7
Waylander keek de hertog en zijn soldaten na vanuit zijn paleis. Daarna liep hij terug naar het terras. Het zonlicht was eigenlijk te fel voor zijn vermoeide ogen, maar de koele bries vanaf de baai voelde weldadig aan op zijn gezicht. Omri voegde zich bij hem en Waylander gaf hem de nodige instructies. De witharige huismeester boog en liep weg.
Waylander liet verder de trap af, langs de waterval, door de rotstuin naar zijn sober ingerichte appartement. De deur stond open. Hij liep naar de veranda en sloot zijn ogen. Hij voelde zich kalm en bespeurde geen gevaar. Nadat hij de deur verder open had geduwd, stapte hij naar binnen.
De priesteres Ustarte zat bij de haard, haar gehandschoende handen gevouwen in haar schoot, haar rood-zijden gewaad met de hoge kraag tot aan haar kin dichtgeknoopt. Ze stond op toen hij binnenkwam. 'Het spijt me dat ik zo brutaal ben geweest om je privé-vertrekken te betreden,' zei ze terwijl ze haar hoofd boog.
'Je bent hier welkom.'
'Waarom zei je tegen Eldicar Manushan dat ik vertrokken was?'
'Je weet wel waarom.'
'Ja,' gaf ze toe. 'Maar hoe wist jij dat hij een vijand is?'
Nadat hij langs haar heen gelopen was, schonk hij zichzelf een beker water in. 'Vertel me eens wat meer over hem,' zei hij zonder acht te slaan op haar vraag.
'Hem ken ik niet, maar ik ken zijn meesters. Hij is een ipsissimus - een tovenaar met een onvoorstelbare macht. Ik heb de uitstraling van zijn kracht nu al een tijdje waargenomen. Hij is om twee redenen door de poort gekomen. Op de eerste plaats om in deze wereld bondgenoten te vinden en op de tweede plaats om de Grote Betovering te verbreken die verhindert dat hun legers hier binnenvallen.'
'Is hij een soort koning?'
'Nee, gewoon maar een dienaar van de Raad van Zeven. Maar geloof me, in die functie is hij machtiger dan de meeste koningen in jouw wereld. Had je in de gaten dat hij wist dat je loog?'
'Natuurlijk.'
'Waarom heb je het dan gedaan?'
Opnieuw negeerde Waylander haar vraag. 'Ben je sterk genoeg om aan zijn krachten weerstand te bieden?'
'Nee. Niet direct.'
'Dan moeten jij en je metgezellen het paleis verlaten. Zoek ergens een schuilplaats of ga terug naar waar je vandaan kwam.'
'Ik kan nu niet vertrekken.'
Waylander pakte de waterkruik op en liep zijn appartement uit. Nadat hij de verschaalde vloeistof in de bloementuin had uitgegoten, vulde hij de kruik weer onder de waterval. Toen hij zijn woonkamer binnenstapte, vroeg hij de priesteres of ze iets wilde drinken. Ze schudde haar hoofd en hij vulde zijn eigen bokaal. 'Wat heeft deze Eldicar Manushan zijn mogelijke bondgenoten hier te bieden?' vroeg hij.
'Heb je Aric al eens nauwkeurig bekeken?'
'Hij lijkt fitter en slanker.'
'Jonger?'
'Ik snap het,' zei Waylander. 'Is het echt of is het een illusie?'
'Het is echt, Grijze Man. Een of andere dienaar van Aric heeft er waarschijnlijk zijn leven voor moeten offeren, maar het is echt. De Zeven hebben lang geleden de kunst van de levensverlenging en de regeneratie leren beheersen, net als dat walgelijke versmelten.'
'Als ik deze necromancer zou doden, zou dat jou dan in staat stellen om de poort verzegeld te houden?'
'Misschien. Maar je kunt hem niet doden.'
'Er is niemand die ik niet kan doden. Dat is juist mijn vloek.'
'Ik ben op de hoogte van je bekwaamheden, Grijze Man. Maar ik meen het: Eldicar Manushan kan niet gedood worden. Je zou een schicht door zijn hart kunnen schieten of hem onthoofden, maar hij zou niet sterven. Hak zijn arm af en er zal een nieuwe aangroeien. De Zeven en hun dienaren zijn onsterfelijk en vrijwel onkwetsbaar.'
'Vrijwel?'
'Het gebruik van bezweringen is gevaarlijk. Het oproepen van demonen van het derde niveau bergt weinig gevaren in zich. Wanneer ze eenmaal tot vlees zijn geworden, richt hun bestaan zich uitsluitend op eten. Maar in het oproepen van bepaalde demonen van het eerste en tweede niveau schuilt een groot gevaar. Zo'n demon moet een dodelijk slachtoffer maken. Als hij het beoogde slachtoffer niet te pakken kan krijgen, zal hij zich tegen de tovenaar keren die hem heeft opgeroepen. Als Eldicar Manushan een demon van het eerste niveau zou oproepen en die demon werd in zijn opdracht gedwarsboomd, dan zou de magiër meegesleurd worden naar het rijk van Anharat om daar aan stukken gereten te worden.'
'Dat lijkt me een uitstekende zwakke plek waar we ons op zouden kunnen richten,' zei Waylander.
'Daar zou je gelijk in hebben, ware het niet dat Eldicar Manushan die jongen bij zich heeft. Hij is zijn loachai, zijn schutsjongen. Eldicar Manushan spreekt zijn bezweringen via dat kind uit. Gaat er iets mis, dan wordt de jongen gedood.'
Waylander vloekte zacht. Hij liep door de kamer en ging in de leren fauteuil naast de haard zitten. Hij voelde hoe de vermoeidheid zwaar op hem drukte. Ustarte ging tegenover hem zitten.
'Kan hij net zo goed gedachten lezen als jij?' vroeg hij haar.
'Ik geloof het niet.'
'Maar hij wist wel dat ik loog toen ik zei dat je al vertrokken was?'
Ze knikte. 'Hij zou het gevoeld hebben. Hij is een ipsissimus en zijn macht is buitengewoon groot. Maar die heeft zijn grenzen. Hij kan demonen oproepen, illusies creëren, iemands jeugd verlengen en zijn kracht vergroten. Hij kan zichzelf regenereren wanneer hij gewond raakt.' Ze keek hem aandachtig aan. 'Ik voel je verwarring,' zei ze zacht. 'Wat is er?'
'De jongen,' zei Waylander. 'Je kunt duidelijk zien dat hij van zijn oom houdt en Eldicar Manushan lijkt op zijn beurt dol op hem. Ik kan me maar moeilijk voorstellen dat dat kind alleen maar een werktuig is.'
'En op grond hiervan betwijfel je of de ipsissimus echt slecht kan zijn? Ik begrijp het, Grijze Man. Jullie mensen zijn wonderlijke wezens. Jullie kunnen een medelijden of liefde tonen die werkelijk ontzagwekkend is, of een haat koesteren die zo sterk en afschuwelijk is dat hij de zon zou kunnen verduisteren. Wat jullie maar moeilijk kunnen aanvaarden is dat dergelijke uitersten in elk van jullie te vinden zijn. Jullie kijken naar de wandaden van misdadigers en zeggen bij jezelf dat ze onmenselijke en onverschillige monsters móéten zijn. De fundamenten van jullie bestaan zouden namelijk ondergraven worden als jullie zouden accepteren dat ze net zo zijn als jullie. Zie je dan niet dat je hier zelf een duidelijk voorbeeld van bent, Grijze Man? In je haat en je zucht naar wraak werd je als degenen die je opjaagde; barbaars en gevoelloos, harteloos en onverschillig voor het lijden van anderen. Hoeveel verder had je niet kunnen wegzinken als je de priester Dardalion niet had ontmoet, en niet door de zuiverheid van zijn ziel was beïnvloed? Eldicar Manushan is geen monster. Hij is een mens. Hij kan lachen en kent vreugde. Hij kan een kind omhelzen en de warmte van de menselijke liefde voelen. En hij kan zonder een spoor van spijt de dood van duizenden bevelen. Hij kan martelen en doden, verkrachten en verminken. Het raakt hem allemaal niet. Ja, hij houdt dan wel van de jongen, maar hij houdt nog meer van macht. De bezweringen van Eldicar Manushan zijn sterk, maar wanneer ze via een loachai worden geleid, worden ze nog eens extra versterkt. De jongen is een vat, een bron van onaangeboorde geestelijke energie.'
'Ben je hier zeker van?'
'Ik kan de energie van hen beiden voelen, van de ipsissimus en van de loachai. Wanneer die beide energie stromen samenvloeien, wordt zij verschrikkelijk sterk.' Ze stond uit haar stoel op. 'En nu moet je uitrijden met de hertog, Grijze Man,' zei ze.
'Ik denk dat ik maar hier blijf en een poosje ga slapen. De hertog heeft wel honderd man bij zich. Die heeft mij niet nodig.'
'Nee, maar Kysoemoe wel. Eldicar Manushan vreest het lichtgevende zwaard. Hij zal de rajnee doden als hij de kans krijgt. Kysoemoe heeft je nodig, Waylander.'
'Dit is mijn strijd niet,' zei hij, maar terwijl hij sprak, wist hij dat hij Kysoemoe niet aan zijn lot kon overlaten.
'Dat is hij wel, Waylander. Dat is hij altijd al geweest,' zei ze terwijl ze in de richting van de deur liep.
'Wat bedoel je daarmee?'
'Het wordt tijd dat de helden weer opstaan,' antwoordde ze zacht. 'Zelfs schaduwkrijgers die ooit beïnvloed werden door het kwaad.'
Hij keek hoe ze de drempel overstapte en de deur achter zich dicht trok. Met een vloek kwam hij uit zijn fauteuil overeind en liep naar zijn wapenkamer. Uit een kist achter in het vertrek haalde hij een zware linnen zak. Nadat hij hem op een werkbank had gezet, maakte hij hem open en haalde er een zwarte leren schouderbeschermer uit die met zwarte maliën versterkt was. Nadat hij naar de kist was teruggelopen, haalde hij er twee andere ingepakte voorwerpen uit, samen met een zwaardgordel waaraan twee lege schedes hingen.
Zorgvuldig wikkelde hij de doeken van de twee korte zwaarden af. Elk had een ronde gevestkorf van zwart ijzer onder donkere, klauwvormige pareerstangen. De glinsterende lemmeten glansden van de olie. Hij veegde ze droog met een zwarte doek, waarbij hij uitkeek dat hij de vlijmscherpe sneden niet raakte. Nadat hij de gordel om zijn slanke middel had gegespt, liet hij de zwaarden in de schedes glijden.
Zijn bandelier met de werpmessen hing over de rug van een stoel. Nadat hij hem had gepakt, trok hij elk van de zes diamantvormige lemmeten uit de schede en wette die een voor een voor hij ze weer terugstak. Nadat hij de schouderbeschermer van maliën had aangetrokken, hing hij de bandelier om. Als laatste pakte hij de dubbele kruisboog en een koker met twintig schichten.
Hij liep zijn verblijf uit en klom de trap op naar de bovenste verdiepingen met de stal.
'Leer je het dan nooit?' vroeg hij zichzelf af.
Yoe Yoe Liang werd wakker en zag het zonlicht door een hoog
boograam naar binnen stromen. Het heldere licht viel op het witte
dek van zijn bed. Hij zuchtte en voelde een steek van spijt. Zijn
schouder deed erg pijn, al kon hij zich niet herinneren hoe dat
kwam, maar de felheid van de pijnscheuten betekende dat hij weer in
het land der levenden was. Hij voelde zich langzamerhand droef te
moede toen de warmte van de zon en het gefluister van de zeewind de
uitzonderlijke harmonie verdreven die hij zo bijzonder was gaan
waarderen.
Een gestalte met een mager, ascetisch gezicht en een lange kromme neus boog zich over hem heen. 'Hoe voel je je?' vroeg de man. Het geluid vormde een nieuwe inbreuk op zijn vredige stemming en Yoe Yoe merkte hoe de vreugde van de afgelopen jaren samen met Qin Tsjong uit hem wegvloeide. De vraag werd opnieuw gesteld.
'Ik ben weer vlees,' antwoordde Yoe Yoe. 'Het stemt me bedroefd.'
'Vlees? Ik had het over je wond, jongeman.'
'Mijn wond?'
'In je schouder. Je bent gebeten. Mijnheer en je Chiatzische kameraad hebben je bij me gebracht. Je bent gewond geraakt, jongeman. Je bent ongeveer veertien uur buiten bewustzijn geweest.'
'Uur?' Yoe Yoe sloot zijn ogen. Het was onbegrijpelijk. Op zijn reizen had hij werelden geboren zien worden en sterren zien uitdoven; grote rijken waren uit de nevel der barbaarsheid ontstaan, voor ze door de oceanen verzwolgen werden. Hij werd zich bewust van een doffe, kloppende pijn in zijn linkerschouder.
'Waarom ben ik terug?' vroeg hij.
De man keek bezorgd. 'Je bent gisteravond door een demonisch beest gebeten,' zei hij langzaam, 'maar de wond is nu schoon. Je herstelt goed. Ik ben Mendyr Syn, de dokter. En je bevindt je nu in het paleis van Dakeyras, de Mijnheer.'
Gisteravond gebeten.
Yoe Yoe kreunde terwijl hij worstelde om overeind te komen. Onmiddellijk legde Mendyr Syn zijn handen op zijn gezonde schouder.
'Stil blijven liggen. Anders trek je de hechtingen los.'
'Nee, ik moet gaan zitten,' mompelde Yoe Yoe.
Mendyr Syn verplaatste zijn handen naar de rechter biceps van Yoe Yoe om hem te helpen. 'Dit is niet verstandig, jongeman. Je bent erg zwak.' De dokter verschikte de kussens achter de gewonde man en Yoe Yoe liet zich erin zakken.
'Waar Kysoemoe?' vroeg hij.
'Hij is met de hertog en zijn mannen uitgereden. Ik twijfel er niet aan of hij zal weldra terug zijn. Hoe voelt je wond aan?'
'Pijnlijk.'
Mendyr Syn vulde een bokaal met koel water en bracht die naar Yoe Yoes lippen. Het smaakte hemels toen het door zijn uitgedroogde keel naar binnen gleed. Nadat hij zijn hoofd opnieuw op de kussens had laten zakken, sloot hij zijn ogen en zonk weg in een droomloze slaap.
Toen hij wakker werd, viel het zonlicht niet langer op zijn bed, maar scheen helder tegen de muur aan de andere kant van de kamer. Het vertrek was leeg en Yoe Yoe had weer dorst. Nadat hij het dek had teruggeslagen, probeerde hij zijn benen over de rand van het bed te zwaaien.
'Blijf waar je bent, gele man,' zei een stem. Je bent niet sterk genoeg om al op te staan.'
Nu boog zich een andere gestalte over hem heen. Hij keek op in het gezicht van de man en zag diens gezwollen neus en twee blauwe ogen. Het was de blonde sergeant van de wacht die hem vele jaren geleden had lastig gevallen. Het was allemaal heel erg verwarrend.
'Wat wil je hebben?' vroeg de man.
'Wat water,' zei Yoe Yoe.
De sergeant schonk een bokaal vol, ging op het bed zitten en gaf hem aan Yoe Yoe, die hem met zijn rechterhand aanpakte en met lange teugen leeg dronk.
'Dank je.' Hij moest moeite doen om helder te denken. Er wervelden zoveel beelden door zijn hoofd - als een zak parels die nog niet aan een draad geregen zaten. Nadat hij zijn ogen gesloten had, begon hij zijn gedachten langzaam en zorgvuldig te ordenen. Nadat hij Sji Da had neergeslagen, had hij het land van de Chiatze verlaten. Toen had hij eerst de rovers ontmoet, en later Kysoemoe. Samen waren ze naar... Een ogenblik lang was hij de draad kwijt. Toen herinnerde hij zich het paleis en de geheimzinnige Grijze Man. Zijn ogen schoten open. 'Waar mijn zwaard?'
'Voorlopig zul je geen zwaard nodig hebben,' zei de sergeant. 'Maar het staat daar tegen de muur.'
'Wil aan me geven, alsjeblieft?'
'Natuurlijk.'
'Raak alleen schede aan,' waarschuwde Yoe Yoe.
De wachter pakte het wapen op en legde het naast Yoe Yoe neer. Toen liep hij terug naar zijn stoel bij de deur.
'Waarom jij hier?' vroeg Yoe Yoe.
'Mijnheer heeft me opgedragen de wacht bij je te houden.' Hij glimlachte. 'Kennelijk denkt hij dat je vijanden hebt.'
'Ben jij een van?'
De man zuchtte. 'Ja, dat ben ik. Ik zal open kaart met je spelen, gele man, ik mag je niet. Maar Mijnheer betaalt mijn soldij. Hij behandelt me goed en als tegenprestatie volg ik zijn bevelen op. Tot de laatste letter. Het kan mij niet veel schelen of je sterft of blijft leven, maar niet een van je andere vijanden zal je een haar krenken zolang ik leef.'
Yoe Yoe glimlachte. 'Hopelijk jij hebt lang leven.'
'Is het waar dat je door demonische honden bent aangevallen?'
Flarden van herinneringen kwamen in hem op, de ruïnes in het maanlicht, de zwarte honden die zich steels door de schaduwen bewogen. 'Ja, dat waar.'
'Hoe waren die?'
'Wolven waren lammetjes, daarbij vergeleken,' antwoordde Yoe Yoe en onwillekeurig huiverde hij.
'Was je bang?'
'Heel erg. Hoe is het met neus?'
'Die doet pijn.' De man haalde zijn schouders op. 'Ik had moeten denken aan wat mijn vader altijd zei: als je gaat vechten, vecht dan. Ga niet praten. Je slaat hard, gele man.'
'Mijn naam Yoe Yoe.'
'Ik heet Emrin.'
'Aangenaam voor de kennismaking,' zei Yoe Yoe.
'Ik weet niet of het wel zo aangenaam is. Ik ben vast van plan om het je betaald te zetten wanneer je weer de oude bent.'
Yoe Yoe glimlachte en sliep weer in. Toen hij wakker werd, was er geen zonlicht meer. Emrin had een lantaarn aangestoken en die aan de andere kant van het vertrek aan de muur gehangen. De soldaat zat in zijn stoel te doezelen. Yoe Yoe had honger en hij keek de kamer rond of hij ergens wat te eten zag. Er was niets. Voorzichtig zwaaide hij zijn benen over de rand van het bed en met zijn zwaard in de schede als steun kwam hij overeind. Zijn benen voelden een beetje slapjes aan.
Emrin werd wakker. 'Wat ben jij van plan?' vroeg hij.
'Ik wil eten zoeken,' zei Yoe Yoe.
'De keukens zijn twee verdiepingen lager. Dat haal je nooit. Heb nog eventjes geduld. Over ongeveer een uur komt een van de meisjes het avondeten brengen.'
'Ik vind niet prettig hier zo te liggen,' zei Yoe Yoe. 'Ik wil helemaal niet... zwak zijn.' Plotseling sloegen zijn benen onder hem dubbel en hij zakte terug op het bed. Hij vloekte in het Chiatzisch.
'Goed,' zei Emrin. 'Ik zal je wel ondersteunen. Maar je kunt niet naakt door het paleis gaan rondbanjeren.' Hij liep door de kamer en pakte Yoe Yoes kleren, die hij op zijn bed gooide.
Yoe Yoe slaagde erin zijn legging aan te trekken en Emrin hielp hem in zijn laarzen van wolfsvel. Yoe Yoe kon onmogelijk zijn gewonde linkerarm optillen om zijn hemd aan te trekken, dus liep hij met bloot bovenlijf, en ondersteund door Emrin, in de richting van de deur.
'Je bent zwaarder dan je eruitziet, gele man,' zei Emrin.
'En jij bent niet zo sterk als je eruitziet, Gebroken Neus,' antwoordde Yoe Yoe.
Emrin trok grinnikend de deur open. Langzaam liepen ze de gang door in de richting van de trap.
Enkele minuten nadat ze verdwenen waren, verscheen er een kleine bol van helder licht voor de deur van Yoe Yoes kamer. Er straalde felle kou vanaf en een laag rijp bedekte het tapijt. De bol groeide en veranderde in een witte, ijzige mistwolk die rondwervelde tot hij van de vloer tot aan het plafond reikte. Vanuit de mist klonk een schuifelend geluid en er stapten twee enorme schepsels uit. Ze waren kaal en ivoorwit. Het ene monster boog zijn hoofd en betrad de kamer, waarna het met zijn zware arm naar het bed uithaalde. Het hout versplinterde toen het bed tegen de achterste muur vloog. Het andere wezen liet zijn hoofd zakken en zijn kleine rode oogjes loerden kwaadaardig door de gang. Er gleed een derde beest uit de mist, een geschubde witte slang met een lange platte kop, die vlak boven het tapijt heen en weer zwaaide en de lucht door vier spleetvormige neusgaten opsnoof. Toen begon het dier kronkelend door de gang te kruipen, in de richting van de trap. De mist rolde weer over de twee andere beesten heen en stroomde door de gang, achter het serpent aan.
De keuken was vijftig voet lang en twintig voet breed. Er waren een
paar smeedijzeren ovens in de muur ingebouwd. Tegen de noordelijke
muur bevond zich een reeks planken waarop kruiken, kommen en
stapels borden stonden. Er waren ook vijf enorme kasten met
schitterende glazen deuren, waarin zich bokalen en borden van
gegraveerd kristal bevonden. Onder de planken stonden kasten met
pannen en bestek. Er waren twee grote deuren, één in de oostelijke
muur die naar de trappen en de Zuidtoren leidde, de andere kwam uit
op een brede wenteltrap naar de grote eetzaal.
Er waren geen ramen en ondanks een reeks verborgen schoorstenen die een groot deel van de ovenwarmte afvoerden, kon het ondraaglijk heet worden in de keuken wanneer enkele tientallen bedienden haastig heen en weer liepen en er in grote hoeveelheden maaltijden werden bereid.
Zelfs op dit moment, nu de meeste bedienden al naar bed waren en er slechts twee lantaarns brandden, was er nog steeds heel wat warmte blijven hangen na het koken van het avondeten, zo'n twee uur geleden. Keeva liep naar een lade en pakte daar een mes uit, waarna ze de deur van een provisiekast opentrok en daar een rond knapperig brood, een pot boter en een gerookte ham uit haalde. Daarna legde ze alles op het marmeren blad van de lange tafel.
'Dat is een vléésmes,' zei Norda lachend. 'Heb je dan helemaal niets op die boerderij van jullie geleerd?'
Keeva stak haar tong uit en begon onhandig boterhammen van het brood te snijden. 'Een mes is een mes,' zei ze. 'Als het scherp is kun je er brood mee snijden.'
'Je hebt vismessen, broodmessen, vleesmessen, voorsnijmessen, oestermessen, fruitmessen en kaasmessen,' zei Norda terwijl ze met haar ogen rolde alsof ze hevig ontzet was. 'Die zul je allemaal uit elkaar moeten leren houden als je ooit tijdens een banket van Mijnheer aan tafel wil bedienen.'
Keeva negeerde haar, tilde het deksel van de boterpot en smeerde een kluit boter op het brood.
'O ja,' zei Norda, 'en er zijn ook nog botermessen.'
'Wat een verspilling van metaal,' spotte Keeva.
Norda lachte opnieuw. 'Messen zijn net als mannen: elk heeft een andere functie. Sommigen zijn geweldige jagers, anderen geweldige minnaars.'
'Sssttt! Niet waar die jongen bij is!'
Norda lachte opnieuw. 'Hij slaapt. Dat zul je altijd zien bij kinderen. Eerst willen ze spelen, vervolgens krijgen ze honger en tegen de tijd dat je ze naar de keuken hebt gebracht en wat te eten voor ze hebt klaargemaakt, zijn ze diep in slaap en blijf je met een hele stapel boterhammen zitten.'
De vrouwen keken naar de kleine blonde jongen die op een bank zat te slapen met zijn hoofd op zijn armen. 'Wat lief,' fluisterde Norda. 'Die zal later veel succes bij de vrouwen hebben. Dat kun je nu al zien. Die blauwe ogen laten het kilste hart smelten. Ze trekken hun jurken sneller uit dan je "mes"kunt zeggen.'
'Misschien wordt hij later helemaal niet zo,' zei Keeva. 'Misschien wordt hij op één vrouw verliefd, trouwt met haar en sticht een leuk gezin.'
'Dat is waar,' gaf Norda toe. 'Misschien wordt hij wel een saaie piet.'
'O, je bent gewoon onverbeterlijk!' Keeva sneed een plak koude ham af, legde die tussen twee besmeerde boterhammen en nam er een flinke hap uit.
'Walgelijk gewoon!' riep Norda. 'Nu heb je ook al boter aan je kin.' Keeva veegde met haar arm langs haar kin en likte daar toen de boter van af. 'Zonde om gewoon af te vegen,' zei ze lachend toen ze de trek van afgrijzen op Norda's gezicht zag. 'Goed, laat me dan nu die fantastische messen allemaal maar eens zien.'
De blonde vrouw liep naar een lade van vurenhout en verzamelde daar een reeks messen met benen heft. Die sorteerde ze netjes voor Keeva op tafel. Ze varieerden in afmetingen van acht duim lang en verschrikkelijk scherp tot twee duim lang met een rond uiteinde. Eentje was gebogen als een kromzwaard en had aan het uiteinde twee vorktanden.
'Wat is dat?' vroeg Keeva.
'Die is voor de kaas. Eerst snijd je een stuk af, vervolgens keer je het mes om en prikt het stuk op met de vorktanden.'
Keeva bekeek de fraai bewerkte benen heften. 'Ze zijn erg mooi.'
Aan het andere einde van de keuken werd de deur opengeduwd en Keeva zag Emrin binnenkomen. Hij ondersteunde Yoe Yoe Liang. Het gezicht van de Chiatze was grauw van uitputting, maar hij glimlachte breed toen hij Norda zag. Emrin was daar minder blij over en hij kneep zijn knappe mond tot een grimmige lijn.
'O, wat wordt dag mooi!' zei Yoe Yoe. 'Twee knappe vrouwen - en te eten!'
Emrin trok zijn arm weg en Yoe Yoe wankelde. Hij wist nog net overeind te blijven door op zijn zwaard in de schede te leunen. Emrin beende naar de langwerpige tafel, trok zijn jachtmes en sneed een paar plakken ham voor zichzelf af.
Norda rende naar Yoe Yoe toe en hielp hem naar de tafel te lopen. 'Mijn twee favoriete mannen,' zei ze.
'Je hebt te veel favorieten,' blafte Emrin.
Norda wendde zich naar Keeva en knipoogde. 'Hij heeft voor me gevochten. Vind je dat niet galant?'
'Ik heb niet vóór je gevochten,' snauwde Emrin. 'Ik heb vanwége jou gevochten, dat is een heel verschil.'
'En ziet hij er niet knap uit met zijn verwondingen?' ging Norda verder. 'Die grote gezwollen neus, die sombere blauwe ogen.'
'Nou is het genoeg, Norda!' beval Keeva. Ze liep om de tafel heen en pakte Emrin bij zijn arm. 'Ik ben in ieder geval trots op je.'
'Waarom?' vroeg Norda. 'Omdat hij met zijn neus tegen de vuist van Yoe Yoe op is geknald?'
'O, hou toch je mond!' zei Keeva. 'Hij heeft vandaag de hele dag de wacht bij Yoe Yoe gehouden en hem nu naar de keuken gebracht. Iemand die uit plichtsbetrachting zijn boosheid in kan slikken, dat is pas een echte man.'
'Ja, hij is goeie kerel,' zei Yoe Yoe. 'Ik mag hem. Iedereen mag hem. Kunnen we nu eten?'
'Je rilt helemaal,' zei Norda terwijl ze naar Yoe Yoe keek. 'Je had helemaal niet uit je bed mogen komen, dwaas die je bent!'
Een kille wind drong door de deuropening naar binnen. Keeva naar de deur, duwde hem goed dicht en liet de klink vallen terwijl Norda een deken haalde die ze om Yoe Yoes schouders sloeg.
'Ik wist niet dat het hierbinnen zo koel kon worden,' zei Emrin.
Maar de vrouwen schonken geen aandacht aan hem. Ze bleven zich bezig houden met de gewonde, maakten eten voor hem klaar en schonken een bokaal perziksap voor hem in.
Emrin liep weg van de tafel. Achter de tweede deur kon hij geluiden op de trap horen. Hij liep erheen. Net toen hij er vlakbij was, ging de deur open. De oude Omri kwam binnen, gevolgd door twee krijgers en een jongeman. Omri knikte tegen Emrin en riep toen naar Keeva dat ze wat eten voor Niallad en zijn lijfwachten moest komen brengen.
De zoon van de hertog bleef bij het slapende kind staan en keek grinnikend op hem neer. 'Ik denk dat we hem op het strand wat al te veel vermoeid hebben,' zei hij.
Keeva sneed een tiental dikke plakken koude ham af, verdeelde die over drie borden en gaf die aan de nieuwkomers, die aan tafel gingen zitten eten. De jonge edelman bedankte haar, maar de twee soldaten vielen zonder plichtplegingen op het vlees aan. Een van hen, de langste van de twee, een man met een zware baard en diepliggende ogen, keek naar Yoe Yoes zwaard dat op het tafelblad lag. Het gevest was zwart en zonder versieringen, net als de gelakte houten schede. 'Ik vind er niks bijzonders aan,' zei hij terwijl hij zijn hand ernaar uitstak.
'Raak niet aan,' zei Yoe Yoe.
'Of wat?' snauwde de man agressief terwijl zijn hand nog steeds in de richting van het wapen bewoog.
'Doe wat hij zegt, Gaspir,' beval de jonge edelman. 'Tenslotte is het zijn zwaard.'
'Ja, heer,' zei Gaspir terwijl hij een boze blik op Yoe Yoe wierp. 'Het is trouwens niks anders als onzin. Magische zwaarden!'
Beric, de jongen, werd wakker en ging rechtop zitten. Hij knipperde met zijn ogen en rekte zich uit - en gaf toen plotseling een gil. Keeva volgde zijn blik. Onder de deur aan het andere eind van de keuken kroop een witte mist naar binnen. Yoe Yoe zag het en mompelde een vloek. Hij kreunde toen hij zijn hand naar zijn zwaard uitstak en het uit de schede trok. De kling gloeide met een glinsterend blauw licht. Yoe Yoe probeerde te gaan staan, maar hij viel tegen de tafel.
'Wat is er aan de hand?' schreeuwde Omri, zijn gezicht grauw van angst.
'Demonen... zijn hier,' zei Yoe Yoe terwijl hij zich overeind hees. Het bloed begon door het verband om zijn schouder te sijpelen.
Omri week terug voor de mist, in de richting van de deur waar hij enkele ogenblikken geleden door naar binnen gekomen was. Emrin zag dat de oude man onbeheerst stond te bibberen. 'Kalm, vriend,' fluisterde hij.
'Moet naar buiten,' mompelde Omri.
De mist kronkelde gestaag omhoog en de temperatuur daalde snel. Gaspir en Naren weken nu ook van de tafel weg, hun zwaarden getrokken. Keeva stak haar hand uit en pakte een voorsnijmes dat ze in haar hand woog.
'We moeten rennen!' schreeuwde Omri met trillende stem. Emrin keerde zich naar hem toe. De oude man had zich omgedraaid en liep naar de andere deur. Emrin wilde net achter hem aan gaan, toen hij ook daar een paar lichte mistflarden onder de deur door zag kronkelen. Omri was bijna bij de deur. Emrin schreeuwde hem na: 'Blijf staan, Omri! De mist... '
Hij was te laat. Omri rukte aan de klink. Toen de deur naar binnen toe openzwaaide, werd de oude man door de mist omhuld. Een enorme arm met een klauw schoot uit, botten werden krakend verbrijzeld en een nevel van bloeddruppels vloog over de eettafel. Een tweede klap sloeg Omri's schedel aan stukken.
Emrin wierp zich in de richting van de deur, gooide die weer dicht en liet de klink op zijn plaats vallen - op het moment dat het dode lichaam van Omri de vloer raakte. Er volgde een oorverdovend gekraak en een plank van de deur versplinterde. Emrin trok zijn eigen zwaard en week terug naar het midden van de keuken.
Bij de tweede deur klonk ook gekraak. Yoe Yoe wankelde naar voren en viel toen. Emrin greep hem bij zijn arm en trok hem overeind. De page, Beric, gilde niet langer, maar zat nu ineengedoken op de bank. Keeva rende naar hem toe. Ze stak haar armen naar hem uit, maar hij maakte zich kronkelend los uit haar greep en rende naar de plek waar de anderen stonden.
De jonge Niallad trok zijn dolk en legde zijn hand op de schouder van de kleine jongen. 'Flink zijn, Beric. We zullen je wel beschermen,' zei hij, maar ook in zijn stem klonk de angst door en zijn handen trilden. De page kromp ineen en kroop onder de tafel. Norda zat daar al, met haar handen voor haar gezicht geslagen.
De ijzige mist gleed kronkelend over de vloer. De rechter deur begaf het en een muur van mist schoot het vertrek in. Yoe Yoes zwaard kwam omhoog. Een blauwe bliksemschicht sneed vonkend en knetterend door de mistwolk, en uit het binnenste van de ijzige dampwolk klonk een verschrikkelijke kreet van pijn.
'Houd zwaard omhoog!' zei Yoe Yoe tegen Emrin. De sergeant van de wacht deed het en Yoe Yoe raakte het wapen met zijn eigen zwaard aan. Onmiddellijk vloeide het blauwe vuur van het ene wapen in het andere over. 'Jullie ook,' beval Yoe Yoe aan Gaspir en Maren. Ook hun klingen begonnen licht te geven. 'Het zal niet lang duren,' zei Yoe Yoe. 'Nu aanvallen!'
Ze aarzelden slechts een ogenblik, toen stoof Emrin op de mist af en hakte er met zijn zwaard in. Bliksems knetterden - en de mist week terug. Gaspir en Naren voegden zich bij hem. Een enorme witte gestalte sprong uit de mist en botste tegen Gaspir met zijn zwarte baard aan, die tegen de grond geworpen werd. Naren werd door paniek bevangen en probeerde weg te rennen. Toen de lijfwacht zich omdraaide, zwaaide het monster met zijn arm. Keeva zag hoe Naren zich achterover kromde toen de klauw zijn rug binnendrong en er bij zijn borst weer uitkwam. Het bloed spoot uit de mond van de stervende.
Emrin rende erop af, stootte zijn zwaard in de buik van het monster en wrikte de kling omhoog naar de borst. Het beest liet een gebrul van pijn horen en slingerde Narens lichaam weg. Toen keerde het zich naar Emrin.
Keeva hief haar arm op en slingerde het voorsnijmes door de keuken. Toen het beest zich over Emrin boog, boorde het lemmet zich in zijn oog tot diep in de kop. Op dat moment wankelde Yoe Yoe naar voren en zwaaide met het rajneezwaard. Het drong diep in de kale witte nek en sneed door spieren en botten. Het enorme monster viel opzij, kwam tegen de tafel aan en gooide die omver.
De mist week terug, gleed over de vloer en verdween door de deuropening aan de andere kant van de keuken.
De temperatuur in het vertrek begon weer te stijgen. Gaspir hees zich overeind en raapte zijn zwaard weer op. Het glinsterde niet langer. Alleen Yoe Yoes zwaard gaf nog een zwak blauw licht af, dat langzaam vervaagde. De Chiatze was op zijn knieën gezakt en hijgde zwaar. De wond in zijn schouder was weer open gegaan en hij was er slecht aan toe. Het bloed was door het verband heen gedrongen en sijpelde over zijn naakte borst.
Emrin kwam naast hem staan. 'Volhouden, gele man,' zei hij zacht. 'Dan zal ik je naar een stoel brengen.'
Yoe Yoe had geen kracht meer over en zakte tegen Emrin aan. Keeva en Norda hielpen de sergeant om hem omhoog te hijsen en naar een stoel bij de tafel te brengen.
'Zijn die wezens verdwenen?' vroeg Niallad terwijl hij naar het donkere trapgat keek.
'Het zwaard geeft geen licht meer,' zei Keeva. 'Ik denk het dus wel. Maar misschien komen ze weer terug.'
De jonge edelman keek haar aan en dwong zichzelf te glimlachen. 'Dat was een schitterende worp. Ik heb een voorsnijmes zelden doeltreffender gebruikt zien worden.'
Keeva gaf geen antwoord. Ze keek neer op het levenloze lichaam van Omri. Deze vriendelijke, zachtaardige man had een beter lot verdiend dan op deze manier te moeten sterven.
'Wat doen we nu verder?' vroeg Gaspir. 'Blijven we of gaan we weg?'
'We blijven... poosje,' zei Yoe Yoe. 'Hier kunnen we verdedigen. Maar twee... deuren.'
'Ik ben het met je eens,' zei Gaspir. 'Trouwens, ik ga voor geen geld van de wereld een van die twee trappen op.'
Terwijl hij dit zei, galmde er uit de verte een angstaanjagende schreeuw, gevolgd door een tweede.
'Daarboven gaan mensen dood,' zei Emrin. 'We moeten ze helpen!'
'Mijn taak is het beschermen van de zoon van de hertog,' zei Gaspir. 'Maar als jij die trap op wilt rennen, zal ik je niet tegenhouden.' De lijfwacht met zijn zwarte baard keek naar de bijna bewusteloze Yoe Yoe. 'Hoewel ik vermoed dat je het geen tien hartslagen uithoudt zonder de magie van zijn zwaard.'
'Ik moet erheen,' zei Emrin. Hij begaf zich in de richting van de deur.
'Niet doen!' riep Keeva.
'Daar word ik voor betaald. Ik ben sergeant van de wacht!'
Keeva liep om de tafel heen. 'Luister naar me, Emrin. Je bent een dapper man, dat hebben we allemaal kunnen zien. Maar nu Yoe Yoe zo zwaar gewond is, kunnen we hen zonder jou onmogelijk het hoofd bieden. Je moet hier blijven. De Grijze Man heeft je opgedragen Yoe Yoe te beschermen. Dat kun je daarboven niet doen.'
Van boven drong nog meer geschreeuw tot hen door. Emrin keek naar de schaduwen achter de deuropening.
'Geloof me maar,' fluisterde Keeva terwijl ze hem bij zijn arm pakte. Er lag een gekwelde uitdrukking op Emrins gezicht toen het geschreeuw op de hoger gelegen verdiepingen maar door bleef gaan. 'Je kunt hen niet helpen,' zei ze. Toen keerde ze zich naar Gaspir. 'We moeten de deuren barricaderen. Gooi die kasten ginds om en duw die tegen de deuren aan. Emrin en ik zullen deze blokkeren.'
'Ik neem geen bevelen van dienstmeiden aan,' snauwde Gaspir.
'Het was geen bevel,' zei Keeva tegen hem terwijl ze haar boosheid onderdrukte. 'Het spijt me als het zo klonk. Maar de deuren moeten gebarricadeerd worden en er is een sterke man voor nodig om die kasten in beweging te krijgen.'
'Doe wat ze zegt,' zei Niallad. 'Ik zal je helpen.'
'Jullie kunnen je maar beter haasten,' waarschuwde Keeva. 'Yoe Yoes zwaard begint alweer licht uit te stralen.'