Gebroken hart

Wat was dat een gruwelijke droom…
dat ik dacht
dat ik die dingen nodig had
om gelukkig te zijn.

– Adyashanti, ‘Dansende leegte’

Ik voel vanochtend mijn hart breken. Mijn borstkas voelt strak en mijn maag is overstuur. Ik kan me niet veroorloven te huilen: ik moet de hele dag naar een workshop. Maar die blijkt de perfecte gelegenheid te bieden om in te storten en te huilen. Ik leer er de Emotional Freedom Technique, een interventietechniek die is gebaseerd op dat ene ding dat me in het verleden zo veel heling heeft gebracht: zelfacceptatie van de gruwelijkste, meest meedogenloze soort. Vandaar dat ik erop vertrouw dat deze methode iets aan mijn huidige toestand kan doen.

‘Ik accepteer mezelf helemaal ondanks het deel van mij dat bang is.’

Ik herhaal de affirmatie opnieuw en opnieuw; de woorden zelf smeken om acceptatie in mijn onderbewuste.

‘Accepteer, accepteer! Wees niet te trots om angst en verdriet te voelen, om je hart te voelen breken. Accepteer dat je je zo voelt. Accepteer het deel van jezelf dat zich zo voelt. Het is een deel van jou, een déél van jou, niet jou helemaal. Omarm het, omarm het, omarm het!’

Ik herhaal het woord terwijl de pijn mijn mond vervormt en de tranen over mijn gezicht rollen.

Warren, een andere deelnemer, die mij begeleidt bij deze oefening, blijft bij me. Hij zit in een stoel tegenover me en moedigt me aan verder te gaan. Ik kan niet geloven hoe diep de pijn zit. Ik kan niet geloven dat dit deel van mij zo gewond is. Het is ook ongelooflijk dat een ander deel van me, dat veel groter lijkt, dit deel bestuurt, de acceptatie toelaat, die acceptatie in zich opneemt alsof die wordt geïntegreerd in een groot hart dat in staat is alles dat erin komt te helen.

De scherpte van de pijn in mijn borst en hart vervormt langzaam tot een meer diffuus, zachter gevoel dat mijn buik omsluit. De pijn ebt langzaam weg. Er komt langzaam een gevoel van vredigheid voor in de plaats.

Het dringt tot me door dat ik Aarons telefoonactie heb gedaan, maar dan in een paar minuten in plaats van een paar uur. Ik denk aan hoe Aaron zijn liefde in een nacht van verbitterde ontgoocheling heeft losgelaten. Hij heeft tijdens die nacht bescherming tegen een gewond hart ontwikkeld, en de volgende ochtend was er geen liefde meer over. Ik doe meer dan dat: ik maak me ook los van wat me pijn doet, maar ik zal er niet minder om liefhebben. Dit zal me zelfs vrijmaken om nog roekelozer te kunnen beminnen! Pijn zal me niet langer domineren. Pijn zal komen en gaan. Het kan komen als resultaat van genot, en het een kan even groot zijn als het ander, maar beide zullen komen en gaan. Ik ben in tact en zacht.

Mijn onervaren begeleider is heel bezorgd, maar Peter Graham, die de workshop leidt, stelt hem gerust. Warren haalt een kop thee voor me en heeft wat vragen voor Peter.

‘Hoe krijg je het voor elkaar om niet te worden meegesleept door de emoties van je cliënten?’

Warren is volgeling van Hare Krisjna en heeft een vriendelijk hart. Gek genoeg krijgt Warren geen antwoord van hem, maar van mij, met nog nauwelijks droge ogen.

‘Ik voel de pijn van mijn partner, maar hij grijpt me niet aan,’ zeg ik tegen hem. ‘Ik help mezelf eraan herinneren dat hoewel de pijn echt is voor mijn metgezel, hij in werkelijkheid lijdt onder een illusie, en dat hij dat zelf ook zal gaan inzien.’

Zo. Ik heb net mezelf beschreven. Mijn pijn was zo echt, maar het feit dat hij is geluwd tot vredigheid heeft me laten zien dat vrede de hogere realiteit is, die de pijn omhult.

En wat is die pijn? Het is de gedachte dat deze relatie nergens naartoe gaat, terwijl ik wil dat hij oneindig hetzelfde blijft, zoals nu. Een onmogelijk verlangen, maar zo sterk dat ik het niet kan loslaten. En dan is er ook nog het besef dat Aaron in essentie een kluizenaar is, een persoon die zo onafhankelijk is dat hij niet meer weet hoe hij een relatie in stand moet houden, waardoor communicatie en initiatief grotendeels, zo niet helemaal, van mij zullen moeten komen. Dat is niet wat ik wil. Ik wil een gelijkwaardige relatie. Ik wil dat hij net zo naar mij verlangt als ik naar hem. Ik wil dat hij net zulke gepassioneerde gevoelens heeft als ik.

En er is meer… nieuwe pijn. Ik wil weer jong zijn, een leven van jonge liefde beginnen, van twee mensen die vrij en gepassioneerd samenwonen, op de manier zoals Aaron dat deed toen ik non in het klooster was. Al die gedachten worden samengeperst tot een grote, doordringende pijn. Hij golft met felle pijnscheuten door mijn lichaam. Ik heb niets meegemaakt en ik ben in de rouw! Ik weet niet of iets wat ik tegen mezelf zeg waar is en voel me afgrijselijk!

Tijdens de volgende sessie van Peters workshop blijf ik in mijn misère porren zonder iemand te laten weten waar die wanhoop vandaan komt. Mijn begeleider zit er ongemakkelijk bij, stroomt over van medeleven. Ik heb mijn ogen gesloten en de tranen stromen over mijn gezicht, dat is verwrongen in grimassen van ondraaglijke pijn.

‘Ondanks het feit dat een deel van mij deze pijn voelt, accepteer ik dit deel van mezelf diep en volledig,’ blijf ik herhalen. ‘Ondanks het feit dat een deel van me denkt dat het onmogelijk is om over dit probleem heen te komen, accepteer ik dit deel van mezelf diep en volledig.’

Mijn begeleider vraagt me te beschrijven waar de pijn zich in mijn lichaam manifesteert.

‘In mijn buik,’ zeg ik tegen hem, ‘waar het een kolkend, overstuur gevoel is. Het doet mijn borst samentrekken, en ik voel de pijn in mijn hart.’

Op dat moment gaat de pijn ook naar mijn keel, die hij samenknijpt zodat ik alleen nog hees kan praten. We kloppen en kloppen erop en herhalen de verlossende affirmaties eindeloos. De gevoelens worden langzaam maar zeker minder, en zo ook het lichamelijke ongemak en de tranen. Alleen het gevoel dat mijn emoties worden gemasseerd tot ze zachter zijn blijft over. Op de plaatsen waar ik net hevige pijn voelde komt nu een vredig gloeiend gevoel. Maar het werk is nog niet gedaan, verre van.

Als ik thuiskom zonder te weten wat Aarons plannen zijn – hoewel ik vermoed dat hij zich voorbereidt op een reis naar Darkan zonder mij daar eerst over te vertellen – doet dat de pijn weer opvlammen. Ik bel hem op.

‘Zeg het eens, schat.’

‘Ik wil graag weten of je morgen om een uur of twee kunt komen.’

Een korte stilte. Dan: ‘Ik was van plan om vanavond naar Darkan te gaan. Ik verwachtte dat je zou komen, dus ik ben in de buurt gebleven, maar je kwam niet. Is er iets aan de hand? Iets heftigs?’

‘Ik wil dat je weet wat er met mij gebeurt,’ zeg ik. ‘Je mag ermee doen wat je wilt, maar ik wil dat je een keer naar mijn hele verhaal luistert.’

‘Dat klinkt heftig,’ zegt hij. ‘Het is vast belangrijk. Ik kom eraan.’

Ik vertel dat ik hem eerder vandaag heb geprobeerd te bellen, voordat ik naar die workshop ging, om hem te laten weten dat ik niet langs kon komen, maar er nam niemand op. Aaron woont beneden en zijn ouders slapen tot laat uit.

Een gebroken hart. Zal het ooit genezen? Ik schrijf op wat ik tegen Aaron ga zeggen, verbeter het twee, nee, drie keer, en ben ervan overtuigd dat het niets wordt. Als hij er is, weet ik gegarandeerd niet meer wat ik ging zeggen. Dan neemt de kracht van zijn energie het over en wordt mijn hoofd helemaal leeg. Maar ik moet toch proberen te blijven bij wat ik nu in mijn hoofd heb en trachten het eruit te krijgen.

‘Vertel,’ zegt Aaron. Hij gaat op de poef in de zitkamer zitten, met zijn ellebogen op zijn knieën, en kijkt geconcentreerd. Ik zit op de bank en voel me onzeker.

‘Kom op, gooi het er maar uit!’

Ik moet het zeggen. ‘Hebben we een relatie?’ De vreselijke ontkenning in mijn woorden dringt pas later tot me door.

Aaron deinst terug op zijn poef. ‘Ik wel! En jij?’

‘Je hebt eens gezegd dat je jezelf niet kon zien als de liefde van mijn leven. Wat bedoelde je daarmee?’

‘Ik zie mezelf niet als de liefde van wiens leven dan ook,’ zegt hij. ‘Het leven verandert voortdurend. We weten niet hoe lang een relatie duurt. Zoals ik maar tegen je blijf zeggen: relaties gaan om het uitwisselen van energie. Ben jij de vrouw die me heeft geschreven: “Dit is hoe het is, tot het dat niet meer is?”’

Ik herinner me dat stukje nog, de precieze woorden. Woorden, zo dringt het tot me door, zijn goedkoop, hoe geïnspireerd ook, ze moeten worden geleefd om werkelijkheid te worden. Dit is mijn opening, een manier om hem te confronteren met waar het me werkelijk om gaat.

‘Relaties gaan ook over communicatie.’

‘Natuurlijk,’ zegt Aaron. ‘Constant.’

‘Maar het is niet constant als ik drie dagen lang niets van je hoor!’

‘Ik heb een hekel aan bellen,’ zegt hij. Dat moet alles over het onderwerp ophelderen.

‘Maar de telefoon is toch beter dan helemaal niets?’

‘Carla, ik heb er geen behoefte aan om elke dag met je te praten. Als jij daar wel behoefte aan hebt, kun je contact met mij zoeken.’

Klootzak!

‘Het is heel erg moeilijk om jou te bellen, Aaron! Je hebt geen telefoon in je kamer. Je bent afhankelijk van je ouders om je naar boven te roepen als er iemand belt, zij nemen niet voor het eind van de ochtend op, en als zij er niet zijn neemt er niemand op. Hoe kun je al de verantwoordelijkheid bij mij leggen? Waarom kun je er geen rekening mee houden dat contact houden belangrijk voor mij is?’

Aaron gelooft niet dat het over de telefoon gaat.

‘Ik heb een hekel aan bellen,’ herhaalt hij. ‘Ik wil niet in een elektronische doos praten. Als je met me wilt praten, spring dan in de auto en kom naar me toe. Al is het twee uur 's nachts, dat maakt mij niet uit. Als je me nodig hebt, kom dan naar me toe.’

Dit gesprek gaat niet de kant op die ik wil. Ik kan nu natuurlijk dwars gaan doen en hem een arrogante klootzak noemen, maar iets in zijn lichaamstaal vertelt me dat hij probeert een boodschap over te brengen, al is dat op dit moment op een nogal confronterende manier. Hij ziet de spanning op mijn gezicht. Ik ben een beetje ontspannen doordat hij er is, maar mijn gezichtsuitdrukking is niet bepaald zacht of meegaand. Ik heb geprobeerd te verhullen dat ik er bleek en afgeleefd uitzie door een dikke laag getinte crème op te brengen, wat weinig effect heeft gehad. Gek, hoe mijn gezicht me altijd verraad. Ik ben zo'n slechte actrice. Ik voel me gedwongen te acteren alsof het goed gaat, en word onzeker van acteren. Aaron merkt mijn lichaamstaal op. Hij weet hoe ik me voel. Ik weet dat hij weet hoe ik me voel. Dat maakt me alleen nog maar onzekerder. Wat vindt hij ervan, dat ik zo onzeker ben?

‘Ik zag op de eerste dag dat ik je leerde kennen dat je onzeker bent,’ zegt hij, en hij leest daarmee mijn gedachten. ‘Ik zag het in je lichaamstaal: het kleine meisje in je dat iedereen wil behagen. Dat is niet wie je bent.’

Ik weet niet wat ik met mezelf aan moet, ik wil me opkrullen en sterven. En dan dringt het tot me door dat ik niet word veroordeeld. Een vriendelijke innerlijke stem helpt me herinneren: hij heeft je toen niet afgewezen en doet dat nu ook niet.

‘Je bent verliefd,’ zegt hij tegen me. Dit is absoluut niet het gesprek dat ik in mijn hoofd had. ‘Je houdt van Aaron en bent in zijn energie gaan leven. Je hebt jezelf in hem verloren. Je denkt dat je mijn aanwezigheid nodig hebt om gelukkig te zijn. Je moet mijn aandacht hebben. Je moet weten dat ik aan je denk.’

‘Ik ben verslaafd, Aaron… Nee, luister: ik ben verslaafd. Aan jou, aan seks en aan deze relatie. Ik kijk het recht in de ogen. Dat is hoe het nu is.’

‘Dat is nogal een bekentenis,’ zegt hij. ‘Lucht dat op?’

‘Ja,’ zeg ik, en het dringt tot me door dat dat zo is. ‘Het is goed om iemand bij je in de buurt te hebben die je kunt vertrouwen, zodat je alles kunt communiceren wat je voelt.’

‘Dan is dat voor jou belangrijker dan voor mij,’ zegt hij. ‘Ik weet niet of ik in de toekomst meer contact zal willen.’

Ik heb nog iets belangrijks te vertellen, iets over hem.

‘Als ik bij je in de buurt ben, voel ik je pijn.’ Hij weet wat ik bedoel; ik heb het hem al eerder verteld. ‘Je geest heeft je toen je een jongetje was geholpen niet te voelen; dat is hoe je geest je heeft beschermd. Later, toen je pijn in je relatie had, heb je die ook verdoofd, om het aan te kunnen. Je geest gebruikt die onderdrukkende techniek, toch?’

‘Ja,’ zegt hij. ‘En wat wil je daarmee zeggen?’

‘Je hebt me verteld dat je heel slim bent en dat je na één sessie met een therapeut weet hoe je dat proces zelf kunt regelen. Je gebruikt je geest om je geest in orde te maken. Dat kan niet.’

Ik wil dat Aaron toegeeft dat hij problemen mijdt, maar ik heb hem misschien onderschat, heb hem misschien beoordeeld volgens mijn eigen standaard.

‘Ik keer naar binnen om mezelf onder ogen te komen,’ zegt hij. ‘Dat doe ik elke dag: ik neem mijn onzekerheden en angsten door. Ze komen en gaan, maar ze zijn er dagelijks. In Darkan kan ik mezelf beter onder ogen komen. Ik kan daar alles wat omhoog wil komen omhoog laten komen, en dan bekijk ik het, en dat is hoe ik leer.’

‘Wat ik ook nog wil zeggen…’

Maar hij heeft er genoeg van. Hij wil het er niet meer over hebben en toegeven is niet zijn manier.

‘Carla, ik kan niets met woorden. Vergeet dit. Wil je vanavond bij me zijn, of zal ik gaan?’

Ik kijk hem aan. Hij lijkt niet kwaad, alleen vastberaden dit pad niet in te slaan. Hij nodigt me zelfs uit van hem te genieten. Ik moet tevreden zijn dat hij naar me heeft geluisterd. Aaron opent zijn armen en glimlacht spottend. Hij neemt twee stappen, ik zet er een, en hij omhelst me. ‘Ik ben de confronterende Aaron, als je dat nog niet wist. Ik veins over het algemeen niet dat ik goede manieren heb.’

‘Hoe ga jij sterven?’ vraagt hij me later.

‘Alleen,’ antwoord ik.

‘Besef je wat je net hebt gezegd?’

‘Ja. Ik leer het al.’

‘Ik wist niet dat ik zoveel onzekerheid in me droeg,’ biecht ik hardop op. ‘Ik had geen idee. Ik zie mezelf graag als stabiel!’

Toen ik Aaron een paar dagen geleden vroeg of hij zich wel eens bezorgd maakt over hoe ik me voel, zei hij nee; hij had het gevoel dat ik stabiel was en niet zou doordraaien.

‘Ik vind het prettig dat je er zo open over bent,’ zei hij. ‘Je gaat me tenminste niet razend te lijf, verwijt me niet dat ik je heb verwaarloosd, beschuldigt me er niet van dat ik niet voor je zorg, of dat ik onverschillig en zelfzuchtig ben. Je zegt gewoon hoe het voor jou is zonder het zwaar te maken voor mij.’

Dus ik ben zowel onzeker als stabiel, bedenk ik nu. Ik stel me voor waarnaar hij verwijst: hysterische vrouwen die proberen er bij hem in te hameren hoe ze willen worden behandeld door een man met zo'n enorme energie… die hij beheerst.

‘Ik zou die energie niet bezitten als ik hem zou weggeven door me druk te maken om wat mensen van me vinden,’ zegt hij. ‘Ik wil dat jij ook zo bent. Maak mensen maar razend, als dat nodig is. Doe wat Carla wil, zonder je voor jezelf te verontschuldigen. Mensen zullen je liefhebben en zullen je haten, maar jij zult op jezelf zijn gesteld, en dat is het enige wat belangrijk is. Zet dat maar in je boek. Schrijf erover tot je weet waarover je schrijft.’

Dat ga ik zeker doen. ‘Dat zal me wel een boek worden.’

Hij trekt wit weg.

‘Je wordt helemaal verlegen,’ zeg ik.

‘Nou,’ zegt hij, ‘dat ben ik ook.’

Hij glimlacht en kijkt op. Liefde druipt over hem heen van mijn adorerende gezicht boven hem. Ik houd zoveel van deze man dat ik denk dat het onmogelijk is om meer van iemand te houden… tot de volgende keer dat we samen zijn, als de grenzen nog verder zullen worden verlegd.