12


Met een arm rond Viraes schouders leunde Roek over de stuurboordreling en keek naar de zee. Vreemd, vond hij, hoe de nacht de sfeer van de oceaan veranderde. Een uitgestrekte, halfvaste spiegel die de sterren weerkaatste terwijl het tweelingzusje van de maan, in scherven en ongrijpbaar, op ongeveer een mijl afstand dreef. Altijd ongeveer een mijl ver weg. Een lichte bries liet het driehoekige zeil bollen terwijl de Wástrel een wit pad door de golven sneed en zacht rees en daalde op de deining. Achterin stond de stuurman aan het roer, zijn zilveren ooglap glinsterend in het maanlicht. Bij de boeg gooide een jonge matroos het peillood in de golven en riep de veranderende diepten naar achteren door terwijl ze over verborgen riffen voeren. Het was een en al rust, vrede en harmonie. Het voortdurende klotsen van de golven versterkte het gevoel van afzondering dat Roek omhulde terwijl hij naar de zee keek. Met de sterren boven en onder hen, konden ze net zo goed over de baren van de melkweg varen, ver van de al te menselijke strijd die hen wachtte. 
Dit moet tevredenheid zijn, vond Roek. 
'Waar sta je aan te denken?' vroeg Vitae terwijl ze een arm rond zijn middel legde. 
'Ik hou van je,' zei hij. Een dolfijn kwam onder hem aan de oppervlakte en riep een muzikale groet, voor hij opnieuw de diepten opzocht. Roek keek hoe de lenige gestalte tussen de sterren door zwom. 
'Ik weet dat je van me houdt,' zei Virae, 'maar ik vroeg waar je aan stond te denken.' 
'Daar stond ik aan te denken. Ik ben tevreden. Innerlijk in harmonie.' 'Natuurlijk ben je dat. We zijn op een schip en het is een heerlijke nacht.' 'Vrouw, je hebt geen ziel,' zei hij terwijl hij haar op haar voorhoofd kuste. 
Ze keek naar hem op en glimlachte. 'Als je dat denkt, ben je een dwaas! Ik ben alleen niet zo gewiekst in het opdissen van fraaie leugens zoals jij.' 
'Wrede woorden, vrouwe. Waarom zou ik tegen je liegen? Je zou me de keel afsnijden.' 
'Inderdaad. Hoeveel vrouwen hebben al van je mogen horen dat je van ze hield?' 
'Honderden,' zei Roek terwijl hij in haar ogen keek en zag hoe de glimlach eruit verdween. 
'En waarom zou ik je dan geloven?' 
'Omdat je dat doet.' 
'Dat is geen antwoord.' 
'Natuurlijk wel. Jij bent geen simpele melkmeid die je met een brede glimlach om de tuin kunt leiden. Jij weet dat iets waar is als je het hoort. Waarom twijfel je daar dan plotseling aan?' 
'Ik twijfel niet aan je, sukkel! Ik wilde alleen maar weten hoeveel vrouwen je al hebt liefgehad.' 
'Het met hen gedaan hebt, bedoel je?' 
'Als je het zo platvloers wil zeggen.' 
'Ik weet het niet,' loog hij. 'Het is niet mijn gewoonte om de stand bij te houden. En als je volgende vraag is hoe jij het er in vergelijking met hen afbrengt, sta je hier dadelijk alleen, want dan ga ik benedendeks.' 
Ze vroeg het. Maar hij ging niet. 

De stuurman aan het roer keek naar hen, luisterde naar hun onbezorgde gelach, en glimlachte met hen mee, hoewel de reden van hun opgewektheid hem ontging. Thuis had hij een vrouwen zeven kinderen en het deed hem goed om naar de jongeman met zijn vrouw te kijken. Hij zwaaide toen ze benedendeks gingen, maar ze zagen hem niet. 
'Heerlijk om nog zo jong te zijn en van elkaar te houden,' zei de kapitein, die stil uit de schaduw bij de deur van zijn hut te voorschijn stapte en naast de stuurman ging staan. 
'Het is heerlijk om oud te zijn en van elkaar te houden,' antwoordde de stuurman grinnikend. 
'Een kalme nacht, maar de wind begint aan te wakkeren. Die wolken daar in het westen bevallen me helemaal niet.' 
'Ze zullen langs ons heen drijven,' zei de stuurman. 'Maar we krijgen zwaar weer, dat is zeker. Het zal achter ons zitten en ons voortstuwen. We zullen misschien een paar dagen winnen. Wist u dat ze naar Delnoch op weg zijn?' 
'Ja,' zei de kapitein terwijl hij door zijn rode baard krabde en hun koers aan de hand van de sterren controleerde. 
'Jammer,' zei de stuurman oprecht. 'Er wordt verteld dat Ulric heeft gezworen om de stad met de grond gelijk te maken. Hebt u gehoord wat hij in Gulgothir heeft gedaan? De helft van de soldaten en een derde van de vrouwen en kinderen afgeslacht. Hij heeft ze gewoon op een rij gezet en ze door zijn krijgers laten vermoorden.' 
'Ik heb het gehoord. Het zijn mijn zaken niet. We hebben nu al jaren met de Nadir handelgedreven; het is een geschikt volk - niet veel beter of slechter dan andere volkeren.' 
'Ik ben het met u eens. Ik heb eens een Nadirvrouw gehad. Een echte helleveeg - ze is er met een ketellapper vandoor gegaan. Later hoorde ik dat ze hem de keel had afgesneden en zijn wagen had gestolen.' 
'Naar alle waarschijnlijkheid wilde ze alleen het paard maar. Voor een goed paard zou ze een echte Nadirman kunnen kopen.' Beide mannen grinnikten en stonden een tijdje zwijgend naast elkaar terwijl ze van de nachtlucht genoten. 
'Waarom gaan ze naar Delnoch?' vroeg de stuurman. 
'Zij is de dochter van de graaf. Van hem weet ik niks. Als ze mijn dochter was geweest, zou ik er beslist voor hebben gezorgd dat ze niet meer terugkwam. Ik zou haar naar het uiterste zuidelijke puntje van het rijk hebben gestuurd.' 
'Het zal niet lang duren voor de Nadir ook daar zijn - en nog veel verder. 
Het is alleen maar een kwestie van tijd.' 
'Nou, in die tussentijd kan er een heleboel gebeuren. Het zal niet lang duren voor de Drenai zich hebben overgegeven. Moet je kijken! Die verdomde albino en zijn vriend. Die bezorgen me gewoon kippenvel.' 
De stuurman keek over het dek naar de plaats waar Serbitar en Vintar aan de bakboordreling stonden. 'Ik begrijp wat je bedoelt - ze zeggen geen stom woord. Ik zal blij zijn als ze van boord gaan,' zei hij terwijl hij het teken van de Klauw boven zijn hart maakte. 
'Daardoor zul je hun soort demonen niet afweren,' zei de kapitein. 

Serbitar glimlachte toen Vintar seinde: 'We zijn niet bepaald populair, jongen.' 'Ja. Zo gaat het altijd. Het is moeilijk verborgen te houden dat we op hen neerkijken.' 
'Maar dat moet.' 
'Ik zei moeilijk, niet onmogelijk.' 
'Gescherm met woorden. Zelfs constateren dat het moeilijk is, is je nederlaag erkennen,' zei Vintar. 
'U blijft altijd de geleerde, vader abt.' 
'Zolang de wereld leerlingen heeft, meester-priester.' Serbitar grinnikte, een zeldzame gebeurtenis. 
Een meeuw cirkelde klapwiekend boven het schip; de albino geest raakte de vogel terloops terwijl hij rond de mast vloog. In zijn geest was geen spoor van vreugde, verdriet of hoop. Alleen honger en verlangen. En kwaadheid, dat het schip geen voedsel te bieden had. 
Een gevoel van heftige verrukking golfde plotseling met een ongelooflijke kracht over de jonge priester, een gevoel van extase en bevrediging vloeide door zijn lichaam. Hij greep de reling stevig beet en reikte terug langs het pad, maar staakte zijn tasten toen hij de deur van Roeks hut bereikte. 
'Hun emoties zijn buitengewoon sterk,' seinde Vintar. 
'Het is ongepast daar bij stil te blijven staan,' antwoordde Serbitar zedig terwijl de blos op zijn gezicht zelfs in het maanlicht te zien was. 
'Helemaal niet, Serbitar. Deze wereld heeft maar weinig bevrijdende kenmerken, en een daarvan is het vermogen van de mensen die erop leven om elkander met een intense, blijvende passie lief te hebben. Ik verheug me over hun liefdesspel. Het is iets heel moois voor hen.' 
'U bent een voyeur, vader abt,' zei Serbitar nu glimlachend. 
Vintar lachte luidkeels. 'Het is waar. Ze hebben zo'n energie, die jongelui.' Plotseling verscheen Arbedarks magere, ernstige gezicht in de geesten van beide mannen. 'Het spijt me,' seinde hij. 'Er is droevig nieuws uit Dros Delnoch.' 
'Spreek,' zei Serbitar. 
'De graaf is dood. En er zijn verraders binnen de Dros. Ulric heeft opdracht gegeven om Druss te doden.' 

'Formeer een cirkel om me heen!' schreeuwde Druss toen de uitgeputte mannen van de muur af kwamen. 'En ga zitten voor jullie op de grond vallen.' Zijn blauwe ogen gleden over de kring en hij snoof minachtend. 'Noemen jullie je nou soldaten, uitvaagsel? Uitgeteld na een paar rondjes hardlopen. Hoe denk je dat jullie je zullen voelen nadat jullie drie dagen lang dag en nacht tegen de Nadir gestreden hebben? Een legermacht die vijftig keer zo groot is? Nou?' 
Niemand gaf antwoord. Het was duidelijk een retorische vraag. Eigenlijk waren de meeste mannen blij dat ze zo'n scheldpartij over zich heen kregen - het betekende even een pauze in de eindeloze trainingen. 
Druss wees naar Gilad. 'Jij! Welke vier groepen zitten hier?' 
Gilad keek om zich heen naar de gezichten. 'Karnak, Bild, Gorbadac en ... eh ... de laatste ken ik niet.' 
'Nou?' brulde de oude man. 'Wil geen van jullie schooiers ervoor uitkomen? Hoe heet de laatste groep, verdomme?' 
'Valk,' piepte een stem ergens van achteren. 
'Mooi zo! Groepsofficieren naar voren komen,' zei Druss. 'En de anderen kunnen even op adem komen.' Hij liep een klein eindje uit de buurt van de mannen en wenkte de officieren dat ze hem moesten volgen. 'Goed, wil de officier van de Groep Valk even zeggen wie hij is, voor ik jullie vertel wat ik wil?' 
'Ik ben de officier, meneer. Dun Hedes,' zei een jongeman die klein, maar goedgebouwd was. 
'Waarom heb jij je groep niet genoemd toen ik daarom vroeg? Waarom moest een puisterige boerenjongen dat doen?' 
'Ik ben een beetje doof, meneer, en wanneer ik vermoeid ben en het bloed klopt in mijn hoofd, kan ik nauwelijks iets horen.' 
'Dan hoef je jezelf niet langer als de leider van de Groep Valk te beschouuwen, dun Hedes.' 
'Dat kunt u me niet aandoen! Ik heb altijd goed gediend. U mag me niet op deze manier te schande maken!' zei de jongeman met stemverheffing. 
'Luister eens goed, jonge dwaas. Het is geen schande dat je doof bent. En als je daar zin in hebt, mag je gerust naast me op de vestingmuur komen staan zodra de Nadir aanvallen. Maar hoe kun je mij als aanvoerder dienen wanneer je verdomme mijn bevelen niet kunt horen?' 
'Dat zal me wel lukken,' zei dun Hedes. 
'En hoe goed zal het je lukken wanneer je mannen je om raad vragen? Wat gebeurt er wanneer we de terugtocht blazen en jij hoort dat niet? Nee! Ik heb mijn beslissing genomen. Je moet plaatsmaken voor een ander.' 
'Ik verzoek om het recht de kwestie aan gan Orrin voor te leggen!' 
'Zoals je wilt. Maar aan het eind van deze dag heb ik een nieuwe dun voor de Groep Valk benoemd. En nu ter zake. Ik wil dat jullie allemaal- jij ook, Hedes - je twee sterkste mannen uitkiezen. De beste worstelaars, vuistvechters of wat dan ook. Zij mogen proberen om mij neer te slaan. Dat zal de stemming er wel weer in brengen. Vooruit!' 
Dun Mendar riep Gilad bij zich toen hij naar zijn groep was teruggelopen. Vervolgens hurkte hij neer tussen zijn mannen en vertelde hun wat Druss van plan was. Verscheidene soldaten grinnikten en vrijwilligers waren snel gevonden. Er klonk steeds meer lawaai toen mannen schreeuwend het recht voor zich opeisten de oude krijger tegen de grond te slaan. Druss lachte luid terwijl hij een eindje van de mannen af zat en een sinaasappel schilde. Tenslotte waren de tweetallen gekozen en hij kwam overeind. 
'Deze oefening heeft een bepaald doel, maar dat zal ik later uitleggen. 
Voorlopig beschouwen jullie het maar als ontspanning,' zei Druss met zijn handen op zijn heupen. 'Maar ik weet uit ervaring dat de toeschouwers beter opletten als er iets gewonnen kan worden, dus ik beloof een middag vrij aan elke groep waarvan de kampioenen mij tegen de grond weten te werken.' Dit werd met luid gejuich begroet en hij ging verder: 'Maar denk er wel om, degenen die me niet neerslaan, mogen nog eens twee mijl extra rennen.' Hij grinnikte toen er een gekreun opklonk. 'Laat de moed niet zo snel zakken. Wat staat er hier voor jullie? Een oude, dikke man. We zullen met het tweetal van Bild beginnen.' 
De mannen hadden wel tweelingen kunnen zijn; allebei groot, met een zwarte baard en enorm gespierde armen en schouders. Ontdaan van hun wapenrusting leken ze het sterkste paar krijgers van alle groepen. 
'Goed, jongens,' zei Druss, 'jullie mogen worstelen, stompen, schoppen of mij de ogen proberen uit te steken. Begin maar als jullie klaar zijn.' De oude man trok tijdens het spreken zijn wambuis uit en het Bild-paar cirkelde langzaam om Druss heen, ontspannen glimlachend. Eenmaal aan weerskanten van de oude man, sprongen ze op hem toe. Druss liet zich op een knie zakken, dook onder een wijde uithaal door en stompte zijn hand stevig in het kruis van de man, greep zijn hemd met de andere hand en slingerde hem tegen zijn makker aan. Beide mannen vielen met de armen om elkaar heen tegen de grond. 
Gevloek van de Bildmannen in de cirkel, overstemd door gejuich van de andere groepen. 
'Volgende, Gorbadac!' kondigde Druss aan. 
Deze twee kwamen wat omzichtiger naderbij dan hun voorgangers. Vervolgens dook de langste van de twee met uitgestrekte armen naar Druss' middel. De knie van de bijlvechter schoot naar hem omhoog en hij zeeg op het gras in elkaar. De tweede man viel bijna meteen daarna aan, maar moest een haast minachtende slag met de rug van een hand tegen zijn wang incasseren. Hij struikelde over zijn gevallen makker en viel met een bons neer. De eerste man was bewusteloos en moest de cirkel uitgedragen worden. 
'Volgende! Valk!' zei Druss. Ditmaal keek hij hoe ze naar voren kwamen, schreeuwde toen zo hard als hij kon en viel aan. De mond van de eerste man viel open van verbazing, de tweede deed een stap achteruit en verloor zijn evenwicht. Druss raakte de eerste man met een linkse directe; hij ging neer en bleef stilliggen. 
'Karnak?' zei Druss. 
Gilad en Bregan liepen de cirkel in. Druss had de donkere man eerder gezien en deze beviel hem wel. Een geboren krijger, had de oude man gedacht. Hij genoot van de blik vol haat die de jongen hem toewierp, elke keer als hij hem uitlachte, en hij had waardering voor de manier waarop hij Orrin had geholpen bij het rennen. Druss richtte zijn ogen op de tweede man. Dat moest toch zeker een vergissing zijn? De gezette man was geen vechter, zou het ook nooit worden - zachtaardig en koppig, maar beslist geen krijger. 
Gilad sprong naar voren en hield zijn vaart in toen Druss zijn vuisten omhoog bracht. Druss hield hem aandachtig in de gaten. Toen hoorde hij een geluid achter zich, hij draaide zich met een ruk om en zag de dikkerd aanvallen, struikelen en met uitgespreide armen voor zijn voeten vallen. Grinnikend keerde hij zich weer naar Gilad - en kreeg een vliegende schop tegen zijn borst. Hij deed een stap achteruit om zich schrap te zetten, maar de dikkerd had zich tot achter hem gerold en Druss sloeg grommend tegen de grond. 
Uit tweehonderd kelen klonk een loeiend gejuich op. Druss glimlachte, kwam weer met een vloeiende beweging overeind en stak een hand op om stilte te krijgen. 
'Ik wil dat jullie nadenken over wat jullie vandaag hebben gezien, jongens,' zei Druss, 'want het was allemaal bepaald niet voor de grap. Jullie hebben gezien wat één man kan doen, en jullie hebben ook gezien wat je door een beetje samenwerking met elkaar kan bereiken. 
Wanneer hordes Nadir erin slagen de muren te beklimmen, zullen jullie allemaal je handen vol hebben om jezelf te verdedigen - maar jullie moeten méér doen. Jullie moeten je kameraden zoveel mogelijk beschermen, want tegen een zwaardstoot in de rug kan geen enkele krijger veel beginnen. Ik wil dat jullie allemaal een wapenbroeder kiezen. Jullie hoeven geen vrienden te zijn - dat komt later wel. Maar jullie moeten je uiterste best doen om elkaar te begrijpen. Wanneer de aanval komt, moeten jullie elkaars rug dekken, dus kies je wapenbroeder zorgvuldig. Degenen onder jullie die een wapenbroeder verliezen als de gevechten begonnen zijn, moeten zorgen dat ze zo snel mogelijk een andere kiezen. En als dat niet meteen lukt, doe dan alles wat je kunt voor de mannen om je heen. Ik ben al meer dan veertig jaar krijger - twee keer zo lang als de meesten van jullie jaren tellen. Denk daar goed aan. Wat ik zeg is waardevol - want ik heb al die tijd weten te overleven. Er is maar één manier om in de strijd te overleven en dat is door bereid te zijn om te sterven. Jullie zullen er al snel achter komen dat bedreven zwaardvechters verslagen kunnen worden door onbehouwen barbaren die zich nog in hun vingers zouden snijden als ze het vlees aan tafel zouden moeten voorsnijden. En waarom? Omdat de barbaar bereid is te sterven. Erger nog, misschien kan hij berserker worden. De man die een stap terugwijkt voor een Nadirkrijger, zet zijn eerste stap in de eeuwigheid. Treed ze van aangezicht tot aangezicht tegemoet, als barbaar tegen barbaar. 
Jullie zullen wel hebben horen zeggen dat we hier voor een verloren zaak vechten, en dat zullen jullie nog wel vaker horen. Ik heb het ontelbare malen in honderden landen horen zeggen. Meestal zijn het bangeriken die het zeggen, dus kunnen jullie het negeren. Maar jullie zullen het ook vaak van geharde veteranen horen. Uiteindelijk zijn al dergelijke voorspellingen waardeloos. De Nadir hebben een half miljoen krijgers. Een onvoorstelbaar aantal! Een hoeveelheid die je hersenen niet kunnen bevatten. Maar de muren hebben een beperkte breedte en dikte. Ze kunnen er niet allemaal tegelijk overheen klimmen. We zullen hen doden als ze het doen en we zullen ze met honderden tegelijk doden terwijl ze er tegenop klimmen. En van dag tot dag zullen wij hen verder uitputten. 
Jullie zullen vrienden, makkers, broeders verliezen. Jullie zullen veel slaap te kort komen. Jullie zullen bloed verliezen. De komende paar maanden zal niets meer gemakkelijk gaan. Ik wil het niet hebben over patriottisme, plicht, zelfbeschikkingsrecht en het verdedigen van jullie vrijheid - want dat zal een soldaat allemaal worst wezen. Ik wil dat jullie je concentreren op het overleven. En dat kan het beste wanneer jullie op de Nadir neerkijken als die aanvallen en dan bij jullie zelf denken: “Daar beneden zijn vijftig man, helemaal alleen voor mij. En bij alle goden, die ga ik één voor één neermaaien.” Wat mijzelf betreft ... wel, ik ben een geharde vechter. Ik neem er honderd voor mijn rekening.' Druss zweeg en haalde een keer diep adem zodat zijn woorden goed tot de mannen zouden doordringen. 
'Goed,' zei hij tenslotte, 'jullie kunnen weer aan het werk - met uitzondering van de Groep Karnak.' Toen hij zich omdraaide, zag hij Hogun staan, en terwijl de mannen moeizaam overeind kwamen, liep hij met de jonge generaal terug naar de mess bij muur een. 
'Een aardige toespraak,' zei Hogun. 'Hij leek alleen heel erg op het praatje dat je vanochtend bij muur drie afstak.' 
'Je hebt niet goed opgelet, jochie,' zei Druss. 'Sinds gisteren heb ik die speech al zes keer gehouden. En ik ben drie keer neergeslagen. Ik ben zo droog als de buik van een zandhagedis.' 
'Ik betaal een fles Vagria voor je in de mess,' zei Hogun. 'Ze serveren geen lentria aan deze kant van de Dros - die is te duur.' 
'Hij zal me ook wel smaken. Ik zie dat je je goede humeur weer terug hebt.' 
'Ja. Je had gelijk, wat de begrafenis van de graaf betrof. Je drijft je gelijk alleen te snel door, dat is alles,' zei Hogun. 
'Wat bedoel je daarmee?' 
'Precies wat ik zeg. Het lijkt wel, Druss, of jij je emoties met een knopje kunt aan- en uitschakelen. De meeste mensen kunnen dat niet. Daardoor lijk je wat Mendar van je zei - harteloos.' 
'Ik hou niet van het woord, maar het past wel,' zei Druss terwijl hij de deur van de mess openduwde. 'Ik treurde om Delnar terwijl hij op sterven lag. Maar toen hij dood was, was hij verdwenen. En ik ben er nog steeds. En ik heb nog een verdomd lange weg te gaan.' 
De twee mannen gingen aan een tafeltje bij het raam zitten en bestelden iets te drinken bij een hofmeester. Deze kwam even later terug met een grote fles en twee roemers; beide mannen zaten een poosje zwijgend tegenover elkaar terwijl ze naar de training keken. 
Druss was diep in gedachten verzonken. Hij had in zijn leven vele vrienden verloren, maar niemand was hem dierbaarder geweest dan Sieben en Rowena - de ene was zijn wapenbroeder, de andere zijn vrouw; Aan hen terugdenken was gevoelig als het aanraken van een open wond. Wanneer ik sterf, dacht hij, zal iedereen rouwen om de Legendarische Druss. Maar wie zal om mij rouwen?