was erbij. Ik denk niet dat iedereen geweten heeft wat er allemaal ging gebeuren, want ik hoorde iemand zeggen: 'Doe het nou maar, dan ben je overal vanaf.' Maar het ging helemaal niet. Toen zei m'n moeder tegen Adriaan dat hij van boven gereedschap moest halen om de baby toch te halen. Hij wilde dat niet en toen heeft m'n vader hem bij z'n keel gegrepen en net zo lang geknepen tot hij blauw zag; daarna ging hij wel naar boven en kwam hij even later terug met gereedschap: een tang die m'n vader bij zijn werk gebruikte en een elektrische boor. Toen ik dat zag ben ik in paniek van het bed afgekropen en heb ik me in een hoekje heel klein gemaakt, terwijl de baby er al uit wilde. Ik wist toen nog niet dat er twee zouden komen. M'n vader en Adriaan sleurden me weer op bed en bonden me vast. Toen het hoofdje zichtbaar werd heeft m'n moeder geprobeerd met de tang houvast te krijgen, maar dat lukte niet. Toen moest m'n broer een gat in het hoofdje boren. M'n moeder heeft met een tang geprobeerd te knippen tot ze haar vingers erin kon krijgen en daarna heeft ze het er in stukken uit getrokken en geknipt. Mijn vader drukte hard op m'n buik. Steeds als er iets kwam knipte zij het af. Op een gegeven moment kreeg ze wel houvast en heeft ze het kindje eruit getrokken.

Ze hield het omhoog en zei: 'Kijk maar.'

Ik zag dat het een jongetje was en dat er een stuk van z'n hoofdje af was. Ik weet nog dat iemand als troost een hand op m'n hoofd legde en iets fluisterde van: 'Walgelijk.'

Er ging een hele tijd voorbij en toen begonnen de weeën weer. M'n moeder zei:'Dat zal de nageboorte zijn.'

Maar dat was dus niet zo. Ze zei dat er voetjes aan kwamen, dus dat er nog een in aantocht was. Ik lag op persweeën te wachten, zodat ik kon meewerken, maar m'n moeder wachtte daar niet op, die begon aan de voetjes te trekken. Ik lag te gillen; m'n vader hield me vast en m'n broer stond erbij te kijken.

Dat tweede kindje was een meisje, maar ik kon niet zien of het bewoog. Daarna hebben m'n vader en moeder de lichaampjes om beurten in stukken geknipt en in een vuilniszak gedaan. Ik weet niet wat ze met de lijkjes hebben gedaan.

Ik heb ze later namen gegeven: Jamy en Melany. Dat vonden ze maar stom, maar het waren tenslotte mijn kinderen.

Toen alles achter de rug was zijn m'n ouders en Adriaan weggegaan. Ik werd naar de douche gebracht en afgespoeld. M'n zus is bij me gebleven om me te troosten. Ik zal nooit vergeten hoe ze huilde en heen en weer liep en uitriep: 'Dit kan niet, dit kan niet.'

Dat ijsberen leek wel de hele nacht te duren. Dit kan niet, dit kan niet, dit kan niet. De volgende ochtend is ze pas weggegaan. Van de periode daarna staat me nog bij dat ik haar zo anders vond. Hoe zeg je dat... niet kinderlijk meer. Ze ging zich meer kleden en gedragen als een volwassen vrouw.

CX/er de kleintjes mocht thuis niet meer worden gepraat: het was gebeurd en daarmee was het afgedaan. Ik heb altijd gedacht dat ik een koe was die moest kalveren. Als een geboorte van een kalf niet wil vlotten, trekken ze dat er ook maar in stukken uit. Ik denk er nog vaak over na hoe ik me toen voelde, wat ik dacht en wat ik deed... maar dat ben ik kwijt. Ik weet nog wel veel gebeurtenissen, maar die kan ik moeilijk op volgorde krijgen. In die tijd was ik overdag gewoon een zombie; ik sliep en at nauwelijks. Ik ging wel naar school, maar ik ging met iedereen ruzie maken. Ik denk dat ikniemand om me heen duldde die me aardig zou vinden, want ik was als de dood dat die wat zou overkomen.

Riet heeft me naar het politiebureau gebracht om het ware verhaal te vertellen. Ahrend en De Vos moesten opgebeld worden, want die zaten thuis. Ik heb ze verteld dat ik bij m'n eerste aangifte bleef, waarom ik die had verdraaid, dat ik nooit meer naar huis terug wilde, over wat er thuis gebeurde, dat ik werd misbruikt door m'n broer en m'n vader; maar tegen niemand heb ik iets over die babymoord gezegd. Ze vonden me door al die tegenstrijdige verklaringen toch al een fantast, laat staan dat ik hiermee voor de dag durfde te komen. En als ik het had gedurfd, zou ik er waarschijnlijk niet eens woorden voor hebben gevonden. Ik moest maar een poosje in m'n eentje in de verhoorkamer gaan zitten nadenken. Wat daarna gebeurde ontkennen ze in alle toonaarden, maar dit is mijn versie.

Na een tijdje kwamen Ahrend en De Vos. Ze waren heel boos. Ze vonden het schandelijk dat ik probeerde m'n ouders zwart te maken. Mijn vader mij verkrachten? Dat kon helemaal niet. Ze kenden hem, want hij verzorgde het plantsoen om het politiebureau. Valse aangifte doen was heel slecht; echte slachtoffers zouden door meisjes als ik des te minder worden geloofd.

De Vos zei: 'We zullen je eens laten voelen hoe het is om misbruikt te worden; dan zul je het in het vervolg wel laten.' Ik moest op een tafel gaan liggen en m'n broek uittrekken en De Vos heeft me verkracht; alleen met z'n broek omlaag. Verzet? Hoe kon ik in godsnaam iets tegen agenten doen? Ik durfde geen kik te geven. Ik heb alleen heel erg liggen janken, want ik stikte van de pijn. Het was een vieze bedoening, want ik bloedde nog na van de bevalling. De Vos heeft alles met wc papier schoongemaakt. Ik weet niet zo veel meer van die avond; alleen dat De Vos blauw ondergoed had. Ahrend stond toe te kijken. Toen De Vos klaar was moest ik Ahrend pijpen. Hij was klein geschapen. Meer kan ik me niet herinneren, behalve een smerige opmerking van De Vos. Hij vond dat ik meer aan sport moest doen, want voor een meisje van dertien had ik zo'n slappe buik. Maar dat kwam natuurlijk van de zwangerschap.

Daarna mocht ik m'n kleren aandoen, moest ik blijven zitten en zij gingen de kamer uit. Er waren nog meer agenten in dat bureau. Eén van hen heeft me nog een kop koffie gebracht. Hij zei: 'Hoe kun je je ouders dit nou aandoen? Het zijn zulke lieve mensen. Al die ellende hebben ze niet verdiend.'

Niemand vroeg zich af waarom ik het wel had verdiend. Alles wat me in de jaren daarvoor was overkomen was niet zo erg geweest als wat er met die twee kleintjes was gebeurd. Die agent zegt nu dat hij zich niet kan herinneren dat hij na die verkrachting in de verhoorkamer met een kopje koffie bij me is geweest. Maak dat de kat wijs: een 13 jarig meisje dat haar ouders die bij de politie bekend zijn van misbruik beschuldigt: dat is niet het doorsnee brommerongeluk. Ik weet het nog precies, maar hij kan zich niets herinneren.

Ik heb Riet niets over die verkrachting verteld. Ik stond stijf van angst en ze zou me toch niet geloofd hebben. Ik heb de politie wel gezegd dat ik iets wist van de overval in een supermarkt op 26 februari. Daar waren m'n broer en nog een paar vrienden bij betrokken. Ik dacht: dan nemen ze misschien de rest van m'n verhaal ook serieus. Ahrend heeft het opgetikt waar Riet bij zat. Wat ik ervan wist, wat ik gehoord had, hoe het gegaan was. De overval is wel terug te vinden in de politieadministratie, maar het proces verbaal over hoe die is opgelost is mysterieus verdwenen. Ik heb in die tijd nog een nacht bij Riet geslapen omdat ik weigerde naar m'n ouders terug te gaan. Ik weet nog dat we toen samen nasi hebben gegeten en dat we veel gepraat hebben, maar ik durfde niets over die moord los te laten. Ik zei alleen dat er thuis een heleboel was gebeurd. Ze kan zich nu niet meer herinneren dat ik zwanger was, maar ik zie me nog zo bij een van die gesprekken m'n trui strak trekken om het haar te laten zien.

We zijn weer samen naar het bureau gegaan, omdat ik doodsbang was voor die twee agenten. Blijkbaar heeft Riet dat niet aangevoeld; ze zal wel gedacht hebben dat ik bang was door alles wat er thuis was gebeurd. In overleg met de kinderbescherming is besloten om me naar een pleeggezin te brengen. Uit de politiemutaties het dagelijks rapport uit die tijd is een week of twee verdwenen. De avond van de verkrachting in de verhoorkamer is weg, dat ik details van die overval op de winkel heb gegeven is ook verdwenen. De verbalen van die tijd zijn een hele poos 'zoek' geweest, maar ze zijn net boven water gekomen. Tijdens het vooronderzoek waren ze niet te vinden, ik heb ze pas in m'n bezit sinds de zomervakantie van '93. Er is duidelijk mee geknoeid; het is een totaal kletsverhaal. Om te beginnen kloppen de data niet waarop ze beweren bij Pligter te zijn geweest voor die zogenaamde zwangerschapstest. Tussen hun datum en die in de administratie van Pligter zit al bijna twee weken. Er staat in dat ik van die aanranding zwanger was. Nee, ik heb gezegd dat ik al zes maanden zwanger was. Die aangiften hebben ze gauw in elkaar geflanst en niet toen, maar kort geleden. Als je die verbalen moet geloven zou alles in één weekeinde gebeurd moeten zijn; deed ik zaterdag 13 maart 1982 aangifte, trok ik die 14 maart in en werd ik meteen naar een pleeggezin gebracht. Dat is gewoon niet waar. In de administratie van dat gezin wordt zaterdag 13 maart al gemeld als opnamedatum. Bovendien, de eerste aangifte had ik minstens drie weken daarvoor al gedaan en de volgende weken is er vaak contact met die rechercheurs geweest. Gelukkig heeft Riet dat ook bevestigd. Maar in geen enkel politierapport is terug te vinden dat ze mij heeft opgehaald, noch dat ze later weer met mij op het bureau zat.

Ook door een ander is tijdens het onderzoek verklaard dat De Raaf een paar keer per week bij ons thuis in Vaassen is gekomen en wat hij met me deed. Daarnaast heeft deze persoon een verklaring afgelegd over wat ik destijds over de verkrachting in de verhoorkamer heb verteld, en dat De Vos en Leo Wolff later als klant aan huis kwamen. Wolff was een hoge die ik een paar maanden later leerde kennen. De verklaringen liggen bij de rijksrecherche, maar er wordt niets mee gedaan. M'n vriendin Koosje Doever kan een heleboel dingen bevestigen over wat er met mij is gebeurd; met haar is ook van alles gedaan door diezelfde Ahrend en De Vos. Zij heeft bij ons gewoond en die politiemannen als klant zien komen, maar zij is niet gehoord door de rijksrecherche.

Waarom niet? Omdat ze zwanger was. Enge ziekte hoor, zwangerschap. En nog vindt de officier van justitie geen reden om tot vervolging over te gaan.

Het maatschappelijk werk moet hebben geweten dat er tussen mij en de politie iets was voorgevallen of dat er mensen bij de politie van Epe niet deugden. Dat ben ik pas jaren later gaan beredeneren, want in '82 stond ik stijf van angst en als meisje van 13 redeneer je niet zo veel. Wanneer je als maatschappelijk werkster weet dat een meisje thuis wordt misbruikt, dan is toch het eerste wat je zegt: 'Kom op meid, we gaan naar de politie, gaan we erover praten om te kijken wat er aan gedaan kan worden.'

Tenzij je natuurlijk iets weet waardoor je maar beter niet naar de politie kunt gaan. Ik weet niet meer exact wat ik Riet tijdens de aangifte over de situatie in ons gezin heb verteld, maar wat me nog wel duidelijk voor de geest staat is het gesprek bij ons thuis met mevrouw Zijlmans van de kinderbescherming, Riet, m'n ouders en mij, toen ik al in het pleeggezin zat. Ik hoor m'n vader nog toegeven dat ze me misbruikten. Over m'n moeder had ik niets durven zeggen want ik was doodsbang voor haar. Adriaan kwam iets later. Hij liep meteen door naar de keuken, pakte een groot mes en wilde mij te lijf gaan. Zijlmans heeft m'n broer samen met m'n vader tegengehouden en ik ben gauw met Riet naar de auto gelopen. Zij vond toen kennelijk ook: niet meer naar huis, maar ze wist nog steeds niet wat er nou echt was gebeurd. Ze hebben waarschijnlijk gedacht dat Adriaan zo boos was omdat ik zijn 'onschuldige' vrienden erbij had gelapt.

Als ik terugdenk aan vroeger vind ik die gebeurtenissen met de politie een van de ergste dingen die me zijn overkomen. Niet omdat die verkrachting op zich zo'n ramp was ik was tenslotte niet anders gewend en ook niet het feit dat er een paar later als klant bij ons over de vloer kwamen, maar omdat ik in februari 1982 voor het eerst om hulp durfde te vragen. Dat de ellende nog ruim acht jaar doorging is dus te wijten aan die toestand met de politie, want sinds die tijd vertrouwde ik helemaal niemand meer. In plaats van dat er een eind aan die rotsituatie thuis kwam, kregen m'n ouders eigenlijk een soort zegen om hun gang te gaan. Zelfs als juridisch nooit bewezen kan worden dat die twee me hebben verkracht, moet het toch minstens duidelijk zijn dat zij toen hun werk niet hebben gedaan. En maar verontwaardigd doen in de pers omdat de burgemeester van Epe weigert te zeggen dat ze onschuldig zijn.

De politiemannen die ervan uitgaan dat Yolanda van B. henuit rancune heeft beschuldigd omdat zij tijdens het onderzoek in 1982 haar zaak niet naar haar zin zouden hebben behandeld, zijn vooral hevig teleurgesteld in de opstellingvan de burgemeester. 'Hij heeft niet gezegd; sorry jongens, ik vind dat jullie onschuldig zijn. En dat hij tenslotte ook geen excuus aan ons heeft gemaakt: daar heb ik geen woorden voor. Dat is beneden alle proporties. Onrecht, daar kan ik slecht tegen. Daarom ben ik destijds ook bij de politie gegaan ', aldus hoofdagent (...)

(Algemeen Dagblad, 9.10/93)

Seksuoloog Hans Jossen dacht ook dat ik de politie uit rancune heb aangeklaagd. Van de zomer zat hij een keer tijdens het onderzoek tegen de agenten bij een verhoor van de rijksrecherche. Toen de rechercheurs weg waren liet Jossen doorschemeren dat ik die aangifte misschien had gedaan uit rancune tegen Ahrend en De Vos, omdat die m'n aangifte van '82 niet serieus hadden genomen. Hij zei: 'Ik heb eens een meisje meegemaakt dat soortgelijke dingen heeft verteld en later bleek het voor een groot deel verzonnen, omdat een paar politiemensen om haar heen er beter van wilden worden...' Ik zei: 'Je hoeft je verhaal niet af te maken. Jij bedoelt dat ik dit verzonnen zou hebben om bijvoorbeeld Bumper of Marcel mijn latere vertrouwenspersonen bij de politie een betere baan te bezorgen. Als ik het uit rancune deed, waarom heb ik dan meer politieagenten aangegeven dan alleen de twee die bij de aangifte betrokken waren?' Die anderen zou ik dan niet eens moeten kennen. Jossen zat me met zo'n rooie kop aan te kijken en voor de rest heeft hij niets meer gezegd.

Ik kan me best voorstellen dat veel mensen zeggen: 'Ja, maar dit kan niet,' maar dan moeten ze me dat recht in m'n gezicht zeggen en niet met zo'n achterbaks kletsverhaal. Ze mogen me vragen: 'Heb je dit verzonnen of niet?' Dat is eerlijk. Maar niet van: 'Ik heb es een meisje gekend, dat... enzovoort.'

Met zo'n man wil ik niets, dus dat heb ik hem ook gezegd. Ik wil met iedereen kijken of ik met hem in zee kan. Ze kunnen van mij eerlijkheid verwachten, maar dan eis ik die ook van hen. Laat ze maar beginnen met aannemen dat ik niets zit te verzinnen. Bumper, de rechercheur die mijn laatste aangiften heeft opgenomen en die me vanaf het eerste contact serieus nam, heeft ook wel eens gevraagd:

'Heb je dat allemaal echt meegemaakt? Hoe kan het dan dat je er nu nog bent?' Dat is voor mezelf ook hartstikke onduidelijk en dat zeg ik hem dan ook. En als hij zei: 'Dit kan niet,' gaf hij me wel de gelegenheid om uit te leggen waarom het wel kan. Kan niet bestaat niet; in ieder geval niet bij mij.

Ik voel me zo machteloos. Ik heb die agenten via het rechercheteam aangeboden om m'n beschuldigingen in het openbaar, op het politiebureau, tegenover het hele corps te herhalen. Ze zijn er niet op ingegaan, maar mijn aanbod geldt nog steeds.

Ik heb negen weken in het pleeggezin van Martha gewoond tot m'n vader op een dag voor het hek met een mes stond te zwaaien en schreeuwde dat hij me dood zou steken.

Het waren erg lieve mensen met een dochter, drie pleegdochters en twee pleegzoons. Martha is een engel van een mens. Het was gewoon een fijn huis; ik heb me daar zo lekker gevoeld. Er was altijd iemand thuis, ze lieten me nooit alleen en er gebeurden geen rare dingen. Het huis stond tussen de bomen en buiten liep een grote bouvier. Ik ben er veertien geworden. M'n tante Corrie en oom Jaap uit Ernst hebben me er na die aangifte dikwijls opgezocht. Ik heb ze in grote lijnen verteld wat er thuis gebeurde en waar die aangifte over ging. Van m'n vader hoorden ze dat ik het allemaal fantaseerde, maar tante Corrie zei: 'Zoiets verzint een kind niet.'

Dus zij hebben er altijd van geweten. Na de aangifte van '90 ben ik nog één keer naar Ernst gegaan. Toen was m'n tante niet thuis, maar oom Jaap werkte buiten in de tuin. Hij zei: 'Joh, ik heb indertijd geprobeerd je te helpen en dat is op een familieruzie uitgelopen. Daar begin ik niet meer aan.' Daarna heb ik nooit meer iets van ze gehoord. Mensen om wie ik gaf hebben stuk voor stuk afgehaakt. Ik heb het pleeggezin nooit verteld over wat er thuis en op het politiebureau was gebeurd, want voordat ik me er zo op m'n gemak kon voelen dat ik dat durfde, was ik alweer weg. Ik voelde me wel veilig bij Martha, maar toen m'n vader aan het hek stond, voelde zij zich niet veilig meer. Hij kende mensen bij de politie; die hadden natuurlijk doorgegeven wat ik over hem had gezegd en daarom was hij zo kwaad. M'n broer reed in een auto rondjes om het huis en we kregen bedreigende telefoontjes. Martha durfde het niet meer aan: ze was verantwoordelijk voor de andere kinderen. In overleg met Riet ben ik er weggegaan. Begon ik me voor het eerst ergens thuis te voelen, werd het me afgepakt. Martha en een pleegdochter hebben me weggebracht naar een tehuis voor probleemkinderen in Brummen. Het leek wel een kasteel. Martha zei: 'Kijk eens wat sjiek, daar kom je nou te wonen.' Ik vond het verschrikkelijk. Ik dacht: je dumpt me toch, dus ik hoef ook niet aardig tegen je te doen; iets goed doen hoefde niet meer. Ik wilde tegen niemand meer aardig zijn; waarom zou ik. Maar achteraf verwijt ik Martha niets hoor; ik snap het wel. Het was een tehuis met vier groepen kinderen. We kwamen binnen in een grote hal met bankjes en een enorme trap. Ik maakte kennis met de leiding, kreeg het kamertje te zien waar ik zou slapen en werd voorgesteld aan een groep van mijn leeftijd. Er waren vier of vijf meisjes en een stuk of acht jongens van tien tot zestien. Ik kon het meteen goed met Ria vinden, een dikke meid die nu nog steeds een vriendin van me is. We deden alles samen. Ik vertelde weinig over thuis. Ik zei maar wat; dat ik in een pleeggezin had gezeten omdat ik van m'n ouders niet genoeg te eten kreeg. De leiding zal misschien meer hebben geweten, maar niemand heeft me gevraagd wat er was gebeurd, hoe ik het vond, hoe ik me voelde; nooit.

Het was erg mooi weer. 's Nachts gingen we stiekem naar buiten. Dan wachtten we elkaar tussen de struiken op en gingen we naar het zwembad om te zwemmen. Kwamen we terug, ging het alarm af. Voor straf moesten we op onze kamer blijven. Maar dan kroop ik toch weer uit het raam. Overdag gingen we vaak naar Zutphen; dat was best geinig. Deden we een wijde broek aan, gingen we naar een winkel, trokken er een nieuwe onder aan en liepen zo de winkel weer uit. Of we pikten schoenen: stopten we de oude in de doos en liepen we op de nieuwe weg. Of we jatten kauwgomballen automa ten; gewoon door ze van de muur af te breken. We zijn één keer opgepakt toen we kleren uit de kleedkamer van het zwembad pikten; dat was ook weer lachen. Ik vond het prachtig, vooral omdat we het samen deden. Waarom zou ik fatsoenlijk zijn? Dat hoefde toch niet? Ik speelde een stoere rol; tegenover elkaar durfden we alles. Als jij het doet, doe ik het ook.

Ik sloot ook vriendschap met een jongen, Marcel. Hij kwam bij me zitten en sloeg een arm om me heen. Dat had nog nooit iemand gedaan. Hij pikte van alles om mij er leuker uit te laten zien: sieraden, kleren, schoenen. Ik vond dat heel leuk; niet het stelen, maar dat gebaar. Tegen Marcel vertelde ik wel dat ik thuis was misbruikt en dat ik een kind had gehad; niet dat het een tweeling was.

Hij zei: 'Had ik je maar eerder gekend, dan hadden we het samen opgevoed.'

Op dat moment was hij voor mij gewoon de kanjer. Ik was zo verliefd, ik had erin kunnen verdrinken. We maakten plannen om samen te gaan wonen.

Maar Marcel moest naar een tuchtschool in Apeldoorn en weer verdween er iemand aan wie ik me had gehecht. Het was de druppel die de emmer deed overlopen. Ik kreeg genoeg van het kindertehuis; van optrekken met een hele groep en me aan iemand hechten en 'm weer kwijtraken. Je zou zeggen dat die tijd de hemel op aarde was omdat ik van de ellende thuis was verlost en kon doen en laten wat ik wilde. Maar dat was het 'm juist; dat was ik niet gewend. Ik voelde me net een kanarie die z'n hele leven in een kooitje heeft gezeten en opeens is vrijgelaten. Die vliegt met z'n kop tegen elke boom en wil ook het liefst weer terug naar zijn kooi. Het klinkt volslagen idioot, maar ik wilde dus terug naar huis. Op de een of andere manier miste ik thuis. Voor mij was gemeenschap hebben met iemand een teken dat ik geaccepteerd werd, dat ik erbij hoorde. Als ik me door mannen liet gebruiken vonden ze me goed; dan was ik één van hen, dan deden m'n ouders aardig tegen me, dan was er niets aan de hand. Ik was niet anders gewend. Zoals andere ouders 'Kom gezellig een kopje thee drinken' zeggen als hun kinderen uit school komen, was het bij mij: 'Kom gezellig neuken.'

Die seks op zich heb ik nooit fijn gevonden; ik wist domweg niet wat seks voor je plezier was. Het was meer om het familiegevoel, het geaccepteerd zijn. Dus ik heb bijna alle jongens in dat kindertehuis gehad. Als ik uit het raam klom kon ik via de dakgoot en over het dak naar de jongensafdeling aan de andere kant.

Incestslachtoffers zijn als het ware in hun omstandigheden gedrenkt; hoe erg hun leven ook is: het is vertrouwd. Ze weten niet anders dan: in relaties gaat het nu eenmaal zo, zo zit ik in elkaar, zo zitten mensen in elkaar, ik zal nu eenmaal altijd het slachtoffer zijn. Hun wereldbeeld is domweg zo; alles wat erbuiten valt gewone seksuele relaties bijvoorbeeld is bedreigend. Ze komen bijna automatisch terecht in situaties die hun vertrouwd zijn.

(prof. Van der Hart)

In dat kindertehuis was het het dus voor het eerst dat ik 'gewoon' vree. Hoewel, gewoon, gewoon... ik wist niet wat dat was. Ik vond dat Marcel weinig wist. In mijn ogen was recht op en neer geen seks; voor mij was SM gewoon, dus lag ik iedere keer te wachten tot hij me zou vastbinden. Niet omdat ik dat lekker vond, maar omdat ik niet beter wist. Vond hij een beetje vreemd. In Epe zou ik dichter bij Marcel in Apeldoorn zitten, dus ik wilde weer naar huis en dat mocht. Ria en ik waren een paar keer weggelopen; gewoon, omdat we spanning zochten. De ene keer gingen we zwartrijden met de trein naar Ria's huis in Wageningen en onderweg plunderden we winkels. De andere keer ging het naar Epe. Daar belandden we bij Maarten van der Woude, een collega van m'n vader die ook als klant bij ons over de vloer kwam. Daar heeft m'n vader ons toen opgehaald.

Ze waren overvriendelijk. Allebei, m'n vader en moeder. M'n vader heeft me mee naar boven genomen en we hebben toen heel lang met elkaar gepraat. Ik zal dat gesprek nooit vergeten: het was de eerste en enige keer dat ik iets van genegenheid van hem voelde, maar ik weet niet of hij echt iets om mij geeft. Ik heb 'm kort geleden een brief in de gevangenis geschreven:

De man die deze brief voorleest is mijn vertrouwenspersoon. Hij weet bijna alles uit mijn verleden en hoe ik er tegenover sta en met al die klote ervaringen omga. Toen ik wist dat hij naar je toeging heb ik geprobeerd iets op papier te zetten van wat mij bezighoudt.

Je moet een tijdje terug in de tijd. Naar de dag dat ik weggelopen ben uit dat kindertehuis en jij samen met Maarten van der Woude mij kwam halen. Thuis heb ik met je kunnen praten, voor het eerst van mijn leven. Alleen en serieus met je praten. Op de slaapkamer boven. Je hebt me toen beloofd dat ik niet naar het kindertehuis terug hoefde als ik niet wilde.

Maar ik was bang, echt bang, en moe van steeds zwanger te zijn. En steeds weer tegen mijn zin met iedereen het bed in duiken.

Jij weet als geen ander dat je mij beloofd hebt dat dat niet meer hoefde. Je hebt mij beloofd dat je het zou stoppen, op welke manier dan ook.

Nu is die kans er, oók al is dat wat jij, maar vooral mamma en alle anderen mij hebben aangedaan, niet meer te vergeten. Maar wie weet, misschien in de toekomst? Als jij nu alles eerlijk bekent, dat ik dan jou kan vergeven. Denk terug aan de vorige rechtszitting, toen mijn advokaat uit mijn dagboek voorlas:'Houden ze wel van mij?'

Wat beteken ik eigenlijk voor je? Heb ik wel wat voor je betekend?

Wees eerlijk tegenover jezelf en mij en help mijn kinderen die ik nu heb een moeder te krijgen die kan zeggen: 'Jullie opa heeft een eind gemaakt aan al het walgelijke van mijn leven.'

Denk nu eens aan jezelf en aan mij en wees niet bang voor mamma of voor anderen. Zelfs jij kunt hulp krijgen!

Yolanda

Maar hij heeft nauwelijks op die brief gereageerd.

Tijdens dat gesprek op de slaapkamer zei ik dus tegen m'n vader

dat ik uit dat kindertehuis weg wilde.

'Wat wil je dan?' vroeg hij.

Ik zei: 'Ik weet het niet. Hier moet ik het nest in, daar moet ik het nest in. Hier word ik de hele tijd zwanger en wordt het me altijd afgepakt.'

Toen beloofde hij met de hand op het hart dat het nooit meer zou gebeuren als ik uit eigen beweging weer naar huis zou komen. Ik geloofde hem en ik denk nog steeds dat hij meende wat hij zei; hij is alleen een slappeling. Tien dagen later was ik definitief terug in Epe en vol goeie moed. Ik zat dicht bij m'n vriendje in het tuchthuis; de ellende zou stoppen; niemand hield me tegen. Ik had nog geen twee maanden in Brummen gezeten.

Ik heb de kinderbescherming niet meer gezien, maar m'n vader en moeder wel. Die hebben in Apeldoorn een gesprek met ze gehad toen ik alweer thuis zat, maar mij is niets gevraagd. Wat ik de kinderbescherming nu kwalijk neem is, dat het goed werd gevonden dat ik weer naar huis ging en dat er daarna nooit meer iemand is komen kijken of het wel goed met me ging. Anja, een groepsleidster in het kindertehuis, had me op m'n kamer geholpen met inpakken. Zij vroeg waarom ik weg wilde. Ik heb gezegd dat ik weg wilde om Marcel en dat m'n ouders hadden beloofd dat ze niets meer met me zouden doen. Ik zei er wel bij dat ik erg bang was. Nou, zij zou er wel voor zorgen dat de kinderbescherming langs zou komen, maar ik heb nooit iemand gezien.

M'n moeder deed reuze aardig, maar toen ik terug was duurde dat precies één dag. De volgende dag was alles weer bij het oude: niets was goed, ze was zoals ik haar altijd had gekend en ze begon als vanouds weer met seksspelletjes; zonder mijn vader erbij. Op een keer is 's avonds laat de bom gebarsten toen hij moest overwerken. Normaal stond z'n prak altijd klaar als hij thuiskwam, zodat hij meteen kon aanvallen. Toen zei m'n moeder:

'Ik had er geen tijd voor, want ik ben met Yolanda bezig geweest.' M'n vader werd heel boos en zei dat hij mij had beloofd dat het niet meer zou gebeuren. M'n moeder zei dat zij dat wel zou uitmaken en dreigde dat ze bij hem zou weglopen als hij niet zou meewerken. Daar schrok hij van, want scheiden deed je niet; dan zou m'n vader de eerste in zijn hele familie zijn die zou gaan scheiden en dat durfde hij niet aan. Later heb ik gedacht dat hij misschien bang was dat hij de kinderen niet toegewezen zou krijgen en dat hij dan helemaal alleen zou zijn.

Ik wist dat hij boos was, want dan gaat hij zwijgen; hij heeft een paar dagen geen mond open gedaan. Veel maakte dat niet uit, want het weekeinde daarop deed hij gewoon weer mee. Wat er over was van mijn wereld stortte in: wie zou me nu nog geloven? Ik was toch uit eigen beweging naar huis teruggegaan?

Toen ik net in Epe terug was had ik het gevoel: hier red ik het nooit. Adriaan zei een half jaar geen boe of bah tegen me; hij liep gewoon langs me heen; nog steeds kwaad natuurlijk omdat ik z'n vrienden had aangegeven. Herman en Peter liepen vrij rond. Als ik ze op straat tegenkwam kreeg ik zo'n vuile grijns van ze: Het is je mooi niet gelukt. De directeur van de landbouwschool dacht dat ik valse aangifte had gedaan, daar hoefde ik dus niet meer terug te komen. Ik moest naar de huishoudschool in Apeldoorn. Het was moeilijk om op straat te komen, want iedereen zag mij als die meid die valse aangifte had gedaan, dus daar werd ik op aangekeken. Alles waar ik van hield viel weg. De vrienden van de landbouwschool lieten me zitten; op straat draaiden ze hun hoofd om. Dat snap ik wel; als mij was verteld dat een vriendin valse aangifte had gedaan zou ik ook m'n hoofd omdraaien. Zelfs m'n beste vriendin raakte ik kwijt. Ik ben twee keer naar haar huis gegaan, maar ze sloeg de deur voor m'n neus dicht.

Ik voelde me belabberd. Later ging het wat beter. Ik dacht: wat ik heb verteld is de waarheid en de schuldigen weten dat ook. Ik ben niet fout en achterbaks, dus ik mag gaan en staan waar ik wil, hoe ze me ook aankijken. Ik heb dus de halve bevolking van Epe genegeerd. Dat was best moeilijk, maar alles was makkelijker dan thuis zijn. Het maakte me ook geen ruk uit dat ik door iedereen als de hoer van Epe werd gezien. Dat was ik toch?

De ellende met de politie was nog niet voorbij. In de loop van '82, toen ik terug was uit dat kindertehuis, zijn Leo Wolff, Cor de Vos en een onbekende politieman klant van m'n moeder geworden. Ahrend was er niet bij. Als ze me een foto van het politiecorps lieten zien zou ik die onbekende er zo uit kunnen pikken. Dat heb ik tegen de officier van justitie gezegd, maar die zei: 'Zo werken we niet.'

Ik zat er wel van te kijken dat ze langskwamen. Ze zeiden namelijk dat ze hun excuses kwamen aanbieden voor 'hetgeen er in de verhoorkamer was voorgevallen'. Ze wilden eerst met m'n ouders praten en later met mij. Dus ik werd naar boven gestuurd en zij hebben een hele poos met m'n ouders gesproken, maar wat er is gezegd weet ik niet.

Toen ze de trap op kwamen dacht ik: nu willen ze mij spreken, maar ze kwamen niet om te praten. M'n moeder zei dat ze in het vervolg als klant bij me zouden komen, dus ik moest me uitkleden. Zij bleef toekijken en helpen. Wat me van die eerste avond nog bij staat is dat ze vreselijk met de tepelklemmen zaten te hannesen. Tepelklemmen zijn een soort wasknijpers en die oenen wisten niet hoe ze werkten, dus m'n moeder moest het ze voordoen. Ze liet ze ook zien hoe ze het beste met de zweep konden omgaan. Vervolgens deed ze voor hoe ze me konden vastbinden en daarna hebben ze het met me gedaan. Ik kan me niet meer herinneren hoe ik heb gereageerd, maar ik vroeg me in die tijd wel af of ze dat bij hun eigen kinderen ook deden.

Ze zijn ongeveer een jaar lang minstens een keer in de week gekomen. Soms met zijn tweeën, dan weer alleen; maar nooit in uniform zoals De Raaf. Vaak 's avonds, maar ook overdag; dan werd ik van school thuisgehouden. Op een gegeven moment namen ze een onbekende agent mee, want wie iemand meenam mocht een keer voor niks. Dat was een bedenksel van m'n moeder en het gold voor alle klanten: twee halen, één betalen.

Die man wilde altijd dat ik een blinddoek voor had voor hij binnenkwam, zodat ik hem later niet zou herkennen, maar ik heb hem een keer vanuit m'n raam gezien, omdat ik wist dat De Vos die avond met een onbekende zou komen.

In eerste instantie wilden die politieagenten niet betalen want ze zeiden dat ze de winkel zo konden sluiten als ze dat wilden. Later hebben m'n moeder en vader met dokter Pligter overlegd en gezegd: 'Ho eens even, wat zij doen kan helemaêl niet. Zij de zaak stopzetten, terwijl ze zelf meedoen?'

Ze zeiden tegen hen: 'Je betaalt maar, anders verlinken we jullie.' Nadat m'n verloofde Wouter in 1983 bij ons was ingetrokken heb ik ze niet meer gezien. Toen had ik een vriend, dus ik denk dat ze het te link begonnen te vinden, of ze waren gewoon op me uitgekeken. Bij m'n laatste aangiften had ik het niet meer, want toen zat Wolff

er ook; die was toen iets hoogs.

* * *

Tijdens een van de SM feestjes bij ons thuis werd Harrie van der Grunten beroerd. Ik herinner me dat er ruzie was, dat ik woedend werd, maar hoe of wat moet je me niet vragen. Volgens anderen heb ik hem geslagen. Hij was naakt, werd rood en zakte opeens in elkaar. Dokter Pligter was er ook bij en die zei dat hij maar beter kon stoppen. Hij is met Hans van Dralen naar huis gegaan en Pligter ging mee. Van Dralen is een gepensioneerde hoge ome van een fabriek. Hij was een van de vaste SM klanten die wij wel 'de colbertmannetjes' noemden en woont ook in een van die rijke villa's bij Het Landgoed. In zijn tuinhuisje zijn tot het eind toe SM feestjes gegeven waarvan ik het middelpunt was. Zijn vrouw deed er nooit aan mee.

Later hoorde ik van mijn ouders dat Van der Grunten twee dagen daarna op de sofa bij Van Dralen is overleden.

Ondertussen werden de seksspelletjes aan de Kingweg steeds gemener en viezer. M'n moeder ontpopte zich als een echte dictator. Zij hield ervan om in leren kleding met stalen noppen rond te lopen en de scepter te zwaaien in de vorm van een zweep. Ze droeg een leren masker met ooggaten over haar hoofd, behalve als ze net naar de kapper was geweest voor een permanentje. Over haar naakte bovenlijf droeg ze een leren overgooier met splitten aan de zijkant die met veters dichtgeregen moesten worden. Dat was een raar gezicht, want ze was heel dik en ze trok die veters zo strak aan dat al het vet naar buiten puilde en het net leek alsof ze twee verticale rijen borsten had; net een zeug. M'n vader en Adriaan waren meestal bloot. Als ik iets aan had was het lingerie of alleen een leren blinddoek. M'n moeder liep even vaak gekleed rond als naakt, maar ze speelde altijd de baas. Gewoonlijk was het 'jij' en 'jou' en 'pa' en 'moe', maar in het spel was het 'meneer' en m'n moeder was 'meesteres'. Zoals een kleuterleidster op school zegt: 'Jij gaat dat puzzeltje afmaken en jij gaat aan dat tafeltje zitten kleuren,' liep m'n moeder rond te commanderen van:

'Jij gaat slaan met de zweep en jij gaat daar staan met de tepelklemmen en jij gaat daar zonder kleren staan. Lik jij haar; jij pijpt hem.' M'n vader deed de dingen die m'n moeder hem opdroeg. Hij hoefde geen onderdanige rol te spelen zoals ik, maar was meer een soort knecht, net als op Het Landgoed.

Ze gingen steeds meer attributen gebruiken waarmee ze me pijn konden doen. Met snoeitangen knipten ze stukjes uit m'n huid. Ze staken niet alleen schroevedraaiers, glas en kaarsen naar binnen, maar dat deden ze ook met stoelpoten, pollepels, kachelpoken, komkommers, bananen, weet ik niet wat; van achteren, van voren. Zelf kan ik het me niet herinneren, maar m'n vader schijnt de politie te hebben verteld dat hij een keer een leverworst had gebruikt die afbrak, en die hij er niet meer uit kon krijgen. En dat hij toen met z'n hand in m'n lichaam moest om 'm er weer uit te halen. Het veranderde steeds, of liever gezegd: er kwam steeds meer bij. Toen m'n ex man Wouter bij ons aan de Kingweg kwam wonen, was ontlasting van de grond eten echt favoriet. We gingen naar boven. 'We', dat konden bijvoorbeeld zijn: m'n vader, moeder en broer, m'n ex Wouter, Bert Akkerman een nieuwe vaste klant en Hannes en Truus Doever, die vlakbij woonden. Hannes was dan bezig met m'n moeder en de rest met mij. Het klinkt cru, maar elk gat werd gebruikt. Het kwam vaak voor dat m'n vader en Adriaan het tegelijk van voren en achteren met me deden en ik een derde moest pijpen.

Het was een vast ritueel: als Hannes en m'n moeder klaar waren, ging m'n vader van bed af en deed hij zijn behoefte in de hoek van de kamer. Dan werd ik van bed gesleurd en onder luid gejuich en gelach gedwongen om dat op te eten en z'n achterwerk schoon te likken. Deed ik dat niet dan vonden ze dat helemaal prachtig, want dan kon het hele spel weer van voren af aan beginnen. Dan gingen ze weer aan de gang met de attributen die erbij hoorden en die er niet bij hoorden. De zwepen, de vibrators, de plak en de tepelklemmen waren vaste attributen. Van zolder werd gereedschap gehaald, zoals een tang waarmee ze in m'n huid knipten; of ze sloegen me met kettinkjes, of met zo'n dun gordijnsnoer hoe heet zo'n ijzeren veer met plastic erom, waar gordijnen aan opgehangen worden of die sloegen ze om m'n nek tot ik blauw zag terwijl ze het met me deden. Het maakte niet uit wat ze met me deden, zolang het maar niet bij hen zelf werd gedaan. Net zolang tot ik die ontlasting wel opat. Overgeven vonden ze prachtig. Dan konden ze me namelijk dwingen om dat weer op te eten.

Ik weet niet beter of er is elke dag een groep klanten geweest die zoiets wilde. Het kon 's ochtends of 's middags zijn en ik werd er ook vaak voor thuis gehouden van school. Het kon 's avonds zijn, midden in de nacht, in het weekeinde. Er werd nooit aangekondigd: om die tijd komt er een groep. Nee, als er een groep was, dan was er een groep. Of het gebeurde domweg omdat m'n moeder er zin in had.

Ik denk dat ongeveer één op de tien klanten een vrouw was, maar zij kwamen alleen voor de sadistische spelletjes. Volgens mij vonden ze het prettig dat er een vrouw was die onderdanig moest zijn, waarmee ze konden doen wat ze wilden. Vrouwen zijn smeriger dan mannen. Vrouwelijke klanten waren niet alleen lichamelijk smerig, maar ook in hun ideeën. Als er ontlasting in de kamer lag vonden vooral zij het schitterend om me te dwingen dat op te eten, om me ermee in te smeren, over me heen te plassen, me te dwingen hun achterste te likken... nou ja, noem het maar op, je kunt het niet verzinnen of het gebeurde. En niet alleen bij ons thuis, maar ook in het zomerhuisje van Van Dralen en in het huis van Greetje van der Ven als ze met vakantie was.

Arme Greetje; die heeft er nooit een flauwe notie van gehad. Als zij een poosje wegging pasten m'n ouders op haar huis in het bos en dan gingen de feestjes daar gewoon door. Greetje is een natuurge nezeres en m'n moeder vond haar behandeltafel zo mooi. Daarop hebben ze me ook een keer geaborteerd, met haar kachelpook.

M'n moeder bracht me zo eens in de week ook naar een Turkenhotel buiten Epe, even over de brug. Daar had ik soms drie klanten, maar vaak ook dertig achter elkaar; ze zullen wel groepskorting hebben gekregen. M'n moeder bleef buiten in de auto zitten wachten met Ab Dompink, of iemand anders die een auto beschikbaar had. Ik moest eerst naakt voor ze dansen en dan gingen ze mee dansen; dat was eigenlijk best komisch. Ze deden het om beurten met me op een tapijt in het midden van een grote kamer en de rest zat op stoelen er omheen met hun kraaltjes te schuiven en in hun handen te klappen. Meestal waren het gewone nummertjes, maar soms werd er ook geslagen.

Ik kreeg wel iedere keer een schoon kleed van ze; dat viel me op.

* * *

Ik had geen hoekje voor mezelf in m'n leven. Boeken lezen? Een avondje tv kijken? Naar de bioscoop? Vrije dagen? Uitstapjes? Vakantie? Het idee. Ja, met de bus naar Apeldoorn en terug, met Arie Willems, een heel aardige buschauffeur. Dat was iets waar ik naar uitkeek. Ik kon zo met hem lachen want hij zat altijd geintjes te maken. Dat soort kleinigheden vond ik schitterend; dan kon ik de dag weer door. Het was een feest om naar huis te gaan... om richting huis te gaan bedoel ik. Arie wilde een dagje met me in Amsterdam gaan stappen; daar was ik nog nooit geweest. Ik durfde niet, want misschien zouden we 's nachts niet thuiskomen. Achteraf, achteraf... ja achteraf... maar toen was ik doorlopend bang, al was dat niet aan me te zien. Ik gaf Arie gauw een bijnaam: Guppie, want dat hij net zo heette als m'n vader beviel me niet. Ik kon op iedereen die aardig tegen me was verliefd worden.

Ik had wel een plekje voor mezelf, maar dat zat in m'n hoofd; m'n gedachten konden ze me niet afpakken. Op mijn geheime plekje speelde ik met Tarzan; in gedachten praatte ik met hem. Of ik fantaseerde dat hij weer bij me terug zou komen, of ik bij hem; dat hij niet echt dood was, dat hij er weer zou zijn en dat ik hem dan alles kon vertellen. Dat is tot in Elburg zo gebleven. Toen nam ik zelf twee andere honden, Patty en Cindy, en ging ik daar tegenaan kletsen. Van mensen had je nooit het gevoel dat het echt je vrienden waren; bij dieren wel.

Ik ben zo vaak weggelopen. In Apeldoorn ben ik een keer uit de huishoudschool naar het JAC gegaan. Ik was toen veertien. Daar heb ik een jongen verteld dat ik thuis altijd ruzie had en door m'n vader en m'n broer werd misbruikt. Die jongen heeft me achter op de fiets naar een onderduikadres gebracht. Ik kon er slapen in de kamer van een zoon die in dienst zat. De volgende ochtend klopte ik op de slaapkamerdeur van de ouders om te vragen waar ik een handdoek kon vinden. Ik hoorde niets, dus ik deed de deur op een kier. Daar lagen pa, ma en een dochter op een matras op de grond. Ik ben zo geschrokken dat ik 'm meteen ben gesmeerd. Het kan best zijn dat het allemaal onschuldig was, maar toen dacht ik dat de hele wereld in het complot zat. De dokter deed mee, het maatschappelijk werk en de kinderbescherming geloofden me niet, de politie deed mee, het JAC bracht me naar mensen die hetzelfde leken te doen als m'n ouders: ik kon gewoon nergens heen. Ik was niet naar het JAC gegaan voor hulp; als er maar eentje zou zijn die zou zeggen: 'Ik geloof je.' Dat heb ik vroeger nooit gehad. Ik weet nog dat dat gevoel heel sterk was, bij vriendinnen op school, bij leraressen: al is er maar één die zegt: ik geloof je,' dan zou dat voor mij al genoeg zijn.

Ik liep weg naar leraressen thuis, maar als ik dan bij iemand zat werd ik weer naar huis gebracht, want ze dachten dat ik gewoon maar een moeilijk meisje was. Of ik bleef op school; dan kwam een lerares zeggen:

'Joh, je moet naar huis, want de school gaat zo dicht.' Zei ik: ik ga niet naar huis.' 'Ja, hoor eens, je moet naar huis.' ik ga niet naar huis.'

Zo werd er een poosje heen en weer gepraat en dan vroeg zij: 'Zal ik je dan naar huis brengen?'

Ze vroeg wel wat er aan de hand was, maar ik zei maar dat er thuis

veel ruzie was; veel meer durfde ik niet te zeggen.

'Nou, dan breng ik je naar huis om het uit te praten.'

En dan bracht zij me naar huis... ze praatte met m'n moeder en dan

was volgens die lerares alles weer koek en ei. Ik zei wel eens:

'Maar er is nog veel meer.'

'Ja, hoor eens, dat hebben we nou net uitgepraat.' Ze wilde ook wel eens naar huis, denk ik.

Als ik de kans kreeg bleef ik na school tot diep in de nacht rondzwerven, tot ik door de politie of iemand anders naar huis werd gebracht. Ik had een vast plekje bij de hertenkamp, dicht bij dat pleeggezin. Daar had je een zandkuil waar kinderen in speelden. Ik kon er uren naar zitten kijken, tot het donker werd en alles en iedereen wegging; dan zat ik in m'n eentje en nog was het er mooi. Als het helemaal donker was ging ik door Epe zwerven, tot de een of andere gek m'n ouders belde en zei: 'Joh, ze zit daar en daar, weet je dat?'

Dan sprongen ze op de fiets of de brommer om me weer op te halen. Soms vonden ze me niet en dan zwierf ik eindeloos door Epe en door de bossen. Ik kon zo via de Officiersweg de Veluwe op; de heide op, daar voelde ik me heerlijk. Ik was er vaak in het pikkedonker. Bang? Om verkracht te worden zeker; laat me niet lachen. Wat dan nog? Bang om vermoord te worden? Soms zat ik er stiekem op te hopen; dan was ik overal vanaf.

Wegblijven was weer aanleiding om me te straffen, want zij hadden verdomme klanten moeten afbellen. Straf kon van alles betekenen: afrossen zodra de voordeur achter me was dichtgevallen; of de SM spelletjes werden een graadje erger; of ik moest de hele nacht in de schuur of buiten zitten, of het nou winter was of zomer; of ik moest urenlang in een koud bad liggen; dat was een favoriete straf van m'n vader. Alleen daarna was ik blij dat ik gemeenschap met een klant kon hebben: dan werd ik weer warm door het lichaam van een ander.

Ik denk dat ik gemiddeld eens per week wegliep. Het waren momenten dat ik het niet meer aankon, dat het me echt te veel werd. Het was me altijd wel te veel, maar soms groeide het me boven het hoofd. Vaak op zondagavond, want dan had ik van vrijdagavond aan één stuk door klanten gehad; vijfentwintig, dertig man; ertussendoor nog een stuk of wat feestjes met vaste SM klanten. Achter ons had je een soort park en daar ging ik zitten; dan viel ik in slaap, 's Ochtends ging ik terug, of meteen zonder schooltas door naar school. Als ik een opmerking kreeg, zei ik: 'Vergeten.' Ik kon er dan niet meer tegen om thuis op de volgende klant te zitten wachten.

Bij ons achter werden huizen gebouwd. Ik klom via de steigers naar boven en ging op de bovendieping zitten. Ik dacht, eer mn moeder boven is heb ik haar allang naar beneden getrapt. Nou ja, ze wist niet eens dat ik daar zat. Van daaruit kon ik zo bij ze in de huiskamer kijken; dat hebben ze nooit in de gaten gehad. Dan zag ik ze telefoneren, op en neer lopen, bij het raam gaan staan en naar buiten kijken. Stopte er een auto, gingen ze meteen kijken. Als ik thuiskwam waren ze pisnijdig, maar straf kon me niet meer tegenhouden, want al die keren dat ik weg was betekende tijd voor mij. Het zijn die momenten geweest die me er doorheen hebben gehaald. Als ik een nacht was weggeweest kon ik het weer aan. In het stikdonker in het park zitten met helemaal niemand om me heen vond ik het mooiste wat er was. Nu nog voel ik me 's nachts het rustigst als ik alleen ben, als alles donker en stil om me heen is. Als ik me ellendig voel loop ik vaak naar het park en ga ik om me heen zitten kijken, de rust voelen.

In de zomer van '83 heb ik me met Wouter verloofd; ik was vijftien. Hij werkte op een blikfabriek en in zijn vrije tijd trad hij op met een bandje. Niks pop, je zou die muziek 'ns moeten horen; hosmuziek. Ze speelden op bruiloften en partijen. Wouter was de halve band: hij zong en speelde accordeon en Bob was de drummer. Ik zag niets in Wouter, maar m'n zus was de toestand thuis ontvlucht door te trouwen en ik dacht dat ik er op die manier ook aan kon ontsnappen; maar toen wist ik nog niet dat Wouter net zo erg was als m'n ouders. En zelfs toen ik het wist, geloofde ik nog dat ik hem kon veranderen, als we maar eenmaal getrouwd waren. En ik dacht: als ik maar getrouwd ben; dan kan ik altijd nog gaan scheiden net als tante Coba en ben ik overal vanaf.

Tante Coba was m'n lievelingstante van moeders kant. Ze heeft na haar scheiding een paar maanden bij ons ingewoond; dus ik wist dat je kon scheiden. Ze heeft ruzie met m'n moeder gekregen en daarna is ze nooit meer geweest, maar ze moet een boel geweten hebben. Ze had een kamer op zolder en zal zich heus wel het een en ander hebben afgevraagd als ze telkens andere mannen uit m'n slaapkamer zag komen, maar met mij heeft ze er nooit over gesproken.

Het eerste contact met Wouter was op de bruiloft van een familielid. Daar trad hij op. Een week later, op vrijdag, was er in Epe een braderie. Wouter en Bob speelden bij een café restaurant. Ze stonden in de deuropening, zodat ze er binnen en op het terras iets aan hadden. We kenden de eigenares, dus we konden daar makkelijk binnenlopen; het was één kliek.

M'n moeder raakte met Wouter aan de praat. Of hij nog wist dat ze elkaar kenden van die trouwerij. Ja, dat wist hij nog wel. Ze heeft een hele tijd met hem zitten praten. Hij bleek bij z'n vrouw weg te willen en ze vroeg of hij misschien verkering met mij wilde hebben. Ik werd dus gewoon aangeboden. Ik had liever die andere, de drummer. Hem vond ik wel leuk, maar die was jammer genoeg al bezet. Wouter kwam uit Elburg. Als hij een Epenaar was geweest had hij er misschien feestelijk voor bedankt. In Epe wisten ze namelijk wat er aan de Martin Luther Ringweg gebeurde; daar blijf ik bij. We waren gewoon het bordeel van Epe; het halve dorp kwam bij ons over de vloer. Enfin, wist ik veel wat m'n moeder met Wouter aan het bekokstoven was, maar hij zag het kennelijk wel zitten. Na het spelen vroeg hij of hij me naar huis mocht brengen. Ik heel dom kijken: naar huis brengen klonk zo vooroorlogs. Ik dacht: wat een ouwe zak. Ik was vijftien en hij drieëndertig. Mijn moeder zei: 'Ja, dat mag wel.'

Hij vertelde dat hij met m'n moeder had afgesproken dat hij misschien bij ons kwam wonen omdat hij zou gaan scheiden. Dus hij me naar huis brengen. Onderweg moest hij overgeven want hij had te veel gedronken.

Iedere vrijdag ging ik met m'n ouders naar dat restaurant en daar ging ik Wouter dan heel overdreven om z'n nek hangen. Ik dacht: ik zal ze even laten zien dat ik gek op die vent ben. Ik vond 'm een engerd, maar ik deed het om m'n moeder dwars te zitten. Ik dacht dat zij alleen maar een nieuw lid van de club probeerde te werven, dus ging ik heel verliefd doen om ze te laten zien dat ze hun melkkoetje gingen kwijtraken. Dat toneelspel ging iets te goed, want twee weken later woonde hij bij ons.

Ik weet tot op de dag van vandaag niet waarom ze Wouter hebben gepaaid om bij ons te komen wonen en waarom ze hem aan mij hebben gekoppeld. Misschien had m'n moeder een oogje op hem. Ze kon niet hebben geweten wat voor vlees ze in de kuip hadden, want pas na veertien dagen vertelden ze hem wat er bij ons thuis gebeurde. In die veertien dagen gebeurde er niets; ik kan me die tijd nog herinneren als een heerlijke vakantie, want ik hoefde met niemand het nest in en we leken zowaar een gewoon gezin. Als er klanten belden zei m'n moeder dat het niet kon. Wouter en ik hadden een kamer samen. In het begin was hij heel aardig tegen me, dus ik vond dat ik het nog niet eens zo slecht had getroffen. De seks met hem ging meteen verkeerd. De eerste keer kotste hij over me heen, want toen was hij ook stomdronken. De tweede keer was in het bos. Toen legde hij me op een rode mierenhoop; ik weet niet of hij dat nou expres deed. Maar voor de rest was hij oké. Hij had maar één probleem: naar buiten toe durfde hij er nooit voor uit te komen wat hij eigenlijk wilde. Als hij bijvoorbeeld een nieuwe bank wilde, zei hij tegen andere mensen: 'Yolanda wil een nieuwe bank.' Ik? Wat interesseert mij die bank nou? Ik zit net zo lief op de grond.

Ja, met die seksspelletjes durfde hij best te zeggen wat hij wilde; dan deed hij z'n mond wel open. Hij was duidelijk geïnteresseerd in alle boekjes en attributen in huis; hij was seks verslaafd. Wouter kwam er tussen de middag voor thuis van z'n werk. Als hij 's avonds thuiskwam was het gauw een nummertje maken en 's nachts ook altijd. Zo lang ik me kan herinneren heeft hij het meerdere keren per dag met me gedaan, behalve in de begintijd. Toen moest hij bijkomen van een hersteloperatie. In z'n vorige huwelijk had hij zich laten steriliseren, maar met mij wilde hij wel kinderen, dus liet hij die sterilisatie weer ongedaan maken. Hij had het er knap moeilijk mee dat hij in die periode niet met me kon vrijen; z'n ballen deden zo'n zeer. In het begin was hij niet sadistisch. Alles wat hij later deed heeft hij van m'n ouders geleerd. Mijn ouders hebben hem dus op een avond in vertrouwen genomen en verteld wat ze allemaal deden. Hij zei: 'Dat lijkt me wel wat, want ik ben het gewone leven toch zat.'

Er gebeurden dan eigenlijk dezelfde dingen als eerder.Dat hield bijvoorbeeld in dat Wouter mijn vrouw neukte en dat Wouter en ik elkaar pijpten. Dit gebeurde wel eens met zijn vijven, dat wil zeggen mijn vrouw, ik, Wouter, Yolanda en Adriaan. Ik heb ook wel eens gemerkt dat Adriaan al leen naar Yolanda en Wouter ging. Adriaan neukte dan met Yolanda, terwijl hij Wouter ook wel aftrok en pijpte. Dit alles gebeurde alleen soms niet met toestemming van Yolanda. Verder vonden wij het allemaal goed. Yolanda verzette zich in die tijd wat minder.

(Arie, proces verbaal 18.10.'90)

Vanaf dat moment is hij gaan meedoen, maar ik klampte me vast aan de gedachte: als we eenmaal op onszelf wonen gaat alles veranderen. Toen we verloofd waren heb ik hem omgepraat om te gaan samenwonen. Dat was in de winter van '83 op '84. We hebben eerst een paar maanden in een stacaravan op een camping gewoond en later nog een keer in een omgebouwd kippenhok bij een particulier. De stacaravan werd verkocht en we moesten uit het kippenhok omdat er toeristen in kwamen, dus gingen we maar weer naar m'n ouders terug.

Het leven aan de Martin Luther Kingweg bestond uit seks, seks en nog eens seks met een eindeloze stroom klanten. Buiten de seks om was er geen sociaal leven. M'n moeder stak geen vinger uit in het huishouden. Ze las 's morgens de krant en ging overdag naar De Kwebbelkelder om klanten te ronselen. M'n vader ging naar z'n werk, verzorgde zijn dieren en keek elke avond naar het journaal van acht uur. Ik deed de boodschappen en het huishouden en bediende de klanten.

Aan verjaardagen werd wel wat gedaan, maar als jarige zat ik er altijd voor Piet Snot bij. Adriaan kreeg gereedschap, platen en andere leuke dingen voor z'n verjaardag, maar ik alleen SM attributen waar ik niet op zat te wachten. Zweepjes, lingerie, penisringen, vibrators, klemmen, leren kleding. Tegen familieleden die op bezoek kwamen moest ik zeggen dat ik geld had gekregen.

Tegenover de familie deden m'n ouders altijd heel gastvrij, alsof er niets aan de hand was. Zo waren ze ook tegen mensen voor wie ze een beetje bang waren. M'n vader was tegenover de buitenwereld een heel hartelijke man. Hij stond voor iedereen klaar en werkte dag en nacht. Als er iemand ging verhuizen ging hij helpen schilderen of de tuin opknappen. Als hij thuiskwam deed hij met ons mee. M'n vader was het echt, maar m'n moeder speelde haar hartelijkheid. Die deed wel iets voor anderen, maar ze moest er altijd iets voor terugkrijgen.

Je hoort vaak over incestdaders: 'Het is zo'n aardige, nette man, we hebben nooit iets gemerkt, hij kan het niet gedaan hebben.' Dat slaat nergens op. Het gaat dikwijls juist om heel 'gewone' mensen. Onderzoek onder dertig van de ergste seksuele misdadigers in Amerika heeft aangetoond dat veel van hen heel gewone mensen met een respectabele positie zijn, aan wie de naaste omgeving nooit iets bijzonders heeft gemerkt. Niettemin waren tweeëntwintig van hen samen verantwoordelijk voor minstens driehonderd moorden.

(prof. Van der Hart)

De tijd in die zomerhuisjes maakte weinig verschil. M'n ouders hadden toestemming gegeven op voorwaarde dat ik de weekeinden, veel avonden en overdag de klanten thuis zou blijven bedienen. Deed ik dat niet dan moest ik terug naar huis; ik was tenslotte minderjarig. Ik werd ook van de huishoudschool gehaald, want nu had ik een man die voor me zorgde. Daar had ik de pest over in, want toen was er een mogelijkheid minder om weg te lopen; thuis hielden ze me namelijk altijd in de gaten. Dus ik was nog dikwijls thuis, maar ik vond het al heel wat dat ik weg kon als ik klanten had beziggehouden. Ik vond het heel erg dat ik van school in Apeldoorn af moest, want daar had ik vriendinnen en in die tijd had ik die leuke Arie Willems leren kennen, Guppie, de buschauffeur. Die zag ik toen ook niet meer.

Op school had ik wel het een en ander losgelaten; eerst tegen hethoofd van de dependance en later tegen de directeur. Dat ik thuis een abortus had gehad. Dat waren idiote gesprekken.

'Nou, dat is lullig voor je.'

'Ja, maar ik wilde het eigenlijk niet.'

'Tja, dat moet je met je ouders bespreken.'

Daar schoot ik dus weinig mee op. Met m'n ouders viel niets te bespreken, behalve allerlei standjes.

Leraren wisten het ook; dat ik zwanger was en thuis werd misbruikt. Ja, dat was erg, maar ze wisten er ook niet zo goed raad mee. Ze zouden weieens informeren en misschien hebben ze het ook wel eens gedaan, maar daar heb ik niets van gehoord; ik kan me voorstellen dat je niet veel wijzer wordt als je bij m'n ouders of de politie informeert. Die leraren durfden niets te doen, denk ik. Op die huishoudschool is één meisje na een slaande ruzie mijn dierbaarste vriendin geworden. Dat is Koosje Doever, de dochter van Hannes en Truus. Ik kende haar al van de Laarenk, maar toen mocht ik haar niet. Haar vader hoorde toen al bij de vaste SM klan ten. Het was een vies mannetje dat in het vleestransport werkte. Hij kon niet lezen of schrijven. Ze hebben twee keer geprobeerd hem dat te leren en nu nog kan hij alleen blokletters natekenen. Koosje en haar zus zaten op de majorette vereniging en vlak bij ons woonde de voorzitter. Voor zijn huis speelden we vaak met een groepje meisjes en met Koosje had ik ruzie zodra we elkaar zagen; dat was heel raar. Ik had natuurlijk nog geen flauw idee dat er met haar thuis hetzelfde gebeurde als met mij. Maar goed ook, want dan had ik echt geloofd dat het normaal was.

Ze bleek ook op die huishoudschool te zitten en we trokken veel met elkaar op, maar we zijn pas hartsvriendinnen geworden toen ik haar een keer was aangevlogen, omdat ik via via had gehoord dat ze tegen iemand had gezegd dat ik een hoer was. Werd ik bij een leraar geroepen. Die vroeg: 'Joh, waarom doe je dat? Ze is je beste vriendin.' 'Omdat ze gezegd heeft dat ik een hoer ben. En al is dat zo, dan hoeft ze het nog niet te zeggen.' 'Hoezo: is dat zo; weet je wel zeker dat je dat bent?' 'Ja, m'n ouders zeggen ook dat ik een hoer ben. Ik weet heus wel wat een hoer is.'

Dus ik ging hem uitleggen dat ik met iedereen het bed in dook en dat zij er geld voor vingen. Hij zat me met lodderogen aan te kijken, maar hij heeft er nooit iets aan gedaan. Ja, hij deed overdreven vriendelijk tegen me, maar verder niks. Koosje en ik hebben twee dagen niks tegen elkaar gezegd, maar toen kwam er een meisje uit haar klas naar me toe en die zei:

'Weet je wel dat Koosje thuis is misbruikt en dat het heel zwaar voor haar is?'

Ik ben naar haar toegegaan om m'n excuses aan te bieden; en zo zijn we aan de praat geraakt en hebben we elkaar een heleboel dingen kunnen vertellen over wat er thuis gebeurde. Ik had dus eindelijk iemand leren kennen die hetzelfde meemaakte als ik. Die vriendschap is het mooiste geweest wat me in die jaren is overkomen. En vanaf die tijd deden onze pa's en ma's allemaal gore dingen met ons allebei.

Als er te veel klanten voor één avond waren, kwam Koosje naar ons toe. M'n moeder stuurde haar vaste klanten niet door, want ze was veel te bang om ze kwijt te raken. Er zijn hele rellen om geld geweest. Zij vonden dat het bij hen thuis moest gebeuren en m'n moeder vond dat het bij ons thuis moest gebeuren. De ruzies liepen zo hoog op dat ze om beurten dreigden de politie in te schakelen. Er kwam natuurlijk nooit iets van omdat ze allebei fout waren en de politie gewoon meedeed.

Koosje kon er niet tegen en liep steeds van huis weg. Een heel aardige politieman, Herman Veldman, heeft er toen voor gezorgd dat ze in maart '83 tijdelijk in een opvangtehuis in Apeldoorn werd geplaatst. Ze vroeg of ik mee mocht om haar weg te brengen en dat kon.

'Ik zie ze nog zo in m'n spiegeltje achter in de politieauto:Koosje en Yolanda, stijf met de armen om elkaar heen. Het was duidelijk dat het hartsvriendinnen waren. Zoals ze af scheid van elkaar namen: dat beeld staat voorgoed op m'n netvlies; ze moesten zo huilen. Pas achteraf is me allemaal duidelijk geworden waarom. Ik wist toen niets van Koosje, behalve dat ze steeds van huis wegliep; daarom had ik gevraagd of er plaats was in De Enk en daar heb ik haar in '83 heengebracht. En van Yolanda wist ik zo goed als niets, behalve dat er thuis problemen waren.'

(Herman Veldman, politie Epe)

Een jaar na m'n eigen aangifte heb ik Koosje geholpen aangifte tegen haar ouders te doen en daarna is ze in dat tehuis gebleven. Haar vader heeft een voorwaardelijke straf gekregen. Niet te geloven, na alles wat ze haar hebben aangedaan; ze hadden hem net zo goed ramen kunnen laten lappen. Het zou me niet verbazen als hij gedreigd heeft die politiemannen aan te geven als hij een hogere straf zou krijgen. Maar vanaf die tijd is zij wel uit huis geplaatst. In dat tehuis werd Koosje ook lastig gevallen. Begin '84 is ze weggelopen en naar mij toe gekomen: ze wist wel wat er bij mij thuis gebeurde, maar ik was haar enige vriendin en ze had zoiets van: samen staan we sterk en kunnen we tegen de hele bende opboksen. Bovendien ging ze ervan uit dat mijn ouders en die van haar geen contact meer met elkaar hadden en dat had ze mis. Haar ouders vonden het perfect dat ze bij ons zat: dan hadden ze haar weer in hun macht.

Ze kon niet weg. In het begin was het misschien nog gelukt, maar later niet meer. Adriaan was bijna dag en nacht bij haar. Ze heeft in die tijd op zijn kamer moeten logeren. Hij zag wel iets in haar, maar zij niks in hem. En als m'n broer wegging hield m'n moeder haar in de gaten. Was m'n moeder weg, dan paste iemand anders op. Ze mocht wel naar buiten, maar nooit alleen.

Koosje heeft dezelfde geschiedenis als ik. Ahrend en De Vos hebben haar ook misbruikt. Daarom werden er in Epe natuurlijk zo weinig aangiften van incest en verkrachting gedaan. Je kijkt wel uit met twee van die verkrachters op het bureau. Hoeveel aangiften zullen er niet onder het kleed zijn geveegd? Koosje heeft de politie ook als klant gehad. Ik heb gezien hoe De Vos en Wolff het met Koosje hebben gedaan en zij heeft gezien dat De Vos het met mij deed. Zes jaar later heeft ze aan de Wetstraat Ahrend betrapt toen hij op me lag. Dat was rond de tijd van de eerste rechtszaak en over dit alles heeft Koosje nu officieel een verklaring afgelegd. Ze heeft gezegd: 'Er komen bij mij ook weer allemaal dingen naar boven. Maar als ik daar aangifte van wil doen kan dat volgens justitie niet,' terwijl justitie maar doet alsof Koosje geen initiatief neemt. Ze heeft een paar keer opgebeld naar het rechercheteam om een verklaring af te leggen, en dan kreeg ze telkens te horen dat ze de twee zaken gescheiden wilden houden, en dat ze later wel contact met haar zouden opnemen. Opeens las ze kort geleden dat het onderzoek werd afgesloten en toen heeft ze woedend opgebeld, maar kreeg ze te horen dat haar verklaring er toch niet toe deed. Herman Veldman had vroeger in de hulpverlening gewerkt. Op het politiebureau heeft hij destijds gelazer gekregen omdat hij contact met Koosje bleef houden. Je hoeft geen licht te zijn om te bedenken waarom hij gelazer kreeg; en met wie.

'Met Koosje heb ik altijd contact gehouden. Dat werd me destijds niet in dank afgenomend oor mijn directe chefs. Ze vroegen me niet teveel de maatschappelijk werker uit te hangen in plaats van politieagent te zijn. Achteraf verwijt ik mezelf dat ik niet meer met de spaarzame signalen heb gedaan die Koosje en Yolanda toch hebben gegeven; dat ik niet heb doorgevraagd. Als ik toen had vermoed wat zich werkelijk bij hen thuis heeft afgespeeld, had ik tot het uiterste doorgezet. Die kans heb ik zeker gehad, maar de gedachte aan incest is domweg nooit bij me opgekomen. Koosje heeft me kort geleden verteld dat ze me indertijd niets durfden te vertellen, omdat ze bang waren dat ik problemen zou krijgen bij de politie. Ik ben ervan overtuigd dat ze allebei de meest verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt; ik heb ze nooit als fantasten gezien.'

(Herman Veldman)

Koosje woonde in huis tijdens de moord op Sjon en Sanne. Adriaan hield haar bezig op zijn kamer, dus zij is er geen getuige van geweest; maar ze wist natuurlijk dat ik zwanger was en moest bevallen. Tijdens m'n hele zwangerschap mocht ik alleen voor controle naar dokter Pligter. Ik wist al in het najaar van '83 van hem dat het een tweeling was, toen ik vier maanden heen was. Toen hebben m'n ouders me van school gehaald. Er waren genoeg mensen die wisten dat ik zwanger was, want ik hield het op een gegeven moment niet meer verborgen. Op school, thuis, bij buren, familie, vrienden, kennissen wisten ze het, maar niemand heeft er ooit iets over durven zeggen. Ik heb tot het laatst toe niet geweten wat er met de kinderen zou gebeuren. Ik vroeg m'n moeder wel waarom we geen baby uitzet gingen kopen. Nou, dat hoefde niet; dus ik begreep dat ik de kinderen zou kwijtraken, maar niet hoe. Ik heb wel eens gevraagd of ik ze mocht houden, maar daar kreeg ik nooit antwoord op. Ik moest er niet over zeuren, ik zou het wel zien, zo ver was het nog niet. Ik was bang dat er iets verschrikkelijks ging gebeuren, zoals met Jamy en Melany; maar omdat ik Wouter had dacht ik dat ik ze misschien wel mocht houden. Toen de zwangerschap erg zichtbaar werd mocht ik van m'n moeder niet meer alleen de straat op.

Dus iedere dag dat die kinderen in me leefden heb ik er stiekem van genoten. Er waren zoveel mogelijkheden: ze zouden in een ander gezin kunnen opgroeien, ze zouden afgestaan kunnen worden voor adoptie, misschien gingen ze naar een tehuis. Toen ik wist dat het een tweeling zou worden heb ik op de Apenheul in Apeldoorn stiekem twee knuffelaapjes gekocht. Die moest ik verstoppen, want anders had m'n moeder ze afgepakt. Ik heb die aapjes nog; ze staan boven m'n bed. Ze zijn het enige dat ik nog van Sjon en Sanne heb. Het gebeurde op 4 mei 1984. Ik weet dat nog, want het gebeurde op dodenherdenking. Ik heb de vermoorde kinderen altijd namen gegeven omdat ze daar recht op hebben, hoe kort ze ook hebben geleefd; omdat ik en de mensen om me heen weten dat ze hebben bestaan; en omdat ik ze heb gezien, dus ik weet dat het een jongen en een meisje waren. Ik vond het verschrikkelijk om over 'het' te moeten praten. Als ik weer zwanger was zei ik bijvoorbeeld tegen m'n ouders:

'Ik wil niet dat er hetzelfde gebeurt als met Sjon en Sanne,' want voor m'n gevoel ging het over mensen, en dan praat je niet over 'het' of 'die'. Voor m'n ouders gold dat niet, voor hen was het gewoon 'het'. Gebeurd was gebeurd, ze praatten er niet meer over en ze vonden het maar stom dat ik ze een naam gaf. 's Avonds kreeg ik weeën en ik voelde dat de kinderen in m'n buik leefden. Dokter Pligter werd erbij geroepen en het gebeurde op de slaapkamer van m'n ouders. Ze hadden een houten tweepersoons bed en dat hadden ze voor de gelegenheid speciaal verhoogd; en er waren allerlei hulpmiddelen voor een gewone bevalling. M'n moeder en vader en Hannes en Truus Doever waren erbij. Bert Akkerman was ook in huis, maar niet bij de bevalling zelf. Wouter was er ook niet; ik weet niet meer waar hij was.

Dokter Pligter hielp de kinderen ter wereld brengen, terwijl m'n moeder me vertelde hoe ik moest ademen. De rest stond toe te kijken. Pligter knipte de navelstrengen door en ik zag m'n moeder een kindje vasthouden; het was een jongetje. Het huilde en ik zag het bewegen. Het tweede kind was een meisje en Pligter gaf dat ook aan m'n moeder. Ze ging met de kinderen de kamer uit, maar ik weet niet waarvoor. Pligter onderzocht me; er waren geen complicaties en hij ruimde z'n spullen op.

M'n moeder kwam terug met de kindjes in een handdoek gewikkeld k zag duidelijk dat ze allebei nog leefden. Pligter pakte een andere tas. M'n moeder legde de kinderen naast me op bed. Ze zei: 'Als je je kinderen wilt houden moet je doen wat ik zeg.' Ik knikte; ik dacht dat ze bedoelde dat ik in het vervolg moest meewerken aan alles wat ze met me wilden doen. M'n vader bond me aan m'n polsen en enkels aan het bed vast met riemen die ze daar altijd voor gebruikten.

M'n moeder zei: 'Het is beter dat je dit niet ziet.' Ze bond me een zwarte, leren blinddoek voor. M'n vader vroeg: 'Wil je een beurt?' Op dat moment werd ik heel bang, dus ik riep: 'Nee!' M'n moeder zei: 'Je mag er één op je buik hebben.' Ik droeg alleen een T shirt en dat sjorden ze omhoog. Een van de kindjes werd op m'n buik gelegd. Het jongetje, begreep ik; hij was bloot. M'n vader vroeg hoe ik het vond, maar ik zei niets. M'n vader begon antwoord te eisen, anders wist hij er wel raad op. Op de achtergrond hoorde ik Pligter met m'n moeder praten. M'n vader zei op een gegeven moment iets van: 'Als ik geen antwoord krijg, zorg ik ervoor dat het geen jongetje meer is.' M'n moeder zei: 'Hij is toch te klein geschapen.' De dokter vertelde m'n vader welk instrument hij uit de tas moest pakken en ik hoorde aan de geluiden dat hij door de tas scharrelde. M'n moeder zei een paar keer iets van: 'Doe het maar, Arie. Ze is het toch niet waard.' Ik voelde de baby bewegen en hoorde geluidjes, maar plotseling begon hij heel hard te krijsen en te huilen. M'n vader had iets met het kind gedaan; ik voelde warm vocht over m'n buik lopen en het gillen ging maar door, en ik schreeuwde dat ze moesten stoppen; ik moest aldoor denken aan wat m'n moeder had gezegd, dat hij de penis van m'n kindje echt had afgesneden. M'n moeder begon hysterisch te lachen.

Na enkele minuten stopte het gekrijs van het kindje opeens; ik voelde nog wat schokjes en toen niets meer. Ik hoorde het niet meer, ik dacht dat het was doodgebloed. Het was een poosje stil en toen zei m'n moeder iets van: 'Het is gelukt.'

Iemand haalde de baby van m'n lichaam. M'n vader zei: ik wil dat nooit meer doen.'

Pligter zei tegen m'n vader dat hij dat oké vond, maar m'n moeder zei dat hij een lafaard was. Ze zou het zelf wel doen. Ik begreep dat het tweede kindje ook aan de beurt zou komen, maar ik kon niet meer reageren. Het meisje lag nog naast me, want ik voelde het bewegen.

M'n moeder zei dat zij het wel beter zou doen. Ze vroeg aan m'n vader: 'Waar zal ik beginnen?'

Daar kwam geen antwoord op. Er werd wat heen en weer gepraat met Pligter en toen vroeg m'n moeder hoe ik het wilde hebben. Kennelijk moest ik m'n mening geven. Ik kreeg eruit dat ik het kindje wilde houden, maar m'n moeder zei dat dat niet kon en dat dat niet mocht. Ze zei dat ze bij de hals zou beginnen en meteen daarop hoorde ik die baby ook hard krijsen, maar dat duurde maar heel kort. Ik voelde haar heel even tegen m'n rechterdij spartelen en daarna was het stil. Doever heeft daarna de lijkjes met een decou peerzaag in stukken gesneden en Pligter zei dat hij 'de kleintjes' wel zou meenemen.

Al die tijd lag ik nog vastgebonden en geblinddoekt en niemand had me gewassen of schoongemaakt. Ik denk dat Pligter en m'n vader opruimden en weggingen. Bert Akkerman was op de kamer gekomen; dat hoorde ik aan z'n stem. Hij vroeg: 'En, heb je het lekker gevonden?'

M'n moeder zei dat hij zijn gang kon gaan. Hij begon me met een leren zweep te slaan en daarna heeft hij me verkracht. Toen Akkerman wegging zei hij dat hij m'n vader zou gaan helpen. M'n moeder heeft me losgemaakt en m'n blinddoek afgedaan. Het was een enorme vieze boel. Ik zat onder het bloed, het bed en de vloer naast het bed ook. Er lag ontlasting en het stonk naar pis en alcohol. Ze zei dat ze me zeker niet hoefde te vertellen dat ik m'n mond moest houden en toen mocht ik me gaan douchen. Ik leefde een poos in een totaal onwerkelijke toestand, maar langzamerhand begon het tot me door te dringen dat er twee kinderen van me waren vermoord. Ik durfde niemand iets te vertellen, want ik was bang voor m'n eigen leven: als m'n ouders baby's konden vermoorden, was mijn leven al helemaal niets waard. Later heb ik me gerealiseerd dat ze die moordpartij allang van plan geweest moeten zijn.

* * *

De buren van vroeger zeggen dat ze nooit iets hebben gemerkt. Aan de Kingweg in Epe ben ik een keertje 's ochtends vroeg naar buiten gelopen. M'n vader was nog niet naar z'n werk. Ik liep schreeuwend naar het midden van de straat en zag de buurvrouw achter haar raam kijken. Ik schreeuwde tegen m'n ouders in de deuropening:

'Jullie zijn een vuile, gore hoerentroep! Moordenaars!!' Alles wat er in me opkwam heb ik lopen schreeuwen. En de buren zouden niks hebben gemerkt? Aan de andere kant van de steeg woonde een politieagent; ik stond vlak naast zijn huis te schreeuwen. Het was een constant komen en gaan van mannen bij ons, maar niemand herinnert zich iets.

* * *

De Doevers kregen de grootste kick van de babymoorden. Tijdens de moord op Sjon en Sanne was Koosje ook zwanger. Haar ouders hadden kennelijk de smaak te pakken, want een poosje na de moord op Sjon en Sanne hebben ze bij haar de geboorte opgewekt en haar baby op dezelfde manier doodgemaakt. Dat gebeurde ook bij ons thuis. Haar ouders, mijn ouders, m'n broer en de dokter waren er bij. Meer zeg ik niet; want zij moet er eerst zelf maar aangifte van doen. Ik zou heel graag willen dat ze het durfde. Ik zal voor haar getuigen, want ik moest toekijken. Ik denk niet dat ik haar tot steun ben geweest, want als er zoiets met je gebeurt, als je kindje wordt vermoord, dan ben je niet te steunen. Koosje heeft nog een paar maanden bij ons gewoond en op een keer zat m'n moeder zich aan de telefoon tegenover Greetje van der Ven te beklagen. Ze hing het verhaal op dat ze het zo moeilijk had omdat Koosje bij ons woonde. Greetje was iemand van aanpakken, dus die stond even later met de auto voor de deur om haar naar het kindertehuis terug te brengen; zonder overigens iets te weten van wat zich echt bij ons thuis afspeelde. Ze deed het om m'n moeder te ontlasten. Daar had ma niet op gerekend, maar ze kon niet meer terug; dus speelde ze het spel doodleuk mee. Daarna heeft Koosje tothaar trouwen in het kindertehuis gewoond.

* * *

Vanaf het moment dat ik met Wouter in de stacaravan woonde was ik ook zijn hoer. De klanten kwamen gewoon daar naartoe, 's Winters was het er zo koud dat de electrische deken aan de wand vast vroor. Wouter is een keer uitgegleden toen hij uit bed stapte; ik lag in een deuk. Je kon op het zeil schaatsen, want het water dat de hond uit z'n drinkbak had gemorst, was bevroren. Toen we uit het zomerhuisje aan de Heerderweg vertrokken waren, kregen we een boos telefoontje van de eigenaar: dat het tweepersoonsbed helemaal ontwricht was; daar moest gigantisch op gewipt zijn. En daar had hij gelijk in; soms met een heleboel tegelijk. We zouden er weer gaan wonen, maar dat hoefde niet, want we kregen een huis in Elburg.

Op 31 december 1985 zijn we in Epe getrouwd, maar we woonden al sinds de zomer in Elburg. Ik kreeg de trouwring van Wouters ex. Die werd kleiner gemaakt en zelf kocht hij een nieuwe. Alles wat die dag mis kon gaan ging mis.

Carla en Mart, vrienden van Wouter, hadden een grote Mercedes en daar zouden ze bloemen op doen. Ik ben met Carla naar m'n ouders gegaan, maar wij kwamen al te laat, dus die mannen helemaal; die kregen pech onderweg. Toen ze eindelijk kwamen opdagen bleek het bloemstuk niet goed; blauw met wit. Niet dat mij dat iets kon schelen, maar zij vonden het niet goed; ik had niets te vertellen. Ik droeg een positiejurk, want ik was alweer zeven maanden heen. Om kwart voor tien moesten we op het gemeentehuis zijn en we kwamen er om kwart over tien aan. De trouwzaal was niet eens ingericht, want ze waren vergeten dat er een trouwerij zou zijn. Er was geen ambtenaar van de burgerlijke stand om ons te trouwen, dus moest er gauw iemand worden opgetrommeld, en toen dat was geregeld konden we in een zijkamertje trouwen. Een nicht van m'n moeder en m'n ouders getuigden voor mij. De foto's zijn gelukt tot het moment waarop ik m'n handtekening zette en de rest is mislukt. Na de plechtigheid zijn we naar de Chinees gegaan en daar hadden ze niet op zoveel mensen gerekend. Vervolgens zijn we naar Carla en Mart gegaan om Oud en Nieuw te vieren. M'n vader donderde ladderzat uit de auto. Toen Wouter en ik 's nachts in Elburg thuiskwamen bleken de honden zoveel kabaal te hebben gemaakt dat de buren de politie erbij hadden gehaald.

Ik vond het allemaal schitterend; ik had de hele dag moeite om m'n lachen in te houden. Alles op die trouwerij was dus misgegaan en voor mij was dat een teken dat het huwelijk niet goed kon gaan. Dat vond ik best, want ik wilde toch bij Wouter weg. Maar toen wist ik nog niet hoe slecht het zou worden. Elburg is de ergste tijd geweest.

Op 4 maart 1986 werd Max geboren, m'n eerste kind dat het heeft overleefd. Ik was nog geen achttien en Wouter en ik woonden in een gewoon rijtjeshuis aan De Boeg in Elburg. Achteraf gezien was die geboorte een mijlpaal in m'n leven, maar toen besefte ik dat nog niet. M'n kinderen hebben me uiteindelijk de moed gegeven om eruit te stappen, al heeft het nog vier jaar geduurd voor het zover was.

Toen we naar Elburg gingen had ik gehoopt dat de vrijheid zou aanbreken. Wouter had wel bewezen dat hij net zo erg kon zijn als m'n vader en moeder, maar ik bleef erbij: zodra ik alleen met hem onder één dak zou wonen kon ik hem wel ompraten. Tenslotte had ik ook nooit gedacht dat ik met hem zou trouwen en bij m'n ouders weg zou gaan; dus waarom zou ik ook dit niet voor elkaar kunnen krijgen? Maar ik heb nooit vat op hem gekregen; hij was eigenlijk nog erger dan m'n ouders.

In Elburg begon ik wel opstandig te worden. Ik kreeg de naam dat er geen land met me te bezeilen was. Ik had alles leren uitschakelen: pijn, doodsangst, walging, schaamte. Ze mochten me onder stroom zetten, met scheermesjes bewerken, sigaretten op me uitdrukken en verminken. Dat went allemaal en dat was niet waar ik het bangst voor was.

Wat nooit wende en waar ik steeds banger voor werd, waren de abortussen en het doodmaken van m'n kindjes; uiteindelijk was dat het enige waarmee ze me nog konden raken. Dus toen ik zwanger was van Max heb ik al m'n moed bij elkaar geraapt om een verloskundige in te schakelen.

Aan de overkant woonde Doortje, een vrouw die ook in verwachting was. Er kwam een verloskundige bij haar over de vloer, Marja Boissevain. Eerst heb ik Doortje een poos in de gaten gehouden en toen ze met een kinderwagen over straat liep dacht ik: bij haar gaat het dus goed; zij loopt toch met dat kindje buiten... misschien is die verloskundige wel te vertrouwen. Ik vertrouwde niemand die ik niet kende; trouwens ook niemand die ik wel kende. Ik was heel bang, want ik dacht: als ik een verloskundige inschakel gaat die misschien ook met de club meedoen en vooral vroedvrouwen weten hoe ze je pijn moeten doen. Ik dacht dat Wouter haar zou inpalmen; zo was toen m'n gedachtegang. Ik had het meegemaakt met de politie, ik had het meegemaakt met de huisarts, de tandarts en met nog veel meer mensen.

Het was zenuwslopend, maar ik heb de gok toch gewaagd. Ik heb haar gewaarschuwd dat ik in verwachting was en een afspraak gemaakt voor controle, en daardoor is Max dus blijven leven. Tegen Wouter heb ik het meteen gezegd toen hij van z'n werk thuiskwam. Hij was pissig. Hij zei:'Dat zullen we nog wel eens zien; misschien zeg ik die afspraak af.' Maar dat is niet gebeurd. Later heb ik gebeld of de afspraak er nog stond en ik kon gewoon komen. Wouter ging wel steeds mee om ervoor te zorgen dat ik m'n mond niet voorbij zou praten. Hij bedreigde me dat het kind me alsnog afgenomen zou worden en daar had hij me mee. M'n moeder kreeg een woedeaanval toen ze het van Wouter hoorde. Ze was laaiend: schelden en slaan; ik kan me niet herinneren wat ze allemaal zei.

Ze waren wel woest dat ik Marja had ingelicht, maar ze konden er niets aan veranderen. Ik moest beloven dat ik hen de volgende keer eerst zou vertellen dat ik zwanger was. Ik zei dat ik dat niet kon omdat ik niet wist wanneer ik dat zou weten. Kreeg ik weer op m'n lazer: gooiden ze me van de trap en schopten ze me zo dat ik nauwelijks op m'n benen kon staan.

Dat mochten ze, want dat ene kind had ik toch maar. Ieder kind waarvan ik Maija wel op de hoogte kon brengen was van mij, alleen maar van mij. Zij wist zo goed als niets, maar ze zal wel het een en ander hebben vermoed. Ik ben een keer hysterisch gaan gillen bij een inwendig onderzoek. Ik had last van voorweeën en een harde buik. Ik was heel dik en dacht dat het weer een tweeling zou worden. Toen heb ik geroepen:

'Met deze gebeurt hetzelfde als met de andere tweelingen!'

Ze begreep dat niet, maar ze heeft me wel laten janken en daar was ik allang blij om. Dat ze het niet kon plaatsen begrijp ik best. In het begin is ze dikwijls gekomen; vaker dan bij Doortje, dus ze begreep waarschijnlijk dat er meer aan de hand was en dat ik bang was dat er iets mis zou gaan, al heeft ze er nooit naar gevraagd.

Tijdens de bevalling deed Wouter alsof hij heel blij was, maar hij had niets met Max. Alleen als er bezoek was hield hij hem wel eens op z'n arm.

Na de bevalling, toen iedereen weg was, zei hij:'Hebben we er zo'n zeikerd bij; die vreet maar op, moeten we een heleboel klanten laten schieten.'

Hij pakte me terug door toch zoveel mogelijk klanten te ronselen. M'n vader is wel lief voor m'n kinderen geweest. Nu nog hebben ze het over 'die lieve opa'. Als hij op z'n brommer kwam holden ze hem tegemoet net als ik vroeger want hij nam altijd wat voor ze mee. Over oma hebben ze het nooit. Wouter dreigde dat hij Max zou ombrengen, maar dat heeft hij nooit gedurfd. Hij leeft nu al zeven jaar.

* * *

Elburg was niet echt een nieuwe periode, want Wouter had het 'bedrijf plus inboedel' van m'n ouders overgenomen. De SM feestjes gingen gewoon door; ze werden alleen erger en de gewone klanten bleven als vanouds komen. Of ik moest naar auto's op een parkeerterrein en dan ging Wouter mee. Niet om me te beschermen, maar om te incasseren; hij beschermde me hoogstens tegen doodgaan. De sadistenclub breidde zich uit; er bleven leden uit Epe komen, maar er gingen er ook af. Dokter Pligter zagen we daar bijvoorbeeld niet meer. Ik weet niet of er iets was voorgevallen, maar m'n ouders wilden nooit een kwaad woord over hem horen. Verder moest ik een paar keer per week naar Epe lopen om klanten van m'n moeder te bedienen, dus ze bleven alledrie aan me verdienen. Later kreeg ik een fiets.

Toen m'n ouders naar de Ganskamer verhuisden, gingen de feestjes daar ook gewoon door en verder zaten ze om de haverklap bij ons; elke week wel een paar keer. Wouter is altijd goeie maatjes met m'n ouders gebleven; dat is hij nu nog. Maar hij wilde wel zelf de baas zijn en niet alle geld met m'n moeder hoeven delen.

In Elburg gaf ik dus de illusie op dat ik hem kon veranderen, maar niet de droom dat ik weg wilde. Daar was ik altijd mee bezig, al sprak ik er met niemand over. Ik ben begonnen met te proberen een stukje eigen leven te scheppen. In de krant stond een oproep voor mensen die iets wilden doen voor de gehandicapten. Ik dacht: die mensen hebben ook hartstikke weinig; daar kon ik me wel in verplaatsen. Die mochten ook een heleboel dingen niet... ik bedoel, die kónden een heleboel dingen niet. Ze werden met de nek aangekeken. Net als ik; zo voelde ik het tenminste. Ik heb gecollecteerd voor de gehandicapten, voor de NOVIB, voor de brandwondenstichting, de UNICEF, het Beatrixfonds; ik heb zo'n beetje alle collectes gelopen. Ik deed voorlichting op scholen en ik stond bij stands op rommelmarkten. Dat was m'n privé leven: zoveel mogelijk langs de deuren gaan, maar dat hield wel in dat ik alsnog klanten moest ontvangen en voor het huishouden opdraaide. Ik had een dubbel leven.

Drie kinderen die in de periode Elburg zijn geboren, zijn blijven leven. Het hebben van kinderen was wel een stap naar de vrijheid, maar aan de andere kant konden m'n moeder en Wouter me in deze periode echt alles laten doen. Als ik m'n mond voorbij praatte zouden ze m'n kinderen vermoorden, me kreupel slaan, m'n huis in de fik steken en zorgen dat ik geen leven meer had. 'Als je ooit een mond opendoet gaan je kinderen eraan.' Of: 'We laten ze in een kindertehuis stoppen.' Of: 'We doen je kinderen wat, hoor.'

Ik heb Yolanda wel eens gedreigd om haar kinderen weg te laten halen. Hiermee kon ik Yolanda dwingen door te gaan om als hoer te werken. Ook was ik erbij dat Yolanda een nylonkous om de nek werd gelegd en werd aangetrokken. Yolanda werd behoorlijk rood en zij werd tegelijkertijd geslagen, door wie weet ik niet meer. Wouter hield die kous omYolanda's hals vast.

(Dinie, proces verbaal 23.10.'90)

Ik geloofde dat, want ik wist dat ze tot alles in staat waren: ik wist toch wat ze met mij hadden gedaan, ik was toch ook in een kindertehuis gestopt? Ik keek wel uit; dat mijn kinderen iets kon overkomen vond ik nog veel erger dan wanneer ze mij iets zouden aandoen. Mij móchten ze doodslaan, maar wie zou er dan voor de kinderen zorgen? Wie zou er dan vertellen wat m'n ouders en Wouter allemaal op hun kerfstok hadden?

Een heel enkele keer dreigden ze mij dood te maken, maar ze wisten dat ze me daar niet mee hadden, want dan zei ik: 'Doe maar, ben ik overal vanaf.' Maar ik zei er wel meteen bij: 'Moet je ook voor een plaatsvervangster zorgen die erin trapt.' M'n moeder zei: 'Ze reageert zo vreemd; ze doet zo dwars.' Het zal wel, maar het beviel me best. Ik denk dat ik tegendraads werd omdat ik niet meer zo onder haar invloed stond; maar vooral ook omdat ik kinderen had. Hen mocht niets overkomen. Ik begon te voelen dat ik misschien iemand was. Ik was verbaasd als ik in een winkel als een normaal iemand werd behandeld; ik vond het zo vreemd dat ze beleefd tegen me deden. Als ik thuis iets vroeg kreeg ik een grote bek en in de winkel was het: 'Ja hoor, mevrouw, we zullen even voor u kijken.'

Maar door de kinderen kregen ze dus zo'n macht dat ze de gemeenste dingen met me konden doen, dat hadden ze gauw in de gaten. In Elburg werden bijvoorbeeld elektriciteit, achter de auto aan slepen en verminken met messen en scheermessen populair. Daarvóór waren messen alleen bij bevallingen en abortussen gebruikt, maar niet bij het seksspel. De afspraak bleef: ze mochten alles met me doen, zolang ik daarna nog maar in leven was en voor de rest maakte het niet uit. Wouter zei dat letterlijk; zeker tegen klanten van wie hij wist dat ze heel extreem waren.

Er waren er die het leuk vonden om me vol met water te laten lopen. Dat gebeurde in de badkamer. Dan sloten ze de slang van de cv op de kraan aan en stopten ze het andere uiteinde net zo lang in m'n vagina tot ik bol stond. Kees Lakei hield van messen. Lakei was een vriendje van Wouter; hij kwam rond '87 bij het vaste clubje. Ze kenden elkaar al, want Lakei kwam vroeger bij hem over de vloer toen hij nog bij zijn eerste vrouw was. Ze zaten samen in die 27MC club. Lakei stal een heleboel dingen die Wouter dan van hem kocht. Hij staat in de streek als 'Keesje Kettingzaag' bekend, omdat hij in een café iemand met een kettingzaag te lijf is gegaan. Daar heeft hij een paar jaar voor gezeten.

Hij kwam een keer op het idee om me met een scheermesje te bewerken. Wouter zag dat wel zitten; die heeft toen een mesje uit de badkamer gehaald en toegekeken hoe Lakei in m'n schaamlippen en clitoris sneed. Toen ik hier een half jaar woonde heb ik een hersteloperatie gehad. Het is is zo goed mogelijk gerepareerd; het gevoel zit er tenminste nog in.

Wouter was twee personen. Als hij met de muziek weg was, was het een totaal andere man dan de persoon die ik thuis kende. Met de muziek was hij vrolijk en vriendelijk; ook tegen mij. Dan stond hij voor iedereen klaar en had hij altijd leuke muziek ideetjes. Maar zodra hij thuis was en er niemand anders in de buurt was, of alleen de vaste klantenkring, dan was het gewoon een akelige sadist die de meest gore dingen bedacht en uitvoerde.

Soms kreeg hij het gewoon in zijn kop dat ik voor hond moest spelen. Liet hij me dagen achtereen naakt op handen en knieën door het huis kruipen en als een hond uit een bak drinken en eten; hetzelfde voer als de honden: brokjes, of rauwe pens. Zodra ik wat zei gaf hij me een schop of een mep: 'Honden praten niet!' Moest ik in een hoekje van de kamer tegen de muur liggen slapen. Als ik een klant niet naar zijn zin had bediend, sloeg hij me met zijn broekriem, elektriciteitssnoer of de paraplu, en hij heeft me een keer met een scheermes in m'n rechterbeen gesneden. Hij liet me 's winters ook wel eens midden in de nacht buiten slapen met alleen een trui. Ik durfde geen alarm te slaan; met alleen een trui aan bel je trouwens niet zo makkelijk bij de buren aan. Lakei en Wouter namen me wel eens mee naar een huis in Lelystad, waar ze me vastbonden op een soort verticaal spijkerbed en daar gingen ze dan met me tekeer. Of ze smeten me 's nachts in het IJsselmeer; dat vonden ze ook erg leuk.

De periode Elburg is het zwartste hoofdstuk in mijn leven en als ik niet was gevlucht was ik nu waarschijnlijk dood geweest. Fijne momenten waren op de vingers van één hand te tellen. In de zomer piepte ik er 's avonds laat wel eens met Max tussenuit naar het Ve luwestrand. Overdag durfde ik me daar niet in een badpak te vertonen vanwege m'n littekens, maar 's nachts was er niemand. Dan ging ik dus in het donker met hem zwemmen en was er geen mens die me zag. Ik vond dat prachtig; Max ook. Dat kon alleen als Wouter er niet was, anders had het nooit gemogen. En een keer toen hij stomlazerus op bed lag. Het gebeurde dus zelden, want er waren bijna altijd klanten, of ik had m'n familie om me heen. Ik heb Max in al die tijd een keer of tien meegenomen.

Iets samen doen gebeurde nooit. Ja, we gingen naar de markt, boodschappen doen. Ook wel eens een dagje met oom Harm naar de dierentuin, maar dat was altijd zo geforceerd. Ik wilde hem dolgraag vertellen wat er thuis gebeurde, maar dat ging gewoon niet, want Wouter was er altijd bij. Die moest niets van de kinderen hebben; ze waren bang voor hem. Als hij thuiskwam kropen ze nog net niet weg, maar ze bleven wel bij mij in de buurt. Hij kon er helemaal niet tegen wanneer ze bij hem kwamen als hij liedjes instudeerde voor de band.

'Rot toch eens op! Zie je niet dat ik bezig ben?'

En als ze dan niet gauw maakten dat ze wegkwamen kregen ze een dreun.

Hij ging gemiddeld eens in de week optreden en dan paste m'n moeder bij ons op. Tegen de tijd dat hij thuiskwam liet ze me altijd iets klaarmaken; een karbonaadje, of een kip of zoiets. Het moest iets huiselijks hebben. Als de drummer hem 's avonds laat thuisbracht mocht hij namelijk geen argwaan krijgen. Bob was een kanjer. Hij heeft nooit vermoed wat voor vlees hij met Wouter in de kuip had, maar hij heeft wel een keer gezegd: 'Joh, je moet zorgen dat ze niet zo vaak zwanger is; je moet ook eens rekening met haar houden.'

Bob denkt dat Wouter het slachtoffer van m'n familie is geworden, maar een beetje volwassen vent wordt dat toch niet? Het is eerder zo dat hij bij ons thuis met z'n neus in de boter viel. Toen hij bij ons kwam had hij al stapels seksboekjes bij zich; hij las nooit iets anders. Ja, de Playboy was een normaal boek voor hem; en de Donald Duck. Hij keek wel tv, maar hij interesseerde zich alleen voor seks films en voetbal. En voor die grote snor van 'm. 's Nachts plakte hij de uiteinden met pleisters naast z'n neus, zodat hij omhoog zou groeien.

O ja, we zaten wel eens gewoon met elkaar te praten, maar dat ging dan over zijn werk, of over zijn bromfiets en over mijn moeder, maar niet over iets wat mij bezighield. Of hij praatte over de voetbalwedstrijd op tv. Dan zat ik maar ja en amen te knikken, maar ik begreep er geen donder van. We gingen nooit op vakantie, dus daar hoefden we het ook niet over te hebben. Ik voorstellen om op vakantie te gaan? Je bent niet goed wijs: ik had niets voor te stellen; ik stelde niets voor. Ik heb nooit ergens uit kunnen afleiden dat ik voor hem, of voor wie ook, een persoon was. Op straat liep ik altijd naar de grond te kijken en tegels te tellen.

Heel af en toe waren er momenten dat ik gewoon met Wouter kon praten. Zoals ik het zie had hij dan een helder ogenblik. Als m'n ouders bijvoorbeeld een paar dagen niet waren geweest, of in z'n vakantie. Dan beloofde hij altijd dat het niet meer zou gebeuren. Na iedere abortus beloofde hij dat: het zou nooit meer gebeuren. Maar zo'n aardige stemming duurde nooit lang.

Wat er in Wouter opkwam moest gebeuren. Als hij tussen de middag thuiskwam moest zijn eten opgeschept en geprakt zijn en z'n vlees in stukjes gesneden. Op een keer had ik dat nog niet gedaan. Hij zei: 'O, staat het eten nog niet klaar?'

De kinderen hadden een hamster waar ze gek op waren. Hij pakte dat beestje, knipte eerst met een schaar de pootjes eraf en daarna sneed hij hem open. Hij zou wel eten wat er in de pan zat en mij dwong hij die hamster rauw op te eten. Overgeven mocht niet, want je weet wat ik dan moest doen. Wouter deed zoiets niet in razernij, want hij was niet boos. Dat z'n eten niet klaar stond was alleen maar een kans om iets te doen wat hij toch al wilde, en dit was dus het goeie moment. Met het konijntje van de kinderen is later hetzelfde gebeurd. Dat was zo'n zacht, wit diertje. Ik volgde een computercursus en daar was ook een vent die bij het leger in 't Harde werkte; Mark Dietrich. Wouter wilde dat ik met hem aanpapte, zodat ze later iets hadden om hem mee te chanteren. Als hij niet betaalde zouden ze het tegen zijn vrouw zeggen. Toen ik zei dat ik dat niet wilde, zei hij: 'Als je het niet doet, zul je eens iets beleven.' 's Avonds kwam ik van die cursus terug en zei ik, dat ik het niet had gedaan. Toen pakte hij dat konijntje en een mes. Het beestje kreeg heel grote ogen, krijste en toen was het afgelopen; het was verschrikkelijk stil. Ik wist niet dat konijnen zo konden gillen; ik zal dat geluid nooit vergeten. Hij sneed het in stukken, liet me die opeten en zei dat hij hetzelfde met Max zou doen als ik Dietrich niet versierde.

Tegen de kinderen zei ik de volgende dag maar dat het beestje naar de kinderboerderij was omdat er een heleboel kindjes waren die met een konijntje wilden spelen.

Toen ben ik Mark dus gaan versieren. Ik hoefde er niet eens zo veel moeite voor te doen. We zaten koffie te drinken in de kantine en hij begon zelf allerlei opmerkingen te maken. Ik zei: 'Ach dat durf je toch niet, daar heb je het lef niet voor.' We zijn naar 't Harde gereden, naar de een of andere medische dienst; een groot wit gebouw waar legerartsen werken; en daar hebben we een uur doorgebracht. Daarna bracht hij me naar huis en Wouter was tevreden, maar ik geloof niet dat er ooit iets van die chantage terecht is gekomen.

Ik heb natuurlijk geen andere dieren meer genomen. Ja, een keer een papegaai, een heel vals beest. De vrouw in de dierenwinkel had ervoor gewaarschuwd. Ik dacht: die moet ik hebben. Ik kreeg de wildste ideeën: als ik het hok opendoe, vliegt hij Wouter aan en pikt ie z'n ogen uit. Maar dat is jammer genoeg niet gebeurd; hij heeft alleen de kinderen gebeten.

* * *

Een beetje normaal huiselijk leven hadden we in Elburg dus net zo min als in Epe. Vrijwel elke dag van de week en het hele weekeinde waren er klanten of seksfeestjes. Wouter en ik leefden langs elkaar heen. Er was geen dag dat hij en ik met de kinderen alleen waren. De kinderen en de collectes waren mijn zaak, de klanten waren zijn afdeling. Daarnaast deed hij ook gewoon z'n werk op de blikfabriek en ging hij door met de band. Het geld gaf hij uit aan dure muziek spullen en drank. Een auto hadden we niet; die hadden we niet nodig. Waar moesten we heen? Als ik naar een klant moest bracht Lakei ons weg of iemand anders die een auto had. Zo eens in de tien dagen kwamen er een oudere broer van Wouter en z'n vrouw op bezoek. Wouter was als de dood voor hem. Zijn familie komt uit Doornspijk en is heel streng gereformeerd. We gingen er wel eens eten; echte Hollandse pot: snijboontjes, aardappels en vette gehaktballen. Het zijn mensen die geen radio of tv in huis hebben. Die vinden ze duivels. Als ze die al duivels vinden, ben ik benieuwd hoe ze nu over hun broertje denken.

Als die zwager en z'n vrouw kwamen, ging hij gauw naar boven. Dan zei hij dat hij even ging douchen of andere kleren aantrekken; maar boven stond een extra telefoontoestel en dan ging hij alle klanten afbellen. Op zo'n avond gebeurde er niets en werd er net gedaan alsof we een keurig gezinnetje waren.

In Elburg kwamen de klanten ook overdag en 's avonds, voorom en achterom. De buurt moet dat hebben gezien. Zeker onze buurman; die hield alles van achter zijn gordijnen in de gaten. Ik gilde de boel daar ook om de haverklap bij elkaar, maar niemand weet nu ergens van. In de buurt woonde een vrouw die bij de politie werkte. Zij heeft ook niets gezien en gehoord, beweert ze. Ik had niet zo veel contact met de buurt. 'Goeiemorgen, goeienavond' en wegwezen. Dat zo weinig mensen me daar ooit zwanger hebben gezien kan ik nog begrijpen. Buiten droeg ik vaak een wijde, groene slobberjas om het te verbergen. Ik schaamde me; ik was bang dat ze zouden zeggen:

'Jezus, is ze nou alweer zwanger?'

* * *

Wouter, Kees Lakei en Ludo waren in de periode Elburg misschien wel de ergste sadisten. Van Ludo weet ik de achternaam niet. Hij was een vriend van Lakei. Ludo kwam een paar keer per maand en hij was heel extreem; het liefst deed hij aan wurgseks. Dan bonden ze een nylonkous of zo'n gordijnkoord om m'n nek en verkrachtten ze me als ik bijna stikte. Dat kende ik al van Epe; er waren veel SM klanten die dat leuk vonden. Maar Ludo was de eerste die net zo lang doorging tot ik echt bewusteloos was. Dan kwam ik in de badkamer weer bij met een koude straal op m'n lijf. Wat Wouter, Lakei en Ludo ook graag deden, was me achter de auto aan slepen; dat hebben ze in die tijd meer dan twintig keer gedaan. Ze namen me dan mee naar een zandweggetje naast de hei in de buurt van de Dellen in 't Harde; dat is militair oefenterrein. Ze deden het bij voorkeur als er schietoefeningen waren; dan staan er borden met de waarschuwing dat het er levensgevaarlijk is en zijn er dus minder pottekijkers. Ik moest m'n kleren uitdoen tot ik alleen in m'n lingerie stond. Ze bonden me met een stuk touw aan m'n enkels of polsen aan de trekhaak vast, of aan iets in de kofferbak en gingen rijden. Ze sleepten me het hele weggetje af; zo lang ze het konden overzien. Een paar honderd meter, een kilometer... dat hield ik niet bij. En maar joelen en schreeuwen; ze hadden de grootste lol.

In het begin was ik bang, maar zoiets went ook. Daarna was het alleen even slikken als ik tegen een steen op botste en dan was dat gevoel ook weer weg. Alleen de eerste keer ben ik buiten bewustzijn geraakt. Met dat spelletje was Ludo ook het extreemst. Hij reed het hardst van allemaal.

Het bloed, de pijn, ze kregen er een kick van. Als ik genoeg schaafwonden en blauwe plekken had wilden ze in het bos gemeenschap met me hebben. Wouter was gek op seks in het bos. Hij keek ook graag naar filmpjes van verkrachtingen in de vrije natuur. Ondanks die schietoefeningen kwamen er genoeg mensen langs; op de fiets, met de auto. Sommigen zagen het wel maar reden door. Ik herinner me dat er een keer een motorfiets stopte, maar die vent reed toch maar weer door. Bang waarschijnlijk; tenslotte waren ze met z'n drieën; maar ik blijf het toch vreemd vinden. Misschien is er wel aangifte van gedaan, maar is het nooit serieus genomen.

* * *

Na Max wist Wouter het wel: de volgende zwangerschap zou weer van hem zijn; dan zou hij weer bepalen wat er ging gebeuren. Ze hielden me van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat als havikken in het oog. Wouter, Lakei, m'n vader of m'n moeder; ze hielden bij wanneer m'n menstruatie uitbleef. Vanaf het moment dat ik zwanger was, was m'n moeder, of Wouter, of iemand anders van de groep constant bij ons in huis om me te bewaken. In de ogen van m'n ouders en Wouter zal de geboorte van m'n drie kinderen een soort sabotage van hun spelletjes zijn geweest en dat wilden ze voorkomen.

In de hele periode Elburg hebben ze nog acht keer abortus bij me gepleegd. Een embryo hoefde niet voldragen te worden. Met twee maanden zwangerschap was de spanning er al en vonden ze het prachtig om het af te breken; door me van een trap te gooien, door me heel erg te misbruiken, door net zo lang met schroevedraaiers in m'n baarmoeder te gaan dat het losliet. Ik vocht als een gek, en als ze niks meer konden bedenken knipten ze stukjes uit m'n huid tot ik ging liggen en rustig meewerkte.

Als bleek dat ik zwanger was mocht ik niemand meer bellen. Wilde ik iemand spreken, dan draaiden zij het nummer voor me. Als ik de straat op ging of boodschappen deed, moest er iemand mee. Negen van de tien keer ging er iemand mee als ik collecteerde. Dan bleven ze op een straathoek staan kijken of ik niet bij iemand naar binnen ging. Of Wouter belde de organisatie om te vragen hoe lang het ging duren. Als ik het lef had om niet op tijd thuis te zijn sloeg hij me verrot. Ze gingen met me mee om een zwangerschapstest te halen. Als ik iemand zou waarschuwen zouden ze Max te grazen nemen.

Wouter dreigde: 'Ik stop hem in een pan kokend water,' of: 'Ik snij hem z'n strot af,' of: 'Ik pleur hem uit het raam.' Marja Boissevain heeft een paar keer vergeefs voor de deur gestaan; mocht ik niet opendoen. Ik dacht wel eens dapper: ik geef een gil; dan weet ze dat ik toch thuis ben. Maar dat bleef altijd bij gedachten.

Met de zwangerschap van Barbara lukte het toch weer om Marja in te lichten. Dat was in de zomer van '87. Zij had een assistente, Anneke, en die kwam ik een keer in het winkelcentrum tegen. Ik zei niets over m'n zwangerschap, maar naderhand loog ik tegen Wouter dat ik haar had verteld dat ik zwanger was en of ze dat aan Marja wilde doorgeven. Hij geloofde het ook nog, dus dat was de redding van Barbara. Toen ik ruim een jaar na Max weer op alle dagen liep was Marja op vakantie en was er een waarneemster. Ik vond dat er iets moest gebeuren, want ik was twee weken over de uitgerekende tijd en de waarneemster had gezegd dat Marja in ieder geval niet bij de bevalling kon zijn. Ik vertrouwde haar niet, dus ik wilde het huis uit. Met veel moeite mocht ik naar het ziekenhuis in Zwolle. Daar heeft de gynaecoloog de volgende dag de geboorte van Barbara ingeleid.

Mieke is in augustus '88 geboren omdat de wijkzuster een keer voor Barbara aan huis kwam en ik haar verteld had dat ik zwanger was. Maar telkens was het vertellen een ramp: ik moest er al m'n moed voor bijeen rapen. Bij de geboorte van Mieke ben ik dan ook volledig ingestort.

Ik belde je al over de bijzondere problematiek van deze patiënte, heel kort samengevat: incest problematiek, abortus provocatus op 14 jarige leeftijd, vijfde graviditeit op nu 20 jarige leeftijd, reactivering van de problematiek door verkrachting in de vijfde maand van de zwangerschap en angst dat dit tot aangeboren afwijkingen zal leiden, ernstige relatie problemen met de familie, waarvan met name de vrouwelijke leden de ontplooiing van de patiënte in de weg lijken te staan. Toenemende depressiviteit, neiging tot suïcidaal gedrag en uiteindelijk volledige decompensatie Gezien het normale kind is gekozen voor beëindigen van de zwangerschap door middel van een sectio saesarea (sic) (...)

(brief van de gynaecoloog aan de huisarts, 2.9.'88)

De bevalling van Mieke in augustus '88 was een dieptepunt. Ze is een zevenmaandskindje en het gebeurde weer in het ziekenhuis in Zwolle. Ik ben er compleet doorgedraaid en heb er alles stukgeslagen. Ik kreeg een psychiater aan m'n bed, die zei: 'Joh, er is bij jou veel meer aan de hand...' en toen mocht ik erover praten. Twee maanden daarvoor had ik op een ochtend Bert Akkerman uit Epe op bezoek gekregen. Hij was al een oude klant en een vriend van m'n moeder. Ik zag hem wel vaker, maar meestal als hij m'n moeder kwam brengen. Na een kwartiertje vertrok hij weer, maar even later kwam hij terug omdat hij zogenaamd z'n autosleutels kwijt was. Max en ik hebben er naar gezocht, maar we konden ze nergens vinden.

In de huiskamer gooide Akkerman me plotseling op de grond waar die twee kleintjes bij waren. Ik probeerde weg te kruipen, maar hij trok me aan m'n benen terug, rukte me de kleren van het lijf en heeft me verkracht. Ik schreeuwde, maar niemand hoorde me en m'n kinderen begonnen te huilen. Die stonden in een hoekje te kijken; ze waren in paniek. Max riep maar: 'Mag niet! Mag niet!'

Bert knoopte zijn broek dicht, vroeg of ik het lekker had gevonden en is opgestapt.

Een maand of twee later ben ik van die zwangerschap over m'n toeren geraakt. Ik dacht dat het kind in m'n buik door die verkrachting beschadigd zou zijn en heb me met een smoes laten opnemen, want Marja was zelf met zwangerschapsverlof. Er waren twee jongere meisjes die voor haar waarnamen; ik zag ze niet zitten want ik dacht: die praat Wouter zo omver; dus heb ik gevraagd of ik naar het ziekenhuis mocht. Daar moest ik een goeie reden voor geven.

Ik zeg: 'Nou, ik denk dat het niet goed zit; ik voel me zo beroerd,' en toen mocht het.

In het ziekenhuis bleek dat alles goed zat, maar ik had een veel te hoge bloeddruk, dus had ik een goed excuus om te blijven. Oom Harm had me erheen gebracht en is toen naar Wouter gegaan om te zeggen dat ik was opgenomen. Ik ben aan de monitor gelegd om de bloeddruk in de gaten te houden, maar die werd steeds hoger. Ze dachten dat het op zaal te druk voor me was en hebben me apart gelegd, maar ik werd alleen gek van al die moeders om me heen die maar zo lief over hun baby zaten te praten. Ze hebben me op een tweepersoonskamertje gelegd. Daar lag nog een mevrouw met een hoge bloeddruk die ook moest bevallen. Ik kon goed met haar opschieten maar in het weekeinde mocht ze weg, dus op een zaterdagavond lag ik alleen. Het bezoek was al weg en ik had niks te doen.

Er kwam een verpleegster een praatje met me maken. Ze vroeg waarom ik zo gesloten was, waarom ik zo weinig zei. Ik zei: 'Dat gaat jou niks aan. Waarom zou ik je wat vertellen? Ik weet ook niks van jou.'

Ze begon heel lief over haar zoon te vertellen, die toen een jaar of 22 was; die was van mijn leeftijd, had een vriendinnetje, daar ging het zo goed mee, allemaal heel leuk en ze krijgen een kindje... Op dat moment sloegen bij mij de stoppen door. Ik mepte de bloe menvaas van het tafeltje, smeet kopjes door de kamer en het enige wat ik wilde was uit het raam springen; ik had er genoeg van. Ze heeft collega's opgepiept om me op bed te binden en daarna kwam die psychiater.

Het enige wat ik kon uitbrengen was dat ik tijdens de zwangerschap van Mieke was verkracht en dat ik doodsbang was dat er een vreselijk gedrocht in m'n buik zou zitten door alles wat er nog meer was gebeurd. Ik kon niet vertellen wat; ik zei dat ik daar niet aan toe was en hij begreep het.Hij zei: 'Dat komt vanzelf wel.'

Ik wilde geen gewone bevalling omdat al die angst en spanning me teveel waren geworden, en daarom hebben ze in overleg met de gynaecoloog besloten Mieke met de keizersnee te halen. Toen ik thuiskwam zei de verloskundige: 'Als ik dat had geweten, had ik het nooit toegestaan; dan was ik dag en nacht bij je gebleven.'

Over voorbehoedmiddelen werd thuis gewoon nooit meer gesproken; ik had nauwelijks het lef om erover te beginnen. Als ik het al eens aansneed, zei ik:

'Joh, die en die is aan de pil, zou het niet verstandiger zijn om dat ook bij ons te doen?'

Daar volgde wel weer een of andere straf op. Of het was aanleiding voor een nieuw SM spelletje om me van die gedachten af te brengen. Dan laat je het verder wel uit je hoofd. Greetje van der Ven heeft in die tijd een keer tegen ze staan uitvaren over voorbehoedmiddelen.

'Ik heb bij haar thuis stennis geschopt over de pil. Na de geboorte van Barbara moest ik naar Elburg, want het arme kind zat onder de eczeem. Arie en Dinie zaten op de bank; Wouter stond daar maar een beetje onhandig met zijn handen in zijn zak; Yolanda was boven bij Max, maar ze kwam even later naar beneden toen ik tegen Wouter stond uit te varen. Ik was heel grof, ik zei: 'Je maakt toch niet bij ieder nummertje een kind? Het is toch geen stijl om een meisje van negentien het ene kind na het andere te geven? Heb je nooit van de pil gehoord?' Zegt Dinie: 'Ja, maar die wil ze niet.' Ik zeg tegen Wouter: 'Jij bent haar man, heb jij nooit van condooms gehoord? Je vindt het zeker niet leuk om met een condoom te vrijen?' Hij wist zich met z'n figuur geen raad. Had ik maar, o had ik maar iets vermoed.'

(Greetje van der Ven)

Ik kwam de trap af en daar stond Greetje te foeteren. Dat was een van de momenten dat ik op het punt heb gestaan om alles eruit te gooien, want Greetje vertrouwde ik. Ik zie het nog zo voor me. Zij stond met haar rug naar me toe en ik keek over haar schouders recht in de ogen van m'n moeder. Die bleef me strak aankijken; met die blik... die ik zo goed ken; ik was er doodsbang voor. Ze had me in haar macht en ik heb dus m'n mond gehouden. Ik hou ontzettend veel van Greetje; ze is een echte moeder voor me. Hoe vaak ik niet op het punt heb gestaan om naar haar toe te gaan... Maar dan durfde ik weer niet. Bang dat ze me niet zou geloven, bang dat ze me raar zou vinden, bang dat ze het aan m'n ouders zou vertellen, bang dat ze me zouden vermoorden, en later bang dat ze Max en Barbara in kokend water zouden stoppen. Stel dat m'n vader net langs zou komen als ik bij haar was? M'n ouders werkten toch allebei voor haar?

De SM feestjes konden niet veel gekker worden. Om je een idee te geven zal ik er eentje beschrijven die me nog levendig voor de geest staat. Wouter is erbij, m'n ouders, Ruud en Guurt van Gaais die gearresteerd zijn omdat ze m'n kinderen hebben misbruikt, hun moeder Bep, en Arno en Stien Hoppe, die ook zijn aangehouden. We zitten eerst te drinken en te roken. Op een gegeven moment zegt m'n moeder dat ik naar boven moet. Daar kleed ik me uit en ga ik op bed liggen. Het matras ligt op een bedspiraal midden in een kamer met spiegels. Op een gegeven moment komt de hele zwik naar boven.

Ze binden me vast, kleden zich uit en dan volgt het gewone ritueel: ze staan in een kring om me heen en op last van m'n moeder zeggen ze om beurten dingen die ik moet gaan doen, of die zij willen doen. Hoppe zegt dat ik z'n ontlasting moet opeten, m'n vader wil gepijpt worden en Grieks, Bep wil dat ze ondergeplast wordt en dat moet ik dan aflikken. Iedereen moet z'n verlanglijstje uitspreken en in de loop van de avond gebeurt het allemaal. Er zijn er ook bij die het prachtig vinden om me met woorden te vernederen. Hoppe is er zo een; die schreeuwt tegen me dat ik een rioolrat ben, dat ik helemaal niks ben, dat ik een vuile hoer en een ordinair stuk stront ben, en als ik zijn stront opeet zal ik ook stront ter wereld brengen; dan zal ik me als een stuk stront vermenigvuldigen. Hij dreigt altijd m'n kinderen te misbruiken als ik niet meewerk, want dat zijn volgens hem ook maar hoertjes in spé. De rest staat er verschrikkelijk om te lachen en dikt het af en toe nog wat aan. Vervolgens slaan ze me net zo lang tot het bloed van me af loopt, er worden tepelklemmen met gewichten aan me gehangen, naalden in me gestoken, ik word in al m'n openingen misbruikt; ze stoppen allerlei dingen in me, ze doen van alles met elkaar, van onderen, van achteren, van voren, van boven, mannen worden gepijpt door mannen en door vrouwen en ze ontlasten zich op m'n gezicht; als de één geen aandrang heeft kan de ander wel.

Het hele zooitje is een stel smeerlappen, maar Bep van Gaais spant de kroon. Ik weet niet eens hoe je dat moet omschrijven. Ik denk dat ze zich nooit waste; volgens mij zat de afscheiding van zeven weken er nog in klonters en klitten aan, alsof ze het opspaarde. Als ik met haar bezig was, was ik mijlenver weg.

Van die ene keer herinner ik me dat m'n moeder iets nieuws heeft bedacht. Ze vraagt of er nog iemand moet poepen en Bep doet het in haar handen. M'n moeder smeert zich er helemaal mee in, ik word los gemaakt en moet haar schoon likken. Daar krijgt ze zo'n kick van dat ze klaarkomt.

De SM feestjes waren altijd afgelopen als iedereen was klaargekomen. Dat duurde wel even, want m'n moeder kon dat vaak; zij hield pas op als het haar begon te vervelen, of als ze trek in een borrel kreeg. Denk maar niet dat die mensen onder de douche gingen. Ze veegden zich af met een doekje, trokken hun kleren aan en gingen vervolgens naar beneden 'om nog gezellig een glaasje te drinken'. Dat werd dan een ordinaire zuippartij tot iedereen eindelijk stomlazerus naar huis ging.

Ik deed niet mee, want ik moest de hele gore pis en poepzooi schoonmaken. Dat viel niet mee, want er lag geen zeil op de slaapkamer maar gewoon kleed. Daarna ging ik naar de badkamer; daar stond gelukkig een wc. Als ik alleen was durfde ik wel over te geven. Het ging meestal vanzelf, maar als het niet meteen ging stak ik de tandenborstel net zo diep in m'n keel tot het wel lukte en dan kotste ik m'n darmen zowat uit m'n lijf. Uiteindelijk kwam ik bijna niet meer onder de douche vandaan; ik had er het liefst dag en nacht onder gestaan. Dan ging ik naar bed, maar van slapen kwam niks, want als de hele meute was vertrokken kwam Wouter naar boven, en als hij niet al te dronken was wilde hij het nog een keer met me doen. Van slapen kwam trouwens sowieso niet veel. Zolang ik me herinner heb ik slecht geslapen. Ik had altijd nachtmerries en ik kan de keren niet tellen dat ik het licht zag worden en dacht: weer een dag...

* * *

Arno en Stien Hoppe zijn zo dikwijls bij ons geweest dat ze door de buren aan De Boeg het eerst aan de politie zijn beschreven; minstens eens in de week. Amo is een werkloze van een jaar of vijftig die pas bij de vaste SM club kwam toen we in Elburg woonden, maar we kenden ze al van de Laarenk.

Hannes en Truus Doever waren goed bevriend met Stien en Arno; Hannes en Arno hadden met elkaar op de vrachtwagen gereden. Toen Amo van Epe naar Vaassen verhuisde, woonden we al in El burg. Wouter hielp ze bij die verhuizing met sjouwen en van het een kwam het ander: Amo en Stien waren gek op partnerruil, Wouter hield van dikke vrouwen en zo is het begonnen. Nou, dik was ze; ze was een kolos.

Het zijn allebei heel domme, dikke mensen die leefden op patat en drank. Hun jongste dochtertje plaste in bed en dat probeerden ze haar af te leren door met een harde bezem haar billen af te schrobben. Als er geld was, werd dat er in een paar dagen doorgedraaid en de rest van de maand moesten de kinderen maar zien hoe ze aan eten kwamen. Ze verwaarloosden ook hun honden; die kregen soms te eten van de buren.

Amo moest altijd schreeuwen en opscheppen over zijn seksuele prestaties; van Stien blijft me bij dat zij ook zo'n smerig mens was; ze stonk een uur in de wind en rook vies uit haar mond. Als ze haar kleren had uitgetrokken en je liep langs dat hoopje, brrr: vol met gele strepen en bruine vlekken. En al gauw kwamen de broers van Gaais Alfred, Ruud en Guurt met hun moeder erbij, want dat waren buren van ze in Vaassen.

Ik kende die jongens al van dat jaar op de LOM school, dus vanaf m'n twaalfde. Ruud is de jongste, dan komt Guurt en dan Alfred. Ruud en Guurt waren kind aan huis; die kwamen elke keer met Amo Hoppe mee, of ze kwamen alleen, of met z'n tweeën. Ik weet niet wie hun vader was. De ene keer hoorde je dat ze gescheiden waren, de andere keer dat hij was overleden. In ieder geval waren ze in voor alles op SM gebied. Hoe gekker hoe mooier; alle vormen

van seks, inclusief de extreemste.

* * *

Nieuwe klanten konden met heel simpele dingen beginnen en binnen de kortste keren in sadisten veranderen. Dominee Tuinder was zo iemand, een predikant uit de streek. Hij is vaak geweest. Er kwam ook een ouderling mee, Gering. Wouter had iets met de dominee geregeld over een lening van vierduizend gulden van de kerk. Natuurlijk hadden we geen geld nodig we zwommen erin maar anders had hij toch geen excuus om bij ons aan huis te komen? In zijn boeken moest hij verantwoorden waarom hij bij ons kwam. Hij was een lange man met verkreukelde varkensoren. In het begin was het gewoon een beetje pijpen, toen werd het gemeenschap en op het laatst wilde hij ook toekijken bij de SM feestjes. In de club werd hij 'domi' genoemd. Van domineren, snap je wel. Hij vond het prachtig om te zien hoe ik onder stroom werd gezet. Het idee om iets met stroom te doen kwam van Bernard Liezer uit Epe. Dat was een man van middelbare leeftijd die m'n moeder in het ziekenhuis had opgeduikeld toen ik van Mieke was bevallen. Ze had in het bezoekuur met hem aangepapt; ze pikte echt overal klanten op. Liezer lag er voor zijn hart. Ze zei dat hij ook mee ging doen. Ik kan me hem nog zo voor de geest halen: hij kwam altijd met een blauw autootje, droeg een vaal blauw jasje en een terlenka broek met een wit overhemd erboven en blauw ondergoed. Op SM gebied was hij overal voor in, maar op een gegeven moment zei hij: 'Wist je dat je ook met stroom kunt werken?' Dat had hij wel eens in een boekje gelezen. Ze hebben toen een draad met een schakelaar en een stekker opgescharreld, van het uiteinde een stukje isolatie gehaald en dat op m'n lichaam gezet. De eerste keer was ik heel bang. Het begon met schakelaar aan en uit knippen. Het voelt aan als een soort klap, maar niet zo dat je van je bed vliegt; meer een eng gevoel dat zich over je hele lichaam verspreidt naarmate ze de schakelaar langer aan laten staan. Op de plek waar ze de draad tegen m'n lichaam hielden begon het te schroeien en kreeg ik een brandplek.

Later duwden ze die draad in m'n vagina of in m'n achterwerk en zetten ze de stroom aan. Dat was veel erger: een gevoel alsof ik verscheurd werd. Ze deden het tot ze zagen dat ik half bewusteloos was en niet meer schreeuwde, want het schreeuwen wond ze juist op. Elektriciteit was een nieuwe kick, dus dat gebeurde daarna heel vaak. Liezer kwam zeker eens in de week en als hij er niet was deed de rest het wel, want dat stroomdraadje bleef gewoon liggen. Daar gingen Wouter en Lakei mee experimenteren; dan staken ze bijvoorbeeld naalden door m'n tepels en zetten ze daar stroom op. Ze vonden het leuk om me te zien schokken.

Ook dat went. Op het laatst had ik iets van: doe het nou maar, dan ben ik er gauw vanaf. Ik heb wel vaak het gevoel gehad van: nu ga ik de pijp uit. Niet alleen met de stroom, maar ook met die wurg seks. Dit is de laatste keer dat ze het doen, dit overleef ik niet. Soms was het een teleurstelling dat ik toch weer bij kennis kwam, want dan had ik gehoopt dat ik niet meer wakker zou worden. Ik ben eens naar een dienst van die dominee gegaan. Ik kwam halverwege binnen en heb een poosje zitten luisteren. Hij had het over naastenliefde. 'Heb uw naasten lief.'

Ik dacht: en zet ze vervolgens onder stroom.

Weet je wat erg is? Erachter komen dat niet iedere dominee, niet iedere dokter en niet iedere politieman zo is. Bij mensen als Tuinder wist ik waar ik aan toe was: die was gewoon niet te vertrouwen en dat soort mensen was ik gewend. Maar neem nou m'n huisarts in Elburg. Hij was een erg aardige, vriendelijke en betrouwbare man. Toch durfde ik hem niet in vertrouwen te nemen want ik vertrouwde in die tijd gewoon niemand; maar terugkijkend weet ik dat ik het best had kunnen doen. Hij zou me daar zeker weggehaald hebben, als ik maar iets had losgelaten.

Die huisarts moet iets hebben vermoed, anders was hij op een keer niet uit zichzelf over een opvangtehuis voor vrouwen in Zwolle begonnen. Ik weet niet meer waar het gesprek over ging, maar nog wel dat hij aangaf dat er in Zwolle zo'n tehuis was waar ik met m'n kinderen heen kon; maar ik durfde niet.

Ik zat in een soort gevangenis. Vergelijk het maar met een fles: deinhoud kan er pas uit als iemand anders de dop eraf schroeft.

* * *

Elburg was ook de tijd van de video's. Mijn moeder had ze niet nodig, maar Wouter was er gek op. Die films werden steeds gewelddadiger. Uiteindelijk keken ze alleen nog naar het soort dat je niet bij een videotheek kunt huren. In het dorp zat een man die er een hele zwik van had en met hem gingen ze gewoon ruilen. Ze begonnen met gewone verkrachtingen in de open lucht en filmpjes waarop af en toe een tik viel. Later gingen ze over op video's over extreme SM; over vastbinden, naalden, zwepen, klemmen, messen, bloed. Ze hebben het allemaal bij me gedaan. Je hoort wel eens dat pomo geen kwaad kan, maar van Adriaan op m'n achtste tot Wouter op m'n tweeëntwintigste hebben ze bijna al hun ideeën uit pornoboekjes en filmpjes gehaald. Er werd ook altijd mee geschermd: het staat in de boekjes, dus is het goed.

Zij bekeken die filmpjes heel aandachtig, als een soort handleiding van een apparaat. Zo heb ik me ook altijd gevoeld; als een apparaat. Ze hebben bijvoorbeeld een band bekeken waarop te zien was hoe ze naalden schoon maakten... daar begon het mee. D'r lag een vrouw vastgebonden en ze duwden die naalden door haar tepels. Lakei en Wouter bekeken dat drie, vier keer en kregen er steeds meer belangstelling voor, dus dan moest ik er ook aan geloven. Ze bonden me vast en pakten naalden. Voor steriliseren hadden ze geen tijd; ze staken ze er gewoon in. Niet voorzichtig, maar gewoon: zoals je een naald door kleding duwt.

Veel van wat er in Elburg gebeurde hebben ze het laatste jaar ook op video's vastgelegd. Het was een idee van Wouter en Lakei. Klanten die dat wilden konden tegen betaling een video mee naar huis krijgen; maar die moest dan wel weer terug. De dominee staat bijvoorbeeld ook op zo'n film. Ze gaven kopieën in bewaring bij Eibert Struis in Vollenhove. Hij was een soort verzamelaar denk ik; iemand uit het SM wereldje. Hij kwam ook als klant in Elburg. Voor zover ik weet keken ze niet naar filmpjes waarop iemand echt wordt doodgemaakt, maar het zou me niets verbazen als ze daar stiekem naar keken als ik er niet was. Ik weet wel dat ze bestaan. Er zijn niet veel mensen die zich kunnen voorstellen dat mensen daar seksueel opgewonden van worden. Als ik het niet met eigen ogen had gezien had ik dat ook niet geloofd. Als je alleen al de moord op Patrick neemt. Ik bedoel... Kees Lakei kreeg tijdens het hele gebeuren geen erectie; ik zag dat hij pas een erectie kreeg toen hij de baby begon open te snijden. Ik vraag me zo vaak af: hoe kan dat? Hoe zit je dan in elkaar?

Er zijn gelukkig mensen die me voor die moord in verwachting hebben gezien. In die periode heb ik samen met een vrijwilliger gecollecteerd die toevallig rechercheur was. Ik durfde hem niets te vertellen, want in die tijd was elke onbekende verdacht en zeker iemand van de politie. Maar ik ging wel expres strakke kleren dragen, zodat hij zou zien dat ik zwanger was. Die man heeft een verklaring afgelegd en kon het zich nog heel goed herinneren. Hij wist zelfs nog wat voor kleren ik aanhad.

Het gebeurde in oktober 1989 in de slaapkamer aan de voorkant van het huis aan De Boeg. Ik weet nog dat m'n neef Mark in Ernst jarig was, dus het was de achttiende. Ik wist dat er iets kon gaan gebeuren omdat ik Marja Boissevain niet had kunnen waarschuwen; ik had er domweg de kans niet toe gekregen.

Eerst waren Wouter en Kees Lakei met me bezig. M'n moeder en vader brachten de kinderen naar bed. Die werden bij een SM feestje altijd naar bed gebracht. Pas later heb ik begrepen dat ze al van plan waren geweest de baby die avond met geweld geboren te laten worden, maar voor mij begon het als een gewoon SM spelle tje. Niks bijzonders, ik had er al zoveel meegemaakt. Ik moest een onderdanige rol spelen en ze bonden me zoals gewoonlijk met armen en benen wijd op bed. Ze sloegen me met de plak op m'n buik en toen dat ze genoeg had opgewonden deden ze het allebei met me.

Op een gegeven moment ging Lakei met zijn hand naar binnen. Hij zei dat hij de weeën wel even zou opwekken. Hij deed iets met zijn vingers aan m'n baarmoedermond en dat deed erg zeer, dus ik schreeuwde dat hij moest stoppen, maar hij hield niet op. Hij zei: 'Je gaat het heus wel lekker vinden.'

Wouter vond het erg spannend; als hij iets kon doen moest Lakei het maar zeggen, maar die werd pissig omdat het niet lukte. Wouter zei dat hij wel aan m'n moeder zou gaan vragen wat hij moest doen. Op haar aanraden stak Lakei een koortsthermometer in me. Ik voelde iets breken in m'n buik en even later stroomde het vruchtwater op bed. Jan en Wouter gingen de kamer uit en ik weet niet hoe lang ik zo heb gelegen voordat de weeën begonnen en het hele gezelschap de kamer in kwam. Mijn moeder zei: 'Nu gaan we lol maken.'

De drie mannen waren helemaal bloot, maar zij hield haar kleren aan. Ik moest denken aan wat er met de tweelingen was gebeurd en werd ontzettend bang: bang dat m'n drie kinderen vermoord zouden worden en bang voor het leven van het kind in m'n buik. Ik kreeg persweeën en niemand zei iets, behalve m'n moeder. Tegen de politie kon ik bij de aangifte niet over m'n lippen krijgen wat ze zei; toen heb ik het maar opgeschreven.

Ze zei: 'Je gaat alleen maar een paar botten uitschijten. Er kan hoogstens een walgelijk monster geboren worden, want uit jou kan toch niets goeds komen.'

Zij leidde de geboorte. Het was een jongetje en het zag er een beetje blauw uit. Voor mij heette hij vanaf dat moment Patrick; die naam had ik al eerder bedacht. Hij huilde niet, maar hij bewoog en haalde licht adem. Wouter kreeg opdracht mij een blinddoek voor te doen. Er was even ruzie, want Lakei wilde alles doen, desnoods samen met Wouter, maar dat vond m'n moeder niet goed: zij moest bepalen wat er ging gebeuren. Lakei stelde toen voor dat ze alles samen zouden doen en dat vond ze oké.

De baby lag tussen m'n benen en ik had hem nog steeds niet gehoord. Ik kan me het gesprek niet precies meer herinneren, maar ik weet nog dat m'n moeder zei dat ze bij de vingertjes zou beginnen; ik begreep dat ze die er met een tang af zou knippen. Vlak daarop begon de baby hard te krijsen en te schreeuwen. Dat gillen van m'n baby's... ik denk niet dat ik dat geluid ooit zal kunnen vergeten. De rest genoot ervan. Lakei zei dat hij het 'heel spannend' vond. Hij wilde de baby 'als een varken' ondersteboven aan de deur hangen en dat zag m'n moeder wel zitten; dan zouden ze wel zien wat ze ermee ging doen. Ik weet niet of de baby toen al dood was, maar ik hoorde aan de geluiden dat ze het deden. Ze hingen hem met een touw ondersteboven en dat sloegen ze over de deur om het aan de buitenkant vast te maken. Dat deden ze ook wel eens met mij, als ze wurgseks wilden.

Wouter deed m'n blinddoek af en draaide m'n hoofd in de richting van de deur zodat ik alles zou zien. Het kindje bewoog niet meer en ik zag dat z'n duimpje eraf was. Het bed zat onder het bloed. M'n vader stond zich aan te kleden. Hij ging naar beneden om messen uit de bromfietstas te halen, dus blijkbaar waren ze het allang van plan geweest. M'n broer werkte bij een slagerij; hij had een paar uitbeenmessen aan hem meegegeven. Lakei heeft de baby gestroopt en van boven naar beneden open gesneden. Daarna ruilden hij en Wouter van plaats.

Wouter zei: 'Als je een varken slacht, moet je ook het vlees verkopen.'

Hij ving bloed op in een plastic bakje en sneed een stuk van het lichaampje af. Hij hield me het bakje en het stukje vlees voor en zei dat ik dat door moest slikken. Ik hield m'n tanden stijf op elkaar en schudde van nee.

M'n moeder zei: 'Dan halen we een van de kinderen en moet je eens zien wat er gebeurt.'

Toen heb ik het gedaan. Lakei hield m'n hoofd vast en Wouter perste het naar binnen.

M'n moeder sneed het touw door en ik hoorde het babylijkje op de grond vallen. M'n vader had al die tijd toegekeken. Hij maakte de riemen los en hij en m'n moeder gingen de rommel opruimen. Wouter en Lakei wilden toen nog gemeenschap met me hebben en daar heb ik me maar niet tegen verzet. Ik was toch leeg. Wouter heeft daarna Ruud van Gaais en Amo Hoppe gebeld en gevraagd of ze iets weg wilden brengen. Die belden ze wel vaker als er zaakjes geregeld moesten worden. Hoppe had een grote witte auto. Ik hoorde ze praten en iemand vroeg:

'Hoe moeten we van de rommel af komen?' Arno liet de naam van het Cannenburger Bos vallen. 'Daar kunnen we de zaak wel dumpen.'Intussen zat ik op de slaapkamer wezenloos met dat lijkje tegen me aan gedrukt. Toen ze weer binnenkwamen zei Amo: 'Zo meid, daar ben je weer vanaf; die zwangerschap is achter de rug.'

Alsof ze me een dienst hadden bewezen. Ze hebben de baby in stukken gesneden, in een vuilniszak gedaan en weggebracht. M'n ouders gingen niet mee; Lakei en Wouter wel. De volgende dag moest ik het vloerkleed schoonmaken. Sindsdien heb ik heel weinig meer gegeten.

Tussen '88 en m'n vlucht in '90 is er nog een keer of vijf in een vroeg stadium van de zwangerschap abortus bij me gepleegd. Een keer is het misschien per ongeluk op een miskraam uitgedraaid; dat gebeurde nadat ze het spelletje met de elektriciteit hadden ontdekt. Ik heb dikwijls aan zelfmoord gedacht, maar in Epe durfde ik dat niet en in Elburg heeft de gedachte aan m'n kinderen me er bijna altijd van weerhouden. Ik heb wel een paar keer een poging gedaan; voor het eerst in de zomer van 1990, vlak voor ik er vandoor ging. Ik was weer zwanger en ik had voor elkaar gekregen dat ik naar Den Haag mocht voor een abortus bij Stimezo. Het was m'n laatste zwangerschap en die abortus was m'n eigen idee. Tegen Wouter zei ik dat ik dat wilde om complicaties te voorkomen. Hij stribbelde tegen dat hij het zelf wel kon. Toen heb ik gezegd: 'Maar daar doen ze het ook voor niks en heb ik meteen controle. Ik ben zo bang dat ik een of andere ziekte oploop en dat jullie dan moeten uitleggen waar je mee bezig bent.'

Daar hadden ze zelf nog nooit aan gedacht; echt slim waren ze niet. Ik voelde me opeens zeker van mezelf en dat kende hij ook niet van me.

Ik wilde die abortus echt, omdat ik als de dood was dat er met dat kind hetzelfde zou gebeuren als met Patrick. Maar al voordat ik naar Den Haag ging zag ik er vanaf; misschien kon ik het kindje wel houden. Ik zegde de afspraak af, maar dat zei ik niet tegen Wouter. Ik ging naar Den Haag om Robert te ontmoeten. Dat is iemand die ik had leren kennen via zo'n 06 nummer, via de babbelbox. We hadden al een paar maanden stiekem contact, maar ik had hem nog nooit gezien. Ik was die babbelbox gaan bellen om Wouter met hoge telefoonrekeningen een hak te zetten, maar ik geloof niet dat hij het ooit heeft gemerkt. Bellen met z'n tienen tegelijk, weet je wel. Dat met z'n tienen vond ik niks, en toen vroeg een van die mannen Robert dus of hij mij terug mocht bellen. Ik zeg: 'Doe maar niet' want gelazer met Wouter zag ik niet zitten 'ik bel jou wel.'

Hij zegt: 'Dat wordt duur, want je belt met een autotelefoon.'

Ik zeg: 'Dondert niet, geld zat.' Dat was er ook. Vanaf dat moment was het drie, vier keer op een dag met Robert bellen. Met de autotelefoon, op zijn werk en thuis. En zo langzamerhand leerden we elkaar kennen, maar ik zei niets over m'n omstandigheden. Ik durfde niet eens te zeggen dat ik getrouwd was, dat ik kinderen had. Hij had wel gevraagd: 'Heb je een vriend?' 'Nee, heb ik niet.'

Dat was niet eens gelogen; ik had geen vrienden. Op een gegeven moment hoorde hij kinderstemmen op de achtergrond; toen heb ik maar gezegd dat ik op de kinderen van m'n zus moest passen. Op een gegeven moment zei Barbara: 'Mam, mag ik een boterham?'

Ik zeg: 'Mam is er niet.'

En tegen Robert: 'Ik bel je zo wel terug.'

Zo hebben we een maand of vier met elkaar gebeld. De eerste keer dat Robert mij zag was in het geheim op de bruiloft van m'n neef. Die gaf een feest in kasteel de Cannenburgh in Vaassen; daar was hij stiekem naartoe gekomen. Ik had hem erover verteld en hij had wel gevraagd: 'Hoe kom je daar dan?' maar ik was zo naïef dat ik er niet bij stilstond dat hij zou komen. Hij is een keer over het terrein gelopen, en bij de trouwerij op het gemeentehuis zat hij heel dicht bij me. Ik had hem verteld hoe ik eruit zag en ik was op dat feest de enige blonde vrouw. Toen viel ik dus door de mand, want daar was ik met de kinderen. Dat heeft hij me pas veel later verteld en toen herinnerde ik me dat er voor het kasteel een vreemde auto had gestaan die ik nog nooit in die omgeving had gezien. Een hoge bak, een soort jeep.

Op de dag dat ik naar Den Haag zou gaan heeft Wouter nog een paar keer van z'n werk gebeld om me tegen te houden. Hij kwam er zelfs voor naar huis, maar toen hij thuiskwam kwam toevallig net Marja Boissevain op bezoek. Ik zei tegen haar dat ik met een vriendin in Den Haag ging stappen. Ze zei: 'Dan breng ik je toch even naar de bushalte?' Ik dacht: mooi, wegkomen lukt me dus. Ik heb gevraagd of ze bij de bushalte wilde wachten tot ik wegging. Ik wilde niet vertellen dat ik in verwachting was. Zeker in dat korte eindje in de auto even uitleggen hoe de vork in de steel zat? En ik dacht ook: nog even en dan ben ik weg en kan ik het kind gewoon laten komen; dit moet te overbruggen zijn.

De kinderen waren ondergebracht. Dat was het ergste, want het liefst had ik die natuurlijk meteen meegenomen. Maar ik ging er vanuit dat ik Robert die middag zou kunnen vertellen wat er allemaal was gebeurd, en dat hij met me mee terug zou gaan om de kinderen op te halen; desnoods met een stel vrienden van hem. Ik zou hem op het Centraal Station ontmoeten. Ik had geen idee hoe hij eruit zag. Ik zat met m'n gezicht naar de treinen naast twee oude nonnetjes, want dat leek me wel veilig. Robert wist dus wel hoe ik eruit zag.

Zit ik daar naast die nonnetjes, krijg ik opeens een briefje over m'n schouders en ceqt ie: 'Voor je blijven kijken.'

Op het briefje stond dat ik naar de parkeerplaats moest lopen; daar stond zijn jeep en ik moest instappen; het kon niet missen. Hij had kennelijk te veel detectives gelezen, maar ik vond het verschrikkelijk leuk en spannend.

Ik viel meteen voor hem; hij was het. Hij deed heel gewoon, geen gesodemieter aan m'n lijf. Ik dacht: het moet kunnen; misschien is er voor mij toch nog iets weggelegd. Ik denk wel dat ik verliefd was, maar ik moet je bekennen dat ik niet precies weet wat verliefdheid is; heel dom misschien. Ik vertelde hem niet dat ik naar Den Haag was gegaan voor die zogenaamde abortus, maar hij vond het wel vreemd dat ik die afspraak met hem zo laat in de middag had.

Robert nam me mee naar het strand en ik zal die dag nooit vergeten. Het was prachtig weer. We stonden op een duintop bij Scheve ningen en op het strand lagen mensen in de zon. Ik had de zee nog nooit gezien, want verder dan het Veluwestrand was ik nooit geweest. Het was ook voor het eerst dat ik niet bang werd van een heleboel mensen.

Ik zag al die ruimte en... ik kreeg een enorme kick. Voor het eerst van m'n leven had ik een paar seconden het gevoel dat ik vrij was... dat ik beséfte wat vrijheid was. Dat was een belangrijk moment, want toen heb ik besloten: dit moeten m'n kinderen zien, dit moeten ze voelen, dit moeten ze meemaken. Dit gevoel, dit kunnen zien, er naar toe kunnen gaan wanneer je maar wilt... dit zou bij ons ook moeten kunnen.

We zijn het strand op gegaan en het was hartstikke druk, maar ik vond het heerlijk. Ik had geen badpak bij me, maar al had ik er wel een gehad, dan had ik het nog niet durven aantrekken. Ik wilde niet dat hij m'n littekens zag. Ik trek nog steeds geen badpak aan zonder T shirt eroverheen. Maar ik vond het al heerlijk om op het strand te zijn.

Die dag heeft de doorslag gegeven om te vluchten. Ik had al vaker met de gedachte gespeeld om 'm te smeren, maar ik durfde het nooit en ik wist ook niet hoe ik het in m'n eentje moest aanpakken en waar ik heen moest. Met Robert begon zich voor het eerst een echte mogelijkheid af te tekenen. In die maanden dat ik met hem belde had ik daar nog niet eens zo bij stilgestaan. Robert vond het niet erg dat ik getrouwd was; ook niet dat ik kinderen had.

Maar wat ik wilde zeggen kreeg ik niet over m'n lippen; de woorden kwamen gewoon niet; ik durfde het niet. Toen ik hem zag ben ik bang geworden, denk ik. Tijdens die telefoongesprekken had ik me een heel ander beeld van hem gevormd; ik dacht dat het een klein mannetje was; dat hij wel zou doen wat ik zei. Maar hij was zo groot, zo fors; iets weerhield me ervan. Ik was bang voor zijn reactie, bang dat hij me maar niks zou vinden. Ik zei alleen dat ik van Wouter wilde scheiden omdat ik niet met hem overweg kon; meer niet. Wel dat er meer was. Hij vroeg waarom ik dat dan niet vertelde.

Ik zei: 'Dat kan ik niet' en daar had hij respect voor. Toen heb ik hem ook mijn nummer gegeven en gezegd dat hij me kon bellen. Al die maanden had ik hém namelijk gebeld. Als Wouter zou opnemen zou hij zeggen: 'Verkeerd verbonden.' Ik kan me een keer herinneren; dat was leuk. Telefoon gaat, ik neem op, ik hoor: 'Met Robert.' Hoe bang ik ook van Wouter en m'n moeder was want die was er op dat moment ik ben gewoon met hem gaan praten. Hoe gaat het en zo. Toen ik had opgehangen zei Wouter: 'Wat een vreemd gesprek. Wie was dat?'

Ik zeg: 'Dat was een vriendinnetje van vroeger, van school; die is er achter gekomen dat ik hier woon. Ik weet niet hoe; misschien via een van de klanten.'

Dus 's avonds ging ik met lood in m'n schoenen weer naar de trein. Ik ging natuurlijk alleen voor de kinderen terug naar Elburg. Er reden geen bussen meer van Zwolle naar Elburg, dus ik belde Wouter en die zou regelen dat Adriaan me van het station in Zwolle zou ophalen. Adriaan woonde toen met z'n verloofde op Het Landgoed. Ik kon niet meer op m'n benen staan van angst, dus ben ik maar op de grond gaan zitten.

Het was uitgestorven. Er stopte een politieauto met een mannelijke en vrouwelijke agent. Hij zei dat er bij het station niet getippeld mocht worden. Ik antwoordde dat ik zo opgehaald zou worden. Ja, maar er mocht niet getippeld worden; als ze weer zouden komen moest ik weg zijn. Gelukkig kwam m'n broer even later met z'n verloofde. Ik blij, ik dacht: ze brengen me naar huis, en als zij binnen zijn durft Wouter natuurlijk niets te doen en kruip ik lekker in bed. Maar ze zetten me voor de deur af en binnen kreeg ik de volle laag. Ik zei tegen Wouter: 'Ik kon het niet en ik wil het ook niet kwijt.' Toen zei hij: 'Dan doe ik het zelf wel.'

Hij heeft hij me aan m'n haren naar de badkamer gesleept. Daar sloot hij de bijvulslang van de centrale verwarming op de kraan aan, stak 'm in m'n vagina en zo heeft hij het weggespoeld. Het was al herkenbaar een jongetje; hij zal een maand of vijf oud zijn geweest. Ik weet niet wat hij ermee heeft gedaan. In de vuilniszak gestopt, denk ik.

De volgende dag heb ik alle medicijnen van Wouter geslikt. Hij had pillen tegen hoge bloeddruk, Selokeen. Ik had allang met de gedachte rondgelopen: als zijn bloeddruk van één pil al naar beneden gaat, zal de mijne helemaal zakken als ik ze allemaal slik. Ik had wel eens stiekem met een onbekende arts in Kampen gebeld en gevraagd wat er zou gebeuren als je daar te veel van innam. Ze zei: 'Dat zou ik niet doen; ik denk niet dat je het overleeft.' Wouter had boven twee doosjes liggen en ik wist dat er beneden nog een doosje lag waar er twintig in zaten. Dus ik dacht: als ik nou die twee van boven en die van beneden slik, weet ik zeker dat ik er niet meer ben. Ik heb appelsap en een glas gepakt, het extra doosje meegenomen en niks tegen Wouter gezegd. Die zat op dat moment met m'n moeder te praten. Ik ben naar boven gegaan, heb ze allemaal uit de strippen gedrukt en doorgeslikt.

Maar op dat moment ging de telefoon. Ik moest de een of andere collecte lopen. Ik schijn nogal onduidelijk te hebben geklonken, dus die persoon heeft de huisarts gebeld. Later belde ze me terug om te vragen wat ik had gedaan; ik moest aan m'n kinderen denken. Daar had ik nog helemaal niet bij stilgestaan. Ik dacht: verrek, die zitten straks alleen met die klootzakken opgescheept. Dus ik wilde het weer terugdraaien, maar ik zag ze al m'n maag leegpompen en kreeg allerlei spookbeelden, dat ze in het ziekenhuis gewoon door zouden gaan met me te martelen.

Uiteindelijk heb ik toch maar de huisarts gebeld en die liet me naar het ziekenhuis in Zwolle brengen. Daar hebben ze me een slang in m'n keel geduwd zodat alles er weer uitkwam. Toen ik een paar dagen op de intensive care had gelegen kwamen er twee broeders vertellen dat ze met Wouter hadden overlegd en dat ik een poosje daar zou blijven om uit te rusten. Ik vroeg: 'Waar dan?'

Nou, een afdeling waar ik een beetje tot mezelf kon komen. Ik had niet in de gaten dat het een psychiatrische afdeling was, tot het moment dat ik daar naar binnen ging. Ik werd hysterisch, dus toen hebben ze me een dwangbuis aangetrokken, zodat m'n armen vastlagen. Ik wilde weg, maar dat mocht niet. Toen ik eindelijk wat rustiger was geworden en dat vest uit mocht, ben ik bij de deur naar de gang gaan zitten. Toen er een patiënt binnenkwam die een dagje weg was geweest, ben ik naar buiten geglipt. Ik heb gewacht tot Wouter en oom Harm op bezoek kwamen. Ik zei dat ik naar huis mocht en ben meteen met ze meegegaan. In het ziekenhuis had niemand me gevraagd wat er aan scheelde.

Na die laatste abortus wist ik dat ik gauw weg moest zijn. Dinsdag 31 juli 1990 was de grote dag; die datum zal voor altijd in m'n herinnering gegrift blijven. Ik was 22. Wouter was de dag daarvoor thuisgekomen nadat hij met z'n band had gespeeld. Hij stond voor de deur met een onbekende vrouw te flikflooien. Dat was de laatste druppel en Robert had me de moed gegeven om de stap te zetten. De volgende dag zei Wouter dat die vrouw mee ging doen. Ik dacht: nooit van m'n leven, ik moet er geen vrouw meer bij; nu moet ik er vandoor. Dus ik zei dat ik even weg moest. Wouter zei: 'Ga jij maar weg. Over een half uur komt je moeder op de kinderen passen.' Hij had een kwartier nodig om zich om te kleden en ging weg; dus ik had een kwartier om m'n kinderen op de fiets te zetten en naar het kruisgebouw te rijden.

Het was dood en doodeng. Het kruisgebouw was maar een paar minuten fietsen, maar ik was zo in paniek dat ik het gevoel had dat ik er uren over deed; het gevoel dat je in een angstdroom ook kunt hebben. Mieke was nog geen twee, die zwaaide in het zitje voor me alle kanten op. Barbara was drie en Max vier; zij zaten zonder steuntjes achterop. Barbara begon keihard te huilen. Ik zeg: 'Jongens, het moet; doe het maar omdat mamma het wil. Als we straks daar zijn heb je een hele mooie pop waar je je kleertjes aan kan hangen.' 'Ja, maar ik heb geen kleertjes aan!' Ze hadden alleen een luier en een hemdje aan. Ik zeg: 'Die komen daar wel,' maar er waren natuurlijk geen kleertjes. Ik had in de gauwigheid shampoo, een kam, wat speeltjes voor de kinderen, een lakentje en een handdoek ingepakt; dingen waarvan ik later dacht: wat moet ik hier nou mee? En ik had vijfentwintig gulden van tafel gegrist. Tas met luiers aan m'n stuur, meer hadden we niet; zo gingen we weg. Ik zou het niet graag overdoen.

Bij de kruisvereniging werkte de wijkverpleegster. M'n kinderen noemden haar altijd oma. Ze was een schat van een mens. Ik heb Mieke naar haar vernoemd. Op moederdag bracht ik haar altijd een plantje. Ze wist best dat er van alles mis was en dat er vroeger thuis een heleboel was gebeurd, maar we zijn er nooit diep op ingegaan. Zij was net weg toen we aankwamen, dus heb ik het maatschappelijk werk gebeld en gevraagd of ze me naar Epe konden brengen. Ik heb gezegd: ik moet weg, ik red het niet. Ik kan niet uitleggen waarom, maar ik weet zeker dat ik in elkaar word geslagen als m'n man terugkomt, en m'n kinderen ook.'

Het was het enige wat ik kon bedenken. Ik kon moeilijk vertellen wat er was gebeurd; dat mens was gek geworden; ze had me niet geloofd. M'n zus belde ik ook. Ze zei dat ze achter me stond en dat ik kon komen. Een vrouw kwam me ophalen met de auto en zij heeft me naar m'n zus gebracht. Ik heb de fiets bij het Groene Kruis laten staan. Bij m'n zus belde ik Robert op om te vertellen dat ik bij Wouter weg was. Hij vond het te gek. M'n zus wist niet dat er iemand anders was; ik had nog niemand iets over Robert durven vertellen. Ik heb geen idee wat haar bezielde, maar ik mocht niet bij haar blijven. Ze zei dat het huis te klein was, maar twee maanden later kon ik opeens wel bij haar logeren. Ik ben anderhalf uur bij haar gebleven en in die tijd moest ik regelen waar ik heen kon. Ik heb Ria gebeld, m'n vriendin uit het kindertehuis; met haar had ik al die jaren contact gehouden. Ze woonde op een flat in Ede. Ik wilde vragen of ik bij haar kon logeren, maar ze bood het zelf al aan. M'n zus vroeg haar zwager Arend of hij me naar het station van Apeldoorn wilde brengen, want hij had een auto. Arend wilde dat wel doen, maar alleen als ik hem een tientje betaalde. Het kon me allemaal niks schelen als ik maar weg kon maar dat soort details blijven toch hangen.

Zodra we in Ede waren hing Wouter aan de telefoon. Hij deed poeslief en zei dat hij me miste en de kinderen wilde zien. Hij wist dat ik veel had meegemaakt; het zou allemaal anders worden; desnoods verbrak hij het contact met m'n ouders; hij beloofde van alles. Al die beloften die ik al jaren had gehoord. Ik zei: ik doe het niet. Als je hier komt bel ik de politie; ik wil niks meer met je te maken hebben.' 'Ja, maar ik hou van de kinderen.'

'Daar heb je anders nooit iets van laten merken, behalve als er anderen bij waren.'

Omdat ik was weggegaan voelde ik me al een stuk flinker.

Ria had een kamer, een keuken, een halletje, een douche en een wc op zeven hoog. Twéé hoog vond ik al eng; kun je nagaan. In het keu kentje konden we niet met z'n tweeën staan. Eén kind sliep daar, één in het halletje en één bij ons in de kamer. Ze had ook een grote hond. Dat ging dus niet. De eerste avond sliepen de kinderen snel in, maar de avonden daarop was het gewoon een gekkenhuis. Die wilde daar slapen, die daar, die zat te huilen en die moest naar de wc; vieze luiers, gejank en gejengel. Gelukkig had ik veel steun aan Robert. De kinderen zagen hem daar voor het eerst. Ik ben van eind juli 1990 tot april 1991 op de vlucht geweest langs allerlei onderduikadressen, en hij was in die tijd m'n steun en toeverlaat. Waar ik ook zat, hij kwam me regelmatig opzoeken en ik had hem dagelijks aan de telefoon.

In Ede was het dus niet vol te houden. Ria ging 's avonds de was doen in de keuken terwijl er een lag te slapen. Ze ging ook een keer patat staan bakken terwijl er een kind vlak bij die pan met kokende olie lag. Ze was een engel dat ze ons opving, maar ik draaide door. Ik moest daar heel gauw weg.

Ik had natuurlijk meteen contact met het maatschappelijk werk opgenomen. Op 8 augustus ben ik naar een advocaat gestapt om de scheiding aan te vragen terwijl een buurvrouw op de kinderen paste. Martin, de maatschappelijk werker, ried me aan naar een Blijf van mijn Lijf Huis in Weiteveen te gaan, ergens in Drenthe. Hij wilde me wel brengen, maar ik ging liever alleen met de kinderen. Met de trein naar Emmen en toen met een bus.

Ik heb het daar een uur uitgehouden; wat een gekkenhuis. Zat er zo'n stel vrouwen te grienen... 'M'n man heeft me een klap gegeven.' Ik dacht: zit je daar nou zo om te zeuren? Eén tik? Ze wilden me daar houden, want ze vonden het niet slim om weg te gaan. Stel dat ik hem zou tegenkomen?

Ik zeg: 'Nou, dan komt hij me maar tegen; alles is beter dan dit.' Ik belde Ria om te vragen of zij bij het Leger des Heils wilde informeren. Dat had Martin me ook aangeraden, maar het Leger des Heils in Amsterdam had geen plek. Het Goodwill Centrum in de Haagse Wagenstraat had voor één nacht ruimte. Intussen had Robert geld overgemaakt, want ik had geen rooie cent. Hij kon me zelf niet herbergen, want hij woonde bij z'n moeder, 's Avonds om tien uur was ik met de kinderen bij het Leger des Heils. Van de regen in de drup; het was er heel smerig. Barbara heeft er een ooginfectie opgelopen; ik denk van het vieze bedde goed. Maar de kinderen waren zo moe, dus ik dacht: nou goed, het is maar voor één nacht en we hebben tenminste een dak boven ons hoofd.

De volgende dag kon ik nergens heen en toen heb ik een lang gesprek met de maatschappelijk werkster gehad; een heel lief mens. Ik ben niet diep op m'n achtergrond ingegaan, maar zij begreep wel dat er veel was gebeurd en dat ik er niet over kon praten. Ik mocht blijven tot er andere woonruimte was gevonden. Dus ben ik daar tot half september gebleven. Er zaten een stuk of veertien vrouwen. Eén was uit een gekkengesticht weggelopen. Ze moest iedere week terug om een spuit te halen, want als ze die niet op tijd kreeg, had ze verschrikkelijke woedeaanvallen en sloeg ze hysterisch de boel kort en klein. Maar als ze die injectie had gehad was ze een schat van een meid die heel lief met de kinderen speelde. Er was ook een vrouw die jaren had gezworven; ze had een oud, grauw gezicht, maar een hart van goud en ze stond altijd voor me klaar. Ze ging brood voor ons halen, al kon ze nauwelijks een poot verzetten. Er waren drie tenen bij haar afgezet en in één been had ze geen gevoel meer. Het was wel irritant dat ze lesbisch was, maar ik ben een keer kwaad uitgevallen dat ze van me af moest blijven en daar heeft ze zich aan gehouden.

Ik heb daar wel het een en ander over vriendschap geleerd. Ik had altijd gedacht: het Leger des Heils: zwervers, een bende... maar dan ga je ze ineens heel anders zien. Er waren vrouwtjes die van hun magere uitkering nog kleren voor m'n kinderen gingen kopen, want die hadden nog steeds zo goed als niks. In ruil maakte ik de boel schoon en waste ik af, want ik kreeg geen uitkering omdat ik geen vast adres had.

Er waren kinderen, ouderen, mannen, vrouwen. Er waren er die overdag gewoon werkten; er was een meisje dat uit huis was gezet en er overnachtte; er waren allerlei mensen. We kregen elke dag een diepvriesmaaltijd en 's zaterdags kookten we om beurten. De vrouwen zaten achter in het gebouw. Van tien tot vier mochten we niet in de gemeenschappelijke ruimte komen, want dan kwamen mannelijke zwervers koffie drinken en een kaartje leggen. Daar mochten we niet bij; dat moest gescheiden blijven.

Veel over m'n verleden kon ik niet kwijt, maar ik was er wel op m'n gemak. Ik voelde me heerlijk, wat voor bende het ook was. Met Robert ben ik in die tijd vaak naar Scheveningen gegaan; daar wilde ik telkens weer heen. Ik vind het nog steeds heerlijk om over het strand lopen. En we zijn wezen stappen; dat had ik nog nooit gedaan. Ik ben hem alles gaan vertellen. Ik dacht: hij zal me wel niet geloven; ik zal wel op m'n donder krijgen. Maar hij geloofde me wel en heeft er steeds op aangedrongen dat ik weer aangifte zou doen. Door hem heb ik dat uiteindelijk aangedurfd. Ik wilde niet met hem samenwonen, ook al had het gekund; ik wilde eerst proberen op eigen benen te staan. Het ene moment met hem duurde me veel te lang, het andere dacht ik: wanneer gaan we nou samenwonen? Vreemd allemaal; heel dubbel.

Na een week of zes belde m'n maatschappelijk werker uit Ede. Hij zei: 'Ik heb een stacaravan voor je kunnen regelen. Het is niet je van het, maar je kunt er terecht.'

Ik wilde wel weg, want Barbara liep met die ooginfectie. Ze hebben me toen met een heel stel in een busje van het Leger des Heils naar Ede gebracht. De kinderen vonden dat prachtig. Dan zaten ze bij die op schoot, dan weer bij die. Maar in die caravan viel het niet mee. Het was herfst en het werd steeds kouder. Er stond een tweepersoons bed waar m'n kinderen op sliepen met mijn kleren aan, want dekens hadden we niet. Er waren geen lakens, geen handdoeken en geen theedoeken. De kampwinkel was veel te duur, dus ik moest telkens een paar uur met de kinderen lopen om boodschappen in de supermarkt in het dorp te doen. We hebben nog even bij Ria gelogeerd, maar zijn snel weer naar de caravan gegaan, want dat werd niks. Robert kwam gelukkig dikwijls op bezoek. De kinderen begonnen hem daar 'pappa Robert' te noemen. In die tijd hadden Wouters advocaat en die van mij een omgangsregeling bekokstoofd. Ik had tegen m'n advocaat gezegd dat ik die niet wilde, maar opeens stond ik voor het blok; het moest. Dat was begin oktober. M'n zus belde dat ik een zomerhuisje met twee slaapkamers, een huiskamer en een keuken op camping De Hertenkamp in Ernst kon krijgen. Daar heb ik toen een paar weken gewoond. Als m'n kinderen het weekeinde naar Wouter gingen, logeerde ik bij m'n zus, omdat ik het in m'n eentje niet aankon.

De eerste keer dat Barbara terugkwam zei ze geen hoi. Ze zei niks; ik kreeg geen kus en ze deed heel afstandelijk. Max praatte honderduit, Mieke vertelde een heleboel, Barbara zei geen woord. En als je haar wilde aanraken schrok ze terug. Dat heeft een hele tijd geduurd. Als m'n zwager of een vriend van 'm eraan kwam kroop ze in een hoekje. Volgens mij was er iets gebeurd. Ik heb toen Irene Wever van de Epese politie gebeld. Het was de eerste keer na m'n vlucht dat ik de politie te hulp riep. Ze zei dat er misschien een onderzoek ingesteld kon worden als we de kinderpolitie in Apeldoorn inschakelden, maar hoe zou Barbara reageren als ze onderzocht werd om te kijken of er iets was beschadigd? Ik had zelf al gezien dat het er niet uitzag; alles was rauw en rood van onderen. Irene dacht dat een onderzoek meer kwaad dan goed zou doen.

Ze zei: 'We weten nu hoe het eruit ziet en dat kunnen we vastleggen.'

Pas maanden later heeft Barbara iets losgelaten. 'Uit pappa's plasser kwam pap en dat moest ik doorslikken.' Ik heb er nog iets over in m'n dagboek staan. Hier, op 1 februari 1991, dus kort na de eerste rechtszaak:

'Pappa wou z'n piemie in mijn bips doen. Ik wil niet meer naar pappa. Pappa doet mij au met zijn piemie.' Ze huilde erg en ik kan haar met moeite rustig krijgen. Ze wou alleen naar bed als ik bij haar zou blijven.

Het was een klap in m'n gezicht. Ik had altijd m'n best gedaan de kinderen overal buiten te houden en dan blijkt er ineens toch iets te zijn gebeurd.

De eerste aangiften zijn aan het rollen gekomen omdat Wouter en Lakei me hadden opgespoord toen ik in dat huisje op De Hertenkamp woonde. Ik logeerde een paar dagen bij m'n zus omdat ik me zo onveilig voelde. Begin oktober fietste ik van haar huis naar de camping. Er reed een gele auto achter me aan, dus ik nam een zandpaadje, want volgens mij kwamen ze daar met de auto nooit door. Stom natuurlijk. Ik dacht, misschien kennen ze de weg niet, maar die auto bleef me achterna rijden en op een gegeven moment reed hij me voorbij en stopte voor me.

Wouter en Lakei. Ze trokken me van m'n fiets en Wouter zei: ik wil je neuken.' Hij heeft me op de grond gegooid en verkracht terwijl Lakei m'n fiets vasthield. Ik durfde geen kik te geven, want ik was verschrikkelijk bang voor die twee. Er stonden wel huisjes, maar er was niemand buiten. Daarna heeft Lakei me ook verkracht terwijl Wouter toekeek.

Toen ze klaar waren begonnen ze me te bedreigen. Ze zouden me vermoorden als ik aangifte deed, en als ik iemand vertelde wat er thuis was gebeurd zou ik de kinderen kwijtraken. Ik ben helemaal over de rooie naar m'n zus gefietst en daar ontdekte ik dat ik de sleutel van het huisje was verloren; die moest tijdens die verkrachting uit m'n zak zijn gevallen. Ik de politie bellen; misschien kon die me helpen zoeken. Ze zeiden dat ik de volgende ochtend kon gaan zoeken als het licht was. Ik liet me met een kluitje in het riet sturen, maar m'n zus zei:

'Daar laten we het niet bij zitten, want zo meteen vinden die gasten de sleutel eerder dan jij en zitten zij je in het huisje op te wachten.' Zij heeft opnieuw gebeld en even later kon ik met twee agenten gaan zoeken.

De ene zei: 'Er is hier veel meer gebeurd want ik zie allerlei remsporen.'

Maar ik hield m'n lippen stijf op elkaar; ik wilde alleen die sleutel vinden. Toen we die hadden, reden we terug en onderweg zijn ze er nog een paar keer over begonnen, maar ik heb er niet op gereageerd. Ik was zo bang: als m'n kinderen toch eens weggehaald worden; als ik ze nooit meer terugzie... Dan hoef ik niet eens meer verder te leven, want dan héb ik niks meer om voor te leven. Maar omdat ze zo aanhielden heb ik toch een beetje losgelaten over vroeger en gevraagd of ik aangifte kon doen.

Die agent vond dat ik het maatschappelijk werk moest inschakelen om alles voor te bereiden. Een maatschappelijk werker had ik al, omdat er een huis voor me geregeld moest worden. Toen hij vroeg of ik er iets over kon zeggen, zei ik dat ik drie kinderen had en er zes had gehad. Van verschillende vaders, misschien vrienden van m'n man. Hij heeft altijd gedacht dat ik in totaal zes kinderen had gehad... niet dat het veel uitmaakte. Maar ik heb toen willen zeggen dat er veel meer aan de hand was dan alleen de incest. Die agent heeft het gelukkig wel onthouden en dat is belangrijk.

Voorts zagen wij verbalisanten, dat in de onmiddellijke nabijheid van de vindplaats van de sleutel verse bandensporen van een auto op het onverharde wegdek zichtbaar waren. Deze auto was kennelijk in de richting van Ernst weggereden; dit was zichtbaar aan het spoor, veroorzaakt door 'spinnende wielen'. Wij verbalisanten hadden sterk het vermoeden dat op genoemde plaats meer was gebeurd. Wij confronteerden haar met bovengenoemde sporen en vroegen haar wat er was gebeurd. Wij deelden haar nog mede dat wij het vermoeden hadden dat zij ons niet alles vertelde. Yolanda S. ging in het geheel niet op onze vragen in. Toen zij weer in de politieauto had plaatsgenomen en wij haar terug brachten vertelde zij ons dat zij door haar man werd mishandeld en dat zij 6 kinderen had gehad waarvan er drie niet in leven waren. Deze kinderen waren volgens haar van verschillende vaders, mogelijk vrienden van haar man. Tevens vroeg zij of het mogelijk was aangifte te doen van incest, gepleegd door haar vader en haar broer.(...)

(proces verbaal okt. '90)

Die verkrachting door Wouter en Lakei en wat er een paar dagen later bij m'n ouders gebeurde, waren de aanleiding dat de hele zaak dat najaar op gang is gekomen. Robert bleef aandringen. Hij zei: 'Je moet ermee naar de politie en door de zure appel heen bijten.' Op 10 oktober 1990 belde m'n moeder me bij m'n zus; ze wilde me spreken. Ik had m'n ouders toen al meer dan twee maanden niet gezien. Ze vroeg of ik wilde komen om over de scheiding te praten; dan hoorde ze het ook eens van mijn kant. Ze zei dat Wouter en een maatschappelijk werker van Wouters werk zouden komen. Hij zou ook de kinderbijslag meenemen. Dat laatste was de reden dat ik toestemde, want ik had bijna geen cent. Ik zei: 'Nou, goed, als die man echt meekomt.' Zij zouden er om zeven uur zijn, dus ik om tien over zeven naar de Ganskamer. Het was er een vieze bende. Het stonk er naar pis, alles kleefde en plakte en overal zat een vuile rand aan. In de gootsteen stond een afwas van twee, drie dagen. De koelkast stond vol met bedorven spul; als je die opendeed sloeg de schimmellucht je tegemoet. Ze waren begonnen te vervuilen zodra ze mij hun gratis werkster kwijt waren.

Maar niks Wouter en maatschappelijk werker. Ik zat daar met m'n ouders en er werd nergens over gesproken. Ja, wat er op tv was en wat er in de buurt gebeurde, maar niet over wat ik wilde bespreken. Ik vroeg of ze nog kwamen.

Toen zei m'n vader: 'Nee, maar we hebben wel een verrassing voor je. Kom maar eens mee.'

Hij zei het op zo'n toon dat ik geen achterdocht kreeg. In de gang greep hij me van achteren beet, hij draaide me om, en trok me hard aan m'n haren zodat ik op m'n knieën voor hem zakte. Toen zette hij zijn voet op m'n dij zodat ik niet weg kon en zei dat ik hem moest pijpen. De politie heeft later de blauwe plek op m'n dij gezien. Dat was dus z'n verrassing. M'n moeder stond in de deuropening tussen de gang en de keuken toe te kijken en te lachen. Ik heb m'n jas en m'n tas gepakt en gegild dat ik het er niet bij liet zitten. Ze bleven lachen.

Hij zei: 'Je mag altijd terugkomen.'

En zij zei: 'De deur staat altijd voor je open.'

Over de aanranding van Yolanda op woensdag 10 oktober j.l kan ik het volgende vertellen. De dagen voorafgaande aan voornoemde datum heb ik verschillende keren tegen mijn vrouw gezegd: 'Ik zou Yolanda wel weer eens willen neuken.'Ze reageerde daar als volgt op: 'Ach, dat was eigenlijk ook wel gezellig in die tijd.' Op woensdag 10 oktober jl omstreeks 16.00 uur had mijn vrouw naar mijn werk gebeld. Via dhr. Van Dralen waar ik op dat moment werkte, werd mij doorgegeven dat Yolanda 's avonds zou komen. Door dat telefoontje begreep ik dat ik eerder thuis moest komen en dat ik 's avonds een wipje kon maken met Yolanda. Ik voelde aan dat mijn vrouw er ook weer zin in had.

(Arie, proces verbaal 18.10.'90)

Ik kwam helemaal overstuur terug bij m'n zus. Ik kon op dat moment niet naar binnen, want daar zat haar man met twee vrienden. M'n zus heeft de politie gebeld en toen heb ik met twee agenten gepraat. Ze zeiden dat ik mee kon naar het bureau om aangifte te doen. Ik zeg: 'Als Ahrend en De Vos het doen ben ik zo weer weg.' Ik mocht m'n verklaring tegen een mannelijke agent en Irene Wever afleggen. Ik heb ze verteld wat me net bij m'n ouders aan de Ganskamer was overkomen en dat er vroeger veel meer was gebeurd. Dat m'n vader en m'n broer daar een rol bij hadden gespeeld. Pas twee dagen later durfde ik ze te vertellen dat m'n moeder ook een rol had; zo bang was ik van haar. En ik was natuurlijk bang dat ze me niet zouden geloven.

Ik moest eerst uitleggen waarom ik in 1982 had gelogen. Ik zei: 'Ik heb nooit gelogen; het is echt gebeurd. Alleen klopten de verhalen na de eerste aangifte niet; die moest ik verdraaien.' Toen ik dat allemaal had uitgelegd vroegen ze of ik de enige was die thuis dit soort dingen had meegemaakt.

Ik zei van niet. Ze zeiden: 'Vraag maar aan je zus of ze ook wil komen om aangifte te doen om in elk geval te vertellen wat ze van jou heeft gehoord; dan zien we daarna wel weer verder.' 's Avonds heb ik m'n zus gevraagd of ze wilde gaan om te vertellenwat ze destijds van mij had gehoord, over wat er in 1982 met me was gebeurd op het bureau en, als ze dat wilde, over zichzelf. Ze kwam na een uur of vier, vijf terug en zei dat ze ook over haar eigen verleden had verteld. Daardoor kreeg ik steeds meer vertrouwen in Irene en die andere agent en ben ik ook gaan vertellen over andere dingen; onder andere over m'n moeder.

Toen ik voor het eerst het politiebureau in stapte dacht ik nog: o mijn god, waar ben ik aan begonnen? Ik werd heel onzeker; ik was bang voor de reactie van de politie, ik was bang voor de reactie van m'n ouders, ik voelde me schuldig omdat ik ze aangaf, ik was bang dat ik nog meer zou uitlokken, dat alles nog veel erger zou worden als het niet doorging met die aangifte, dat ik m'n kinderen kwijt zou raken... ik had het niet meer.