8
De blikvanger in dokter Cauvels kantoor was een verzameling van honderden glazen honden, die uitgestald stonden op schappen van glas en chroom aan één kant van zijn bureau. Niet één van de honden was groter dan Mary's hond en de meeste waren veel kleiner. Er waren blauwe honden, bruine honden, rode honden, melkwitte honden, zwarte honden, doorzichtige en ondoorzichtige, gestreepte en gestippelde, handgeblazen en uit één stuk glas gevormde honden. Sommige ervan lagen, sommige zaten, stonden, renden. Er waren bassethonden, hazewindhonden, airedales, Duitse herders, Pekinezen, terriërs, sint-bernards, en een tiental andere rassen. Een wijfje met een nest tere glazen puppy's stond naast een komisch tafereel van honden die op minuscule glazen instrumenten speelden, op fluiten en trommels en bugels. Verscheidene wonderlijke figuren glansden duister in de zwijgende dierentuin: grauwende hellehonden, demonen met hondekoppen en gespleten tongen.
Glas was ook het opvallendste aan de dokter zelf. Hij droeg een bril met dikke glazen, waardoor zijn ogen abnormaal groot leken. Hij was klein, zag er atletisch uit en was overdreven netjes op zichzelf. De brilleglazen waren nooit vuil, hij poetste ze steeds weer.
Mary en de dokter zaten tegenover elkaar aan een klaptafel in het midden van de kamer.
De psychiater schudde een pak speelkaarten. Toen legde hij er tien omgekeerd neer in een enkele rij.
Ze pakte het stuk ijzerdraad van een centimeter of vijftien dat hij tevoorschijn had gehaald en hield het boven de kaarten. Ze bewoog het heen en weer. Tweemaal dook het naar de tafel, alsof onzichtbare vingers het uit haar handen wilden trekken. Na minder dan een minuut legde ze de draad neer en wees twee van de kaarten aan. 'Die twee zijn het hoogste.' 'Wat zijn het?' vroeg Cauvel. 'Eén ervan kon wel eens een aas zijn.' 'Van welke kleur?' 'Dat weet ik niet.'
Hij draaide ze om. Een klaverenaas. Een hartendame. Ze ontspande zich.
Hij liet de andere kaarten zien. De hoogste was een boer. 'Ongelooflijk,' zei hij. 'Dit is een van de moeilijkste testen die we geprobeerd hebben. Maar in tien pogingen heb je een succespercentage van negentig gehaald. Heb je er ooit aan gedacht om naar Las Vegas te gaan?' 'Om de bank te laten springen bij het eenentwintigen?' 'Waarom niet?'
'De enige manier waarop ik een kans zou hebben is als ze de kaarten uitspreiden en ik een ijzerdraad kan gebruiken voordat ze de kaarten delen.'
Net als al zijn bewegingen en uitdrukkingen was zijn glimlach zuinig. 'Niet erg waarschijnlijk.'
De afgelopen twee jaar waren haar afspraken op dinsdag en vrijdag begonnen om half vijf en geëindigd om zes uur. Op die dagen was ze Cauvels laatste patiënt. Tijdens de eerste drie kwartier nam ze deel aan een aantal experimenten in buitenzintuiglijke waarneming voor een serie artikelen die hij wilde publiceren in een medisch tijdschrift. De tweede vijfenveertig minuten behandelde hij haar in zijn hoedanigheid van psychiater. In ruil voor haar medewerking rekende hij haar geen honorarium.
Ze kon het zich veroorloven voor de behandeling te betalen. Ze stemde in met de huidige regeling omdat de experimenten haar interesseerden. 'Cognac?' vroeg hij.
'Ja, graag.'
Hij schonk voor beiden een glas Remy Martin in. Ze liepen van de kaarttafel naar een paar leunstoelen die tegenover elkaar stonden aan weerskanten van een klein rond tafeltje.
Cauvel gebruikte geen standaardtechnieken voor de behandeling van zijn patiënten. Hij had een zeer eigen stijl. Ze vond zijn rustige, vriendelijke benadering zeer aangenaam. 'Waar wil je beginnen?' vroeg hij. 'Ik weet het niet.' 'Neem er de tijd voor.' 'Ik wil helemaal niet beginnen.' 'Dat zegje altijd, en toch begin je altijd.' 'Vandaag niet. Ik wil hier gewoon een tijdje zitten.' Hij knikte, en nam een slokje cognac. 'Waarom ben ik altijd zo moeilijk voor u?' vroeg ze. 'Dat kan ik niet beantwoorden. Dat kun jij wel.' 'Waarom wil ik niet tegen u praten?' 'O, dat wil je best wel. Anders zou je niet hier zijn.' Terwijl ze haar voorhoofd fronste zei ze: 'Help me op weg.' 'Waar dacht je aan op weg hierheen?' 'Zo kan ik niet beginnen.' 'Probeer het toch maar.' 'Nou... ik dacht eraan wat ik ben.' 'En wat is dat?' 'Een helderziende.' 'Ja, en?'
'Waarom ik? Waarom niet iemand anders?' 'De beste onderzoekers op dit gebied geloven dat we allemaal dezelfde paranormale talenten hebben.' 'Misschien,' zei ze. 'Maar de meeste mensen hebben het niet in de mate waarin ik het heb.'
'We beseffen onze mogelijkheden nu eenmaal niet,' zei hij. 'Er zijn maar een handjevol mensen die een manier gevonden hebben om hun buitenzintuiglijke waarnemingen te gebruiken.'
'En waarom heb ik dan wel een manier gevonden?'
'Is het niet zo dat alle goede helderzienden op een zeker moment vóór de ontdekking van hun paranormale gaven, een hoofdwond gehad hebben?'
'Peter Hurkos wel,' zei ze. 'En een paar anderen ook. Maar niet allemaal.' 'En jij?'
'Een hoofdwond? Nee.' 'Ja, dat is wel zo.'
Ze nam een slokje van haar cognac. 'Wat een heerlijke smaak.'
'Je raakte gewond toen je zes jaar oud was. Je hebt het er al een paar keer over gehad, maar je wilde er nooit over doorgaan.'
'En dat wil ik nu ook niet.'
'Dat zou je wel moeten doen,' zei Cauvel. 'Je onwil om erover te praten is een bewijs van het feit dat. 'U praat vandaag veel te veel.' Haar stem was scherp, te luid. 'Ik betaal u om te luisteren.'
'Je betaalt me helemaal niet.' Als altijd sprak hij vriendelijk.
'Ik zou hier nu zo weg kunnen lopen.'
Hij nam zijn bril af en poetste de glazen met zijn zakdoek.
'Zonder mij,' zei ze scherp, zijn bestudeerde kalmte hatend,
'zou u nu niet de gegevens hebben voor het schrijven van die artikelen waarmee u een beroemdheid wordt onder de andere zieleknijpers.'
'Die artikelen zijn niet zo belangrijk. Als je zo graag naar buiten wilt lopen, dan moet je dat doen. Zullen we onze gesprekken dan maar niet meer voortzetten?' Ze zakte achterover in haar stoel. 'Het spijt me.' Ze verhief haar stem zelden. Het was helemaal niets voor haar om tegen hem te schreeuwen. Ze bloosde.
'Je hoeft je niet te verontschuldigen,' zei hij. 'Maar besef je niet dat die ervaring van vierentwintig jaar geleden wel eens de oorzaak van jouw probleem zou kunnen zijn? Het zou wel eens de reden kunnen zijn van je slapeloosheid, van je regelmatig terugkerende diepe depressies en van je angstaanvallen.'
Ze voelde zich zwak. Ze sloot haar ogen. 'U wilt dat ik erover praat?'
'Dat zou een goed idee zijn.' 'Help me op weg.' 'Je was zes jaar oud.' 'Zes...'
'Je vader had toen geld.' 'Een heleboel.'
'Je woonde op een klein landgoed.'
'Acht hectare,' zei ze. 'Het meeste ervan aangelegd als tuin.
Er was een vaste... een vaste...'
'Tuinman.'
'Tuinman,' zei ze. Ze bloosde niet meer. Haar wangen waren koud. Haar handen waren ook koud. 'Hoe heette hij?'
'Dat kan ik me niet meer herinneren.'
'Natuurlijk kun je dat.'
'Berton Mitchell.'
'Mocht je hem?'
'Eerst wel.'
'Je hebt eens gezegd dat hij je plaagde.'
'Op een grappige manier. En hij had een speciale naam voor mij.'
'Hoe noemde hij je?'
'Eigenwijs. Alsof dat mijn echte naam was.' 'Was je eigenwijs?'
'Helemaal niet. Hij plaagde me alleen maar. Hij had die naam van een kinderversje: "Mary, Mary, eigenwijs"...' 'Vanaf wanneer mocht je Berton Mitchell niet meer?' Ze wilde dat ze thuis was bij Max. Ze kon zijn armen bijna om haar heen voelen.
'Vanaf welk moment mocht je hem niet meer, Mary?'
'Die dag in augustus.'
'Wat gebeurde er toen?'
'Dat weet u wel.'
'Ja, dat weet ik.'
'Nou dan.' 'Maar we lijken hier nooit verder op in te gaan, tenzij we elke keer vanaf het begin beginnen.' 'Ik wil er niet dieper op ingaan.'
Maar hij was meedogenloos. 'Wat gebeurde er die dag in augustus toen je zes jaar oud was?'
'Heeft u er de laatste tijd nog nieuwe glazen honden bijge- kregen?'
'Wat probeerde Berton Mitchell die dag in augustus te doen?'
'Hij probeerde me te verkrachten.'
Zes uur in de avond. Een vroege winteravond. De lucht was koel en fris.
Hij liet de auto bij het café staan en liep noordwaarts langs de snelweg met zijn rug naar het verkeer.
Hij had een mes in zijn ene zak, een revolver in de andere.
Hij hield zijn handen op beide wapens.
Zijn schoenen knarsten op het grind.
De wind van de passerende auto's sloeg tegen hem aan, bracht zijn haar in de war, blies zijn overjas tegen zijn benen. De schoonheidssalon, Hair Today, was gevestigd in een klein, vrijstaand gebouw in Main Street, net ten noorden van het centrum van Santa Ana. Met zijn namaak rieten dak, glas-in-loodramen en vakkundig pleisterwerk leek het gebouw op een Engelse cottage - behalve wat betreft de felle lichten die de gevel beschenen en het schilderwerk in roze en groen.
In dit deel van de straat waren alleen maar bedrijven. Tankstations, cafetaria's, makelaarskantoren, tientallen kleine bedrijfjes, lagen allemaal half verborgen achter palmbomen en neonlicht en felgroene heggen, en bloeiden als lelijke bloemen in de naar geld geurende lucht van Orange County. Ten zuiden van Hair Today was de verkoopplaats van een dealer van geïmporteerde auto's. Lange rijen glanzende auto's stonden opeengepakt in de nacht. Alleen de voorruiten en de chroomlij sten glommen boosaardig in de kwiklampen. Aan de andere kant van de schoonheidssalon stond een bioscoopgebouw met drie zalen en daar weer naast een winkelcentrum.
Op de geasfalteerde parkeerplaats vóór Hair Today stonden een vuile, witte Cadillac en een glanzende Triumph. Hij liep de parkeerplaats over, tussen de auto's door, opende de kleine deur en ging naar binnen.
De smalle voorkamer was een wachtkamer waar vrouwen konden zitten tot ze aan de beurt waren. Het tapijt was paars en hoogpolig, de stoelen felgeel, de gordijnen wit. Er stonden kleine tafeltjes, stapels tijdschriften, maar op dit late uur zaten er geen klanten te wachten.
Achter in de kamer stond een paars met witte balie. Er stond een kassa op en daarachter zat een vrouw met geblondeerd haar op een stoel.
Achter de vrouw leidde een doorgang met een gordijn ervoor naar het werkgedeelte van de zaak. Het geluid van een föhn drong door het gordijn heen als het gezoem van woedende bijen.
'We zijn gesloten,' zei de geblondeerde vrouw. Hij liep naar de balie. 'Zoekt u iemand?' vroeg ze.
Hij haalde de revolver uit zijn zak. Het wapen lag lekker in zijn hand. Het voelde aan als gerechtigheid.
Ze staarde naar het wapen, toen naar zijn ogen. Ze likte haar lippen. 'Wat wilt u?'
Hij sprak niet.
Ze zei: 'Wacht nou eens even.'
Hij haalde de trekker over. Het geluid werd enigszins gedempt door de luidruchtige föhn. Ze viel van haar stoel af en stond niet meer op. De föhn viel stil. Vanuit de achterkamer vroeg iemand, 'Tina?' Hij liep om de dode vrouw heen, schoof de gordijnen open en stapte de achterkamer binnen.
Van de vier behandelstoelen waren er drie leeg. De laatste klant van die dag zat in de vierde stoel. Ze was jong en knap en had een onwaarschijnlijk romige huidskleur. Haar haar was sluik en nat.
De schoonheidsspecialist was een gezette man, kaal, met een borstelige zwarte snor. Hij droeg een paars uniformoverhemd met zijn voornaam, Kyle, in geel op de borstzak geborduurd. De vrouw haalde diep adem, maar ze kon de moed niet vinden om te gillen. 'Wie ben jij?' vroeg Kyle. Hij vuurde tweemaal op Kyle.
'Mijn vader was die dag niet thuis,' zei Mary. 'En je moeder?'
'Ze was in het grote huis. Als gewoonlijk, dronken.' 'En je broer?'
'Alan zat in zijn kamer te werken aan zijn modelvliegtuigen.' 'De tuinman, Berton Mitchell?'
'Zijn vrouw en zoon waren een week weg. Mitchell... wist me zijn huis in te krijgen, lokte me naar binnen.' 'Waar was dat?'
'Aan het andere eind van het landgoed, een klein huis met een dak van groene leisteen. Hij had me vaak verteld dat zijn familie samenwoonde met elfen.'
Een vreselijke kracht drukte van alle kanten op haar. Ze voelde zich alsof ze omsloten werd door leren vleugels, gespierde vleugels die de hitte uit haar lieten vloeien, het leven uit haar persten.
'Ga door,' zei Cauvel.
Meedogenloos vloeide de warmte uit haar als het kwik dat zakte in een thermometer. Ze was een koude, holle figuur van glas, broos, breekbaar. 'Nog wat cognac?' 'Als je me alles verteld hebt,' zei Cauvel. 'Ik heb hier hulp bij nodig.' 'Ik ben hier om je te helpen, Mary.' 'Als ik het vertel zal hij me pijn doen.' 'Wie? Berton Mitchell? Dat geloof je toch zelf niet? Je weet best dat hij dood is. Hij werd schuldig bevonden aan kindermishandeling en poging tot moord. Hij heeft zichzelf in zijn cel opgehangen. Ik ben de enige persoon die hier is, en ik zal ervoor zorgen dat niemand je iets doet.' 'Ik was alleen met hem.'
'Je spreekt zo zacht dat ik je niet kan horen.'
'Ik was alleen met hem,' zei ze weer. 'Hij... raakte me...
aan... liet zijn broek zakken.'
'Wasje bang?'
'Ja.'
De druk was intens, onverdraaglijk en werd nog erger. Cauvel sprak niet en ze zei: 'Ik was bang omdat hij wilde... dat ik iets deed.' 'Iets?'
De lucht was smerig. Hoewel alleen zij en de dokter in de kamer waren, voelde ze dat het een of andere wezen zijn lippen op de hare perste en zijn stinkende adem in haar longen drong. 'Ik heb een glas cognac nodig,' zei ze. 'Wat jij nodig hebt is om me alles hierover te vertellen, om je elk detail te herinneren, om het eens en voor altijd te onthullen. Wat wilde hij dat je deed?' 'Help me. U moet me begeleiden.' 'Hij wilde geslachtsgemeenschap met je, nietwaar?' 'Dat weet ik niet precies.'
Haar handen waren verdoofd. Ze kon voelen dat er touwen in sneden. Maar er waren geen touwen. 'Orale seks?' vroeg Cauvel. 'Maar dat niet alleen.'
Haar enkels deden pijn. Ze voelde ook daar touwen die er niet waren. Ze bewoog haar voeten. Ze waren als van lood.
'Wat wilde hij nog meer?' vroeg Cauvel.
'Dat weet ik niet meer.'
'Je kunt het je wel herinneren als je dat wilt.'
'Nee. Eerlijk. Ik kan het niet. Ik kan het niet.'
'Wat wilde hij nog meer dat je deed?'
De omhelzing van de denkbeeldige vleugels was zo knellend dat ze problemen had om adem te halen. Ze kon ze in de lucht horen klapperen -flap-flap-flap...
Ze stond op en liep weg van de stoel.
De vleugels hielden haar nog steeds omklemd.
'Wat wilde hij nog meer dat je deed?' vroeg Cauvel weer.
'Iets vreselijks. Onbeschrijfelijk.' 'De een of andere sekshandeling?' Flap-flap-flap...
'Niet alleen seks. Meer dan dat,' zei ze.
'Wat dan?'
'Vies. Goor.'
'In welk opzicht?'
'Ogen die naar me keken.'
'Mitchells ogen?'
'Nee. Niet de zijne.'
'Van wie dan?'
'Dat kan ik me niet meer herinneren.'
'Dat kun je wel.'
Flap-flap...
'Vleugels,' zei ze.
'Beugels? Je spreekt weer te zacht.'
'Vleugels,' zei ze. 'Vleugels.'
'Wat bedoel je?'
Ze beefde, trilde. Ze was bang dat haar benen haar niet konden dragen. Ze ging terug naar de leunstoel. 'Vleugels. Ik kan ze horen fladderen. Ik kan ze vóelen.' 'Bedoel je dat Mitchell een vogel in huis hield?' 'Ik weet het niet.' 'Een papegaai, misschien?' 'Ik zou het niet kunnen zeggen.'
'Probeer het je te herinneren, Mary. Laat die gedachte niet gaan. Je hebt het nog nooit eerder over vleugels gehad. Dit is belangrijk.'
'Ze waren overal.'
'De vleugels?'
'Overal op me. Kleine vleugels.' 'Denk. Wat deed hij met je?'
Ze zweeg lang. De druk begon wat minder te worden. Het geluid van vleugels stierf weg.
'Mary?'
Ten slotte zei ze: 'Dat is alles. Ik kan me niets anders herinneren.'
'Er is een manier om die herinneringen los te krijgen,' zei hij. 'Hypnose,' antwoordde ze. 'Het werkt.'
'Ik ben bang om het me te herinneren.'
'Jij zou bang moeten zijn om het je met te herinneren.'
'Als ik het me herinner ga ik dood.'
'Dat is belachelijk en dat weetje ook wel.'
Ze schoof haar haar voor haar gezicht weg. Om hem ter wille te zijn, dwong ze zichzelf te glimlachen, ik hoor de vleugels nu niet. Ik kan ze niet meer voelen. We hoeven niet meer over vleugels te praten.'
'Natuurlijk moeten we dat wel.'
ik wil niet meer over vleugels praten, verdomme!' Ze schudde woest met haar hoofd. Ze was verbijsterd en bang over haar eigen felheid. 'Vandaag tenminste niet.' 'Goed,' zei Cauvel. 'Dat kan ik accepteren. Dat is niet hetzelfde als zeggen dat je niet hóeft te praten.' Hij begon zijn brilleglazen weer eens te poetsen. 'Laten we weer teruggaan naar wat je je herinnert. Berton Mitchell sloeg je.' ik neem aan van wel.' 'Werd je gevonden in zijn huis?' in zijn woonkamer.' 'En je was zwaar mishandeld?' 'Ja.'
'En later vertelde je hun dat hij dat gedaan had?'
'Maar ik kan me niet herinneren dat het gebeurde. Ik kan me wel de pijn herinneren, vreselijke pijn. Maar alleen maar even.'
'Misschien heb je bij de eerste klap al je bewustzijn verloren.'
'Dat zei iedereen. Hij moet me steeds weer geslagen hebben nadat ik flauwgevallen ben. Ik had het niet lang tegen hem kunnen volhouden. Ik was nog maar een klein meisje.'
'Hij heeft ook een mes gebruikt, hè?'
ik had overal messteken.'
'Hoelang heb je in het ziekenhuis gelegen?'
'Meer dan twee weken.' 'Hoeveel hechtingen waren er nodig?' 'Alles bij elkaar meer dan honderd.'
De schoonheidssalon rook naar shampoo, crèmespoeling en reukwater. Hij kon ook het zweet van de vrouw ruiken. De vloer was bezaaid met haar. Het stoof rond hem op toen hij op haar en in haar kwam.
Ze weigerde op hem te reageren. Ze verwelkomde hem niet, maar ze stribbelde ook niet tegen. Ze lag stil. Haar ogen waren als de ogen van een dode.
Hij haatte haar er niet om. Uiteindelijk hoefden vrouwen voor hem niet hartstochtelijk te zijn. De eerste paar maanden was de agressie en het seksgenot van een nieuwe geliefde draaglijk. Voor korte tijd kon hij teder zijn. Maar altijd, na een paar maanden, wilde hij angst in hun ogen zien. Alleen dat gaf hem bevrediging. Hoe banger ze voor hem waren, des te leuker hij ze vond.
Terwijl hij op haar lag, kon hij het hart van de vrouw wild voelen bonzen, opgejaagd door doodsangst. Dat wond hem op en hij begon sneller in haar te bewegen.
'Mitchell heeft je ook een paar klappen op je hoofd gegeven,' zei Cauvel.
'Mijn gezicht was bont en blauw. Mijn vader noemde me zijn kleine lappenpop.'
'Heb je een hersenschudding gehad?'
'Ik begrijp waar dit alles naartoe moet leiden,' zei ze. 'Maar nee. Geen hersenschudding. Absoluut niet.' 'Wanneer begonnen je visioenen?' 'Later datzelfde jaar.'
'Een paar minuten geleden vroeg je me waarom jij uitgekozen was om een helderziende te zijn. Nou, daar is niets geheimzinnigs aan. Net als in het geval van Peter Hurkos openbaarde jouw paranormale talent zich na ernstig hoofdletsel.' 'Niet ernstig genoeg.'
Hij hield op met het poetsen van zijn brilleglazen, zette de bril op en bestudeerde haar met enorme, vergrote ogen. 'Is het mogelijk dat een ernstige psychische schok paranormale gaven kan opwekken, op dezelfde manier als bepaalde hoofdwonden dat schijnen te doen?' Ze haalde haar schouders op.
'Als je jouw kracht niet kreeg als gevolg van een lichamelijk trauma, dan heb je die misschien gekregen vanwege een psychisch trauma. Denk je dat dat mogelijk is?' 'Het zou kunnen,' zei ze.
'Hoe dan ook,' zei hij, met een benige vinger naar haar wijzend, alsof hij steeds op een raam tussen hen in klopte, 'hoe dan ook, jouw helderziendheid is terug te voeren op Berton Mitchell, op wat hij met je deed wat je je niet meer kunt herinneren.' 'Misschien.'
'En jouw slapeloosheid heeft daar ook mee te maken. Wat hij je aandeed, is ook de onderliggende reden voor de angstaanvallen. Ik verzeker je, Mary, hoe sneller je dat onder ogen ziet, hoe beter. Als je me ooit hypnose laat gebruiken om je terug te laten gaan en je door je herinneringen te leiden, dan zul je mijn hulp nooit meer nodig hebben.' ik zal uw hulp altijd nodig hebben.'
Hij trok een kwaad gezicht. Zijn diep gebruinde gezicht was doorgroefd met lijnen als sabelhouwen. Een ambitieus portretschilder zou hem met die uitdrukking hebben willen vastleggen, want zo zag hij er woest maar toch eerlijk en betrouwbaar uit. Het was die uitdrukking die haar tot hem had aangetrokken, drie jaar geleden op een feestje, en zijn afstandelijke, vaderlijke manier van doen bracht haar ertoe zijn raad te vragen toen ze niet meer buiten slaappillen kon. 'Als jij mijn hulp altijd nodig zal hebben,' zei hij, 'dan help ik jou daar helemaal niet mee. Als psychiater moet ik je ertoe brengen al de kracht die je nodig hebt in jezelf te vinden.' Ze liep naar de bar en pakte de karaf met cognac. 'U zei dat ik er nog eentje kon krijgen als ik door bleef praten.' ik breek nooit een belofte.' Hij kwam naast haar staan bij de bar. 'De dag is bijna om. Ik neem er ook nog een.' Terwijl ze de drankjes inschonk, zei ze: 'U heeft het mis wat Mitchell betreft.' 'In welk opzicht?'
'Ik denk niet dat al mijn problemen terug te voeren zijn op hem. Sommige begonnen op de dag dat mijn vader stierf.' 'Ik heb je al eerder over die theorie horen praten.' 'Ik zat bij hem in de auto toen hij verongelukte. Ik zat achterin en hij reed. Ik zag hem sterven. Zijn bloed spatte helemaal over me heen. Ik was negen jaar oud. En de jaren na zijn dood waren niet makkelijk. In drie jaar tijd verloor mijn moeder al het geld dat mijn vader ons naliet. Tussen mijn negende en twaalfde werden we van rijke mensen opeens straatarm. Ik denk dat zo'n ervaring toch wel enige littekens na zal laten, denkt u ook niet?'
'Inderdaad,' zei hij. Hij pakte zijn cognacglas. 'Maar het verklaart nog niet de érgste littekens.' 'Hoe weet u dat?' 'Je bent in staat erover te praten.' 'En?'
'Maar je bent niet in staat om over Berton Mitchell te praten.'
Toen hij klaar was met de vrouw stond hij op, trok zijn broek op, ritste de gulp dicht. Hij had zijn jas niet eens uitgedaan. Hij deed een stap naar achteren, keek op haar neer. Hoewel ze er nu de kans voor kreeg, deed ze niets om zich te bedekken. Haar rok zat opgestroopt rond haar heupen. Haar bloes stond open; één plompe borst was zichtbaar. Haar handen waren tot vuisten gebald. Haar vingernagels hadden haar handpalmen opengehaald en er zaten slierten bloed op haar handen. Geterroriseerd, verworden tot niet meer dan een ineengedoken dier, was zij voor hem de ideale vrouw. Hij haalde het mes uit zijn jaszak.
Hij verwachtte dat ze zou gillen en van hem weg zou kruipen, maar terwijl hij op haar afkwam om het af te maken, lag ze daar alsof ze al dood was. Ze was nu te ver heen om angst te voelen, te ver heen om wat dan ook te voelen. Hij knielde naast haar, zette de punt van het mes op haar keel. De huid eronder werd ingedrukt, maar ze reageerde er niet op.
Hij hief het mes op en hield het zo, dat zij het kon zien boven haar borsten. Geen reactie.
Hij was teleurgesteld. Als tijd en omstandigheden het toelieten, deed hij het liefste lang over het doden. Hij moest een levendige prooi hebben, die flink van zich afbeet. Dan beleefde hij nog enig plezier aan zijn spelletjes. Hij was kwaad op haar omdat zij zijn genot verpestte, en ramde het mes erin.
Mary Bergen hijgde.
De vlijmscherpe rand van het mes scheurde de huid, doorboorde spieren, opende bloedvaten, opende de duistere plek waar de pijn zat.
Ze leunde in de hoek, gevormd door de muur en de zijkant van de antieke, eiken bar. Ze was er zich maar half van bewust dat ze een ongeopende fles Scotch omstootte. 'Wat is er?' vroeg Cauvel. 'Het doet zo'n pijn.'
Hij legde zijn hand op haar schouder. 'Ben je ziek? Kan ik je helpen?'
'Niet ziek. Het visioen. Ik voel het.' Weer het mes, diep naar binnen geramd... Ze legde haar handen op haar buik en probeerde de uitbarsting van pijn te onderdrukken. 'Deze keer wil ik niet flauwvallen. Deze keer niet!'
'Een visioen waarvan?' vroeg Cauvel bezorgd. 'De schoonheidssalon. Dezelfde die ik een paar uur geleden zag. Maar het gebeurt nu. De slachtpartij... God allemachtig... het gebeurt ergens, op dit moment.' Ze drukte haar handen tegen haar gezicht, maar de beelden bleven komen. 'O, God. Lieve God. Help me.' 'Wat zie je?'
'Een dode man op de vloer.'
'De vloer van de schoonheidssalon?'
'Hij is kaal... snor... paars overhemd.' 'Wat voel je?' Het mes...
Ze transpireerde. Huilde. 'Mary? Mary?'
ik voel... dat de vrouw... met een mes gestoken wordt.' 'Wat voor een vrouw? Is er een vrouw?' ik moet geen black-out krijgen.'
Ze begon ineen te zakken en hij hield haar bij haar schouders vast.
Ze zag weer hoe het mes de huid openscheurde, maar deze keer voelde ze geen pijn. De vrouw in het visioen was dood, dus was er ook geen pijn meer om te delen, ik moet zijn gezicht zien, moet zijn naam te weten komen,' zei ze.
De moordenaar staat rechtop, naast het lijk, gekleed in een cape, nee, een lange jas, een overjas... ik mag de draad niet verliezen. Moet het visioen niet kwijtraken. Ik moet erbij blijven, moet erachter komen waar hij is, wie hij is, wat hij is, moet voorkomen dat hij die vreselijke dingen doet.'
De moordenaar staat daar, met het slagersmes in zijn hand,
staat in de schaduw, zijn gezicht in de schaduw, maar nu draait hij zich om, draait hij zich langzaam en doelbewust om, draait zich om zodat zij zijn gezicht kan zien, draait zich om alsof hij naar haar zoekt...
'Hij weet dat ik bij hem ben,' zei ze.
'Wie weet dat?'
'Hij weet dat ik naar hem kijk.'
Ze begreep niet hoe dat mogelijk kon zijn. Toch wist de moordenaar van haar bestaan af. Daar was ze van overtuigd en dat maakte haar bang.
Plotseling sprongen er een half dozijn glazen honden op van de schappen, vlogen door de lucht en sloegen met veel kracht tegen de muur naast Mary. Ze gilde.
Cauvel draaide zich om, om te zien wie ze gegooid had. 'Wat is dat, verdomme?'
Alsof ze tot leven waren gekomen en vleugels hadden gekregen, vlogen ongeveer tien glazen honden op van het bovenste schap. Ze schoten, flonkerend als scherven van een ontploft prisma, naar boven. Ze kaatsten tegen het plafond, raakten elkaar met het muzikale getinkel van Chinese windklokjes. Toen doken ze op Mary neer. Ze hief haar armen op en bedekte haar gezicht. De miniatuurtjes troffen haar harder dan ze verwacht had. Ze staken als bijen.
'Stop ze!' zei ze, hoewel ze eigenlijk niet wist tegen wie ze sprak.
Een hellehond met puntige horens raakte de dokter tussen de ogen en het bloed sijpelde langs zijn voorhoofd. Cauvel wendde zich af van de schappen, drukte zich tegen haar aan, probeerde haar af te schermen met zijn lichaam. Weer schoten er zo'n tien tot vijftien honden door de kamer. Twee ervan sloegen door een glazen paneel van de bar. Andere barstten in stukken tegen de muur rond Mary en bedekten haar haar met stukjes en splinters gekleurd glas. 'Hij probeert me te doden!' Ze probeerde zonder succes een aanval van hysterie te voorkomen. Cauvel drukte haar in de hoek.
Meer glazen honden floten door de kamer, schoten over het bureau van de psychiater en verspreidden een stapel doorzichtige vellen papier. De figuurtjes kletterden tegen de jaloezieën zonder te breken, stegen weer op, zigzagden krankzinnig van het ene eind van de kamer naar de andere kant en sloegen toen tegen Cauvels schouders en rug aan. Weer regende het brokstukken op Mary's gebogen hoofd. Opnieuw schoot er een troep honden de lucht in. Ze dansten in de lucht, zwermden onheilspellend, drongen zich tegen Mary aan, vlogen weg, kwamen met meer vastberadenheid terug, troffen haar met ongelooflijke kracht, staken, kneusden haar, hingen boven haar als sprinkhanen. Even plotseling als de macabere aanval begon, eindigde hij ook. Er stonden nog een kleine honderd glazen miniatuurtjes op de schappen, maar ze bewogen zich niet.
Mary en Cauvel bleven tegen elkaar aangedrukt staan. Ze vertrouwden de kalmte niet en wachtten op de volgende aanval. Het bleef stil.
Uiteindelijk liet hij haar los en deed een stap opzij.
Ze was niet in staat om de trillingen die als golven door haar heentrokken, onder controle te krijgen.
'Alles in orde met jou?' vroeg hij, zich niet bewust van zijn eigen bloed op zijn eigen gezicht.
'Ik mocht hem niet zien,' zei ze.
Cauvel was verbijsterd. Hij staarde haar niet-begrijpend aan. 'Zijn gezicht,' zei ze. 'Ik mocht het niet zien.' 'Waar heb je het over?'
'Toen ik probeerde de moordenaar in het visioen te zien,' zei ze, 'werd ik tegengehouden. Waardoor?'
Cauvel staarde naar de glassplinters, overal om hem heen.
Hij begon de splinters van de schouders en mouwen van zijn colbertje te plukken. 'Deed jij dat? Heb jij die honden laten vliegen?'
'Ik?'
'Wie anders?'
'O, nee. Hoe zou ik dat kunnen?' 'Iemand deed het.' 'Iets.'
Hij staarde haar aan.
'Het was een... geest,' zei ze.
'Ik geloof niet in leven na de dood.'
'Daar was ik zelf ook niet van overtuigd. Tot nu.'
'Dus we worden door geesten bezocht?'
'Wat anders?'
'Er zijn veel mogelijkheden.' Hij keek haar bezorgd aan.
'Ik ben niet gek,' zei ze.
'Zei ik dat je dat was?'
'We hebben een poltergeist in actie gezien.'
'Daar geloof ik net zomin in,' zei hij.
'Ik wel. Ik heb ze al eerder aan het werk gezien. Ik was er nooit van overtuigd dat het geesten waren. Maar nu ben ik dat wel.' 'Mary...'
'Een poltergeist. Hij kwam om te voorkomen dat ik het gezicht van de moordenaar zag.'
Achter hen vielen de schappen om en raakten de vloer met een donderende klap.