17 Zo val je op in de menigte

 

De volgende ochtend lieten we de legpuzzel in de steek. Een enthousiaste Adam stond in het centrum van Dublin, gekleed in een wit-met-rode wollen muts met een pompon, een zwarte pruik die nog net onder de muts uit piepte, een rond zwart brilletje, een rood-met-wit gestreepte trui, zijn eigen blauwe spijkerbroek en een wandelstok. Ik had maar één blik op hem geworpen in zijn Where’s Wally-kostuum, en was vervolgens zo vreselijk in lachen uitgebarsten dat ik gewoon niet meer kon ophouden. Zelfs in zijn Wally-kostuum was hij nog een knappe vent.

Maria ging net de roltrap bij Marks & Spencer op toen ze vlak naast haar, maar op de roltrap die naar beneden ging, een man zag die wel iets had van een als Where’s Wally verklede Adam. Hij keek niet één keer haar kant op; in plaats daarvan keek hij met geheven hoofd recht vooruit. Zijn gezicht bleef volledig in de plooi, waardoor ze niet zeker wist of dit een act was die voor haar werd opgevoerd, of gewoon puur toeval. Pas toen ze broccoli in haar mandje legde en Where’s Wally haar met een leeg winkelwagentje voorbijliep, om vervolgens meteen om een hoek te verdwijnen toen ze hem in het gangpad achterna ging, begon ze te vermoeden dat het een act was die voor haar bedoeld was. Toen ze op de vierde verdieping van warenhuis Brown Thomas bij de nagelsalon zat en dezelfde man tussen de kledingrekken door voorbij zag lopen, wist ze zeker dat het Adam was. Een vluchtige, zijdelingse glimp van hem toen ze in Grafton Street bloemen stond te kopen bevestigde haar vermoeden, en tegen de tijd dat ze bij Butler een kop koffie stond af te rekenen en Where’s Wally langs het raam zag lopen, om vervolgens weer uit haar gezichtsveld te verdwijnen, stond ze hardop te lachen. Terwijl ze in Stephen’s Green over de brug liep, keek ze in het park om zich heen om te zien of ze Adam ook ergens zag. Op dat moment ving ze een glimp van iets roods op, waarop ze hem op het pad onder de brug zag. Ze keek toe hoe hij onder de brug verdween en rende vervolgens zelf naar de andere kant van de brug om te zien hoe hij weer onder de brug vandaan kwam. Vanaf dat moment stond ze telkens wanneer ze ergens een glimp van iets roods opving stil. Dan staarde ze vol verwachting die kant op en hoopte ze met vlinders in haar buik dat hij nog eens zijn opwachting zou maken.

‘Adam!’ riep ze van de brug naar beneden, maar hij keek niet omhoog. Hij negeerde haar en bleef volmaakt in zijn rol. Hij was Where’s Wally, compleet met diens joviale zwierigheid, zijn gekke, geeky loopje, zijn veel te grote rugzak op zijn rug en de wandelstok die hij vrolijk heen en weer zwaaide.

Maria brulde van het lachen. De voorbijgangers keken haar aan alsof ze geschift was, maar dat kon haar niets schelen. Waarschijnlijk zou ze niet zo hard hebben gelachen als ze zulke goede ogen had gehad dat ze door de bomen waarachter Wally was verdwenen heen kon kijken. Dan zou ze namelijk het stelletje hebben gezien dat ze de avond ervoor op de donkere straat bij het restaurant had gezien, dat nogmaals in lachen uitbarstte nu Adam eenmaal het gevoel had dat hij veilig zijn Wally-identiteit kon afleggen. Ze mocht de man dan overal hebben gezien, maar ze had nooit oog gehad voor de vrouw achter, bij en naast hem, die hem voortdurend aanmoedigde en ondersteunde. Als ze haar wel had gezien, had ze zich misschien afgevraagd voor wie de show echt bedoeld was.

 

* * *

 

‘Kom op, idioot.’ Ik trok de Wally-muts van Adams hoofd en wierp hem in zijn gezicht. ‘Kom mee, weg hier. Ik heb honger.’

‘Honger?’ vroeg hij gemaakt verbaasd. ‘Niet te geloven, zeg. We zijn genezen.’

We gingen samen zitten. Ik at een salade, maar een iets beter gevulde dan normaal, met walnoten erin. Adam at een pittig kipgerecht. Binnen de kortste keren hadden we allebei ons bord leeg.

Ik liet zachtjes een boer, waarop Adam begon te lachen. ‘Moet je kijken wat we al bereikt hebben,’ zei hij.

Hij wierp me een blik toe waarvan mijn maag over de kop sloeg. Vervolgens realiseerde ik me hoe dit allemaal af zou lopen, waarop mijn eetlust weer helemaal verdween. Gelukkig werd ik afgeleid door een belletje van Oscar, die graag wilde dat ik hem aan de praat hield terwijl hij in de bus zat. Dat herinnerde me weer zodanig aan mijn rol dat ik na het telefoontje meteen weer ter zake kwam.

‘Vandaag voel ik me…’ Ik keek Adam aan om zijn antwoord te horen.

‘Vandaag voel ik me… volgevreten?’

‘Het is geen quiz, weet je. Er is geen goed of fout antwoord.’

Daar dacht hij over na. ‘Vandaag voel ik me… gelukkig. Genezen. Nee, niet genezen – hernieuwd. Alsof ik nog wel mezelf ben, maar dan een betere versie van mezelf.’ Hij keek me strak aan. ‘Snap je wat ik bedoel?’

Ik kon het niet helpen. Ik moest gewoon de andere kant op kijken, anders zouden mijn ogen veel te veel prijsgeven. In plaats van hem aan te kijken, richtte ik mijn aandacht dus op de peper-en-zoutvaatjes die ik verveeld over de tafel heen en weer schoof. ‘Mooi zo. Ik neem aan dat dat komt doordat je denkt dat je Maria weer terug hebt?’

De vraag leek hem in verwarring te brengen.

‘Mijn vraag is: ben je er klaar voor om iets anders te doen en je andere zaken af te handelen?’

Hij haalde diep adem. ‘Zo lekker ging dat anders niet in het ziekenhuis.’

Daar kon ik niets tegen inbrengen. Ik stak mijn vork weer in mijn salade. ‘Waarom heb je een vergadering met je neef Nigel gehad? Hij beweerde dat jullie het over een fusie hadden gehad.’

‘Ik wou hem gewoon zien. Ik had hem al sinds mijn twaalfde niet meer gezien – te gek voor woorden, toch? Wat mij betreft was de onenigheid tussen Bartholomew en Basil iets van onze vaders. In het testament van mijn opa staat duidelijk dat het bedrijf in handen van Nigel valt als ik het niet overneem. Ik wou weten wat hij van plan was, wat hij voor het bedrijf zou kunnen betekenen.’

‘Je wou een wapenstilstand.’

‘Eerlijk gezegd was het niet eens bij me opgekomen dat we een wapenstilstand nodig hadden. Zoals ik al zei: wat mij betreft was onze familievete iets van onze vaders, niet van ons. Ik was op zoek naar een uitweg, Christine. Ik wou hem horen zeggen dat hij het bedrijf zou runnen zoals het hoort. Maar in plaats daarvan begon hij over een fusie, alsof we daar ter plekke een deal zouden sluiten.’

‘En jij zei nee?’

‘Ik heb hem aangehoord. Ik bedoel: zou het echt zo slecht zijn als Bartholomew en Basil weer onder één vlag kwamen? Bartholomew Basil was de naam van mijn opa, dus wat dat betreft zou het wel toepasselijk zijn. En verder zouden we al die onenigheid achter ons kunnen laten en weer gewoon opnieuw kunnen beginnen. Beide merken zouden profiteren van een fusie. Zonder die familievete zou mijn vader dat absoluut met me eens zijn. Maar Nigel is al net zo verbitterd over het familiebedrijf als mijn oom Liam. Hij wil de twee bedrijven fuseren en ze dan meteen van de hand doen. Hij zei dat we op die manier allebei onder de heisa uit kunnen, en dat we daarna de rest van ons leven op het strand kunnen doorbrengen.’

Adam zag eruit alsof hij een gat in de muur wilde slaan. Zijn agressie begon weer op te spelen. Ik legde even een hand op zijn arm.

‘Het bedrijf van de hand doen klinkt als een goede oplossing voor een van je problemen.’

‘Ik heb geen zin om het bedrijf te runnen, maar ik wil het ook weer niet om zeep helpen. Er vertrouwen een hoop mensen op me. Ik wil het bedrijf graag in de juiste handen terecht zien komen, dus daar blijf ik me nog wel even zorgen over maken. Dat ben ik mijn vader en mijn opa wel verschuldigd.’ Hij haalde zijn vingers door zijn haar, doodvermoeid van het hele gebeuren.

‘Denk je dat je zus het bedrijf zou verkopen?’

‘Lavinia? Die zou tien jaar op haar plek blijven zitten om in aanmerking te komen voor haar erfenis, en vervolgens zou ze het bedrijf aan de hoogste bieder verkopen, wie dat ook is. Maar om dat te kunnen, moet ze wel eerst naar huis komen, en als ze dat doet, wordt ze meteen opgepakt – door mij, als niemand anders het doet. Dat verdient ze wel na alles wat ze geflikt heeft.’

‘Adam,’ zei ik zachtjes, ‘als je nou gesprongen was… Mocht je straks springen, wat gebeurt er dan met het bedrijf?’

‘Mocht ik straks springen, Christine, dan hoef ik me daar godverdomme geen zorgen meer over te maken. Daar gaat het juist om.’ Hij smeet wat geld op tafel, stond op en liep het restaurant uit.

 

* * *

 

Ik zat voor mijn vader aan diens bureau. Hij keek me niet-begrijpend aan.

‘Zeg dat nog eens?’ zei hij.

‘Welk gedeelte?’

‘Het hele verhaal.’

‘Papa, ik zit al tien minuten te praten!’ riep ik.

‘Ja, dat bedoel ik nou net, meid. Je bleef maar doorratelen, zo’n saai verhaal dat mijn gedachten afdwaalden. Kun je trouwens uitleggen waarom er al sinds dinsdag stukgegooide eieren in de tuin liggen?’

Ik haalde diep adem, deed mijn ogen dicht en kneep in mijn neusbrug om kalm te blijven. ‘Dat maakt deel uit van zijn therapie.’

‘Maar jij ben helemaal geen therapeut.’

‘Daar ben ik me terdege van bewust.’ Ik voelde me defensief.

‘Waarom gaat hij niet naar een echte therapeut?’

‘Dat heb ik ook al tegen hem gezegd, maar dat wil hij niet.’

Mijn vader zweeg. Voor de afwisseling maakte hij eens geen grappen. ‘Je hebt je behoorlijk wat op de hals gehaald, Christine.’

‘Dat weet ik. Maar eh, ik ben hier niet voor wijze woorden over wat ik al dan niet doe met iemand die hulp nodig heeft, dus kunnen we alsjeblieft weer ter zake komen?’

‘Ja, ik vroeg me af welke zaak dat ook alweer was.’

‘Papa, loop haar niet zo voor de gek te houden,’ zei Brenda waarschuwend vanachter uit het kantoor.

Ik draaide me om en zag dat mijn beide zusjes zonder dat ik het had gemerkt binnen waren gekomen. ‘Is in dit gezin dan niks privé?’

‘Tuurlijk niet,’ zei Adrienne. Ze kwam verder en schoof bij ons aan. Brenda volgde algauw haar voorbeeld.

‘Mijn allerliefste Christine,’ zei mijn vader, die zijn beide handen uitstak om mijn handen in de zijne te nemen. ‘Je weet dat als ik straks het bedrijf en het heelal verlaat, ik niet van jou verwacht dat je ineens het roer overneemt. Van het bedrijf, bedoel ik, niet van het heelal.’ Hij keek me onderzoekend aan. ‘Ik maak me zorgen om je. Normaal gesproken zijn je zusjes en ik hier de doeners, terwijl jij degene bent die denkt, maar de afgelopen weken heb je een ontzettende hoop gedaan en daar niet zoveel bij nagedacht.’

Ik slaakte een zucht. ‘Je snapt er niks van. Ik had het niet over mezelf. Ik weet best dat ik jouw bedrijf niet over hoef te nemen.’

‘Ze had het over meneer Zelfmoord,’ zei Brenda, die een zakje chips aan het wegwerken was.

‘Hij heet Adam,’ snauwde ik. ‘Een beetje respect graag.’

‘Ooo,’ zeiden ze alle drie in koor.

‘Hebben jullie al gezoend?’ vroeg mijn vader.

‘Nee,’ zei ik fronsend. ‘Ik heb hem geholpen zijn vriendin terug te krijgen, en nu ga ik hem verder helpen met zijn baan, waar ik wel wat hulp bij kan gebruiken. Wat denken jullie? Kunnen jullie me verderhelpen of niet? Ik snap niks van al dat juridische gedoe.’

Ze haalden alle drie hun schouders op.

‘Jemig, wat zijn jullie waardeloos, zeg!’ zei ik terwijl ik opstond. ‘Weet je, sommige mensen krijgen húlp als ze hun familie om advies vragen.’

‘Dat gebeurt alleen in Hollywood-films,’ zei mijn vader denigrerend. ‘Over dit probleem moet je met een advocaat praten.’

‘Jij bent advocaat.’

‘Nee, een ander soort advocaat.’

‘Een advocaat die iets om zijn cliënten geeft?’ Adrienne keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.

‘O, ik geef best om je,’ zei hij lachend. ‘Wat jij nodig hebt, is een advocaat die het niet stervensdruk heeft.’ Hij stond op van zijn bureau en droeg een dossiermap naar zijn keurig nette archiefkast. Hij kwam terug met een paar papieren. ‘Goed, hij heeft dus calamiteitenverlof. Uit hoofde van de Ouderlijk-Verlofwet van 1998, die in 2006 bij amendement is gewijzigd in de Ouderlijk-Verlofwet van 2006, heeft een werknemer recht op een kort verlof als er sprake is van een familiecrisis. Daarvan is sprake als om urgente familieredenen de onmiddellijke aanwezigheid van de werknemer wenselijk is, bijvoorbeeld omdat iemand uit de naaste familie ziek of gewond is. De maximumhoeveelheid verlof is drie dagen per twaalf maanden, of vijf dagen per zesendertig maanden. Tijdens die periode heb je recht op doorbetaling van je salaris.’

De moed zonk me in de schoenen. Adam had inmiddels al twee maanden vrij van zijn werk. In juridisch opzicht had hij dus geen poot om op te staan bij zijn poging om zijn baan terug te krijgen.

‘Als je vriend en zijn werkgever een meningsverschil hebben over het calamiteitenverlof, dan kan de zaak aanhangig worden gemaakt door middel van het klachtenformulier dat ik ook in deze map heb gestopt.’ Hij legde de map voor me op zijn bureau. ‘Zeg nooit dat ik je nooit iets geef. Wat het testament van zijn opa betreft, daar kan ik je geen juridisch advies over geven omdat ik het niet heb ingezien. Zorg dat je het testament in handen krijgt, dan zal ik mijn best doen om ervoor te zorgen dat hij eronderuit komt. Als dat inderdaad de beste oplossing is.’

‘Hoe bedoel je, “Als dat inderdaad de beste oplossing is”? Natuurlijk is dat de beste oplossing,’ zei ik verward.

‘Wat zij nodig heeft is een therapeut,’ zei mijn vader tegen de anderen.

‘Maar ze kan natuurlijk ook gewoon met ons praten,’ zei Brenda. ‘Onthou dat goed, Christine.’

‘Niet voor mij. Hij heeft het over een therapeut voor Adam.’

‘Wat zou je denken van die knappe therapeut die je ooit aan een baan hebt geholpen? Je weet wel, die seksverslaafde. Leo Nog Wat,’ zei Adrienne.

‘Leo Arnold, die trouwens geen seksverslaafde is,’ antwoordde ik. Ik moest onwillekeurig glimlachen om Adriennes poging om me op te vrolijken.

‘Zonde, zeg.’

‘Hij probeerde te stoppen met roken, dus gaf ik hem wat advies. Da’s alles. En daarbij is hij een voormalig cliënt van me die ik aan een baan heb geholpen, dus het zou niet ze professioneel van me zijn om voor therapie bij hem aan te kloppen.’

‘En met je cliënt samenwonen is wel professioneel?’ zei mijn vader.

‘Da’s heel wat anders.’ Ik wilde liever niet toegeven dat Adam technisch gezien niet eens een cliënt van me was. Dat zou de zaak alleen nog maar erger maken.

‘Er zou niks onprofessioneels aan zijn als je Adam naar die vent zou sturen,’ zei mijn vader.

‘Maar Adam wil niet naar een therapeut,’ herhaalde ik vol frustratie.

‘Hij wil zichzelf niet helpen, dus laat hij jou al het vuile werk opknappen. Nou, één ding kan ik je wel vertellen. Je kunt hem busladingen hulp geven, maar als hij niet leert voor zichzelf op te komen, is het pure tijdverspilling.’

Daar werden we allemaal stil van. Voor mijn vaders doen was het een verbazingwekkend rake opmerking.

‘Even iets anders nu. Barry gelooft dat je het met Leo doet en dat je daarom bij hem weg bent gegaan. Hij heeft me gisteravond gebeld om dat te melden,’ zei Adrienne.

Ik barstte in woede uit.

‘Hij zei ook dat jij hebt gezegd dat de reden waarom het Brenda sinds haar bevalling maar niet lukt om af te vallen niks met de zwangerschap te maken heeft, maar alles met het feit dat ze een gulzige teef is,’ ging Adrienne verder. Ze keek naar Brenda, die op dat moment het zout van de chips van haar vingers zat te likken.

‘Dat heb ik nooit gezegd,’ protesteerde ik.

‘Nee, maar ik zou het je niet kwalijk hebben genomen als je het wel had gezegd.’

‘Er zit wel wat in,’ voegde mijn vader eraan toe, met een blik op Brenda.

Brenda stak haar vinger op naar ons drieën en at toen weer lekker verder.

‘Heb je al een jurk voor het feest gekocht? Wat trek je aan?’ vroeg Adrienne.

‘Eerlijk gezegd ben ik meer bezig met het in leven houden van de jarige jop,’ antwoordde ik. Ik werd nogal afgeleid door het nieuws dat Barry zo geobsedeerd was door Leo Arnold. Ik probeerde erachter te komen hoe hij de – overigens correcte – indruk had gekregen dat ik iets in die vent zag. Ik had het nooit met hem over mijn cliënten gehad.

‘Wat doet het ertoe of hij nog leeft als jij er niet uitziet?’ zei Brenda, waarop ze alle drie moesten lachen.

‘Brenda heeft prachtige nieuwe schoenen gekocht,’ zei mijn vader. ‘Zwarte schoenen met een open neus en schitterende pareltjes.’

Mijn vader had iets met vrouwenschoenen. Toen we nog tieners waren, was hij graag met ons uit winkelen gegaan, en soms had hij ons verrast met mooie schoenen voor bijzondere gelegenheden. Hij had nog smaak ook. In zekere zin was hij een homoseksueel die vastzat in het lichaam van een heteroseksuele man. Hij hield van vrouwen en hun manier van denken. Hij bracht al zijn werkdagen met vrouwen door, en had zijn hele leven doorgebracht in huizen waar meer vrouwen (inclusief zijn tantes) woonden dan mannen, en dus had hij het grootste respect voor hen. Hij waardeerde hun gedrag en neigingen, hun nuances en hun behoefte aan chocola op tijden van de maand die hij uit zijn hoofd kende – een vereiste als je in je eentje drie tienermeisjes moet opvoeden – en hij deed zijn best om hun voortdurend veranderende hormonen en eeuwige behoefte aan het bespreken en analyseren van gevoelens en gebeurtenissen te begrijpen.

‘Waarom denken jullie dat jullie naar het feest gaan?’ vroeg ik, nogal verbaasd dat ze zich blijkbaar allemaal aan het voorbereiden waren.

‘Hij heeft ons uitgenodigd toen hij hier was, weet je dat niet meer?’ zei mijn vader. ‘Je denkt toch zeker niet dat we zo’n feest aan ons voorbij laten gaan?’

‘Het wordt niet bepaald het feest van het jaar. Hij wordt maar vijfendertig.’

‘Nee, maar het wordt wel de avond waarop ze aankondigen dat hij Basil van zijn vader overneemt, en reken maar dat dat een grote gebeurtenis is, want Dick Basil staat al ruim veertig jaar aan het roer. Hij heeft op zijn eenentwintigste het bedrijf van zijn vader gekregen. Stel je voor dat je op zo’n leeftijd al zo veel verantwoordelijkheid krijgt! Wist je dat Basil zijn producten naar veertig landen exporteert, en dat de Ierse verkoop honderdtien miljoen euro per jaar bedraagt, en dat er per jaar voor ruim tweehonderdvijftig miljoen euro aan in Ierland geproduceerde chocola wordt uitgevoerd? Reken maar dat die aankondiging een grote gebeurtenis wordt. Verder gebruikt Basil ook nog eens alleen plaatselijke ingrediënten, wat tegenwoordig ook ontzettend belangrijk is. Ik weet zeker dat de premier er ook bij is, want dat is een goede vriend van Dick Basil. En mocht hij niet in de stad zijn, dan komt de minister van Buitenlandse Zaken en Handel vast, of misschien de minister van Werkgelegenheid, Ondernemingen en Innovatie.’ Mijn vader klapte in zijn handen. ‘Het wordt vast een dol feest, en ik kijk er behoorlijk naar uit.’

Ik slikte. ‘Waar heb je dat allemaal vandaan?’

The Times. Zakenpagina.’ Hij hield de krant op, zodat ik zelf het artikel kon zien. Toen gooide hij de krant weer op tafel. ‘Die jongen van jou krijgt een dynastie in zijn schoot geworpen.’

‘Die hij niet wil,’ zei ik zachtjes. Ik voelde de paniek voor Adam opborrelen in mijn maag. ‘Dat is de reden waarom ik op dit moment voor hem zorg. Als hij straks het bedrijf moet overnemen, maakt hij er een eind aan. En wel op die avond.’

Zonder een woord te zeggen keken ze me alle drie aan.

‘Nou, dan heb je nog zes dagen de tijd om dat allemaal voor elkaar te krijgen, mijn allerliefste meiske,’ zei mijn vader, die me een bemoedigende glimlach toewierp. ‘En dus ga ik je nu een advies geven dat volgens mij het beste advies is dat ik je in je hele korte leventje heb gegeven.’

Ik zette me schrap.

‘Volgens mij moet je op zoek naar die seksverslaafde.’

 

* * *

 

Nadat ik Adam met zijn laptop in het kantoor van mijn vader had achtergelaten, en mijn vader ernstig had gewaarschuwd om geen ongepaste opmerkingen te maken, ging ik naar de wachtkamer van Leo Arnold, de cliënt over wie ik voordat ik bij Barry was weggegaan ’s nachts wat af had gefantaseerd. Ik had nooit echt gehoopt dat die fantasietjes uit zouden komen; het waren gewoon fantasietjes, iets waar mijn hoofd zich aangenaam mee verpoosde als de werkelijkheid een tikje te grauw voor me werd. Ik wist zeker dat Leo eigenlijk helemaal mijn type niet was; in feite was er geen greintje aantrekkingskracht tussen ons. Ik had een compleet andere Leo Arnold bij elkaar verzonnen, een Leo die afspraken maakte voor therapiesessies laat op de avond en die zo’n intense behoefte aan me had dat hij soms spontaan bij me op bezoek kwam als ik alleen op kantoor zat, soms zelfs als er buiten een cliënt op me zat te wachten. Nu ik eenmaal in zijn wachtkamer zat, met het gevoel alsof al mijn belachelijke fantasietjes ineens werkelijkheid konden worden, voelde ik mijn gezicht rood aanlopen.

‘Christine,’ zei Leo, die ineens in de deuropening verscheen. Zijn secretaresse had hem uiteraard verteld dat ik zat te wachten, maar desalniettemin was hij duidelijk verbaasd.

‘Leo, het spijt me dat ik geen afspraak heb gemaakt,’ zei ik heel zacht, opdat de andere mensen in de wachtkamer niet kwaad zouden worden.

‘Geen probleem,’ zei hij vriendelijk. Hij liep met me mee naar zijn kantoor. ‘Ik heb maar een paar minuten de tijd tussen mijn afspraken door. Het spijt me dat ik niet langer voor je heb, maar je zei blijkbaar dat het dringend was.’

Ik ging aan zijn bureau zitten. Ik deed mijn best om niet te veel om me heen te kijken, maar het viel niet mee om niet te willen zien hoe zijn kantoor er in werkelijkheid uitzag, na alle keren dat ik erover had gefantaseerd, na alle keren dat ik had gefantaseerd over alle dingen die we samen in zijn kantoor hadden uitgespookt. Toen mijn blik op Leo’s archiefkast viel, moest ik onwillekeurig aan handboeien denken. Mijn gezicht begon te gloeien, en ik wist gewoon dat ik op dat moment paarsbruin aanliep.

‘Ik neem aan dat dit over je man gaat.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Barry.’

Ik keek hem verrast aan. ‘Nee, eigenlijk niet.’

‘Bedoel je dan dat je hier bent voor een behandeling?’ zei hij verbaasd.

‘Hoe dat zo? Waarom denk je anders dat ik hier ben?’

‘Nou, ik dacht dat het wel eens iets te maken zou kunnen hebben met het… eh… telefoontje dat ik heb ontvangen.’

‘Van wie?’

‘Van Barry. Dat is toch je man? Hij zei dat hij je man was. Maar misschien zit ik ernaast?’

‘O!’ zei ik toen de waarheid tot me doordrong. Daarop liep mijn gezicht nog roder aan. ‘Heeft hij je gebeld?’ fluisterde ik. Ik durfde de woorden maar nauwelijks hardop uit te spreken. Het was een onverdraaglijke gedachte. Hoe was Barry in godsnaam aan zijn nummer gekomen? Toen dacht ik aan de computer die ik in het appartement had laten staan. Barry moest mijn lijst contactpersonen te pakken hebben gekregen. Het werd allemaal steeds gênanter.

Deze keer was het Leo’s beurt om rood aan te lopen. ‘Eh… ja. Ik ging ervan uit dat je ervan af wist. Als ik had geweten dat je geen idee had dat… nou, dan zou ik niks gezegd hebben. Sorry.’

‘Wat zei hij?’ Mijn stem was nauwelijks meer dan gefluister.

‘Hij geloofde dat, eh, dat jij en ik… eh, nou, de beleefde versie is dat hij dacht dat we een buitenechtelijke relatie hadden.’

Ik hapte naar adem. ‘O, jezus… Leo… Dat spijt me zo… Ik heb geen idee hoe hij daar…’ Het viel niet mee om de juiste woorden te vinden.

‘Nou, dat was in elk geval een beleefdere versie dan wat hij zelf zei.’

‘Jemig, dat spijt me, zeg,’ zei ik resoluut. Inmiddels kon ik weer praten, en ik deed mijn best om het professioneel te houden. ‘Ik heb geen idee hoe hij daar nou weer op gekomen is. Hij gaat momenteel door een… Ik bedoel, we gaan momenteel door een…’ Nachtmerrie, maakte ik de zin in mijn hoofd af.

‘Hij zei iets over een hartje met mijn naam erin… Dat had hij gevonden…’ ging Leo verder. Zijn gezicht was al even knalrood als het mijne.

‘Hè, wat?’ Ik sperde mijn ogen wijd open. ‘Wat nou weer? Ik heb geen idee…’ Toen dacht ik aan het kladblok dat ik naast mijn computer had liggen, waar ik tijdens mijn werk altijd figuurtjes op zat te tekenen. Ik dacht aan de hartjes die ik altijd zat te kladderen, en aan de sterren en spiralen die ik soms gedachtenloos zat te krabbelen. Toen dacht ik aan de ene keer – nogal een kinderachtig moment – dat ik de naam ‘Leo’ in mijn hartje had gezet. Ik had het een geweldige grap gevonden, alsof ik weer een schoolmeisje was, alsof ik zelf kon kiezen op wie ik verliefd zou worden, alsof verliefdheid iets heerlijks en onbezorgds was, in plaats van een vorm van verraad. Opgesloten. Ik had me vreselijk opgesloten gevoeld, en dat hartje met die naam erin had me tijdelijk een gevoel van vrijheid gegeven. Maar nu zat ik dus met de gebakken peren. Ik schaamde me dood. Ik voelde me spontaan misselijk en wilde niets liever dan meteen het kantoor uitlopen.

‘En weet je aan wie hij het vertelde? Niet aan mij, maar aan m’n vrouw,’ zei Leo, een tikje fermer nu. Zijn gezicht was niet langer rood, en hij liet zijn woede iets meer de vrije loop. ‘Zij was degene die mij ermee confronteerde. Ze is zes maanden zwanger. Geen goede tijd voor haar om zoiets te horen te krijgen.’

‘Wát? O jezus, god allemachtig. Jemig, Leo, het spijt me zo…’ Ik bleef mijn hoofd maar schudden en om me heen kijken. Ik kon wel door de grond zakken. ‘Ik hoop dat ze begrijpt dat het niet waar is? Ik wil haar best bellen om het uit te leggen, als je denkt dat dat…’

‘Nee, ik denk niet dat we daar iets mee opschieten,’ viel hij me kortaf in de rede.

‘Oké.’ Ik knikte. ‘Geloof me, dat begrijp ik best. Ik begrijp het helemaal.’ Ik keek om me heen. Ik wilde ervandoor, maar zat aan mijn stoel vastgenageld.

‘Waarom ben je hier, als dat niet de reden voor je bezoek was?’

‘O, nee, laat maar zitten.’ Ik schaamde me zo dat ik met mijn handen voor mijn gezicht geslagen opstond.

‘Alsjeblieft, Christine. Het klonk belangrijk. En deze afspraak… je zei dat het urgent was.’

Ik wilde er met heel mijn hart vandoor. Ik wilde niets liever dan dit kantoor uitlopen, nooit meer dat gezicht van Leo hoeven zien, en de herinnering aan het gesprek dat we net hadden gevoerd uit mijn geheugen wissen, maar dat ging niet. Ik was het aan Adam verschuldigd dat ik hem zo goed mogelijk hielp, en dat hield in dat ik me over mijn trots en meer van dat soort dingen heen moest zetten en om hulp moest vragen.

Ik staakte mijn verzet en ervoer ineens een gevoel van vrijheid. ‘Ik ben hier niet voor mezelf. Ik ben hier namens een vriend.’

‘Natuurlijk,’ zei Leo, op een toon alsof hij me niet geloofde.

‘Nee, echt. Het gaat om een vriend van me, maar die vriend weigert naar een therapeut te gaan, dus ben ik hier namens hem.’

‘Natuurlijk,’ zei hij op precies dezelfde toon, wat ik vreselijk frustrerend vond. Als ik tegen hem had gezegd dat ik hier namens mijn aapje was, had hij waarschijnlijk op precies dezelfde manier gereageerd.

En dus vertelde ik hem het verhaal van Adam en mezelf, in de paar minuten die we nog tot onze beschikking hadden. Ik vatte Adams poging om een einde aan zijn leven te maken samen, en mijn eigen belofte om hem te helpen, en de reis die we samen aan het afleggen waren en de methodes die ik had toegepast om te proberen hem weer een beetje van het leven te laten genieten.

‘Christine…’ Leo ging rechtop zitten in zijn grote leren stoel. Hij zag er bezorgd uit. ‘Ik vind dit allemaal nogal verontrustend.’

‘Ja, ikzelf ook. Maar goed, nu snap je dus waarom ik hier ben.’

‘Natuurlijk is de situatie van je vriend een reden tot bezorgdheid, maar eerlijk gezegd maak ik me meer zorgen om wat jij allemaal met hem uitspookt. Vanuit therapeutisch oogpunt richt je namelijk nogal wat schade aan.’

Ik verstijfde. ‘Pardon?’

‘Waar moet ik beginnen?’ Hij schudde zijn hoofd alsof hij het leeg probeerde te schudden. ‘Waar heb je die “tips” over hoe je van je leven moet genieten vandaan?’

‘Uit een boek,’ zei ik met bonzend hart.

Er flitste een vlaag van woede door zijn ogen. Toen zei hij streng: ‘Dat soort populaire psychologie is een bedreiging voor de volksgezondheid. Christine, je hebt hem zijn beslissingsrecht ontnomen.’

Toen hij mijn verwarde blik zag, ging hij verder: ‘Je weet niet beter dan hij. Je kunt hem niet helpen door hem zijn zelfbeschikkingsrecht af te nemen. Door te proberen zijn leven “op orde te brengen”, ben je hem juist zwakker aan het maken, want in feite is er niets veranderd. Je hebt hem alleen afhankelijk van jou gemaakt. Die snelle oplossingen waarover je in dat boek hebt gelezen…’

‘Ik probeer hem juist te hélpen,’ zei ik boos.

‘Dat snap ik best,’ zei hij vriendelijk, ‘en als vriend snap ik ook wat je probeert te doen. Maar als therapeut – mag ik je er even aan herinneren dat jij dat niet bent? – moet ik zeggen dat je dit niet al te best hebt aangepakt.’

‘Had ik hem dan maar gewoon van de brug moeten duwen?’ zei ik kwaad. Ik stond op.

‘Nee, natuurlijk niet. Wat ik je duidelijk probeer te maken is dit. Je moet hem zelf beslissingen laten nemen. Je moet hem zelf de leiding laten nemen over zijn eigen leven.’

‘Maar hij heeft juist geprobeerd een einde aan dat leven te maken!’

‘Je bent ontdaan. Ik snap best dat je hem probeert te helpen, en dat dit ook voor jou een bijzonder stressvolle periode is…’

‘Het gaat niet om mij, Leo. Het gaat om Adam. Het enige wat ik wil weten is hoe ik hem weer beter kan maken. Zeg me gewoon hoe ik hem er weer bovenop kan helpen!’

Er viel een lange stilte, waarin Leo me bleef aankijken. Toen wierp hij me een vriendelijke glimlach toe en zei: ‘Hoorde je wat je net zei, Christine?’

Dat had ik inderdaad gehoord. Ik stond te trillen op mijn benen.

‘Je kunt hem er niet bovenop helpen. Dat moet hij helemaal zelf doen. Ik stel voor dat je er gewoon voor hem bent, dat je naar hem luistert en hem steunt. Maar wat je ook doet, probeer hem er vooral niet “bovenop te helpen”, voordat je te ver gaat.’

Ik keek hem verdrietig aan.

‘Ik hoop dat dit je een beetje op weg helpt. Het spijt me dat we vandaag niet meer tijd hebben, maar mocht je vriend een afspraak met me willen maken, dan wil ik graag mijn best doen om hem te helpen. En mocht je zelf het gevoel hebben dat het je goed zou doen om een keertje met iemand te praten, dan wil ik je met plezier doorverwijzen naar een andere therapeut in deze praktijk die ik zelf erg goed vind.’ Hij zag dat ik dat een verwarrende opmerking vond en voegde eraan toe: ‘Mijn vrouw zou het niet erg gepast vinden als ik je zelf behandelde.’

‘O, natuurlijk,’ fluisterde ik. Ik schaamde me nu nog meer. ‘Dankjewel dat je even een gaatje voor me gevonden hebt, Leo. En nogmaals, het spijt me.’

‘En als ik nog even iets persoonlijks mag zeggen…’ voegde hij toe. Hij keek me aan om te zien of ik hem toestemming gaf om openhartig te zijn.

Ik knikte.

‘Je bent verschrikkelijk goed in wat je doet. Ik heb je uitzendbureau aanbevolen aan veel van onze cliënten die het financieel moeilijk hebben. Ik denk dat ze jouw manier van doen wel interessant en opbeurend zullen vinden. Je doet echt je best om een goede plek voor je cliënten te vinden. En je deed veel meer dan waartoe je verplicht was toen je mij van het roken af probeerde te helpen. Ik heb nog altijd een hele stapel boeken van je die ik nog moet lezen,’ zei hij glimlachend. Zijn jasje rook naar rook, maar desondanks stelde ik zijn dankbaarheid op prijs. ‘Je lost graag dingen op, Christine, maar als je iemand echt wilt helpen, als je echt een goede vriendin wilt zijn, moet je soms alleen maar luisteren en de ander zelf het werk laten opknappen. Zorg gewoon dat je er bent voor die vriend van je. Da’s alles.’