Eenentwintig
De andere zaak
Khen Nahlee had nog nooit zo jammerlijk gefaald. Zijn vernedering was als een koorts. Het was hoogst onprofessioneel om wraakgevoelens te koesteren, maar als hij iets wilde dan was dat het wel: wraak nemen.
Die eerste keer missen kon hij zichzelf nog vergeven. Het was donker geweest, en Siri weinig meer dan een schim. Toen die schim ineenzakte, had hij ernaartoe moeten lopen om een kijkje te nemen, maar die buurvrouw zat altijd door haar gordijntjes te loeren. Hij was er de volgende dag pas achter gekomen dat de dokter het zonder een schrammetje had overleefd.
En toen was Siri al naar Khamuan vertrokken. Dus moest hij het op een andere manier oplossen, en er was hem al snel iets ingevallen. Hij had het met dat kapstertje aangelegd. Koud kunstje, ze was zo gewillig als wat. En hij had de hoofdstedelijke tamtam benut om het gerucht te verspreiden dat ze een bijvrouw van kameraad Kham was. Het had zo snel de ronde gedaan dat hij het bijna meteen terughoorde. Mai had weliswaar nog nooit van de kameraad gehoord, maar dat deed er niet toe. Er zaten genoeg ouwe kerels achter haar aan, dus niemand keek ervan op, niemand trok het in twijfel.
Hij had voor een zelfmoordtafereel gekozen dat hij een paar jaar eerder met eigen ogen had gezien. De weduwe van een vent die hij koud had gemaakt, was zo door verdriet overmand dat ze haar polsen had doorgesneden en in warm water had gedompeld. Heel dramatisch. Paste precies bij een moordenares met berouw. Hij had alles exact nagebootst. Tot in de details. De politie was komen kijken, had foto’s genomen en buurtonderzoek gedaan. Maar het zelfmoordbriefje had geen enkele ruimte voor twijfel gelaten – iedereen geloofde dat ze de vrouw van haar beminde had vergiftigd en vervolgens de hand aan zichzelf had geslagen.
Alles liep gesmeerd. Niemand die lastige vragen stelde. Tot hij weer terugkwam – die bejaarde amateurdetective. Die had er toch zijn neus weer in gestoken. En hoe. Hij had alles ontrafeld en de waarheid boven water gekregen. Wat was hij trots op zichzelf. Wat had hij zitten glunderen toen hij zijn verhaal deed op dat terras aan de rivier.
Zijn hekel aan die ouwe was opgelaaid tot haat. Het was geen opdracht meer. Het was een erezaak. In zijn hemd worden gezet door een gerimpelde kwakzalver, dat nooit!
Geen geweer meer. Het was tijd voor iets rigoureuzere, een afdoende remedie tegen de bemoeizucht van zijn kwelgeest. Hij was geduldig. Hij wist hoe laat Siri thuis was gekomen en gaf hem alle tijd om naar bed te gaan. Hij had zitten zuipen, die ouwe, dus het zou niet lang duren eer hij onder zeil ging. Khen Nahlee sloop de stille kloostertuin binnen. Het raam op de bovenverdieping stond open en het licht was uit. Hij sliep. Ergens wel jammer – nu bleef hij gespaard voor dat korte moment van paniek als de handgranaten naar binnen zeilden.
Hij trok de pennen uit en gooide zijn afscheidscadeautjes naar binnen. Hij hoefde niet te blijven rondhangen, wist hoe groot de verwoesting zou zijn. Toen hij door de kloosterpoort holde, hoorde hij de explosie. Hij had niet omgekeken.
Hij had ook nog overwogen die dikke meid en die mongool van het mortuarium uit de weg te ruimen, zoals zijn baas had voorgesteld. Maar wat konden die twee bereiken? Wie zou er naar hen luisteren? Nee. Het enige wat hij nu nog hoefde te doen was het bewijs wegwerken. De keuken van het ziekenhuis was niet afgesloten. De goedkope bakolie brandde uitstekend. Het vuur verspreidde zich snel naar de bibliotheek erboven, met al dat oude papier dat onmiddellijk vlam vatte. Ditmaal bleef hij wel staan kijken. Een bevredigende aanblik na een avond hard werken. Klus geklaard. Het was eindelijk voorbij.
Hij besloot naar zijn baas te gaan om verslag te doen. Kham ontving hem in zijn tuinhuisje. Het was al één uur ‘s nachts, maar dat deerde de senior-kameraad niet. Hij sliep toch slecht. Beide mannen hadden honderden debriefings in de kleine uurtjes meegemaakt, maar nog nooit zo’n persoonlijke.
∗
Kameraad Kham had zo’n twintig jaar geleden de Dienst Discrete Operaties opgezet, toen hij nog in uniform was. Aanvankelijk was het een kleine afdeling die gegevens verzamelde en analyseerde – een soort mini-CIA van het Volksbevrijdingsleger. Hoewel slechts weinigen van het bestaan ervan op de hoogte waren, legde de dienst dossiers aan van alle hoge officieren en van iedereen die ‘een gebrek aan bereidwilligheid’ of’ongepast gedrag’ vertoonde.
Van tijd tot tijd bleek een rotte mango zo’n gevaar voor de rest van de mand dat drastische maatregelen geboden waren. In het begin werden alleen die elementen verwijderd waarvan ondubbelzinnig vaststond dat ze de beweging schade berokkenden. Maar macht corrumpeert, en na verloop van tijd werd het gerucht steeds hardnekkiger dat Kham zijn hoge vlucht binnen de Revolutionaire Volkspartij vooral aan het ‘wegvallen’ van politieke rivalen dankte.
Terwijl de LRVP zich tot een partij van de eerste orde ontwikkelde, werd de D D o steeds breder van opzet. Eén tak groeide uit tot een semi-zelfstandige moordbrigade, die in 1970 Khen Nahlee als hoofd kreeg. Hij was bij uitstek geschikt voor de post: intelligent, gedreven en onvoorwaardelijk trouw aan de partij, waar hij al sinds zijn tienerjaren mensen voor gedood had. En bovendien: hij was een meester in vermommingen en undercoverwerk. Hij had door de j aren heen al zo veel namen en identiteiten aangenomen dat zelfs zijn eigen mannen geen idee hadden wie hij eigenlijk in werkelijkheid was.
Hij was een toegewijd volgeling van de oprichter van de dienst, volgde Khams bevelen altijd blindelings op. Want hij wist dat zijn inspanningen hoe dan ook ten goede kwamen aan de beweging. Maar toen Kham hem op een dag naar het winderige vliegveld in Xiang Khouang liet komen en hem in vertrouwen nam over een bijzondere kwestie, kreeg hun relatie een nieuwe dimensie. De kameraad had zijn vrouw vermoord en wilde dat hij, Khen, de sporen uitwiste!
Van de gebruikelijke motieven was geen sprake. Het was geen moord uit hartstocht geweest, er was geen levensverzekering. Kham was haar gewoon gaan haten. Hij haatte alles wat zijn vrouw vertegenwoordigde sinds ze zich in de hoofdstad hadden gevestigd.
Nu de revolutie was bevochten en het nieuwe Laos een feit was, ontwikkelde de Laotiaanse Vrouwenbond zich tot een maatschappelijke factor van formaat. Zij was het die geïnterviewd werd door het Khaosan-persagentschap. Zij was het die toespraken hield op de radio. Zij werd gevraagd lezingen te houden voor de studenten van Dong Dok. En wie was hij nog? Hij was plotseling niemand meer. De man van kameraad Nitnoy was hij. Ze wisten niet eens meer hoe hij heette.
Dus vermoordde hij haar. Met cyanidetabletten die per toeval in zijn bezit waren gekomen. Nee, niet per toeval. Het was het Lot. Toen het ongelukkige echtpaar in beschonken toestand thuiskwam van een partijreceptie, waar haar ster weer had geschitterd en hij slechts een senior-kameraad was geweest, haar begeleider, had hij er schoon genoeg van. Hij wachtte tot ze op bed was neergeploft om haar roes uit te slapen, ging naar zijn werkkamer en stopte de bijgevijlde tabletten in haar medicijnpotje.
Pas nadat ze de volgende dag van huis was gegaan, met het potje in haar handtas, begon hij zijn daad te overdenken. Haar vermoorden was niet genoeg, hij moest er ook nog mee weg zien te komen. Kham vertrok voor een week naar Xiang Khouang, waar hij Khen Nahlee ontbood en vertelde wat hij had gedaan. En zijn trawant, loyaal als altijd, beloofde hem te helpen en bedacht ter plekke een oplossing. Kham vloog naar de hoofdstad en wachtte af. En drie dagen later vernam hij het nieuws van de plotse dood van zijn echtgenote. Het enige wat Khen Nahlee hoefde te doen was een politie-uniform aantrekken en naar het gebouw van de Vrouwenbond gaan om het bewijs weg te halen.
Maar het verliep niet zo vlotjes als verwacht. Het potje zat niet meer in haar tas, en Khen kon geen argwaan wekken door er een tweede maal naartoe te gaan. Kham had gehoopt dat alles op zijn pootjes terecht zou komen, maar Siri dreigde roet in het eten te gooien. Hij was ervan uitgegaan dat de lijkschouwer-tegen-wil-en-dank de kunde en inzet zou ontberen om veel werk van de zaak te maken. Maar dat viel tegen. Kunde had hij inmiddels genoeg, en inzet niet minder. Verkeerde inschatting – hij had beter rekening moeten houden met Siri’s karakter.
Hij had het door. Op de een of andere manier had de kleine lijkschouwer het door, en Kham vreesde dat het hem niet zou lukken die lastpost de mond te snoeren. Dus had hij geen andere keus. Hij gaf Khen opdracht hem te vermoorden voor hij zijn bevindingen wereldkundig kon maken.
De senior-kameraad had altijd heilig in het Lot geloofd. Hij raadpleegde dagelijks zijn horoscoop en startte projecten alleen op gunstige data. Het was het Lot dat hem de cyanide in handen had doen krijgen. En dankzij het Lot had ze al zo snel een pil binnengekregen. Tot dat moment had hij de fortuin aan zijn zijde gehad. Maar toen kwam die avond van de aanslag. Zijn moordenaar had nog nooit gefaald, en toen diens kogels over Siri’s hoofd heen vlogen, was dat de eerste aanwijzing dat het Lot zich tegen hem keerde. Siri was gespaard gebleven, dus er moest iets anders gebeuren.
Khen Nahlee was niet voor één gat te vangen. Hij bedacht het plan voor de zelfmoord. Geniaal. De dood van een onbeduidend meisje zou volstaan om het probleem alsnog de wereld uit te helpen. Het was geen schandaal, geen groot schandaal, dat een zo machtig man als hij een minnares had. Een minnares die hem aanbad en voor zichzelf wilde. Niemand keek er dan ook van op dat ze zijn vrouw had vergiftigd, waarna haar wroeging de overhand had gekregen. De politie was tevreden. Nog een betraande verklaring voor de pers en het was voorbij.
En toen kwam Siri terug en stuurde alles opnieuw in het honderd. Maar het was ondenkbaar dat het Lot zich opnieuw zou laten dwarsbomen. Een tweede aanslag kon niet anders dan succesvol zijn. Niets kon die bemoeial nog redden.
En toch, hier zat de senior-kameraad nu, in zijn lege huis. Het was laat in de middag. Hij was dronken. Hij was zomaar de assemblee uit gelopen, midden in een huldigingsceremonie voor helden van de revolutie. Hij had alle vragen genegeerd. Hij had zijn chauffeur weggewuifd en zelfde limousine naar huis gereden. Hij had al vier nachten niet geslapen. De rit naar huis was in een waas aan hem voorbijgetrokken.
Met mannen van vlees en bloed kon hij zich meten. Dat had hij keer op keer bewezen. Maar hij had nu iets tegenover zich dat veel groter was. Dit was geen vijand van vlees en bloed. Zijn dode vrouw leek niet van plan hem te vergeven. Ze heerste over zijn nachtmerries, en ze waakte over Siri, beschermde hem, steunde hem. Iets zei hem dat hij nooit meer een rustige nacht zou kennen, zo lang als hij leefde. En die gedachte was niet te verdragen.
Kham zette de radio aan, draaide de volumeknop helemaal naar rechts en stemde af op Thailand. Een deskundige in de genetica legde uit waarom Laotiaanse communisten altijd zo onaantrekkelijk waren. Hij luisterde, nieuwsgierig naar de reden voor zijn lelijkheid. En toen er muziek klonk ten teken dat het programma ten einde was, schoot hij zichzelf door het hoofd.