Missende garderobe

Als iets hiervan de echte wereld zou zijn
zou het nooit verdwijnen.

– Robert Rabbin, ‘Realiteit’

Het is drie uur 's nachts. Ik word wakker in bed, kreunend van een nachtmerrie. In de droom was ik non, lid van een gemeenschap en gelukkig tot ik bedacht dat ik iets miste… iets essentieels… een garderobe! Ik werd depressief en verborg me onder mijn sluier. Niemand kon mijn gezicht eronder zien, maar ik voelde me steeds ellendiger worden, tot ik me op een stoel aan een tafel liet zakken, boven op een verzameling heilige objecten: een schaal, as en olie voor een ceremonie. De zusters snakten naar adem. Het kon me niets schelen. Ik liep naar een bankje tegen de muur en verborg mezelf nog steeds onder mijn sluier. Toen ik om me heen gluurde, zag ik een garderobe bij de deur staan, die op me af kwam. Die moest voor mij zijn, maar niemand zei iets, dus ik wilde geen voorbarige conclusies trekken en bleef gehuld in mijn sluier zitten.

Ik ging gisteravond met een vermoeid gevoel naar bed. Ik was me eerder die dag bewust geworden van een pulserend gevoel in mijn vagina, alsof een versie van Aarons penis me had gepenetreerd. De sensatie was sterk en onmiskenbaar. Ik begon te schrijven over wat ik voelde en terwijl ik dat deed gierde er een orgasme door mijn lichaam. Golven van seksuele energie schoten van mijn tenen naar mijn hoofd, deden me scherp inhaleren en mijn lichaam uitrekken om de energie te verplaatsen. Mijn spieren trokken samen en ik snakte naar adem; mijn vagina pulseerde, maar ik had mezelf helemaal niet aangeraakt.

Ik stelde me voor dat Aaron zijn ‘blije pik’ streelde, zoals hij hem noemt, maar niet dat hij masturbeerde. Natuurlijk niet, want dat zou zijn energie voor ons vrijen verstoren! Ik keek hoe laat het was en vroeg hem toen ik die middag naar hem toe ging wat hij op dat moment deed.

Hij wist exact wat hij had gedaan: masturberen om het erotische beeld kwijt te raken dat hem sinds de dag ervoor achtervolgde toen hij de ‘gezonde borsten’ van een studente had gezien. Ze hadden hem aan de borsten van zijn moeder doen denken toen hij een jongetje was en ze samen met hem in bad ging om water te besparen. Zijn moeder zag zijn starende blik en sprong in een aanval van preutsheid uit bad. Haar gegeneerde reactie had de erotische kwaliteit van het voorval versterkt, dat nooit meer werd herhaald en nooit meer werd vergeten.

Dit masturberen van Aaron – een resultaat van het zo opgewonden raken van de borsten van een ander – verontrustte me om de een of andere reden enorm. Ik keek naar hem, hij zat te gapen. ‘Ik heb een drukke dag gehad,’ legde hij uit.

Ja, nou en of, te beginnen met een enorme verspilling van energie vóór het ontbijt. Ik vroeg hem of hij wist hoe hij die energie naar zijn hart kon omleiden.

‘Ja, ja, maar ik had geen zin om de hele dag met dat beeld in mijn hoofd rond te lopen, dat had me alleen maar afgeleid.’

Ik ging er verder niet op in. In plaats daarvan stonden we in zijn kleine kamertje en omhelsden elkaar. Zijn handen gingen over mijn lichaam, zoals mannenhanden dat doen, en stopten bij mijn borsten – maar die waren niet echt. Hij raakte mijn vullingen aan – loze ruimte.

En dus ging ik gisteravond naar bed met een gevoel, niet helemaal bewust, van diep verdriet over de toestand van mijn borsten. Zodra mijn hoofd in het donker op het kussen lag, werd het me maar al te duidelijk wat ik voelde en dacht. Aaron raakt niet opgewonden van mijn borsten; in tegendeel, hij negeert ze het grootste deel van de tijd, en daar ben ik dankbaar om, aangezien ik het gevoel heb dat hij er totaal op zou afknappen als hij er echt naar zou kijken. Hij vindt het heerlijk als ik op hem zit als we vrijen, en dat plaatst mijn borsten recht in zijn zicht. Als mijn rug recht is, zien ze eruit als redelijk normale, heel erg kleine borsten, maar als ik vooroverbuig – wat ik veel doe – worden het lege zakjes, die erbij hangen als rubberen trechters met een tepel eraan. Vreselijk! Ik kan ze het beste maar vergeten, maar dat lukt me maar heel zelden. Ik vraag me af of het me ooit lukt. Is het niet de waarheid dat ik me altijd bewust ben van het feit dat ze niet voldoen, bepaald niet sexy zijn, het ultieme en onmogelijk te verbergen symbool van het feit dat ik ouder word? O, wat een pijn! De pijn mijn seksuele identiteit te verliezen!

Mijn droom vertelde me over mijn schaamte: mijn verlangen naar een ‘garderobe’ – er ‘goed’ uitzien – en over dat ik me een non voel vanwege mijn ontoereikende borsten, het verlies van mijn vrouwelijkheid. Hoe kan een vrouw seksueel en sensueel zijn zonder dat ze borsten heeft: hét symbool van haar seksualiteit, en datgene wat Aaron opwindt?

Op dit moment heb ik het gevoel dat ik geen seksualiteit meer bezit. Ik wil Aaron bellen en hem waarschuwen dat hij geen seks moet verwachten als hij vanavond komt, want ik voel me ellendig. Dit is hoe het gesprek in mijn hoofd verloopt:

‘Hoi, hoe is het, schat? Vertel het eens.’ (Aaron voelt het altijd aan als ik iets aan mijn hoofd heb.)

‘Aaron, ik voel me afgrijselijk. Ik heb geen zin in seks.’

‘Nou, dan kom ik een tijdje niet langs.’

Stilte.

‘Schat?’

Ik leg de telefoon neer terwijl een onderdrukte snik dreigt de stilte te doorbreken. En hij belt niet terug. Hij haat theatraal gedrag. Dat heeft hij genoeg bij andere vrouwen gezien. Hij wil geloven dat hij bij mij veilig is, dat ik stabiel ben en geen rare dingen ga doen waardoor hij zich verantwoordelijk voelt.

Dus wat is hier de waarheid?

Ik kijk naar mezelf en mijn gevoelens. Om te beginnen moet ik het gruwelijke feit onder ogen komen dat ik me met dit lichaam identificeer en dat ik verdrietig ben omdat het begint af te takelen. Ten tweede heb ik mijn ego gevoed met het feit dat Aaron mijn seksualiteit waardeert. Ik ben zo dom geweest om die twee dingen allesoverheersend te maken. Ik heb seks en Aarons idee over mij de belangrijkste dingen in mijn leven laten worden, in plaats van voor mijn vredigheid en de kracht van mijn eigen wezen te kiezen. Ik heb de geschenken van het leven voor mijn eigen voldoening willen hebben, voor mijn ego-imago, en heb toegestaan dat mijn seksuele bekwaamheid en relatie me opbouwden tot een waardevollere persoon dan ik vroeger was, toen ik celibatair en mild was.

Het is nu halfvijf 's ochtends en ik ben zo verstandig om geruststellende muziek op te zetten. De puurheid in de noten van Mozarts ‘Zaide’ vullen opnieuw mijn hart, als een vergeten waarheid, en ik ontspan op de manier waarop dat gebeurt als Aarons hand mijn gezicht aanraakt. Maar het is niet genoeg. Ik moet me ook niet laten verleiden door muziek of seks. Muziek komt en gaat. Minnaars komen en gaan. Minnaars hebben lief wat ze zien, wat ze ervaren; ze vinden het heerlijk om liefgehad te worden. Is het geen ultieme ervaring, die muziek, dat liefhebben… of niet? Ja en nee. Ik moet voelen wat hier de waarheid is, en het niet uit wrok vernietigen.

Essentie is zo delicaat, afwijzing in de vorm van een klacht vernietigt de integriteit ervan.

Mijn ziel fluistert me in dat klagen de integriteit van liefde vernietigt. Nou en, als mijn lichaam niet perfect is? Hoeveel lichamen zijn dat wel? Nou en, als mijn man van volle borsten houdt? Het is aan hem te reageren op wat hij ziet als hij met mij is, en zijn reactie is, tot dusverre, fenomenaal. Hij is er voor me geweest om mijn liefde in al haar glorie uit te storten… en terwijl ze in volmaakte dankbaarheid stroomde was ze waar en volledig bevredigend. Zodra ik me zorgen ging maken hoe mijn liefhebben lichamelijk werd waargenomen was ik niet meer met Aaron-als-mijn-geliefde; ik zat in mijn hoofd, keek of ik voldeed, of ik de goede indruk wekte. God! Het zijn niet mijn borsten die zo zielig zijn, maar het feit dat ik me zo'n zorgen maak. Hoe kan mijn ijdelheid in de weg gaan staan van de mooiste liefde! Wat maakt die mijn geest gemakkelijk kapot, met haar ideeën en concepten, met wat achter de premisse van de geest ligt.

Ik ben meer verbijsterd dan beschaamd. Wat is de geest toch een valkuil. Maar ik ben me er nu meer dan ooit van bewust hoe ze werkt: als ik begin te klagen, weet ik zeker dat mijn geest iets vernietigt.

Ik voel mijn gezicht ontspannen. Ik heb niet veel geslapen, maar voel me verkwikt. Mijn spieren doen pijn, vooral in mijn schouders en rug: signalen van de spanning die vertwijfeling er heeft vastgezet. Ja, vertwijfeling: twijfel over mijn geliefde, twijfel over God. Ik heb geen controle over de vorm van mijn lichaam zoals die nu is. Het is mijn lichaam niet. Het is mijn seksualiteit niet. Het is niet eens mijn adem. Ik word geademd en geleefd en de enige echte vreugde die er is, is volledige overgave. Geen twijfel meer. Vredigheid. Tranen van dankbaarheid vullen mijn ogen.

Ik verklaar mijn extreem gevoelige tepels dat ze prima zijn, dat ze zo onverenigbaar vastzitten aan borsten die wel rubberen trechtertjes lijken. Dat is wat ze zijn. Dat is het gegeven van dit moment, de gave. Het grootste geschenk in mijn rubberen trechters is natuurlijk de gelegenheid, in de vroege uren van deze ochtend, om me los te maken van mijn lichaam als een realiteit die losstaat van mijn wezen.

Mijn hart zingt mee met de muziek. Mozart moet zich hiermee verbonden hebben gevoeld. De essentie van deze muziek is eeuwig, evenals de essentie van mijn liefde en mijn minnaar. Ik sta meer dan ooit open om lief te hebben, maar ik heb geen Aaron in mijn armen. Ik heb me nogmaals overgegeven aan het leven, aan mijn geliefde, en heb daarmee mijn mentale welzijn herwonnen.

Het is rond halfvier 's middags als ik de sterke aandrang voel om Aaron te bellen. Ik zet de gedachte terzijde dat dat niet verstandig is, dat hij dat zal interpreteren als de actie van een wanhopige vrouw die constant bij hem wil zijn.

Hij is net terug van het winkelen en is heel blij me te horen.

‘Wat is er?’ is zijn vraag, en ik vertel dat ik met hem wil werken, dat ik een tijdje zijn therapeute wil zijn, om aan de slag te gaan met die gebeurtenis toen hij taxichauffeur was, waarover hij me heeft verteld.

‘Kom maar hiernaartoe,’ zegt hij, en als ik er arriveer vertelt hij me dat hij net een aanvaring met een man in een computerwinkel heeft gehad. Hij voelt zich ellendig om de manier waarop hij is behandeld. Aaron is klaar om aan de slag te gaan. Hij is dankbaar dat ik er ben en we verspillen geen tijd.

De therapeute in mij komt naar de voorgrond. Ik trek zijn stoel naar me toe en maak zijn handen van zijn gezicht los. Hij huilt en wil niet dat ik het zie.

O, de stappen die we zetten gaan zo geleidelijk! Zijn pijn zit zo diep, zijn verborgen tranen zijn er zoveel dat hij er maar een paar per keer kan loslaten. Hij weet dat de pijnlijke ervaring van vanochtend enkel een katalysator is voor de pijn die hij al voelt sinds hij een kind was. Toen hij taxichauffeur was, is hij ervan beschuldigd zich seksueel te hebben misdragen en in plaats van gewoon de boete te betalen heeft hij duizenden dollars uitgegeven in een nutteloze poging zijn onschuld te bewijzen. Alle betrokkenen wilden bewijzen dat hij het had gedaan, aangezien het hun allemaal iets zou opleveren als hij schuldig werd bevonden. ‘Iedereen in die rechtbank werd betaald voor zijn werk. Ik was de enige die kosten maakte,’ was hoe hij het stelde. In zijn ogen waren zíj de boosdoeners.

Aaron neemt een zijweg door te beginnen over wat er gebeurt in een oorlogssituatie. Dat hij zo geobsedeerd is door de laatste wereldoorlog en oorlog in het algemeen gaat over hetzelfde: bewijs van hoe wreed mensen kunnen zijn, van wat ze elkaar voor gruwelijkheden aandoen.

‘Tegen het eind van de oorlog zijn de Russen Berlijn binnengevallen,’ vertelt hij me. ‘Ze waren nog meedogenlozer dan de Duitsers. Hun commandanten stuurden hen het slagveld op als kanonnenvoer. Golf na golf werd door de Duitsers neergemaaid, tot die geen munitie meer hadden. Aan het eind van de oorlog waren er vijf miljoen mensen op deze manier opgeofferd. Een Russische soldaat kon geen ‘nee’ zeggen. Als hij de oorlog de rug toekeerde, werd hij onmiddellijk gefusilleerd. De Russische generaals vochten een uitputtingsslag.

De geallieerden daarentegen dachten dat het een goed idee zou zijn om Dresden vanuit de lucht aan flarden te schieten, ondanks het feit dat de oorlog al vrijwel was gewonnen. Ze hebben brandbommen gebruikt om de bevolking uit te roeien. De hitte was zo intens dat de verkoolde lichamen van het asfalt geschraapt moesten worden.’

Hij kijkt me aan. Het intense verdriet in zijn ogen vertelt me hoe hij lijdt. Dit verhaal staat symbool voor de verkoolde resten van het onschuldige kind in zijn psyche. De verhalen houden de pijn levend, zodat die op een dag kan worden verwerkt. Wat hem zijn hoop ontneemt is zijn overtuiging dat het kwaad niet uit te roeien is. Ze zorgt er ook voor dat hij eeuwig het slachtoffer blijft en eeuwig schuld heeft. Wanneer zal hij er klaar voor zijn om dat allemaal onder ogen te komen?

Aaron doet zijn uiterste best om erbij te blijven, maar legt keer op keer zijn hoofd op mijn schoot, handen over zijn gezicht, niet in staat verder in de afgrond af te dalen. Ik smeek hem om één ding voor me te doen: me aan te kijken zonder iets te denken, om alleen hier te zijn en te voelen wat hij voelt.

Oog in oog met mij lukt hem dat ongeveer een minuut. ‘Dat voelt beter,’ zegt hij. Ik vraag hem niets te denken, alleen hier te zijn. Het lukt hem nog een minuut voordat hij weer instort. Ik weet dat dit vandaag zijn grens is. Hij ziet er totaal uitgeput uit.

‘Wanneer gaan we knuffelen, in jouw bed, onder dit dekbed?’ vraag ik.

Hij glimlacht, trekt zijn jasje uit, trapt zijn slippers van zijn voeten en duikt aan de verre kant het bed in. Ik kruip erbij. Hij legt zijn hoofd tegen mijn schouder en zakt algauw weg in de dankbare vergetelheid van slaap. Ik ben moe en volg hem, slaap licht en tevreden, zo gelukkig dat ik mijn geliefde bij me heb.

Ik ben in de buurt na een middagworkshop bij de National Speakers Association en kan gemakkelijk even bij Aaron langs, maar besluit dat niet te doen. Ik voel niet echt de drang naar hem toe te gaan. Bovendien ben ik er gisteren nog geweest.

Laat ik maar uit de buurt blijven, denk ik terwijl ik op huis aan ga. Hij wil me vast niet nu alweer zien.

Thuisgekomen vertelt het knipperende lampje van het antwoordapparaat me dat er een bericht op staat. ‘Met Aaron. Luister goed. Kus, kus, kus, KUS!’

Ik schiet in de lach… met pijn in mijn hart. Ik blijf die man maar onderschatten en blijf genieten van hoe gek hij kan doen. Ik luister het bericht puur voor de lol nog een keer, en ga dan zitten om te bedenken hoe ik cd's met muziek op mijn harde schijf moet toveren, wat Aaron me heeft laten zien. Het lukt me niet, maar ik weiger hem te bellen. Het zal moeten wachten.

Er wordt aangeklopt. Het is Aaron, met een ergonomisch toetsenbord in zijn handen, dat hij net heeft gevonden.

‘Ik ben gekomen om je te vertellen hoezeer ik het waardeer dat je mijn vriendin bent,’ zegt hij terwijl hij naar binnen loopt en me een kus geeft… nee, het zijn drie kussen achter elkaar.

‘Ik wil er vier,’ zeg ik, en ik krijg er nog een van zijn zachte mond.

Aaron loopt naar de gootsteen, waar hij een borsteltje pakt om het toetsenbord mee schoon te maken. Hij repareert vaak spullen die andere mensen hebben weggegooid, en maakt ze weer bruikbaar. Ik wil al meer dan een jaar zo'n toetsenbord! Aaron is zo goed in precies vinden wat hij wil dat het een serie wondertjes begint te worden. Hij zag laatst in een gele container een berg leisteen liggen die perfect was voor zijn badkamer in Darkan. ‘God wijst me dingen voor mijn huis,’ zegt hij opgewekt, waarmee hij aangeeft dat God misschien wel wil dat hij er in de niet al te verre toekomst aan gaat bouwen.

Na nog een paar kussen haalt hij het toetsenbord uit elkaar en verwijdert al het vuil en stof. Ik maak het avondeten klaar en we kletsen. Hij vindt de tijd om me nog een keer te laten zien hoe ik muziek op mijn computer kan krijgen en deze keer schrijf ik alle stappen op. Nog meer kussen, en dan trekt hij me naar het bed en gooit me erop. Maar alleen voor een knuffel en nog een paar kussen want hij moet morgen vroeg op.

Het lukt ons om braaf te blijven, hoewel zijn stoute zelf zich er niet van kan weerhouden me te vertellen hoe lekker hij het vindt om zijn pik in me te hebben en ik gek word in een vlaag van verlangen. We eten en hij zet behendig het toetsenbord weer in elkaar. Onze observaties over hoe gezellig het is om gewoon samen te zijn en wat te rommelen monden uit in een gesprek over hoe het zou zijn om samen te wonen.

‘Het is een angstaanjagende gedachte,’ zegt Aaron. ‘Ik heb het nog nooit gedaan zonder dat het slecht afliep.’

‘Maar het is je wel gelukt om het jarenlang harmonieus te houden.’

Daar gaat hij niet op in.

‘Alle vrouwen met wie ik heb samengewoond wisten niet hoe ze een eigen leven moesten leiden,’ zegt hij, ‘op één na. Die zei op een dag tegen me dat ze weg wilde en behoefte had aan andere relaties. Dat heb ik geaccepteerd, en ik heb tegen haar gezegd dat ze dat moest doen, als ze niet wilde blijven. Wat heeft het voor zin om iets anders te doen. Ik ben in een donker kamertje gaan zitten en miste haar verdriet intens. Een paar dagen later was ik over haar heen.’

Dat is typisch Aaron. Zijn levenservaring heeft hem iets laten zien wat hij mij nu langzaam kan leren.

‘Ik voel me veilig bij jou omdat jij hebt geleerd hoe je je eigen leven moet leiden,’ zegt hij. ‘Je houdt van mij, maar je hebt je eigen kern.’

‘Jij waardeert boven alles je vrijheid,’ voeg ik toe. ‘Ik ook: daarin zijn we hetzelfde.’

Aaron antwoordt: ‘Ik waardeer het om mezelf te zijn. Als ik daar compromissen in zou sluiten, zou ik het leven van een ander leven. Dat is wat de meeste mensen doen. En dan kunnen ze geen energie meer uitwisselen. Ze nemen van elkaar in plaats van uit te wisselen. En dan behandelen ze de natuur en de planeet op dezelfde manier: nemen zonder te bedanken, zonder erover na te denken.’

Het gesprek over samenwonen is voorbij.

Ik denk aan hoe ik, niet zo lang geleden, mijn kern kwijt was. Maar ik ben ermee aan de slag gegaan. Ik ben zonder weerstand in dat gevoel van onzekerheid getreden en heb elke nuance ervan geaccepteerd, en elke nuance van mezelf en van de situatie waaruit het gevoel was voortgekomen. En ik werd er sterker van. Als Aaron datgene wat hij in dit vlak van zijn leven heeft geleerd kan toepassen op alle andere vlakken zal hij zichzelf helen. Misschien is dat waarom ik er ben, om hem daarmee te helpen.

Intussen laat de fundamentele les om bij mezelf te blijven me nooit los. Het lijkt mijn levensles, en ik verwacht dat het leven alles zal doen wat nodig is tot ik het helemaal doorheb. Het is nog steeds een angstaanjagende gedachte: ik weet dat het heel goed mogelijk is dat de test, die nodig is, zal zijn dat ik alles wat me dierbaar is verlies om hem te kunnen leren. Als dat niet nu gebeurt, zal het misschien in de dood komen, als alles reduceert tot slijm en botten en er niets overblijft. Dan maar beter elk moment een beetje sterven dan in een ruimte van weerstand leven als het tijd is om los te laten.

‘Elke keer dat je aan me denkt, ben je niet bij jezelf.’ Aaron breekt in in mijn gedachten. ‘En dat is prima, mits je daarna weer naar jezelf terugkeert.’

Hij kijkt glimlachend naar me op van zijn werk aan het toetsenbord, dat er nu gloednieuw uitziet. ‘Het antwoord ligt er niet in om minder lief te hebben of jezelf in te houden, maar in de gewilligheid om alles, altijd, eigen te maken. Houd zoveel van me als je wilt, denk elke minuut van de dag aan me, maar weet wel dat je het allemaal zelf bent… het zijn jouw gevoelens.’

Als liefde een ander laat zien wie hij is, dan heeft Aaron lief. Hij heeft manipulatie doorleeft, als een gruwel van oneerbiedigheid en wantrouwen, en is niet in staat om zelf een ander te manipuleren. Maar er is ook niemand anders die hem kan manipuleren.

Ik zit met mijn pen in de aanslag in bed. Vroeg in de ochtend is een van de beste momenten om te schrijven.

Ik leer, leer, word er aan mijn nekharen bij getrokken. Hoe kun je de kern van de nectar betreden zonder er te verdwalen? Hoe kun je daar zijn als vrij wezen, je niet laten verleiden tot de verslaving absoluut te worden bemind, wanneer elke cel in genot baadt, elke zenuw wordt gekalmeerd door zoetheid? Hoe kun je daar zijn en weten dat je het allemaal zelf bent, dat het allemaal je geliefde zelf is? Hoe kun je dankbaar zijn in plaats van behoeftig, dankbaar voor de bevestiging van hoe liefde kan zijn? Hoe kun je weten dat deze liefde, hoe groots ook, enkel een schaduw is van de liefde die we zijn?

Snikken van dankbaarheid worden terwijl ik schrijf uit een tot nog toe onberoerde diepte gewrikt. Mijn ziel is neergeworpen in een grenzeloos gevoel van dankbaarheid. Ik moet door een of andere incongruentie denken aan de kuisheidsgelofte die ik ooit heb afgelegd in een poging om vrij te zijn van de onderworpenheid aan seksualiteit. Wat was dat ver bezijden de waarheid! Wat volslagen belachelijk om jezelf lichamelijke liefde te ontzeggen om vrij te kunnen zijn! Hoe kan ontkenning datgene wat wordt ontkend dienen? Hoe kan niet-liefde liefde dienen? Hoe kan fysieke losmaking leiden tot begrip van volledige menselijke en spirituele liefde?

Het kan, zegt iets me, als dat is wat God voor een ziel wil. Ik heb uit onwetendheid besloten de kuisheidsgelofte af te leggen, niet omdat het duidelijk was vanwege mijn fysieke, of een andere, toestand dat dit van me werd verlangd. En toch klopte het, klopte het zo precies dat ik het deed. Mijn toestand was er een van extreme onwetendheid, en het kloosterleven gaf me de bescherming die ik nodig had tot ik was gegroeid en tot mezelf was gekomen.

Tranen van dankbaarheid vullen nogmaals mijn ogen. De wijsheid van goddelijke intelligentie is zo diepgaand, zo liefhebbend en geheel weldoend dat mijn hart breekt van erkenning van de manier waarop ik ben liefgehad. Dit is hoeveel ik van je houd, zegt het leven, en ik geef me in diepe tranen over, nu ik dat inzie.

De omhelzing van het leven is overal om me heen, omhult mijn lichaam als de armen van een minnaar, omhult mijn ruimte, komt in elk moment en in alles in mijn leven, van het glas water op mijn tafel tot in de computer waarop ik schrijf, in elke ziel en alles op deze planeet. Alles is mijn geliefde, en alles is een podium waarmee ik kan relateren aan dat mysterieuze Zelf. Ik kan mijn Zelf nooit verliezen, mijn essentie, de energie die alle vormen en mensen bezielt, die Aaron in mijn leven brengt en die hem als het tij verandert weer van me afneemt. Niets blijft en niets raakt verloren. Liefde blijft leven terwijl onze harten worden gebroken, want mens zijn betekent verlies voelen, zelfs als we weten dat we niets verliezen. Dat is de paradox. Geen wonder dat er een dappere ziel nodig is om geheel menselijk te zijn. Het is het grootste genot en de grootste pijn.

De goden benijden ons omdat we sterfelijk zijn. Wij stervelingen hebben tijd, we hebben ruimte, we hebben verandering, we hebben een dag en de volgende niet, we hebben een moment en het volgende niet. Ons nu is rijk. Onze onwetendheid is onze verrukking wanneer we wijs worden. Alleen de onwetenden worden per slot van rekening wijs. Goddelijke wezens hoeven niet wijs te worden en kunnen geen wanhoop ervaren. We zijn bevoorrecht dat we lijden.

O God, kan ik hier nog meer van aan?