INLEIDING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een tijdje geleden ontving ik een uitnodiging uit Australië om de openingsrede te houden voor een internationale conferentie over menselijk geluk. Dit was een ongewoon grote gebeurtenis, waar vijftig toonaangevende deskundigen van over de hele wereld en zelfs de Dalai Lama, die als prominent spreker op de tweede dag verscheen, bijeenkwamen om voor duizenden toehoorders te spreken over geluk.

Met zo veel collega’s op één plek bij elkaar vonden er talloze levendige discussies plaats over een breed scala aan onderwerpen. Tijdens een lunchpauze hoorde ik dat enkele collega’s een meningsverschil hadden over de verdiensten van recentelijk verschenen artikelen in de Australische kranten die te maken hadden met een debat dat gaande was in kringen van de positieve psychologie. Positieve psychologie is een nieuwe tak van psychologie, die vaak ‘de wetenschap van het menselijk geluk’ wordt genoemd. De vraag die ter discussie stond was: wat is een betere aanpak om menselijk geluk te vergroten – je richten op innerlijke ontwikkeling of op maatschappelijk welzijn? Met andere woorden, dienen inspanningen hoofdzakelijk te worden gericht op het ontwikkelen van technieken die iemand persoonlijk kan beoefenen om zijn geluk te vergroten of dienen we ons te focussen op het verbeteren van maatschappelijke omstandigheden, waarbij we omstandigheden creëren die welvaart mogelijk maken voor leden van de samenleving, wat leidt tot meer geluk voor de gehele bevolking?

Soms leken de gemoederen tijdens het debat flink verhit te raken. Voorstanders van de maatschappelijke aanpak bestempelden positieve psychologie, die zich hoofdzakelijk baseert op het vinden van effectieve methoden om persoonlijk geluk te vergroten, als nauwelijks meer dan de zoveelste genotzuchtige modegril waarbij het alleen maar gaat om het egocentrisch najagen van persoonlijke voldoening. Natuurlijk kwam het kamp van de positieve psychologie met enkele krachtige tegenargumenten. Terwijl niet ontkend werd dat de vervulling van de eerste levensbehoeften een vereiste voor geluk is, wezen ze er vervolgens op dat, aangezien geluk een subjectieve toestand is waarbij ook iemands houding, waarneming, emoties enzovoort een rol spelen, het uiteindelijk nodig was je te richten op de innerlijke gesteldheid van het individu om geluk te vergroten. De bewering dat het vergroten van persoonlijk geluk een in zichzelf gekeerd, egocentrisch streven is, werd weerlegd door te wijzen op onderzoek dat aantoont dat het vergroten van persoonlijk geluk iemand menslievender en vrijgeviger maakt, meer bereid om anderen te helpen, en dat ongelukkige mensen juist zelfzuchtiger en egocentrischer zijn.

Tot dat moment was ik me niet bewust geweest van de omvang van dit debat, dat in zekere zin neerkwam op de fundamentele vraag waar je je in wezen op richt: ‘ik’ of ‘wij’? Dus toen ik voor het eerst mensen over deze kwestie hoorde debatteren, was ik geboeid. Het was namelijk zo dat de Dalai Lama en ik in de loop van enkele gesprekken die we in die periode hadden gehad over de relatie tussen het individu, de samenleving als geheel en menselijk geluk, over precies deze kwestie hadden gesproken, waarbij we een antwoord zochten op vragen als: Wat is het effect van de samenleving op persoonlijk geluk? Als maatschappelijke problemen ons geluk ondermijnen, wat kunnen we er dan aan doen? In hoeverre ben je als individu verantwoordelijk voor het tot stand brengen van maatschappelijke veranderingen? En hoeveel kan één persoon hoe dan ook doen?

Deze discussie, die ook terugkeert in enkele van de gesprekken die in dit boek zijn vastgelegd, maakte deel uit van een voortdurende dialoog over menselijk geluk waarmee we al in 1993 waren begonnen. Om die gesprekken binnen de juiste context te plaatsen, lijkt het me zinvol om een stapje terug te doen en een korte samenvatting te geven van de geschiedenis van de serie De kunst van het geluk en de radicale veranderingen die zowel in de wetenschappelijke gemeenschap als bij het grote publiek hebben plaatsgevonden ten aanzien van onze visie op en ons inzicht in geluk.

 

GESCHIEDENIS VAN DE KUNST VAN HET GELUK

 

Het was in het begin van de jaren negentig dat voor het eerst het idee bij me opkwam om samen met de Dalai Lama een boek over geluk te schrijven. De Dalai Lama had toen al tientallen boeken geschreven, maar aangezien die hoofdzakelijk gericht waren op studenten of beoefenaars van het boeddhisme, hadden zijn boeken in het Westen niet hun weg gevonden naar een breed lezerspubliek. Ik kende de Dalai Lama in die tijd ongeveer tien jaar, lang genoeg om te beseffen dat hij niet alleen boeddhisten maar ook niet-boeddhisten veel inzichten te bieden had. Dus begon ik me een boek voor te stellen dat was geschreven voor een breed westers publiek, met het accent op de essentiële principes die hem in staat hadden gesteld geluk te bereiken. Door me te concentreren op de praktische toepassing van zijn ideeën in het dagelijks leven en door zijn gezichtspunten te plaatsen in het kader van de westerse wetenschap en psychologie, hoopte ik uiteindelijk te komen tot een effectieve benadering om geluk te vinden die het beste uit het Oosten en het Westen combineerde. De Dalai Lama ging zonder aarzelen op mijn voorstel in en uiteindelijk startten we in 1993, tijdens zijn eerste bezoek aan mijn geboortestaat Arizona, met het project.

Geïnspireerd en enthousiast over het project besloot ik om tijdelijk mijn werk als psychiater op te geven om me volledig te wijden aan het schrijven van het boek. Ik schatte dat het me een half jaar zou kosten om het boek te voltooien en met de Dalai Lama als medeauteur was ik er zeker van dat ik kon kiezen uit de beste uitgeverijen.

Mijn berekening klopte niet. Vijf jaar later werkte ik nog steeds aan het boek en werd de stapel ontmoedigende afwijzingen op mijn bureau almaar dikker – brieven van literair agenten en uitgevers die er unaniem van overtuigd waren dat er geen breed publiek bestond voor boeken van de Dalai Lama, geen markt voor een samenwerking tussen hem en een westerse psychiater en geen publieke belangstelling voor het onderwerp ‘geluk’. Omdat ik financieel helemaal aan de grond zat, leek het ik niet veel keuzes meer te hebben en ik stond op het punt om zelf een paar exemplaren van het boek te laten drukken en mijn werk als psychiater weer op te pakken, toen de kansen eindelijk keerden. Precies op dat moment zette een terloopse opmerking die de moeder van een goede vriendin maakte tegen een vreemde in de ondergrondse van New York – een vreemde die in de uitgeverswereld bleek te zitten – op een onwaarschijnlijke manier een reeks gebeurtenissen in gang die er uiteindelijk toe leidden dat ik in contact kwam met een agent en een grote uitgeverij. En zo gebeurde het dat in 1998 The Art of Happiness: A Handbook for Living* in een kleine oplage en met bescheiden verwachtingen uitkwam. (* In het Nederlands uitgebracht onder de titel De kunst van het geluk – vert.)

Het leven is onvoorspelbaar. Tot onze onmetelijke verrassing werd het boek overweldigend positief ontvangen. Het leek een gevoelige snaar te raken bij de lezers en resoneerde diep in de harten van heel veel mensen die naar iets beters in het leven verlangen. Spoedig dook het boek op in bestsellerlijsten over de hele wereld; op de bestsellerlijst van de New York Times bleef het zevenennegentig weken staan. Uiteindelijk verscheen het in vijftig talen en werd het een blijvende klassieker, waarvan het aantal lezers in de miljoenen liep.

Als gevolg van de populariteit van het boek ontvingen we veel prachtige en ontroerende brieven; sommige daarvan met het verzoek om een vervolg en suggesties voor onderwerpen die in het eerste boek niet waren opgenomen. Door me, bijvoorbeeld in de eerste plaats te richten op innerlijke ontwikkeling als de weg naar geluk, had ik gesprekken opgenomen over innerlijke hindernissen voor geluk maar de bredere, maatschappelijke problemen goeddeels achterwege gelaten, ook al had de Dalai Lama die kwesties in onze privégesprekken en tijdens zijn openbare lezingen regelmatig aan de orde gesteld.

Maar nu was het tijd om het feit onder ogen te zien dat de mens niet in een vacuüm leeft – wij leven in een samenleving en die samenleving heeft veel problemen die van invloed kunnen zijn op ons geluk. Dus met het verlangen om samen met de Dalai Lama dieper op die maatschappelijke en wereldproblemen in te gaan – en tegelijkertijd gehoor te geven aan het verzoek van lezers – benaderde ik hem met het idee om samen te werken aan een serie waarin we probeerden antwoord te geven op de fundamentele vraag: Hoe kunnen we geluk vinden in een zo verwarde wereld? Hij stemde erin toe.

Hoewel ik oorspronkelijk van plan was om deze omvangrijke vraag te behandelen in één enkel vervolg op De kunst van het geluk, beseften we al snel dat het onderwerp te breed was en veel te veel onderwerpen bevatte voor slechts één boek, dus verdeelden we de onderwerpen over een aantal delen. Het tweede boek in de serie, De kunst van het geluk op het werk, dat uitkwam in 2003, paste de principes van de kunst van het geluk toe in de omgeving waarin de meesten van ons het grootste deel van onze waakuren als volwassene doorbrengen – de werkplek. Net als het eerste boek werd De kunst van het geluk op het werk heel goed ontvangen en kwam het op de bestsellerlijst van TheNew York Times te staan – maar net als in het eerste boek benaderde ik de problematiek eveneens hoofdzakelijk op persoonlijk niveau.

In dit boek richten we ons eindelijk op de bredere maatschappelijke problemen die het menselijk geluk ondermijnen. De Dalai Lama begint met vast te stellen dat het ons aan gemeenschapszin ontbreekt; hij benoemt ook het uithollen van vertrouwen in veel samenlevingen van tegenwoordig en naarmate onze gesprekken verdergaan, bespreken we kwesties als vooroordelen, racisme, terrorisme, geweld en angst. De serie De kunst van het geluk blijft werk in uitvoering met voorlopig nog drie delen te gaan om de serie compleet te maken. Eén deel zal dieper ingaan op geweld, inclusief de oorzaken ervan en oplossingen ervoor, en de visie van de Dalai Lama voor de eenentwintigste eeuw als ‘de Eeuw van de Dialoog’. Een ander deel zal onder meer gaan over persoonlijke levensstijl, rijkdom, armoede, consumentisme, economische kwesties, opvoeding en scholing en de oproep van de Dalai Lama om een besef van ‘universele verantwoordelijkheid’ te ontwikkelen. Tot slot zal er een praktisch werkboek komen met een effectieve training in geluk op wetenschappelijke basis, waarin boeddhistische principes en oefeningen worden gecombineerd met westerse wetenschap en psychologie.

 

EEN GELUKSREVOLUTIE

 

De manier waarop de Dalai Lama geluk als een haalbaar doel ziet, iets wat we net als elke andere vaardigheid door oefenen doelbewust kunnen ontwikkelen, vormt de basis van de boeddhistische visie op geluk. In feite is het idee om de geest te trainen al millennialang de hoeksteen van de praktische beoefening van het boeddhisme. Het toeval wil dat kort nadat De kunst van het geluk uitkwam, ditzelfde idee vanuit een andere richting post begon te vatten in de samenleving – als een ‘nieuwe’ wetenschappelijke ontdekking – wat leidde tot een fundamentele verandering in de wijze waarop veel mensen geluk waarnemen. Steeds meer mensen leken het idee dat geluk louter een nevenproduct is van onze uiterlijke omstandigheden af te wijzen ten gunste van het standpunt dat geluk iets is wat we systematisch kunnen ontwikkelen. Deze verandering maakte deel uit van een wereldwijde geluksrevolutie, die werd gekenmerkt door een onverwachte, explosieve belangstelling voor het onderwerp ‘menselijk geluk’, zowel in wetenschappelijke kringen als bij het grote publiek.

Hoewel er altijd talloze factoren zijn die de snelle groei van een nieuwe beweging als de geluksrevolutie in gang zetten, bleek in dit geval het keerpunt te worden gevormd door de officiële instelling van een nieuw vakgebied in de psychologie dat zich richtte op positieve gevoelens, menselijke kracht en voorspoed. Dr. Martin Seligman, de invloedrijke psycholoog die alom wordt beschouwd als de grondlegger van dit nieuwe vakgebied, wijdde zijn termijn als voorzitter van de American Psychological Association aan het bevorderen van dit nieuwe onderzoeksterrein, dat hij ‘positieve psychologie’ noemde. Samen met dr. Mihaly Csikszentmihalyi legde Seligman de basis voor dit nieuwe vakgebied en al spoedig zou een kerngroep van de beste onderzoekers van diverse universiteiten in Amerika en Europa, die net als zij meer belangstelling voor menselijke kracht en deugden dan voor menselijke zwakheden en ziekteverschijnselen hadden, zich bij hen aansluiten.

Tijdens het schrijven van De kunst van het geluk waren er relatief weinig onderzoeken naar menselijk geluk en positieve gevoelens beschikbaar en afgezien van enkele non-conformisten waren niet veel onderzoekers erin geïnteresseerd om zich in deze goeddeels impopulaire onderwerpen te verdiepen. Maar met de komst van de positieve psychologie veranderde dat ingrijpend – voor het eerst in de menselijke geschiedenis was geluk een legitiem gebied van wetenschappelijk onderzoek geworden. Als gevolg daarvan hebben we in de afgelopen tien jaar een exponentiële groei van nieuw onderzoek naar geluk kunnen zien. En gedurende deze periode heb ik met groot genoegen gezien hoe het snelgroeiende wetenschappelijke bewijs consequent de visie van de Dalai Lama ondersteunde en bevestigde. Naarmate het bewijs blijft toenemen, zien we hoe de boeddhistische principes en westerse wetenschap in veel opzichten steeds meer samenkomen.

 

DE VOORDELEN VAN GELUK

 

Een van de belangrijkste factoren die de geluksrevolutie hebben aangezwengeld, was het verbijsterende onderzoek waaruit de vele voordelen van geluk blijken – voordelen die veel verder gaan dan alleen ‘een goed gevoel’. In feite kan het ontwikkelen van meer geluk worden gezien als het ene ‘loket’ dat leidt naar meer succes op alle belangrijke gebieden van het leven: geluk leidt tot een grotere kans van slagen om een partner te vinden, tot een beter huwelijk, sterkere relaties, betere fysieke en geestelijke gezondheid en een langer leven (tot tien jaar langer!). Het vergroot creativiteit, cognitieve vermogens en veerkracht. Gelukkige mensen hebben ook veel succes op hun werk en verdienen aanzienlijk meer. In feite doen organisaties met gelukkige werknemers het ook beter en blijken ze consequent winstgevender te zijn.

Ondanks de aanzienlijke persoonlijke voordelen van het ontwikkelen van meer geluk, is het belangrijk erop te wijzen dat het ontwikkelen van meer geluk niet alleen voordelig is voor jezelf, maar ook voor je gezin, de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt en de maatschappij in het algemeen. In feite is dit een van de belangrijkste principes die de basis vormen voor de serie De kunst van het geluk. Terwijl dit principe in het eerste deel van de serie naar voren werd gebracht, krijgt het binnen de context van dit boek en recent wetenschappelijk onderzoek naar positieve gevoelens een totaal nieuwe betekenis.

Eerder noemde ik al het debat over welke benadering van geluk ‘beter’ is, de weg van innerlijke ontwikkeling of de weg van maatschappelijke veranderingen – dat wil zeggen, dienen we te werken aan persoonlijk geluk of aan maatschappelijk geluk? Niemand nam die week in Australië de moeite om de Dalai Lama naar zijn mening over dit onderwerp te vragen, maar het is een vraag die hij in de loop van onze gesprekken beantwoordde – en zijn antwoord was er een dat tot dat moment geen van de partijen nog duidelijk had laten horen. Zijn antwoord op het debat? Er ís geen debat! De beste benadering? Beide! Dit was niet een of/of-situatie waar we voor het een of voor het ander dienen te kiezen. Hij vindt dat we tegelijkertijd kunnen en dienen te werken aan ons persoonlijke geluk en aan maatschappelijk geluk.

Met betrekking tot het ontwikkelen van meer persoonlijk geluk biedt de Dalai Lama diverse methoden aan. In Deel III van dit boek onthult hij bijvoorbeeld een praktische benadering om de problemen in de wereld van vandaag het hoofd te bieden door een gevoel van hoop, optimisme, vertrouwen en andere positieve gemoedstoestanden te ontwikkelen. Aangezien positieve emoties en gemoedstoestanden rechtstreeks invloed hebben op het verhogen van ons totale niveau van geluk, laat ons dit uiteindelijk zien hoe we geluk kunnen vinden in onze verwarde wereld.

Wanneer het aankomt op het vergroten van ‘maatschappelijk geluk’ is er natuurlijk een oneindig aantal activiteiten die iemand kan ondernemen om bij te dragen tot het bouwen van een betere wereld – de specifieke activiteiten die iemand kiest worden over het algemeen bepaald door zijn persoonlijke belangstelling, middelen, talenten, omstandigheden enzovoort. Specifieke activiteiten om maatschappelijke problemen zoals armoede of verontreiniging van het milieu te helpen verminderen, zullen in het volgende deel van deze serie worden besproken, samen met een discussie over onderwerpen als altruïsme en sociaal gedrag.

 

HET SNIJPUNT VAN PERSOONLIJK EN SOCIAAL GELUK

 

Maar in dit boek beginnen we met een andere aanpak voor te stellen, eerder een krachtige dan een radicale aanpak om tegelijkertijd te werken aan innerlijk geluk en het overwinnen van maatschappelijke problemen: in de laatste hoofdstukken van dit boek presenteren we ons belangrijkste argument dat positieve emoties in het algemeen – en de hoogstaande ‘positieve emoties’ van mededogen en empathie in het bijzonder – zich bevinden op het snijpunt van innerlijk en uiterlijk geluk, met het vermogen om tegelijkertijd persoonlijk geluk tot stand te brengen en een krachtige oplossing te bieden voor veel van de problemen waarmee de maatschappij van tegenwoordig te kampen heeft (ten minste als de eerste stap om die sociale problemen te overwinnen).

We leveren bijvoorbeeld direct wetenschappelijk bewijs dat aantoont hoe het ontwikkelen van mededogen een effectieve techniek kan zijn om persoonlijk geluk te vergroten. Bovendien laten we zien hoe empathie en mededogen specifieke veranderingen in de hersenfuncties veroorzaken, die de manier waarop we anderen waarnemen en met hen in contact treden veranderen – bijvoorbeeld leiden ze ertoe dat we anderen meer zien zoals we onszelf zien. Die veranderingen leiden ertoe dat onze omgang met anderen steeds meer gebaseerd is op overeenkomsten dan op verschillen, waardoor de barrières tussen ‘wij’ en ‘zij’ worden weggenomen. Dit leidt ook tot karakteristieke manieren van denken en doen die tegengif ‘op maat’ lijken voor enkele van de maatschappelijke problemen die we in latere hoofdstukken zullen onderzoeken – zelfs de instinctmatige ‘automatische en onbewuste’ vooringenomenheid die mensen ervaren ten opzichte van hen die we als anders waarnemen en waarvan tot voor kort werd gedacht dat die onmogelijk te voorkomen was. Tot slot zullen we verklaren hoe deze benadering om maatschappelijke problemen te overwinnen zelfs diverse unieke voordelen zou kunnen hebben boven conventionelere benaderingen, wat toegeschreven kan worden aan factoren als de besmettelijke aard van positieve gevoelens en geluk.

In het laatste hoofdstuk van dit boek leggen we uit dat er specifieke oefeningen of technieken zijn die iemand kan gebruiken om doelbewust een groter vermogen tot empathie en mededogen te ontwikkelen – je hoeft niet per se van nature empathisch of ‘hartelijk’ te zijn om een hoger niveau van empathie of mededogen te ervaren. Zodoende kan iedereen deze technieken toepassen om zijn normale niveau van dagelijks geluk te verhogen. Maar wil deze methode bruikbaar zijn om wijdverbreide maatschappelijke problemen te overwinnen, dan dient waarschijnlijk een aanzienlijk deel van de bevolking deze technieken te beoefenen. Dat zou bijvoorbeeld tot stand kunnen worden gebracht door deze technieken standaard op te nemen in het lesprogramma voor kinderen, samen met het actief bevorderen van een groter bewustzijn van de voordelen van deze technieken via de media enzovoort.

Voordat dit mogelijk is, zullen waarschijnlijk veel meer mensen eerst op één lijn dienen te komen met de visie van de Dalai Lama op mededogen: mededogen zien als een bron van persoonlijk geluk, iets waar jijzelf en niet alleen ‘de ander’ echt voordeel van kan hebben. Daarom is het nodig dat we mededogen zien als iets van grote praktische waarde, met echte, concrete voordelen, niet louter als een ‘warm en donzig’ abstract filosofisch begrip of een ‘soft’ onderwerp dat religieus, spiritueel of moreel van aard is. In feite zou het zelfs moeten worden gezien als een noodzaak, iets waar onze overleving van afhangt en niet als een luxe of iets wat we alleen beoefenen in de kerk op zondag of nadat we ons met onze miljoenen in een exotisch oord hebben teruggetrokken.

Het spreekt vanzelf dat het nemen van brede initiatieven op het gebied van onderwijs, waaronder een landelijke training in deze methode, een traag proces kan zijn. Ondertussen zijn de problemen van onze wereld gevarieerd en complex en er zijn geen geheime formules of magische kogels die plotseling al onze menselijke problemen, zowel persoonlijk als wereldwijd, van de ene op de andere dag zullen uitwissen. Maar in ieder geval kunnen we ergens beginnen. Zoals de Dalai Lama op de volgende pagina’s onthult, zijn er praktische stappen die we kunnen nemen om onze verwarde wereld het hoofd te bieden, strategieën die we kunnen toepassen om waarachtig geluk van dag tot dag in stand te houden terwijl we op zoek zijn naar oplossingen voor grootschaliger problemen. Uiteindelijk zullen we ontdekken dat de boodschap van de Dalai Lama er een is van hoop, gebaseerd op het absolute geloof in de fundamentele goedheid van de menselijke natuur en het innerlijke besef van vrede dat voortkomt uit de zekerheid dat er een duidelijk omschreven weg is naar geluk – vele wegen in feite.