Bij onszelf thuiskomen

Denk je dat de toekomst
voorspelbaar is… zelfs voor God?

– Neale Donald Walsch, ‘Gesprekken met God,’ Boek 2

Aaron vertrekt op donderdag met een aanhangwagen vol bouwmateriaal naar Darkan en wordt niet terugverwacht tot maandagochtend. Ik doe elke avond voordat ik naar bed ga de voordeur op het dubbele slot.

Het is na middernacht op zondag als ik half wakker word uit een heel diepe slaap van het kabaal van Aaron, die onhandig het huis binnenkomt. Mijn brein is niet wakker genoeg om te functioneren als hij zijn koele lichaam tegen me aan drukt en zijn arm om me heen slaat. Hij vloeit over van liefde en warmte. ‘Ik houd van je schoonheid, Carla!’ En dan zegt hij: ‘Ik ben niet bang om niet te worden bemind.’

Het lukt mijn slaperige zelf met moeite een arm om zijn brede torso te slaan. Ik val zodra hij mijn bed verlaat weer in slaap.

Maar de volgende ochtend herinner ik me wat hij heeft gezegd. Er lijkt terwijl hij weg was iets veranderd, hij koestert zich niet meer in mijn afwijzing. Hij is niet eens bang dat ik hem niet liefheb; hij gaat hoe dan ook beminnen. Maar als ik hem zie opstaan, is hij anders. Somber.

‘Ja,’ zegt hij in antwoord op mijn vragende blik, ‘ik ben kwaad. Ik ben kwaad op mezelf dat ik steeds weer in de illusies trap die ik over jou heb. Dat moet veranderen, en dat gebeurt vanaf nu.’

Ik zie dat hij tranen in zijn ogen heeft, en zijn huid is grijs.

‘Ik wil affectie,’ zegt hij. ‘Ik wil dat we emotioneel leven. Ik vind het heerlijk om te beminnen en ik vind het heerlijk om lief te zijn. Dat is wie ik ben.’

Ik luister naar zijn pijn en voel hem ook. Ik zou nu moeten vermurwen en hem moeten redden – dat is de boodschap – maar ik besluit die verantwoordelijkheid niet op me te nemen. Hij mag het wreedheid noemen, daarvan ben ik me bewust, en toch wil ik niet over wat ik voel heen stappen.

Zijn gezicht staat meedogenloos, dit is een uitdaging die heel hard aankomt na zijn liefhebbende ouverture van vannacht. Hij dacht dat ik hetzelfde zou doen: uitstijgen boven wat hij mijn negatieve ego noemt, zoals hij dat heeft gedaan. En zo komt Aaron, ondanks zijn eerdere inzichten, in een neerwaartse spiraal terecht.

‘Jij kunt me niet verder zien dan je jezelf kunt zien. Je kent me niet, Carla.’

Ik wil hem over een inzicht vertellen dat ik gisteravond kreeg. Het is altijd moeilijk om iets te vertellen als ik al weet dat het niet helemaal begrepen gaat worden.

‘En dat is?’

‘Jij zegt toch altijd dat liefde genoeg zou moeten zijn, terwijl ik vind van niet? Het drong gisteravond tot me door dat liefde voor de waarheid belangrijker is dan liefde voor de persoon.’

Aaron kijkt me verbijsterd aan, maar hij lijkt zich niet gekwetst te voelen, dus ga ik verder.

‘Als twee mensen niet helemaal die liefde voor de waarheid delen dan is degene die de meeste waarheid wil nog steeds eenzaam. Mijn hart is de waarheid toegenegen zoals een non aan God is toegenegen.’

Dat is nogal een verklaring, en hij voelt niet helemaal goed. Ik heb mijn trots; ik heb de neiging mezelf als beter te zien dan hij, en daarom is het gemakkelijk voor me om dergelijke uitspraken te doen en mezelf weer voor de gek te houden. Maar ondanks het gevaar mijn waarheid niet helemaal consistent na te leven, is het wel mijn grootste passie.

‘Ik heb er alles voor over, Aaron. Het betekent dat geen detail van mijn ego uiteindelijk veilig zal zijn voor het zoeklicht. Ik heb het gevoel dat je wat dat betreft niet met me meegaat.’

De arme Aaron moet dit horen van de vrouw van wie hij onredelijk veel houdt. Het is ook niet dat Aaron zelf geen liefhebber van de waarheid is. Hij vertelt me nu, met ongebruikelijke verlegenheid, hoe hij met de pijn van zijn recente, vreselijke eenzaamheid omgaat.

‘Je hebt knopjes ingedrukt en hebt een proces in werking gesteld dat ik gewoonweg moest afmaken als ik niet ging sterven,’ zegt hij.

Hij kijkt me glimlachend aan, omdat hij weet dat wat hij hierna gaat zeggen me zal verbijsteren doordat het me zal laten zien hoeveel hij, toch, kan veranderen.

‘Ik heb zo vaak die gang door naar je kamer gestaard en voelde me zo gruwelijk alleen, verlangde zo hevig naar je.’

Ja, daar had ik wel enig idee van. Ik heb naar zijn droge hoestje liggen luisteren, dat aangeeft dat hij zich onprettig voelt en dat zijn brein gekweld is.

‘Weet je wat ik heb gedaan, Carla? Ik ben de confrontatie aangegaan met het kleine jongetje dat zoveel jaar geleden dezelfde gevoelens had. Ik voelde me zo klein, hulpeloos en alleen. Ik heb hem in mijn armen genomen en zijn hartje geheeld. Dat heb ik dag na dag gedaan, en volgens mij ben ik nu volwassen.’ Hij is even stil, verlegen. ‘Ik ben nu een man, Carla.’

Ik voel zijn zelfverzekerde, schone energie. Ja, hij is nu een man met zijn eigen energie. Het is fenomenaal. Aaron komt weer terug bij zichzelf. Die onweerstaanbare schoonheid begint weer van zijn gezicht te stralen. Zijn seksualiteit komt weer onschuldig, verwachtingsvol en nu vrij van een band met mij naar buiten. Ik ben zo vreselijk blij voor hem.

‘Mijn liefde,’ zegt hij, ‘is van mij. Ik kan de liefde niet ergens vinden; ik kan haar alleen in mezelf genereren en er buiten mezelf weerspiegelingen van vinden. Als ik van verschillende vrouwen houd, voelt ze hetzelfde, los van met wie ik ben, omdat die gevoelens van liefde van mij zijn, niet van hen. God is één, en daarom is liefde overal hetzelfde.’

Dat zijn geen woorden die hij een maand geleden zou kunnen hebben gesproken. Hij moet aan het veranderen zijn, aangezien verandering, volgens zijn eigen wetten, gepaard gaat met ongelukjes, en hij heeft zowel zijn rechterduim als zijn linker grote teen nog geen drie dagen na elkaar opengehaald. Beide keren stond mijn hart bijna stil terwijl hij met de pijn omging zoals alleen een man dat doet: theatraal, maar niet geacteerd. ‘Ik doorleef de pijn,’ was zijn commentaar tegen mijn witte gezicht toen hij eindelijk weer ontspande en zijn wonden verbond zoals hij dat graag wil: eenvoudig, effectief, zonder poeha.

Hoewel ik niet verwacht dat Aaron vrij zal zijn van al zijn verdedigingsmechanismen begint hij heel snel de persoon te worden die ik al die tijd wilde; de jongen in hem wordt een man nu ik hem heb losgelaten, en nu het mogelijk te laat is.

Toch weet ik dat Aaron zijn laatste en vreselijkste demon nog niet onder ogen is gekomen: de kern van zijn grootste pijn. Hij is zijn eenzame kind tegemoet getreden omdat hij daartoe gedwongen werd om zich beter te kunnen voelen. Hij is er nog niet klaar voor om de waarheid het veronderstelde ideaal zich beter te voelen weg te laten branden.

Het wegbranden van pijn maakt een groot deel uit van mijn levensverhaal; het is de enige manier om mezelf te bevrijden van duistere innerlijke geheimen. Als de passie voor innerlijke oprechtheid iemand eenmaal heeft gegrepen is niets anders nog genoeg, zelfs loyale, verrukte, liefkozende en toegewijde liefde als die van Aaron niet. Ik zou mijn ziel moeten verkopen om bij Aaron te kunnen blijven, en ik zou niet meer moeten kijken en horen om zekerheid en veiligheid te krijgen, voor deze verliefde aandacht, deze onvolgroeide pop. Zonder de creatieve dapperheid om de dode huid af te schudden en te veranderen in een stralende vlinder sterft de cocon. Onze liefde voor elkaar wordt op deze manier in elk geval bewaard en staat ons toe te ontwikkelen, al is het in onze eigen richting, los van elkaar.

‘Ik heb van deze relatie en voorgaande relaties geleerd,’ zegt Aaron. Hij zit aan de andere kant van de salontafel nadat Clinton en Margot naar huis zijn gegaan. ‘Een totale relatie is een mythe. Ik heb van mijn relatie met jou geleerd in mijn eigen centrum te blijven terwijl relaties komen en gaan. Ik heb geen controle over wat andere mensen willen. Zij beslissen te vertrekken en dat is hun zaak. Ik sta open voor wat hierna komt.’

Ik voel de nieuwe kracht die Aaron heeft gevonden, vermengd met opstandigheid.

‘Heb je ooit ontdekt waarom die vrouwen zijn vertrokken?’ vraag ik voorzichtig; ik wil hem niet het idee geven dat ik hem aanval.

‘Ze vertrekken en dat is hun zaak, niet de mijne,’ zegt hij.

‘Dus je bent er nooit achter gekomen waarom ze je hebben verlaten? En nu ik vertrek zul je ook nooit weten waarom?’

Hij kijkt me uitdrukkingsloos aan. Ik weet wat hij zegt tegen vrienden die vragen waarom we uit elkaar gaan: ‘Mijn houdbaarheidsdatum is verstreken. Carla heeft een beeld van hoe het verder gaat in haar leven, en daarin is geen ruimte voor mij.’

‘Dat is niet het hele verhaal, Aaron.’

‘Meer hoef ik niet te weten,’ zegt hij. ‘En je geeft me nu een heel onaangenaam gevoel.’

‘Dat onaangename gevoel komt wel heel gemakkelijk naar boven, hè?’

Dat commentaar is doorspekt van heel veel verdriet, en het is geen vraag. Dit is de rand vanwaar hij in het gevoel zou kunnen springen en zou kunnen voelen wat er echt achter en onder ligt, maar zoals altijd trekt hij zich terug. Als hij wil begrijpen waarom ik hem verlaat zou hij zijn allerdiepste waarheid onder ogen moeten komen, en die is gewoon te ondraaglijk.

We zitten in stilte terwijl hij me aanstaart met een blik die ik niet kan duiden.

‘Waar denk je aan?’ vraag ik.

‘Ik bewonder je schoonheid,’ zegt hij. ‘Je bent zo jong.’ Er komt een glimlachje op zijn gezicht. ‘Je was jong en onschuldig toen je me al die jaren geleden de liefde liet zien. Zo ben je nog steeds. En ik heb diezelfde onschuld in me vanwege jouw voorbeeld.’

Hij heeft de toon van het gesprek gewijzigd, en het is goed zo. Ik heb ook een compliment voor hem.

‘Je bent een warme en vrijgevige minnaar, Aaron. Je weet hoe je een vrouw een goed gevoel moet geven.’

Dat vindt hij fijn, en hij knikt. Ik bedenk me nog iets.

‘Ik heb geweldige wittebroodsweken met je gehad.’

Daarmee sluit ik af, en ik ga eindelijk naar bed. Mijn ingeplande vroege avonden eindigen vaak zo. Mijn hoofd raakt het kussen en ik hoor niets meer.

Het zou goed zijn als iemand nu van Aaron kon houden. Liefde bouwt zijn ego op, en dat heeft het nodig. Het is nog steeds een ego dat zweeft tussen het positieve en het negatieve. Hij kan in elk geval niet tegen negatieve observaties van mij. Die maken niet alleen dat hij zich klein voelt, ze maken hem defensief en stompen hem af. Maar ik heb niet het recht iets te zeggen als ik kritiek lever. Aaron is zo gevoelig voor energie; ik kan hem niet misleiden te denken dat het liefde is die me laat spreken. Hij voelt de weerhaakjes van mijn gepor en geprik. Ik weet niet hoe ik echt moet liefhebben terwijl ik mijn commentaar geef. Dus zijn mijn woorden hoe dan ook leeg en nutteloos.

We zitten op de schommelstoelen op de veranda. Het weer begint milder te worden. We hebben nog steeds behoefte te praten, alsof het afsluiten eeuwig duurt. Onze zielen hebben samen willen zijn en begrijpen niet waarom we onze meningsverschillen niet kunnen oplossen.

Aaron vertelt hoe hij voor zichzelf zorgt. ‘Ik ben eraan gewend je op een bepaalde manier te zien, en die impulsen ben ik aan het verwijderen. Ik verlies langzaam aan mijn gevoelens voor je.’ Hij is weer stil, wacht tot de woorden zijn ingedaald; wacht, misschien op het moment dat ik spijt krijg van mijn beslissing. Ik blijf hem aankijken terwijl hij weet welke woorden hij wil gaan zeggen. ‘Ik voel me elke keer helderder, gerieflijker en meer op mijn gemak. Ik vind nogmaals mijn eigen, integrale ruimte terug.’

Ik kijk naar hem en zie de schoonheid die ik zo vaak heb bewonderd van zijn gezicht stralen. Ik kan me voorstellen hoe hij er bij een andere vriendin uit zal zien en wat ze in hem zal zien. Sekshormonen maken hem ongelooflijk aantrekkelijk en verleidelijk. Ik begin duidelijker te zien wat ik weggeef.

Ik heb ooit gedacht dat Aaron was gedwongen een beeld van zichzelf als liefhebbende persoon na te leven, zoals sommige christenen een gebod naleven. Ik dacht dat hij dacht dat hij in de ogen van zijn hemelse Vader een liefhebbende persoon moest zijn, en dat die Vader hem zou belonen voor zijn goede gedrag. Maar ik deed hem enorm onrecht. Hij glimlachte lusteloos toen ik hem vertelde wat ik dacht.

‘Je kent me zo slecht, Carla! Ik ben gewoon niet wat je denkt, maar ik voel je afwijzing wel.’

Ik voelde me gekastijd. Ik begon te blozen. Ik moest mijn gedachten gewoon uitspreken en kwam erachter dat ze nergens op sloegen. Aaron is de vredestichter. Zijn hart is het pure hart van een kind dat zich helemaal geeft en niet aanvoelt wanneer het tijd is om zich terug te trekken.