•••
Democratische Volksrepubliek Laos, oktober 1976
Tran, Tran en Hok braken door het dikke wolkendek dat een van de laatste moessonregens in zich droeg. De suizende nachtlucht dwong hun monden in een onwillige glimlach en trok hun haar recht overeind. Ze vielen in een vaste driehoeksformatie, zonder rond te buitelen of af te zweven, steil omlaag getrokken door de roestige bonthuizen die met nylonkoord aan hun voeten waren gebonden.
De oudste Tran was zwaarder van bouw dan zijn metgezellen en vormde daardoor de punt van de driehoek. Toen hij het oppervlak van het Nam Ngum-stuwmeer raakte, lag hij bijna twee seconden op hen voor. Als dit een olympisch nummer was geweest, had de jury hem minstens een waardering van 9.98 gegeven. Er was nauwelijks een plons. Tran-de-jongere en Hok-de-tweemaal-gedode doorboorden de waterspiegel zo goed als gelijktijdig.
De ongeladen vliegtuigbommen van ruim tweehonderd kilo sleepten de mannen snel naar beneden en verankerden hen in de gladde modderbodem. Twee weken lang zwaaiden Tran, Tran en Hok zachtjes heen en weer in de stroming, ten gerieve van de algen en de vissen die af en toe een aarzelend hapje kwamen nemen, als klanten van een matig lopende noedelkraam.