Hoofdstuk 26
Met een kruissnelheid van ruim achthonderd kilometer per uur
vloog de turkooizen Cessna Citation X na een korte tankstop in
Parijs in drie uur naar lstanbul. Het toestel met de pijlstaart
landde op het internationale vliegveld Kemal Atatürk en taxiede
naar een plek opzij van de hoofdterminal. De zes passagiers
betraden het gebouw via een ingang speciaal voor vips en werden
uiterst vriendelijk door de douane geleid.
De Subvette was al eerder in een speciaal vrachtvliegtuig van
de NUMA gearriveerd en stond nu in een opslagloods van het
vliegveld. Zavala wilde de duikboot zien om te kijken hoe hij de
reis had doorstaan. Hij sprak met Austin af dat hij eerst het
vervoer van de duikboot wilde regelen en daarna in een taxi naar de
opgraving zou komen.
Er stonden twee personenbusjes voor hen klaar. Een van de twee
zou hun bagage naar het hotel brengen, terwijl ze in de andere
rechtstreeks naar de opgraving zouden gaan. De wetenschappers van
de NUMA waren benieuwd wat ze daar zouden aantreffen. De leider van
de groep, Martin Hanley, was een ervaren marien archeoloog.
Tijdens hun vlucht over de Atlantische Oceaan had Hanley de
anderen uitgelegd waarom er haast geboden was. Hij was al een keer
eerder in lstanbul geweest om de haven te bekijken die was gebouwd
in de tijd dat de stad nog Constantinopel heette. De haven was
ontdekt in Yenikapi aan de Europese kant van de Bosporus, de smalle
zeestraat tussen lstanbul en de rest van Turkije, toen daar voor de
bouw van een nieuw station illegale sloppen werden gesloopt. De
opgraving werd door de archeologen de Haven van Theodosius genoemd.
Het archeologische onderzoek zou de aanleg van een tunnel tussen
het Europese en Aziatische deel van de stad kunnen vertragen.
Hanley en de Turkse archeologen waren bang dat ze door de haast
waarmee hun werk moest worden uitgevoerd, belangrijke zaken over
het hoofd zouden zien. Waarop Hanley naar Washington was
teruggekeerd om een team te formeren.
De Amerikaanse wetenschappers werden hartelijk begroet door
hun Turkse collega's, die in wisseldiensten in de modderige
opgraving dag en nacht doorwerkten.
'Wilt u hier echt niet even rondkijken?' vroeg Hanley. 'Ze
hebben een kerk gevonden, acht boten, schoenen, ankers, trossen en
een deel van de oude stadsmuur. Wie weet wat voor schatten we hier
nog meer vinden?'
'Bedankt, later misschien, maar we willen eerst wat van de
stad zien.'
Austin hield een taxi aan, waarmee ze over de Kennedy Caddesi
reden, de drukke verkeersader die langs de oever van de Bosporus
loopt. Er lag een eindeloze rij vrachtschepen op hun beurt te
wachten voor de doorvaart door de overvolle zeestraat die de Zwarte
Zee met de Middellandse Zee verbindt. Austin wendde zich tot Carina
en zei: 'Hoe lang ken je die Turkse relatie al?'
'Een jaar ongeveer. Cemil heeft me geholpen bij het opsporen
van Anatolische kunst die uit het Topkapi Paleis was gestolen. Hij
is vroeger smokkelaar geweest. Geen wapens of drugs, naar eigen
zeggen, maar sigaretten en dergelijke, spullen waar hoge
invoerrechten op geheven werden.'
'Heeft hij banden met de Turkse maffia?'
Ze lachte. 'Dat heb ik hem gevraagd. Hij zei dat in Turkije
iederéén bij de maffia is. Op mij kwam hij heel oprecht over, maar
hij is een beetje...' Carina's Engelse woordenschat liet haar in de
steek. 'Hoe zeg je dat ook alweer? Mysterieus.'
'Dat dacht ik al. Dus we hebben echt een afspraak met hem bij
de "ondersteboven vrouw met de stenen ogen"?'
'Zeker weten. Hij praat graag in raadsels. Om gek van te
worden soms.'
Austin vroeg de taxichauffeur om hen naar Sultanamet te
brengen. Daar aangekomen stapten ze uit en staken de drukke straat
over. 'We vinden die vriend van jou dus recht onder onze voeten,
als ik me niet vergis,' zei Austin.
'Hij is duidelijk niet de enige die in raadsels praat.'
Austin liep naar een kiosk en kocht twee toegangskaartjes voor
de Bassilica Cisternen. Vervolgens daalden ze een trap af. De koele
vochtige lucht die hen tegemoetkwam, voelde verfrissend aan na de
hitte van de stad.
Ze betraden een reusachtig, schemerig verlicht gewelf dat aan
een ondergronds paleis deed denken, Er zwommen vissen in het
donkergroene water op de bodem. Tussen de zuilenrijen liepen
verhoogde plankieren. In de grotachtige ruimte galmden de stemmen
van de bezoekers. Op de achtergrond klonk klassieke muziek en op
tientallen plekken druppelde water.
'De Romeinen hebben deze cisternen gebouwd als wateropslag
voor het Grote Paleis,' zei Austin. 'Ze werden door de Byzantijnen
ontdekt toen de mensen die erboven woonden steeds vaker vis vingen
door gaten in de vloeren van hun huizen. De stenen dame is deze
kant op.'
Ze liepen naar het einde van een plankier en daalden een paar
treden af naar een platform. Er stonden twee zuilen op sokkels
waarin gezichten van Medusa waren uitgehakt. Het ene gezicht lag op
zijn kant en het andere stond ondersteboven. Er liep net een lange
stoet toeristen langs die om beurten even bleven staan om er
kiekjes van te maken.
Nadat de groep vertrokken was, stond er alleen nog een man van
middelbare leeftijd, die er al die tijd al had gestaan. Hij had een
fototoestel bij zich, maar maakte er geen gebruik van. Hij was
gekleed in een donkere wijde broek en een wit overhemd met korte
mouwen zonder stropdas, de standaardkleding van veel Turkse mannen.
Ondanks de duistere omgeving droeg hij een pilotenbril met donkere
glazen.
'Weet u waarom de Romeinen die hoofden in zo'n vreemde positie
hebben afgebeeld?' vroeg hij aan Carina. Hij sprak Engels met een
licht accent.
Carina bekeek de beelden. 'Als grap misschien. Het ene gezicht
beziet de wereld zoals die zou moeten zijn, en de andere zoals hij
is. Op zijn kop gezet.'
'Heel goed. Signorita Mechadi, als ik het wel heb?' vroeg de
man.
'Cemil?'
'Tot uw dienst,' zei hij glimlachend. 'En dat is uw vriend, de
heer Austin?'
Austin gaf hem een hand. Na de verhalen over zijn licht
criminele verleden in de onderwereld had hij een op Turkse leest
geschoeide Damon Runyon-achtige figuur verwacht. Maar deze man zag
er eerder uit als een aardige oom.
'Leuk om u eindelijk eens te ontmoeten na alle zaken die we
hebben gedaan, senora Mechadi. Wat kan ik voor u doen?'
'We zijn op zoek naar een beeld dat identiek is aan een uit
het Nationaal Museum van Irak gestolen beeld.'
Cemil zag een nieuwe groep toeristen naderen en stelde voor om
door te lopen. Terwijl ze tussen de zuilenrijen slenterden, zei
hij: 'Er is een constante stroom van handelswaar uit Bagdad die in
lstanbul wordt doorverkocht. Dat drukt de prijzen. Hebt u er een
foto van?'
Austin overhandigde hem het beeldje van de Navigator.
'Dit is een miniatuurversie. Het eigenlijke beeld is
manshoog.'
Cemil diepte een kleine loep met ingebouwde zaklamp op en
bestudeerde het beeldje. Hij grinnikte, ik hoop dat u voor dit ding
niet al te veel geld heeft betaald.'
'Herkent u het?' vroeg Carina.
'O, jazeker. Kom maar mee.'
Cemil ging hen voor naar de uitgang, waar ze het felle
zonlicht weer instapten. De Grote Bazaar bereikten ze na een korte
rit met de tram. De bazaar is een labyrint van steegjes met
honderden winkeltjes, restaurants, cafeetjes en vroegere
opslagplaatsen voor karavaangoederen, de zogenaamde hans. Beleefd
opdringerige winkeleigenaren zitten alert als spinnen in hun web op
de uitkijk naar passerende toeristen om hen zoveel mogelijk Turkse
lira's uit hun zak te praten.
Ze liepen door de Carsikapi Poort en vervolgden hun weg door
de wirwar van hete, slecht geventileerde, overdekte straatjes.
Cemil voerde hen als door een eigen radar gestuurd langs een
kronkelende route naar het hart van de bazaar, waar hij voor een
winkeltje bleef staan.
'Merhaba,' zei hij tegen een man van in de zestig die voor de
winkel van een glas thee nippend een Turkse krant zat te lezen. Er
verscheen een brede glimlach op het gezicht van de winkelier. Hij
legde zijn krant weg, stond op uit zijn stoel en schudde Cemil
hartelijk de hand.
'Merhaba,' zei hij.
'Dit is Mehmet,' zei Cemil. 'Hij is een goede vriend van
me.'
Mehmet haalde een paar comfortabele kussens tevoorschijn,
nodigde zijn gasten uit te gaan zitten en schonk voor iedereen een
glas thee in. Hij sprak in het Turks met Cemil. Na een gesprek van
een paar minuten vroeg hij aan Austin het beeldje, dat hij
vervolgens aan Mehmet gaf. De winkelier bekeek de
miniatuur-Navigator aandachtig en knikte heftig. Met
uitbundige handgebaren nodigde hij het gezelschap uit naar binnen
te gaan. De planken langs de muren en de vloer stond barstensvol
met sieraden, theedozen, aardewerk, tapijten, sjaals en rode
fezzen. Hij liep naar een plank met aardewerk en zette het
figuurtje naast een rij van vier identieke beeldjes.
Cemil vertaalde de woorden van zijn vriend. 'Mehmet zegt dat
hij u een speciale aanbieding kan doen. Normaal kosten ze acht
lira, maar als u er meer dan één koopt, kunt u ze voor vijf
krijgen.'
'Kan Mehmet zich herinneren of hij een paar jaar geleden zo'n
beeldje aan een Amerikaanse fotograaf heeft verkocht?' vroeg
Austin.
Cemil vertaalde de vraag en het antwoord. 'Mehmet is een Turk.
Hij weet alles nog van al zijn verkopen. De fotograaf kan hij zich
goed herinneren. Vooral omdat hij deze dingen niet zo heel vaak
verkoopt. Maar hij is oud en zijn geheugen is de laatste tijd niet
zo heel goed meer.'
'Misschien kan ik het geheugen een beetje helpen,' zei Austin.
'Ik neem ze alle vier.'
Stralend wikkelde Mehmet de beeldjes een voor een in
vloeipapier en deed ze in een plastic zak, die hij aan Carina
gaf.
'Weet uw vriend misschien nog hoe hij aan die beeldjes is
gekomen?' vroeg Carina.
Mehmet legde uit dat hij de figuurtjes in het zuiden, waar
zijn moeder woont, had gekocht. Tegen de kopers zegt hij dat het
haremeunuchen zijn. Ze zijn niet bijster mooi gemaakt en de
afwerking kan ook beter, maar hij mag de man die ze maakt wel. Hij
koopt er steeds een paar in als hij zijn oude moeder bezoekt en dat
is ongeveer één keer in de maand. De kunstenaar verkoopt ze in een
verlaten dorp, zei hij.
'Waar is dat?' vroeg Austin.
'Het dorp heet Kayakoy, in de buurt van de stad Fethiye. Tot
het Verdrag van Lausanne, dat in 1923 werd getekend, was het een
Grieks dorp. In het kader van de overeengekomen ruil keerden de
Grieken naar Griekenland terug en kwamen de in Griekenland wonende
Turken naar Anatolië. Maar na een zware aardbeving zijn die er weer
weggetrokken. Het is nu een toeristenattractie.'
Austin vroeg de naam van de kunstenaar. Mehmet antwoordde dat
hij daar beslist nog wel op zou komen en stelde voor dat Austin en
de mooie dame ondertussen een beetje in de winkel rondkeken. Austin
begreep de hint. Hij kocht een zijden sjaal voor Carina en een fez
voor zichzelf, hoewel hij wist dat iedere Turk met ook maar enig
zelfrespect van zijn leven niet met zo'n rond mutsje op zijn hoofd
gezien wilde worden.
Nadat ze afscheid van Mehmet hadden genomen, begaven ze zich
op voorstel van Cemil naar de wijk rond de Aya Sophia, waar ze voor
de lunch het prettig in de schaduw gelegen terras van een
restaurant opzochten. Terwijl ze op het eten wachtten, zei Cemil:
'Het spijt me dat u voor niets hier helemaal naartoe bent
gekomen.'
'Dat spijt me helemaal niet, hoor,' zei Carina. 'Zo heb ik u
eindelijk eens in levenden lijve kunnen ontmoeten, ook om u te
bedanken voor alles wat u voor me hebt gedaan. Bovendien zijn we
hier nog niet klaar.'
'Maar u hebt toch zelf gezien dat die beeldjes souvenirs voor
toeristen zijn.'
Austin zette de figuurtjes in een rij op tafel, is het ver
naar het dorpje waar ze zijn gemaakt?'
'Het ligt aan de Turkooizen Kust. Zo'n achthonderd kilometer.
Was u van plan om uw bezoek aan Turkije te verlengen?'
Austin pakte een van de figuurtjes op. ik wil graag de man
spreken die ze heeft gemaakt.'
'En ik ook,' zei Carina. 'Het is goed mogelijk dat hij er een
levensgroot model voor gebruikt.'
'Dat zou dan een heel duur beeld moeten zijn.'
'Misschien,' zei Austin. 'Maar misschien ook niet.'
ik begrijp dat het discreet moet,' zei Cemil, terwijl hij
opstond. 'Dalyan is van hier maar een uur vliegen. Vandaar kom je
met een auto vrij redelijk in Kayakoy. Als u me wilt excuseren, ik
heb veel te doen, maar laat het me alstublieft weten als u me nodig
hebt. Ik heb een massa relaties in lstanbul.'
Een paar minuten na het vertrek van Cemil riepen Austin en
Carina een taxi aan, waarin ze naar het hotel terugreden. De
baliemedewerker reserveerde twee tickets voor de ochtendvlucht naar
Dalyan en regelde ook dat daar een huurauto voor hen klaarstond.
Terwijl ze besluiteloos in de lobby om zich heen keken, vroeg
Carina: 'En wat nu, meneer De Reisgids?'
Austin dacht diep na en zei: ik denk dat we wel iets buiten de
betreden paden kunnen doen.'
In een taxi reden ze terug naar de archeologische opgraving.
Austin vroeg aan Hanley of hij geen vrijwilligers kon gebruiken,
waarop hij hen aan het werk zette. Ze kregen allebei een zeef, waar
ze modder doorheen moesten zeven. Het scheen Carina weinig uit te
maken dat ze daarbij van top tot teen met modder uit de Bosporus
besmeurd raakte. Ze sprong iedere keer weer als een opgewonden
schoolmeisje op als ze een munt of een potscherf uit de derrie
opviste.
Ze werkten tot laat in de avond door tot het busje kwam om het
NUMA-team naar het hotel terug te brengen. Toen ze door de lobby
liepen, waren Austin en Carina zo moe dat ze nauwelijks acht
sloegen op de twee mannen die in de pluchen fauteuils de krant
zaten te lezen. Ook merkten ze niet dat ze op weg naar de lift door
twee paar ogen aandachtig werden gadegeslagen.