13

 

Waylander ging rechtop in het zadel zitten en keek over de Delnochpas naar de vlakten van de Nadir daarachter. Achter hem waren de wagens naast elkaar neergezet, klaar voor de gevaarlijke afdaling morgen. De pas liep over een afstand van een mijl via een reeks verraderlijke richels, die met los puin waren bezaaid, naar beneden en er was heel wat koelbloedigheid voor nodig om een wagen over die smalle kronkelende weg naar beneden te rijden. De meeste vluchtelingen hadden de mannen van Durmast een flink bedrag betaald om de teugels over te nemen voor de afdaling terwijl zij er betrekkelijk veilig achter aan liepen.

Vanuit het noorden woei een koele wind en Waylander durfde zich wat te ontspannen. Hij had geen spoor gezien van Cadoras of de Broederschap en onderweg had hij voortdurend achterom gekeken. Plotseling grinnikte hij. Van Cadoras werd verteld dat er gevaar was wanneer je hem zag - maar wanneer je hem niet zag, betekende dat de dood.

Waylander liet zich van de rug van zijn paard glijden en leidde het dier naar de pikettouwen. Nadat hij het had afgezadeld, borstelde hij het dier, voerde het graan en liep toen naar het midden van het kamp, waar vuren onder ijzeren kookpotten knetterden.

Durmast zat bij een groep reizigers en vergastte hen op verhalen over Gulgothir. In het rode licht van het vuur leek zijn gezicht minder hardvochtig en zijn glimlach warm en vriendelijk. Kinderen zaten om hem heen en keken vol ontzag naar de reus terwijl ze van zijn fantastische verhalen genoten. Je kon je eigenlijk maar moeilijk voorstellen dat deze mensen voor een verschrikkelijke oorlog op de vlucht geslagen waren; dat velen van hen vrienden, broers en zonen verloren hadden. Hun opluchting bij het vooruitzicht dat ze aan de ellende zouden ontsnappen uitte zich in grappen en overdreven hard gelach.

Waylander liet zijn blikken over Durmasts mannen glijden die een eind van de anderen in een groepje bij elkaar zaten. Harde kerels had Durmast gezegd, en Waylander kende het soort. Ze waren niet hard, ze waren moordlustig. In tijden van vrede en voorspoed zouden de eerzame burgers die nu lachten en zongen hun deuren voor dit soort lieden gegrendeld hebben; ze zouden voor geen geld van de wereld met Durmast zijn meegereisd. En nu lachten ze als kinderen, blind voor het feit dat het gevaar nog net zo groot was.

Waylander draaide zich om om zijn dekens te gaan halen - en bleef stokstijf staan. Op nog geen tien voet van hem vandaan stond Danyal met haar gezicht naar het vuur. Het licht van de vlammen speelde over haar roodgouden haar en ze droeg een nieuwe wollen jurk, geborduurd en aan de zomen met gouddraad afgezet. Waylander slikte moeilijk en haalde toen diep adem. Op dat moment tilde ze haar hand op naar haar haar en draaide ze zich om, zodat ze hem zag staan. Haar glimlach was oprecht gemeend en het ergerde hem vreselijk.

'Aha, eindelijk krijg je me dus in de gaten,' zei ze terwijl ze naar hem toeliep.   

'Ik dacht dat je in Skarta bij de kinderen zou blijven?'

'Ik heb ze onder de hoede van de Bronpriesters achtergelaten. Ik ben de oorlog zat, Waylander. Ik wil ergens heen waar ik 's nachts kan slapen zonder bang te hoeven zijn voor de volgende dag.'

'Zo'n plek bestaat niet,' zei hij bitter. 'Kom, loop een eindje met me op.'

'Ik ben net wat eten aan het klaarmaken.'

'Straks,' zei hij terwijl hij wegliep in de richting van de pas. Ze volgde hem naar een met gras begroeid heuveltje waar ze op een paar stenen gingen zitten. 'Weet je wie de leiding van deze karavaan heeft?'

'Ja,' antwoordde ze. 'Een zekere Durmast.'

'Hij is een moordenaar.'

'Jij ook.'

'Je begrijpt me niet. Je bent hier in groter gevaar dan in het Skultikwoud.'

'Maar jij bent toch hier?'

'Wat heeft dat er nou mee te maken? Durmast en ik kennen elkaar.

Ik heb hem nodig om het Harnas te vinden; hij kent de Nadir en zonder hem zou ik mijn doel misschien niet bereiken.'

'Zul jij toelaten dat hij ons kwaad doet?'

'Toélaten? Hoe denk je dat ik iets tegen hem zou kunnen beginnen? Hij heeft twintig mannen bij zich. Verdomme, Danyal, waarom loop je als een hondje achter me aan?'

'Wat beeld je je in?' viel ze woedend uit. 'Ik wist helemaal niet dat je met ons meereisde. Je hebt wel een heel erg hoge dunk van jezelf.'

'Dat bedoelde ik niet,' zei hij, in de verdediging gedrongen. 'Het schijnt alleen dat ik me niet kan keren of jij bent er.'

'Wat vervelend voor je!'

'In vredesnaam, meid - moet je me nou elke keer weer naar de keel vliegen? Ik heb helemaal geen zin om ruzie met je te maken.'

'In dat geval moet ik tot mijn spijt vaststellen dat je weinig bedreven bent in de kunst van het converseren.'

Een poosje zaten ze zwijgend naast elkaar terwijl ze keken hoe de maan boven de Delnochpas klom.

'Ik zal niet lang meer leven, Danyal,' zei hij na een poosje. 'Misschien nog drie weken, misschien minder. Ik zou mijn leven graag afsluiten terwijl ik mijn opdracht tot een goed einde breng...'

'Dat is nou precies zo'n stomme opmerking die je van een man kunt verwachten! Wie zal het wat kunnen schelen of je dat Harnas vindt? Het is geen tovermiddel, het is gewoon metaal. En niet eens kostbaar metaal.'

'Mij kan het wat schelen.'

'Waarom?'

'Wat is dat nou weer voor een vraag?'

'Probeer je tijd te rekken, Waylander?'

'Nee, ik meende het. Vind jij mannen maar dom als ze op roem uit zijn? Nou, ik ook. Maar dit heeft niets met roem te maken - het is een erezaak. Ik heb vele jaren lang een schandalig leven geleid en ik ben gezonken tot een niveau dat ik niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Ik heb een edel mens gedood... omdat ik ervoor betaald kreeg. Ik kan die daad niet ongedaan maken. Maar ik kan het goedmaken. Ik geloof niet in goden die zich om de mensen bekommeren. Ik streef niet naar vergiffenis van een hogere macht. Ik wil mezelf kunnen vergeven. Ik wil het Harnas vinden voor Egel en de Drenai, en een belofte inlossen die ik aan Orien heb gedaan.'

'Je hoeft niet te sterven om dat te doen,' zei ze zacht terwijl ze voorzichtig haar hand op de zijne legde.

'Nee, dat hoef ik niet - en ik zou ook liever blijven leven. Maar ik ben vogelvrij. Cadoras maakt jacht op me. De Broederschap zit me achterna. En Durmast zal me verraden als hij de kans schoon ziet.'

'Waarom blijf je dan hier als een geit die aan een paaltje staat vastgebonden? Trek er in je eentje op uit.'

'Nee. Ik heb Durmast nodig voor het eerste deel van mijn reis. Ik heb een voordeel! Ik ken mijn vijanden en ik heb niemand om op te vertrouwen.'

'Dat is onzin.'

'Dat komt omdat je een vrouw bent en een gewone simpele zin niet kunt begrijpen. Ik ben alleen, dus er is niemand die me in de steek kan laten. Wanneer ik ervandoor ga - als het nodig is - heb ik geen bagage. Ik kan voor mezelf zorgen en ik ben heel erg dodelijk.'

'Wat ons weer terugbrengt op ons eerste punt,' zei Danyal. 'Jij probeert me duidelijk te maken dat ik ballast ben, waar je alleen maar last van hebt.'

'Ja. Durmast mag er niet achter komen dat we elkaar kennen, anders zal hij jou tegen mij gebruiken.'

'Daar is het al te laat voor,' zei Danyal terwijl ze haar ogen afwendde. 'Ik vroeg me al af waarom hij van gedachten veranderde en me toch met de karavaan mee wilde laten reizen, hoewel ik geen geld had om hem te betalen. Ik dacht dat hij een oogje op me had.'

'Leg eens uit,' zei Waylander mat.

'Ik heb een vrouw ontmoet die me naar Durmast stuurde, maar hij zei tegen me dat hij niets voor me kon doen als ik geen geld had. Toen vroeg hij waar ik vandaan kwam, omdat hij me niet eerder in Skarta had gezien, en ik heb hem verteld dat ik met jou aangekomen was. Toen veranderde hij van gedachten en vroeg me honderduit over jou, waarna hij zei dat ik mee kon komen.'

'Je verzwijgt iets,'

'Ja, ik vertelde hem dat ik van je hield.'

'Waarom? Waarom heb je dat nou gedaan?'

'Omdat het de waarheid is,' snauwde ze.

'En heeft hij je gevraagd of ik hetzelfde voor je voelde?'

'Ja. Ik zei hem van niet.'

'Maar hij geloofde je niet.'

'Hoe weet je dat?'

'Omdat je hier bent.' Waylander verviel in stilzwijgen terwijl hij terugdacht aan Hewla's opmerking over de roodharige vrouw en Oriens raadselachtige waarschuwing over reisgenoten. Wat had de oude man ook alweer gezegd?

Dat succes of mislukking van Waylanders metgezellen zouden afhangen. Of liever van wie hij als zijn reisgenoten koos.

'Wat zit je te denken?' vroeg ze toen ze hem zag glimlachen en de spanning van zijn gezicht week.

'Ik zat te denken dat ik blij ben dat je hier bent. Het is erg egoïstisch van me. Ik ga toch dood, Danyal. Ik ben een realist en de kansen zijn gewoon tegen me. Maar de wetenschap dat je bij me bent, in ieder geval voor een paar dagen, doet me plezier.'

'Ook al zal Durmast me tegen je uitspelen?'

'Zelfs dan.'

'Heb je een koperstukje?' vroeg ze.

Hij tastte in zijn beurs en haalde een klein muntje met de beeltenis van Niallad te voorschijn. Hij gaf het aan haar.

'Waar heb je dat voor nodig?'

'Je hebt eens gezegd dat je nooit een vrouw hebt genomen voor wie je niet betaald had. Nu heb je betaald.'

Terwijl ze zich voorover boog, kuste ze hem voorzichtig en zijn armen gingen naar haar middel, waarna hij haar tegen zich aantrok.

Verscholen tussen de bomen zag Durmast hoe de geliefden zich op het gras tussen de stenen uitstrekten. De grote man schudde zijn hoofd en glimlachte.

 


De dag brak stralend helder aan, maar in het noorden hingen donkere wolken en Durmast vloekte luid.

'Regen,' stootte hij uit. 'Dat ontbrak er nog maar aan!'

De eerste wagen werd naar het hoogste punt in de pas gereden. Hij was ongeveer twintig voet lang, zwaar belanden met kisten en dozen en getrokken door zes ossen. De menner likte langs zijn lippen en kneep zijn ogen tot spleetjes terwijl hij de gevaren van de weg probeerde in te schatten. Toen liet hij de zweep boven de kop van de voorste ossen knallen en de wagen zette zich met een ruk in beweging. Waylander liep er met Durmast en zes van zijn mannen achteraan. De eerste tweehonderdvijftig el waren steil, hoewel het betrekkelijk makkelijk rijden was, want de weg was breed en stevig. Maar toen werd hij smaller en boog naar rechts beneden af. De voerman trok aan de teugels en duwde tegen de rem tot die niet verder meer kon, maar de wagen gleed langzaam opzij naar de gapende diepte links.

'Touwen!' brulde Durmast en de mannen renden naar voren om duimdikke henneptouwen rond de assen te leggen. De wagen gleed niet verder weg. Waylander, Durmast en de anderen pakten de twee touwen op en trokken ze strak.

'Nu!' riep Durmast en langzaam liet de voerman de rem los. Duim voor duim rolde de wagen naar voren en kwam twintig passen verder glijdend tot stilstand. De weg was hier bochtig en de wagen werd door zijn gewicht naar de rand getrokken. Maar de mannen aan de touwen waren sterk en vertrouwd met de gevaren van de Delnochpas.

Ze zwoegden langer dan een uur, tot de wagen eindelijk op vlakke grond stond.

Ver achter hen was een tweede wagen aan de afdaling bezig, waar nog eens zeven van Durmasts mannen aan de touwen trokken. De reus ging op zijn gemak zitten en keek grinnikend naar de inspanningen.

'Wie door mij betaald wordt, moet werken voor zijn geld,' zei hij.

Waylander knikte, te vermoeid om wat te zeggen.

'Je bent week geworden, Waylander. Een klein beetje inspanning en je loopt al te zweten als een varken in de hitte!'

'Wagens trekken is niet mijn dagelijkse bezigheid,' zei Waylander.

'Goed geslapen vannacht?' vroeg Durmast.

'Ja hoor.'

'Alleen?'

'Wat voor een vraag is dat voor iemand die tussen de bosjes naar ons zat te loeren?'

Durmast grinnikte en krabde door zijn baard. Jou ontgaat niet veel, vriend. Je bent misschien wel week, maar je ogen hebben nog niets van hun scherpte verloren.'

'Bedankt dat ze mee mocht van je,' zei Waylander. 'De eerste dagen van de reis zullen er een stuk aangenamer door worden.'

'Het was wel het minste wat ik voor een oude vriend kon doen.

'Mag je haar graag?'

'Ze houdt van mij,' antwoordde Waylander met een grijns.

'En jij?'

'Ik zal in Gulgothir afscheid van haar nemen - met spijt in het hart.'

'Dus ze is je wel dierbaar?'

'Durmast, je hebt ons gisteren bespied. Heb je gezien wat er gebeurde voor we gingen vrijen?'

'Ik zag dat je haar iets gaf.'

'Je zag dat ik haar geld gaf. Liéfde? Wat denk je?'

Durmast leunde achteruit en sloot zijn ogen tegen de ochtendzon. 'Heb je wel eens gewenst dat je getrouwd was? Een gezin had?'

'Ik heb vroeger een gezin gehad. Ze zijn gestorven,' zei Waylander.

'Net als ik. Alleen is mijn vrouw niet gestorven - ze ging er met een koopman uit Ventria vandoor en nam mijn zoons met zich mee.'

'Het verbaast me dat je haar niet achterna bent gegaan.'

Durmast ging recht overeind zitten en rekte zich uit. 'Dat heb ik wel gedaan, Waylander,' zei hij.

'En?'

'Ik heb die koopman zijn buik opengereten.'

'En je vrouw?'

'Die is als hoer in de havenkroegen geëindigd.'

'We zijn wel een fraai stel! Ik betaal voor mijn pleziertjes omdat ik nooit meer het risico wil lopen van iemand te gaan houden, terwijl jij niet hebt kunnen verwerken dat je in de liefde bedrogen bent.'

'Wie zegt dat ik het niet heb verwerkt?' wilde de reus weten.

'Ik. En word nou maar niet kwaad, vriend, want ik mag dan week zijn, tegen mij kun je toch niet op.'

Enkele ogenblikken lang bleef Durmast woedend naar Waylander kijken, toen verdween de boosheid uit zijn ogen en hij glimlachte. 'In ieder geval is er nog iets van de oude Waylander over,' zei hij. 'Kom, het wordt tijd dat we weer naar boven klimmen om een volgende wagen te halen.'

De mannen zwoegden de hele dag door en bij zonsondergang stonden alle wagens veilig beneden aan de voet van de pas. Waylander had de hele middag gerust, omdat zijn instinct hem waarschuwde dat hij de volgende paar dagen al zijn krachten nodig zou hebben.

De regenbui dreef over en tegen het vallen van de avond laaiden de vuren hoog op en de geur van gebraden vlees hing in de lucht. Waylander liep naar de wagen van Caymal de bakker, die Danyal met hem en zijn gezin mee liet rijden. Toen hij daar kwam, zag hij dat Caymal een blauw oog had. Zijn vrouw Lyda verzorgde hem.

'Waar is Danyal?' vroeg Waylander.

Caymal haalde zijn schouders op. Zijn vrouw, een magere, donkerharige vrouw van achter in de dertig keek op.

'Beesten die jullie zijn!' siste ze.

'Waar is ze?'

'Je zult op je beurt moeten wachten,' zei Lyda met trillende lippen.

'Luister naar me, vrouw - ik ben een vriend van Danyal. Vertel me dus waar ze is!'

'Een man heeft haar meegenomen. Ze wilde niet gaan en mijn man probeerde hem tegen te houden, maar hij gaf Caymal een klap met een knuppel.'

'Welke kant op?'

De vrouw wees naar een klein groepje bomen. Waylander pakte een touw van een wagen, rolde het op en hing het over zijn schouder, waarna hij met soepele pas in die richting vertrok. De maan stond helder aan de hemel en hij vertraagde zijn gang toen hij in de buurt van het bosje kwam. Hij sloot zijn ogen en spitste zijn oren.

Daar! Links klonk het geluid van ruwe stof die langs de bast van een boom schuurde. En rechts een gesmoorde kreet. Waylander bewoog zich langzaam voort terwijl hij links aanhield. Net toen hij de bomen bereikte, begon hij te rennen.

Een mes flitste langs zijn hoofd. Hij raakte de grond met een schouder en rolde om. Een donkere schaduw maakte zich van tussen de bomen los en het maanlicht viel glinsterend op een kromzwaard. Waylander trok zijn benen bij en sprong. Zijn rechtervoet beukte tegen het hoofd van de man en toen - op het moment dat de vreemdeling wankelde - draaide Waylander zich op zijn hakken om, zodat zijn rechterelleboog tegen het oor van de man sloeg. Hij viel zonder geluid te maken. Waylander kroop naar rechts. Daar, in een ondiepe greppel, lag Danyal, haar jurk opengescheurd, haar benen gespreid. Een man knielde voor haar.

Waylander schoof het touw van zijn schouder en trok de lus verder open. Stil sloop hij verder tot hij achter de man stond, schoof de lus over zijn hoofd en trok die strak aan. De man viel achterover en klauwde naar de lus, maar Waylander trok hem omver en sleepte hem door de greppel naar een hoge olm. Snel slingerde hij het touw over een tak die zich ongeveer tien voet boven de grond bevond en trok de worstelende man overeind. De ogen van de verkrachter puilden haast uit hun kassen en het gezicht boven de zwarte baard was bijna paars.

Waylander had hem nooit eerder gezien.

Een ritselende beweging achter hem; Waylander liet het touw vallen en dook naar rechts. Een pijl floot langs hem heen en plofte in de baardige schurk. De man gromde en zakte door zijn knieën. Waylander trok zijn benen onder zich, kwam overeind en begon meteen te rennen, zigzaggend zodat de verborgen moordenaar niet zou kunnen richten. Eenmaal tussen de bomen liet hij zich plat op de grond vallen en begon tussen de struiken door te kruipen, in een wijde boog om de greppel heen.

Hij vloekte toen hij hoefgetrappel hoorde. Hij kwam overeind en stak zijn dolk weer in de schede. Toen hij terugkwam bij de greppel vond hij Danyal bewusteloos. Iemand had een pijl met een bevedering van ganzenveren dwars over haar naakte borsten gelegd. Waylander brak hem in tweeën.

Cadoras!

Hij tilde Danyal op en droeg haar terug naar de wagens, waar hij laar bij de bakkersvrouw achterliet. Toen ging hij terug naar het bosje. Je eerste man die hem had aangevallen, lag nog steeds waar hij hem had achtergelaten; Waylander had gehoopt dat hij hem had kunnen ondervragen, maar zijn keel bleek doorgesneden. Snel doorzocht hij ie kleren, maar er was niets wat op zijn identiteit wees. De tweede man had drie goudstukken in zijn geldbuidel. Waylander nam het geld mee terug naar het kamp en gaf het aan Lyda.

'Verberg ze ergens op je lichaam,' zei hij tegen haar.

Ze knikte en tilde de canvas flap op, zodat Waylander in de wagen kon klimmen.

Danyal was bij kennis. Haar lip was gezwollen en ze had een blauwe plek op haar wang. Caymal zat naast haar. De wagen was niet al te groot en de twee jonge kinderen van de bakker sliepen naast Danyal.

'Dank je,' zei ze en ze dwong zichzelf te glimlachen.

'Ze zullen je niet weer lastig vallen.'

Caymal schoof langs Waylander heen en klom over de achterklep naar buiten. Waylander kroop verder, zodat hij naast Danyal kwam te zitten.

'Ben je gewond?' vroeg hij.

'Nee. Niet erg in ieder geval. Heb je ze gedood?'

'Ja.'

'Hoe komt het dat je dit soort dingen kunt?'

'Oefening,' zei hij.

'Nee, dat bedoelde ik niet. Caymal probeerde de man tegen te houden... en Caymal is sterk, maar hij werd als een klein kind opzij geschoven.'

'Het heeft allemaal met angst te maken, Danyal. Wil je nu verder wat rusten?'

'Nee, ik heb frisse lucht nodig. Laten we een eindje gaan lopen.'

Hij hielp haar de wagen uit en ze liepen naar de rotswand, waar ze op wat stenen gingen zitten.

'Vertel me eens over die angst,' zei ze.

Hij liep een eindje bij haar vandaan en bukte zich om een kiezelsteen op te rapen. 'Vangen,' zei hij terwijl hij het steentje naar haar toe gooide. Haar hand schoot uit en ze ving het handig op. 'Dat was gemakkelijk, nietwaar?'

'Ja,' gaf ze toe.

'Stel nu eens dat Krylla en Miriel hier waren, en dat twee mannen een mes op hun keel hadden gezet. Als ze tegen je zeiden dat ze zouden sterven als je het steentje niet zou vangen, zou het dan nog steeds zo gemakkelijk te vangen zijn? Denk eens aan die keren dat je zenuwachtig was en je bewegingen ongecoördineerd werden.

Angst maakt dwazen van ons allemaal. Net als woede, razernij en opwinding. Dan bewegen we ons te snel en hebben we er geen controle meer over. Begrijp je me?'

'Ik denk het wel. Toen ik mijn eerste uitvoering voor de koning in Drenan had, was ik gewoon verstijfd van angst. Het enige wat ik maar hoefde te doen was over het toneel lopen, maar mijn benen voelden aan alsof ze uit hout gesneden waren.'

'Dat is het! Precies! Een angstaanval maakt de eenvoudigste handelingen moeilijk en ingewikkeld. Bij een gevecht is het precies hetzelfde... en ik kan beter vechten dan de meesten omdat ik mij volledig op de kleinste details kan concentreren. Het kiezelsteentje blijft dan een kiezelsteentje, wat er ook van de uitkomst van het gevecht afhangt.'

'Kun je mij dat leren?'

'Daar heb ik de tijd niet voor.'

'Je volgt je eigen stelregel niet op. Dit is een kleinigheid. Vergeet die zoektocht en concentreer je op mij, Waylander - ik moet het leren.'

'Hoe je moet vechten?'

'Nee - hoe ik mijn angst moet overwinnen. Daarna kun je me leren vechten.'   

'Goed. Vertel me dan om te beginnen maar eens wat de dood is.'

'Het einde.'

'Maak het erger.'

'Maden en grauw rottend vlees.'

'Mooi. En waar ben jij?'

'Verdwenen. Weg.'

'Voel je iets?'

'Nee ... misschien als er een paradijs is.'

'Vergeet dat paradijs maar.'

'Dan voel ik niets. Ik leef niet langer.'

'Deze dood, kun je die voorkomen?'

'Natuurlijk niet.'

'Maar kun je hem uitstellen?'

'Ja.'

'En wat levert je dat op?'

'Het vooruitzicht van meer geluk.'

'En op z'n ergst?'

'Het vooruitzicht van nog meer pijn,' zei ze. 'Ouderdom, rimpels, aftakeling.'  

'Wat is het ergste? De dood of aftakeling?'

'Ik ben jong. Op dit moment ben ik voor allebei bang.'

'Als je je angst wilt overwinnen moet je leren dat er niet te ontsnappen valt aan wat je vreest. Je moet het in je opnemen. Ermee leven. Het proeven. Het begrijpen. Het overwinnen.'

'Dat begrijp ik,' zei ze.

'Mooi. Waar ben je op dit moment het bangst voor?'

'Jou te verliezen.'

Hij liep van haar weg en raapte weer een steentje op. Het maanlicht werd gedeeltelijk geblokkeerd door wolken en ze moest zich inspannen om zijn hand te zien.

'Ik gooi dit naar je toe,' zei hij. 'Als je het vangt, blijf je - als je het mist ga je terug naar Skarta.'

'Nee, dat is niet eerlijk! Het licht is te slecht.'

'Het leven is nooit eerlijk, Danyal Als je het er niet mee eens bent, rijd ik alleen van de karavaan weg.'

'Goed dan.'

Zonder nog een woord te zeggen gooide hij het steentje naar haar toe - een slechte worp, snel en links van haar. Haar hand schoot uit en de kiezelsteen vloog tegen haar handpalm, maar ze ving hem pas bij de tweede poging. De opluchting golfde door haar heen en haar ogen stonden triomfantelijk.

'Waarom ben je zo blij?' vroeg hij.

'Ik heb gewonnen!'

'Nee. Vertel me wat je gedaan hebt.'

'Mijn angst overwonnen?'

'Nee.'

'Wat dan? Ik begrijp je niet.'

'Maar je moet me begrijpen als je iets wilt leren.'

Plotseling glimlachte ze. 'Ik begrijp het mysterie, Waylander.'

'Zeg me dan wat je gedaan hebt.'

'Ik heb een kiezelsteentje opgevangen in het maanlicht.'

 


Gedurende de eerste drie dagen van de reis stond Waylander verbaasd over Danyals vorderingen. Hij had geweten dat ze sterk en lenig was, en vlug van begrip, maar hij ontdekte ook dat haar reflexen verbazingwekkend snel waren en haar vermogen om de lessen in zich op te nemen was ongelooflijk.

'Je vergeet,' zei ze tegen hem, 'dat ik in Drenan op het toneel heb gestaan. Ik heb leren dansen en jongleren en ik ben drie maanden lang met een groep acrobaten opgetrokken.'

Iedere ochtend reden ze een eind van de wagens vandaan, over de golvende vlakte van de steppe. De eerste dag leerde hij haar hoe ze een mes moest werpen; het gemak waarmee ze dit kunstje onder de knie kreeg, was voor hem reden om zijn trainingsmethodes aan te passen. Hij was aanvankelijk van plan geweest om haar alleen een plezier te doen, maar nu begon hij werkelijk eisen aan haar te stellen. Haar jongleertalent gaf haar een gevoel van evenwicht dat werkelijk buitengewoon was. Zijn messen hadden stuk voor stuk een verschillende lengte en een verschillend gewicht, maar in haar handen reageerden ze allemaal hetzelfde. Ze tilde het lemmet alleen maar met haar vingers op, schatte het gewicht en gooide het vervolgens naar het doel. Van haar eerste vijf worpen was er maar een waarbij ze er niet in slaagde het mes in de door de bliksem getroffen boom te laten ploffen.

Waylander vond een steen waar heel veel kalk in zat en hij tekende het silhouet van een man op de boomstam. Nadat hij Danyal een mes had gegeven, draaide hij haar om, zodat ze met haar rug naar de boom stond.

'Ik wil dat je je omdraait en zonder een moment te wachten gooit, waarbij je op zijn hals mikt,' zei hij. Terwijl ze op haar hiel rondwervelde, flitste haar arm naar voren en het mes plofte net boven de rechterschouder van het silhouet in de boom.

'Verdomme!' zei ze.

Waylander glimlachte en haalde het mes terug. 'Ik zei omdraaien, niet rondwervelen. Je bewoog nog steeds naar links toen je gooide en zo kwam je arm voorbij het doel. Maar desondanks was het een goede poging.'

Op de tweede dag leende hij een boog en een koker met pijlen. Met dit wapen was ze minder bedreven, maar ze had een scherp oog. Waylander sloeg haar enige tijd gade en toen vroeg hij haar om haar hemd uit te trekken. Terwijl hij het bij de mouwen pakte, ging hij achter haar staan en bond het stevig om haar heen, waardoor haar borsten plat tegen haar ribben gedrukt werden.

'Dat zit zo helemaal niet lekker,' klaagde ze.

'Ik weet het. Maar je buigt je rug naar achteren als je spant om te voorkomen dat de pees je lichaam raakt - en dat is van invloed op je trefzekerheid.'

Maar het idee was geen succes en Waylander ging verder met het zwaard. Een van Durmasts mannen had hem een kleine sabel met een ivoren gevest en een gevestkorf van filigreinwerk verkocht. Het was een uitgebalanceerd wapen en licht genoeg om Danyal de mogelijkheid te geven door een grotere snelheid goed te maken wat ze aan kracht tekort kwam.

'Vergeet nooit,' zei hij toen ze na een uur trainen even waren gaan zitten, 'dat de meeste zwaarden als hakwapens worden gebruikt. Je vijand zal over het algemeen rechtshandig zijn. Hij zal zijn zwaard boven zijn rechterschouder tillen en het van rechts naar links naar beneden zwaaien, waarbij hij op je hoofd mikt. Maar de kortste afstand tussen twee punten is een rechte lijn. Dus stoot! Gebruik de punt van je zwaard. Negen van de tien keer zul je je tegenstander doden. De meeste mannen zijn slecht getraind, ze hakken en houwen er in het wilde weg op los en zijn gemakkelijk uit te schakelen.' Hij raapte twee stokken op, die hij met zijn mes had bewerkt zodat ze een beetje op zwaarden leken, en gaf er een aan Danyal. 'Vooruit, dan zal ik de rol van de tegenstander spelen.'

De vierde dag begon hij haar de beginselen van het vechten met de blote handen bij te brengen.

'Prent dit goed in je hoofd: nadenken! Beteugel je emoties en handel uit het instinct dat je door deze training zal ontwikkelen. Woede is zinloos, dus mep niet zomaar in het rond. Nádenken! Je wapens zijn je vuisten, je vingers, je voeten, je ellebogen en je hoofd. Je doelen zijn ogen, keel, buik en kruis. Dit zijn de delen van het lichaam waar je je tegenstander door een goedgemikte slag kunt uitschakelen - je hebt een groot voordeel bij deze manier van vechten: je bent een vrouw. Je vijanden zullen angst, afschuw. .. en uiteindelijke overgave verwachten. Als je je hoofd koel houdt, zul jij overleven - en sterven zij.'

Op de middag van de vijfde dag, toen Waylander en Danyal naar de wagens terugreden, kwam een groep Nadirkrijgers joelend en schreeuwend aan galopperen. Waylander hield zijn paard in toen ze naderden. Er waren ongeveer tweehonderd ruiters en ze waren zwaar beladen met dekens, handelswaar en zadeltassen die uitpuilden van het geld en de sieraden. Danyal had deze nomaden nog nooit gezien, maar ze wist dat ze als nietsontziende moordenaars bekend stonden. Het waren sterke, gedrongen mannen, met schuinstaande ogen en platte gezichten; velen droegen gelakte borstkurassen en helmen waarvan de rand met bont was afgezet; de meesten droegen twee zwaarden en een hele reeks messen.

De Nadir kwamen dichterbij terwijl ze zich over de hele linie verspreidden. Ondertussen zat Waylander kalm naar de groep te kijken en probeerde te bepalen wie de leider was.

Na ettelijke gespannen ogenblikken reed een krijger van middelbare leeftijd uit de groep naar voren; zijn ogen waren donker en kwaadaardig, zijn glimlach wreed. Zijn ogen flitsten even naar Danyal en Waylander kon zijn gedachten wel raden.

'Wie ben je?' vroeg de leider terwijl hij voorover op zijn zadelknop leunde.

'Ik reis samen met IJsogen,' zei Waylander, de naam gebruikend die de Nadir Durmast gegeven hadden.

'Dat zeg jij.'

'Wie is het die daaraan twijfelt?'

De donkere ogen richtten zich strak op Waylander en de Nadir knikte. 'We komen net van de wagens van IJsogen vandaan. Veel geschenken. Heb jij geschenken?'

'Eentje maar,' zei Waylander.

'Geef hier dan!'

'Dat heb ik al gedaan. Ik heb je je leven geschonken.'

'Wie ben jij dat je me kunt geven wat ik al bezit?'

'Ik ben de Zielenrover.'

De Nadir lieten geen enkele emotie blijken. 'Jij reist samen met IJsogen?'

'Ja. We zijn broeders.'

'Door het bloed?'

'Nee, door het zwaard.'

'Rij vandaag dan in vrede verder,' zei de Nadir. 'Maar denk eraan - er zullen nog andere dagen komen.'

Nadat de hoofdman van de Nadir zijn arm had opgeheven, maakte hij een gebaar en de hele groep galoppeerde donderend langs de twee ruiters heen.

'Wat had dat allemaal te betekenen?' vroeg Danyal.

'Hij wilde liever niet sterven,' zei Waylander. 'Hier zit ook een les in, als je goed nadenkt.'

'Ik heb voor vandaag genoeg lessen gehad. Wat bedoelde hij met vele geschenken?'

Waylander haalde zijn schouders op. 'Durmast heeft de mensen van de karavaan bedrogen. Hij heeft hun geld aangenomen om hen naar Gulgothir te brengen, maar hij had al een afspraak met de Nadir gemaakt. De Nadir hebben de karavaan dus beroofd en Durmast krijgt een percentage. Op dit ogenblik hebben ze hun wagens nog, maar vlak voor Gulgothir duiken de Nadir opnieuw op en zullen ze zelfs die roven. De mensen die de tocht overleven zullen als paupers in Gulgothir aankomen.'

'Dat is verachtelijk.'

'Nee. Zo is het leven nu eenmaal. Alleen de zwakken slaan op de vlucht... nu moeten ze voor hun zwakheid betalen.'

'Ben je werkelijk zo hardvochtig?'

'Ik ben bang van wel, Danyal.'

'Dat is schandalig!'

'Ik ben het volkomen met je eens.'

'Je bent een man die me razend kan maken!'

'En jij bent een heel bijzondere vrouw - maar laten we daar vanavond verder op doorgaan. Geef me nu maar eens antwoord op de vraag waarom de Nadir ons in leven heeft gelaten.'

Danyal glimlachte. 'Omdat je hem tussen al zijn mannen speciaal uitkoos en hem als individu bedreigde. Bij alle goden, komt er dan nooit een eind aan die lessen?'

'Maar al te vlug,' zei Waylander.