Zeven
Siri is het zat
“Waarde kameraad dokter,
U dient zich z.s.m. naar Khamuan te begeven. Neem voor een toelichting contact met mij op.
Haeng.”
“Wat is dit nou weer?” Siri keek op naar Geung, de brenger van het ergerlijke nieuws, die niet-begrijpend naar hem terug staarde. “Van wie heb je dit briefje, meneer Geung?”
“Een man…van een man op een motorfiets, motorfiets.”
“Waarom die drukte opeens? Negen maanden lang hebben we het lekker rustig met zijn drietjes. Wat ouwe dametjes, een elektrocutie hier, een fietsongeval daar. Geen moord, geen doodslag, geen mysteries. En nu wordt me de tijd niet gegund om adem te halen. De lijken komen me mijn oren uit.”
Geung tuurde naar Siri’s oren, maar zag er niets tevoorschijn komen. De dokter overwoog om even te bellen, maar besloot tot een wandeling naar Justitie – waar hij veertig minuten moest wachten tot Haeng tijd voor hem had.
“Kom binnen, dokter. Het leger heeft…neem plaats, alstublieft. Het leger heeft ons een dringend verzoek doen toekomen om onderzoek te verrichten in Khamuan. U reist morgen af.”
“Maar ik…”
“Er heeft zich een aantal raadselachtige sterfgevallen voorgedaan onder het hogere militair personeel dat daar werkzaam is bij een landbouw…”
“Ik…”
“…een landbouwproject. Noch de politie noch het leger zelfheeft in voornoemde gevallen een doodsoorzaak kunnen vaststellen, en men heeft nu dringend behoefte aan een deskundige beoordeling. Tot die tijd blijft het onduidelijk of er sprake is van toeval of boze opzet.”
Siri was nog steeds niet gaan zitten. Hij stond te wachten tot Haeng hem aankeek, maar de rechter bleef doen alsof hij een rapport bestudeerde. “Dat was het. Mijn assistent zal u de nadere details verstrekken.”
“Dus ik moet de zaak met die Vietnamezen laten vallen en halsoverkop naar het zuiden vertrekken?”
“Zaak? Zaak? Zaak?” Siri begon zich af te vragen of er een kras in de grammofoonplaat zat. “Waarde kameraad, u bent lijkschouwer. U dient sectie te verrichten op stoffelijke overschotten, waarna u daar rapporten over schrijft die u mij doet toekomen. Rapporten waarop vooralsnog een hoop valt aan te merken, maar dat terzijde.
Lijkschouwers hebben geen zaken. Rechters hebben zaken. De politie heeft zaken. U, kameraad, heeft sterfgevallen. Er liggen twee lijken op u te wachten in Khamuan. Ik word uw arrogantie een tikje moe, eerlijk gezegd. Ik raad u aan om vooral niet naast uw…naast uw versleten sandalen te gaan lopen.” Hij glimlachte om zijn eigen spitsvondigheid, maar keek Siri nog steeds niet aan. “U kunt gaan, goedendag.”
Siri bleef nog even staan, in gepeins verzonken, waarna hij zich omkeerde en naar de deur liep. Rechter Haeng verwachtte te horen dat die werd geopend en weer gesloten, maar in plaats daarvan hoorde hij dat de sleutel werd omgedraaid. Hij kreeg een zwaar gevoel in zijn maagstreek. Toen hij zich oprichtte, zag hij Siri naar hem staan kijken.
“Wat doet…”
Siri kwam in beweging, liep om Haengs bureau heen en ging op de punt zitten, op luttele decimeters van zijn hemdsmouw. De jonge rechter keek in opperste verwarring naar hem op, en oogde opeens uiterst tenger en kwetsbaar. Siri trok het potlood tussen zijn vingers vandaan en wees ermee op zijn gezicht.
“Nu moet jij eens goed naar me luisteren, jongetje. Ik begrijp dat je een houding zoekt die bij je ambt past. Ik kan me voorstellen dat je onzeker bent, en dat je je af en toe zelfs geen raad weet. Ik begrijp hoe moeilijk het voor je is om overeind te blijven. Maar ik neem het niet langer dat je je onzekerheid op mij botviert.”
“Hoe durft…”
“Nee, hou maar liever je mond. Breng me niet in verleiding om je te zeggen wat ik van je vind. Van jou en van je geschiktheid voor dit ambt.” De rechter kromp ineen op zijn stoel. Hij leek jonger en tengerder te worden met elk woord dat Siri sprak.
“Ik weet dat je dankzij je familie op deze post bent beland…”
“Ik…”
“…maar ik wil best geloven dat je capaciteiten hebt. Anders zouden ze je hier niet hebben neergepoot. En anders zou je de Sovjet-Unie niet overleefd hebben.”
“Ik…”
“Maar ik doe ook werk dat me zwaar valt. En ik doe het met tegenzin. En ik doe het minder goed dan wenselijk is omdat ik noch de faciliteiten, noch de financiële middelen, noch de ervaring heb. Maar jij, jongetje, maakt het me niet gemakkelijker met die onzekerheid van je. Dus nu ga ik je iets zeggen dat je goed in je oren moet knopen.
Of je het nu leuk vindt of niet, ik ben de gerechtelijk hoofdlijkschouwer van dit land. Van nu af aan handel ik de mij toevertrouwde zaken af zoals ik dat goeddunk. Ik doe alle onderzoek dat ik nodig acht. En ik stuur je pas een rapport als ik vind dat de zaak is afgerond. En aan rapporten die door mij zijn ondertekend, voeg jij niets meer toe dat je beter van pas komt voor je statistieken. En doe in vredesnaam je mond dicht.”
Haeng klemde zijn lippen op elkaar. Ze leken te trillen.
“Als mijn openhartigheid je van je stuk brengt, dan spijt me dat zeer. En mijn excuses aan je moeder, die ondanks alles veel van je zal houden, al is het wrang dat ik degene moet zijn om jou een beetje respect voor ouderen bij te brengen.
Ik hoop dat je mijn woorden ter harte neemt, jongen. Maar als ik er alleen maar in geslaagd ben om wraakgevoelens bij je te wekken, weet dan dat ik tweeënzeventig jaar oud ben. Ik leef al tweeëntwintig jaar langer dan de gemiddelde Laotiaan. Ik ben ruimschoots bedeeld met jaren, en in die vele jaren heb ik elke vorm van ontbering gekend. Niets van wat jij ooit zou kunnen verzinnen boezemt mij ook maar de minste angst in.
Als je me ontsloeg, zou dat me reuze blij maken. Intens gelukkig. Zou je me naar het noorden sturen voor een heropvoeding, dan kon je me geen groter plezier doen. Ik zou mijn koffers hebben gepakt voor jij je krabbeltje had gezet. Ik zou er niet eens tegen opzien om voor een vuurpeloton te komen. Ik heb lang genoeg geleefd. Dus tja, je hebt het eigenlijk maar te nemen dat ik niets meer van jou neem.
Laat me je vertellen hoe mijn programma eruitziet. Morgenochtend reis ik met de Vietnamese lijkschouwer naar het stuwmeer van Nam Ngum. Daar brengen we minstens één nacht door, misschien twee. Als ik terugkom, heb ik het nodige onderzoek te doen in mijn mortuarium, en nader overleg te plegen met dokter Nguyen Hong. En als ik daarmee klaar ben, en heel zeker weet dat ik hier in Vientiane niets nuttigs meer te doen heb, dan ben ik best bereid om naar Khamuan te vertrekken.
Tegen die tijd zul jij de benodigde reisdocumenten voor me geregeld hebben, én een vlucht met een militair transportvliegtuig. Want kijk, ik ben natuurlijk te oud om daar zelf helemaal naartoe te rijden, over die belabberde wegen. Ook zal ik een klein geldbedrag nodig hebben voor eventuele onkosten. En ik laat het aan jou om de militaire leiding duidelijk te maken dat dit land maar één gerechtelijk lijkschouwer heeft, met een overvolle agenda. Naar mijn weten valt Justitie in vredestijd niet onder de krijgsmacht. Ze moeten inzien dat we hen een dienst bewijzen.”
Hij stond op en reikte Haeng het potlood aan. “Kom, ik ga maar eens. Onnodig te zeggen dat ik niemand over dit onderonsje zal vertellen. Of jij er wel over uit de school wilt klappen, moet jij weten. We spreken in elk geval af dat jij mij voortaan fatsoenlijk bejegent, en dat ik jou in ruil daarvoor van mijn ervaring en bereidwilligheid laat profiteren, wat er hopelijk toe bijdraagt dat je ooit nog eens de rechter wordt die je hoort te zijn.”
Haeng had al die tijd als gehypnotiseerd in Siri’s fonkelende groene ogen gestaard. Siri knikte, liep naar de deur, streek met een sandaal langs de achterkant van zijn broekspijp en stapte de doodstille kamer uit.