1
IK VERSUS WIJ
Ik denk dat dit de eerste keer is dat ik de meesten van jullie ontmoet. Maar of het nu een oude vriend of een nieuwe vriend is, dat maakt hoe dan ook niet veel uit, want ik geloof dat wij altijd hetzelfde zijn: we zijn allemaal gewoon mens.
Z.H. DE DALAI LAMA IN EEN TOESPRAAK VOOR EEN MENIGTE VAN DUIZENDEN MENSEN
De tijd verstrijkt. De wereld verandert. Maar er is één constante waaraan ik in de loop van de jaren gewend ben geraakt terwijl ik met onderbrekingen de Dalai Lama vergezel op zijn lezingentournees: wanneer hij een publiek toespreekt, begint hij zijn toespraak altijd met: ‘Wij zijn allemaal hetzelfde…’
Als hij eenmaal op die manier een band heeft gevormd met elk lid van het publiek gaat hij over op het specifieke onderwerp van die avond. Maar in de loop van de jaren ben ik getuige geweest van een opmerkelijk verschijnsel: ongeacht of hij spreekt voor een kleine, formele bijeenkomst van leiders op Capitol Hill, of voor een menigte van honderdduizend in Central Park, tijdens een interreligieuze dialoog in Australië of een wetenschappelijke conferentie in Zwitserland, of twintigduizend monniken in India onderwijst, je kunt een vrijwel tastbaar effect waarnemen. Hij lijkt een gevoel te creëren onder zijn gehoor, niet alleen van verbinding met hem, maar van verbinding met elkaar, een fundamentele menselijke band.
Het was maandagochtend vroeg en ik zou in Dharamsala een korte ontmoeting hebben met de Dalai Lama, de eerste in een nieuwe serie gesprekken. Dharamsala, dat een bloeiende Tibetaanse gemeenschap huisvest, is een rustig dorpje in het Dauladargebergte in de uitlopers van de Himalaya in Noord-India. Ik was een paar dagen daarvoor gearriveerd, rond dezelfde tijd dat de Dalai Lama zelf was teruggekeerd van een reis van drie weken door de Verenigde Staten, waar hij lezingen had gegeven.
Ik had al vroeg ontbeten en daar de residentie van de Dalai Lama slechts vijf minuten lopen was over een bergpad vanaf het pension waar ik logeerde, installeerde ik mij in de conversatiezaal om koffie te drinken en mijn aantekeningen door te nemen ter voorbereiding op ons gesprek. Hoewel de ruimte leeg was, had iemand de televisie aan laten staan op het wereldnieuws. Geheel verdiept in mijn aantekeningen besteedde ik daar niet veel aandacht aan en een paar minuten lang was het lijden van de wereld alleen maar achtergrondruis.
Maar het duurde niet lang of ik keek toevallig op en mijn aandacht werd getrokken door een nieuwsitem. Een Palestijn had in een zelfmoordactie een bom laten ontploffen in een discotheek in Tel Aviv, waarbij hij het doelbewust had gemunt op Israëlische jongens en meisjes. Ruim twintig tieners werden gedood. Maar het doden alleen was blijkbaar niet genoeg voor de terrorist. Hij had uit wraak zijn bom gevuld met roestige spijkers en schroeven om degenen die hij niet kon vermoorden te verminken en invalide te maken.
Voordat de onmetelijke wreedheid van een dergelijke daad goed tot me door kon dringen, volgden snel andere nieuwsberichten – een naargeestige mengeling van natuurrampen en opzettelijk wrede daden… de kroonprins van Nepal slacht zijn hele familie af… overlevenden van de aardbeving in Gujarat worstelen nog steeds om de gevolgen het hoofd te bieden.
Pas terug van een tour waarop ik de Dalai Lama had vergezeld, merkte ik dat zijn woorden ‘wij zijn allemaal hetzelfde’ in mijn hoofd klonken terwijl ik naar deze afgrijselijke verhalen van plotseling lijden en ellende keek. Toen besefte ik dat ik naar deze berichten had geluisterd alsof de slachtoffers vage, anonieme, abstracte entiteiten waren, niet een groep individuen ‘hetzelfde als ik’. Het leek alsof naarmate het besef van afstand tussen mij en de slachtoffers groter was, ze me des te minder werkelijk toeschenen, ze des te minder levende, ademende mensen waren. Maar nu probeerde ik me even voor te stellen hoe het zou zijn om een van de slachtoffers van die aardbeving te zijn, dat ik het ene moment gewoon doe wat ik dagelijks doe en vijfenzeventig seconden later geen familie, huis of bezittingen meer heb en opeens straatarm en alleen ben.
‘We zijn allemaal hetzelfde.’ Het was een krachtig principe en ik was ervan overtuigd dat het de wereld kon veranderen.
‘Heiligheid,’ begon ik, ‘Ik zou vanochtend met u willen spreken over het idee dat we allemaal hetzelfde zijn. U weet wel, in de wereld van vandaag is er zo’n allesdoordringend gevoel van isolement en vervreemding onder de mensen, een gevoel van afgescheidenheid, zelfs achterdocht. Het lijkt me dat als we dit gevoel van verbondenheid met anderen op de een of andere manier zouden kunnen ontwikkelen – een werkelijk besef van verbondenheid op een diep niveau, een gemeenschappelijke band – dat dan de samenleving volledig zou kunnen transformeren. Het zou zo veel van de problemen waar de wereld van vandaag mee kampt, uitbannen. Dus vanochtend zou ik graag met u spreken over dit principe dat we allemaal hetzelfde zijn en…’
‘Zijn we allemaal hetzelfde?’ vroeg de Dalai Lama.
‘Ja, en…’
‘Waar heb je dat idee vandaan?’ vroeg hij.
‘Pardon?’
‘Wie heeft je op dat idee gebracht?’
‘U… ú,’ stamelde ik, een beetje in de war.
‘Howard,’ zei hij botweg, ‘we zijn níét allemaal hetzelfde. We zijn anders! Iedereen is anders.’
‘Ja, natuurlijk,’ herstelde ik mezelf snel, ‘we hebben allemaal die oppervlakkige verschillen maar wat ik bedoel te zeggen, is…’
‘Onze verschillen hoeven niet per se oppervlakkig te zijn,’ hield hij vol. ‘Ik ken bijvoorbeeld een oude lama uit Ladakh. Welnu, ik voel me heel erg verbonden met deze lama, maar tegelijkertijd weet ik dat hij uit Ladakh komt. Ongeacht hoe verwant ik me met deze man voel, het zal nooit een Tibetaan van hem maken. Het feit blijft dat hij uit Ladakh komt.’
Ik had in de loop van de jaren zo vaak gehoord hoe de Dalai Lama zijn toespraak begon met ‘Wij zijn allemaal hetzelfde’ dat deze wending in het gesprek mij van mijn stuk bracht.
‘Eh, steeds wanneer u waar ter wereld ook een groot publiek toespreekt en zelfs tijdens de recentste tour, begint u uw toespraak met de woorden: “We zijn allemaal hetzelfde.” Het lijkt echt een sterk thema in uw toespraken. U zegt bijvoorbeeld dat mensen geneigd zijn zich te focussen op hun verschillen, maar we zijn allemaal hetzelfde als het aankomt op ons verlangen om gelukkig te zijn en lijden uit de weg te gaan, en…’
‘O ja. Zeker,’ beaamde hij. ‘En we hebben ook hetzelfde menselijke potentieel. Ja, meestal begin ik mijn toespraak daarmee. Dat is omdat er veel verschillende mensen naar mij toe komen. Welnu, ik ben een boeddhistische monnik. Ik ben een Tibetaan. Misschien hebben anderen een andere achtergrond. Dus als we geen gemeenschappelijke basis hebben, als we geen kenmerken hebben die we gemeen hebben, dan heeft mijn toespraak geen zin, dan heeft het geen zin mijn standpunten kenbaar te maken. Maar het feit dat we allemaal mens zijn, op die basis deel ik mijn persoonlijke ervaring met hen.’
‘Dat is wat ik eigenlijk bedoel – het idee dat we allemaal mens zijn,’ zei ik, opgelucht dat we eindelijk weer op één lijn zaten. ‘Ik denk dat als mensen er echt van doordrongen waren dat alle mensen hetzelfde zijn en dat ze hetzelfde zijn als anderen, de samenleving daardoor totaal zou transformeren… ik bedoel op een waarachtige manier. Dus, ik hoop dat we dieper op deze kwestie kunnen ingaan.’
De Dalai Lama antwoordde: ‘Om dat echt te kunnen begrijpen, dienen we te onderzoeken hoe het komt dat we onszelf zien als onafhankelijk, geïsoleerd en afgescheiden en ook dat we anderen als verschillend of afgescheiden zien en kijken of we tot een dieper inzicht kunnen komen. Maar dat gaat niet als we gewoon zeggen dat we allemaal hetzelfde zijn en de verschillen ontkennen.’
‘Ja, dat is wat ik min of meer bedoel. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat als mensen elkaar als medemens zouden behandelen, als iedereen met anderen omgaat zoals u dat doet, op dat fundamenteel menselijke niveau, als broeders en zusters, zoals ik u over mensen heb horen spreken, de wereld een veel betere plek zou zijn. We zouden niet al die problemen hebben waarover ik het later met u wil hebben en u en ik zouden in plaats daarvan over voetballen of films kunnen praten!
Dus, ik weet het niet,’ ging ik verder, ‘maar het lijkt of uw aanpak om een besef van verbinding tussen mensen onderling te vormen erop neerkomt dat u hen herinnert aan de kenmerken die zij als mens gemeen hebben. Zoals u dat altijd doet wanneer u de gelegenheid hebt om een groot publiek toe te spreken.’
‘Ja.’ Hij knikte.
‘Ik weet het niet…’ herhaalde ik nogmaals. ‘Het is zo’n belangrijk onderwerp, zo’n eenvoudig idee en in de praktijk toch zo moeilijk, dat ik me gewoon afvraag of er nog andere manieren zijn om dat proces te bevorderen, bijvoorbeeld door het te versnellen of gezien de vele problemen in de wereld van vandaag mensen te motiveren alles vanuit dat perspectief te bekijken.’
‘Andere manieren…’ zei hij langzaam en hij nam even de tijd om de vraag zorgvuldig te overwegen, terwijl ik gretig wachtte op zijn inzichten en wijsheid. Opeens begon hij te lachen. Alsof hij een plotselinge openbaring had, riep hij uit, ‘Ja! Kijk, als we marsmannetjes ertoe zouden kunnen bewegen naar de aarde te komen en ons op de een of andere manier te bedreigen, dan denk ik dat de mensen op aarde zich heel snel zouden verenigen! Ze zouden de handen ineenslaan en zeggen: “Wij, de mensen op aarde!”’ Hij bleef lachen.
Niet in staat weerstand te bieden aan zijn vrolijke lach, begon ik ook te lachen. ‘Ja, ik denk dat het op die manier wel zou lukken,’ stemde ik in. ‘En ik zal kijken of ik de Interplanetaire Raad hierover kan spreken. Maar hebt u, terwijl we ondertussen allemaal de komst van het moederschip afwachten, nog andere suggesties?’
Zo begonnen we aan een serie gesprekken die met onderbrekingen een aantal jaren in beslag zouden nemen. Het gesprek begon die ochtend met mijn terloopse opmerking ‘We zijn allemaal hetzelfde’, alsof ik een slogan voor een frisdrank had bedacht die de wereld zou verenigen. De Dalai Lama reageerde met zijn karakteristieke weigering om belangrijke vragen terug te brengen tot simplistische formules. Deze vragen waren van levensbelang voor de mensheid: hoe kunnen we een diep gevoel van verbinding met anderen tot stand brengen, een waarachtige menselijke band die ook mensen insluit die misschien totaal anders zijn? Is het mogelijk zelfs je vijand te zien als iemand die in wezen hetzelfde is als jij? Is het mogelijk om alle mensen echt te zien als je broeders en zusters of is het een utopische droom?
Onze gesprekken breidden zich al snel uit naar andere fundamentele kwesties die te maken hebben met de relatie tussen het individu en de samenleving. Hierbij ging het om ernstige vragen: is het mogelijk om echt gelukkig te zijn wanneer maatschappelijke problemen steevast invloed uitoefenen op ons persoonlijke geluk? Kiezen we bij onze zoektocht naar geluk voor de weg van innerlijke ontwikkeling of de weg van maatschappelijke verandering?
Naarmate onze gesprekken vorderden, stelde de Dalai Lama deze vragen aan de orde, niet als abstracte ideeën of filosofische bespiegelingen, maar als een realiteit in ons dagelijkse leven, en liet snel zien hoe deze vragen rechtstreeks verband houden met zeer reële problemen en zorgen.
Tijdens deze eerste gesprekken in Dharamsala keken we naar de uitdaging om onze focus te verleggen van ‘ik’ naar ‘wij’. Nog geen jaar later keerde ik terug naar Dharamsala voor onze tweede serie gesprekken – ondertussen hadden we 11 september gehad, waarmee de wereldwijde oorlog tegen terreur in gang was gezet. Het was duidelijk dat het ontwikkelen van een ‘wij’-gevoel niet genoeg was. We waren er indringend aan herinnerd dat waar er een ‘wij’ is, er ook een ‘zij’ is en moesten nu de mogelijke problemen onder ogen zien die in het leven waren geroepen door een instelling van ‘wij tegen zij’: vooroordelen, achterdocht, onverschilligheid, racisme, conflict, geweld, wreedheid en een breed scala aan gemene en verschrikkelijke manieren waarop mensen elkaar kunnen behandelen.
Toen we elkaar een paar jaar later in Tucson, Arizona ontmoetten, begon de Dalai Lama de ideeën van onze vele gesprekken over deze onderwerpen met elkaar te verbinden tot een samenhangende aanpak om onze verwarde wereld het hoofd te bieden, waarbij hij uitlegde hoe je ondanks de vele problemen in de wereld van vandaag een gevoel van hoop en zelfs geluk kunt behouden.
Maar die maandagochtend begonnen we op het fundamenteelste niveau en onderzochten onze gebruikelijke ideeën over wie we zijn en hoe we ons verhouden tot de wereld om ons heen, te beginnen met hoe we ons verhouden tot de mensen in onze eigen gemeenschap en de rol die dat speelt in ons persoonlijke en maatschappelijke geluk.
‘GEEN GEMEENSCHAPSZIN, GEEN ANKER’
Onlangs zette een werkloze jongeman van twintig een boodschap op YouTube waarin hij simpelweg aanbod ‘er te zijn’ voor iedereen die het nodig had om met iemand te praten. ‘Ik heb je nooit ontmoet, maar ik geef wel om je,’ zei hij.
Tegen het einde van het weekend had hij meer dan vijfduizend oproepen en sms’jes ontvangen van vreemden die op zijn aanbod ingingen.
Terwijl ik ons gesprek voortzette, blikte ik terug: ‘Weet u, Heiligheid, in de loop van de jaren draaiden onze gesprekken steeds rondom het thema menselijk geluk. In het verleden hebben we geluk besproken vanuit het persoonlijke standpunt, vanuit het standpunt van innerlijke ontwikkeling. Maar nu spreken we over menselijk geluk op het niveau van de samenleving en onderzoeken enkele van de maatschappelijke factoren die van invloed kunnen zijn op menselijk geluk. Ik weet natuurlijk dat u de gelegenheid hebt gehad om vele malen de wereld rond te reizen en dat u veel verschillende landen, heel veel verschillende culturen hebt bezocht en heel veel verschillende mensen en deskundigen op allerlei terreinen hebt ontmoet.’
‘Ja.’
‘Dus vroeg ik me af – is u in de loop van uw reizen een specifiek aspect van de moderne samenleving opgevallen waarvan u het gevoel hebt dat het een grote hindernis vormt voor de volledige uitdrukking van menselijk geluk? Natuurlijk zijn er veel specifieke problemen in de wereld van vandaag zoals geweld, racisme, terrorisme, de kloof tussen rijk en arm, het milieu enzovoort. Maar ik vraag me toch af of er niet een algemeen maatschappelijk kenmerk is dat er voor u speciaal uitspringt?
Terwijl hij op een brede, zacht beklede stoel zat, boog de Dalai Lama voorover om de veters van zijn eenvoudige bruine schoenen los te maken; onderwijl liet hij zwijgend de vraag op zich inwerken. Vervolgens stopte hij zijn voeten onder zich weg, ging in kleermakerszit zitten en maakte zich op voor een diepgaand gesprek. ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘ik bedacht net één ding dat me is opgevallen, iets wat heel belangrijk is. Ik denk dat we dat het best kunnen omschrijven als gebrek aan gemeenschapszin. Tibetanen zijn altijd gechoqueerd als ze horen over situaties waarin mensen dicht op elkaar leven, misschien al maanden of zelfs jaren elkaars buren zijn, maar nauwelijks contact hebben met elkaar! Dus misschien groeten ze elkaar wel wanneer ze elkaar ontmoeten, maar verder kennen ze elkaar niet. Er is geen echt contact. Geen gemeenschapszin. Die situaties vinden wij altijd heel verbazingwekkend, omdat in de traditionele Tibetaanse samenleving de gemeenschapszin heel sterk is.’
De opmerking van de Dalai Lama kwam echt binnen – letterlijk en figuurlijk. Ik bedacht me niet zonder gêne dat ik niet wist hoe mijn buren heetten. En dat terwijl we al jarenlang naast elkaar woonden.
Natuurlijk zou ik dat nú niet toegeven. ‘Ja,’ zei ik, ‘dat soort situaties komt echt voor.’
De Dalai Lama zei vervolgens: ‘In de wereld van vandaag tref je soms gemeenschappen of samenlevingen aan waar een gevoel van samenwerking, van verbinding ontbreekt. Dan zie je hoe wijdverbreide eenzaamheid haar intrede doet. Mijn gevoel zegt me dat gemeenschapszin heel erg belangrijk is. Ik bedoel dat zelfs als je erg rijk bent en je geen menselijk gezelschap of vrienden hebt met wie je je liefde kunt delen, je haar soms uiteindelijk deelt met een huisdier, wat beter is dan niets. Maar zelfs in een arme gemeenschap hebben de armen elkaar. Dus is er echt het besef dat je een soort anker hebt, een emotioneel anker. Maar wanneer deze gemeenschapszin ontbreekt, dan is er wanneer je je eenzaam voelt en pijn hebt, niemand om haar echt mee te delen. Ik denk dat dit soort eenzaamheid waarschijnlijk een groot probleem is in de wereld van vandaag en zeker invloed kan hebben op iemands dagelijkse geluk.
Welnu, wanneer we over eenzaamheid spreken,’ voegde hij eraan toe, ‘denk ik dat we voorzichtig moeten zijn met wat we bedoelen. Hier bedoel ik met eenzaamheid niet alleen het gevoel dat je iemand mist of een vriend wilt om mee te praten of iets dergelijks. Want je kunt een hechte band met je familie hebben en je daardoor als individu niet zo eenzaam voelen, maar je kunt je vervreemd voelen van de bredere samenleving. Dus hier doelde ik meer op eenzaamheid als een breder soort isolement of gevoel van afscheiding tussen mensen of groeperingen.’
De verminderde gemeenschapszin is in de afgelopen tien jaar in toenemende mate een populair onderwerp van gesprek geworden, deels vanwege boeken zoals Bowling Alone van Robert D. Putnam, een politiek wetenschapper aan Harvard University. Putnam beweert dat onze gemeenschapszin en ons gevoel voor maatschappelijke betrokkenheid in de afgelopen dertig jaar drastisch zijn verslechterd – waarbij hij er vol ontzetting op wijst dat vriendschappen onder buren, etentjes, groepsgesprekken, clublidmaatschappen, kerkcommissies, deelname aan de politiek en in wezen alle inzet die ervoor zorgt dat een democratie werkt, merkbaar zijn afgenomen.
Volgens de sociologen Miller McPherson en Matthew E. Brashears van de universiteit van Arizona en Lynn Smith-Lovin van Duke Universitity is in de afgelopen twintig jaar het aantal mensen dat meldt dat ze níémand hebben om belangrijke zaken mee te bespreken bijna verdrievoudigd. Gebaseerd op uitgebreide gegevens die in het General Social Survey van de universiteit van Chicago zijn verzameld, bedraagt het verbijsterende aantal personen dat geen intieme vrienden of vertrouwenspersonen heeft 25 procent van de Amerikaanse bevolking. Dit aantal is zo verbazingwekkend dat de onderzoekers zelf zich afvroegen of dat echt wel een juiste schatting kon zijn. Dezelfde organisatie voerde in 1985 een soortgelijk landelijk onderzoek uit en liet de Amerikanen toen al schrikken door te onthullen dat de mensen in onze samenleving gemiddeld slechts drie intieme vrienden hadden. Tegen 2005 was dit getal met eenderde verminderd – de meeste mensen hadden slechts twee intieme vrienden of vertrouwenspersonen.
De onderzoekers ontdekten niet alleen dat mensen in de afgelopen twintig jaar minder sociale contacten hadden, maar ook dat het patroon van onze sociale contacten aan het veranderen was. Steeds meer mensen vielen terug op familieleden als hun belangrijkste bron van sociaal contact. De onderzoekers die opmerkten dat mensen steeds minder vertrouwden op vriendschappen in de grotere gemeenschap, kwamen tot de volgende conclusie: ‘De banden die ons met de gemeenschap en de buurt verbinden, zijn verdord.’
Terwijl het onderzoek niet de redenen aangaf voor deze vermindering van maatschappelijke verbondenheid en gemeenschapszin, hebben andere onderzoekers een aantal factoren benoemd die bijdragen tot deze zorgwekkende trend. Historisch gezien leidde beter modern vervoer tot een steeds mobielere samenleving, en maakten steeds meer gezinnen zich los van hun wortels en verhuisden naar andere steden op zoek naar een betere baan of betere leefomstandigheden. Naarmate de welvaart in de samenleving toenam, werd het ook steeds normaler dat bij grote delen van de bevolking de kinderen het huis uit gingen om universiteiten in andere steden of staten te bezoeken. Omdat reizen en communicatiemiddelen gemakkelijker zijn geworden, kunnen jonge mensen verder dan ooit van hun ouderlijk huis vandaan op zoek gaan naar betere carrièremogelijkheden.
Recenter onderzoek toont aan dat werk- en reistijden beide langer zijn geworden en dat leidt ertoe dat mensen minder tijd hebben om contact te onderhouden met de gemeenschap waarvan ze deel uitmaken. Deze veranderingen in werkuren en de geografische spreiding van gezinnen kunnen een stimulans zijn voor een breder, oppervlakkiger netwerk van banden in plaats van de intieme banden die nodig zijn om onze menselijke behoefte aan contact te vervullen.
In je eentje televisiekijken en achter de computer zitten, wat almaar toeneemt, draagt ook bij tot maatschappelijk isolement. De groei van het internet als communicatiemiddel speelt hierbij misschien ook wel een rol. Terwijl wij via internet contact kunnen onderhouden met vrienden, familie en buren, neemt daarmee ook de noodzaak af om elkaar daadwerkelijk op te zoeken om onze banden aan te halen. Onderzoekers wijzen erop dat terwijl contact via bijvoorbeeld internet of sms’jes een band schept tussen mensen, dit soort banden een zwakkere sociale verbinding creëert dan persoonlijk contact. Woorden zijn soms armzalige voertuigen om gevoelens uit te drukken en over te dragen; menselijk contact vindt voor een groot deel plaats via subtiele visuele aanwijzingen, die gemakkelijker opgepikt kunnen worden wanneer wij fysiek in elkaars aanwezigheid zijn.
Wat de oorzaak ook is, het is duidelijk dat verminderde gemeenschapszin en het toenemende maatschappelijke isolement verreikende gevolgen hebben op alle niveaus – persoonlijk, gemeenschappelijk, sociaal en globaal. Met zijn karakteristieke wijsheid en inzicht haast de Dalai Lama zich te wijzen op het belang van deze kwestie en het effect ervan op menselijk geluk, zowel op individueel niveau als op breder maatschappelijk vlak. Hier komen de standpunten van de Dalai Lama en de westerse wetenschap samen. In navolging van de Dalai Lama beweert Robin Dunbar, professor in de psychologie aan de universiteit van Liverpool, Engeland, terwijl hij de nieuwste wetenschappelijke bevindingen van veel disciplines samenvat: ‘Het gebrek aan sociaal contact, het gebrek aan gemeenschapszin is misschien wel het dringendste maatschappelijke probleem van het nieuwe millennium.’
HET ONTWIKKELEN VAN GEMEENSCHAPSZIN: DE EERSTE STAPPEN
‘Nou, de medicijnen beginnen eindelijk te werken!’ zei David, een goed verzorgde, vlot geklede jongeman die in mijn kantoor in Phoenix zat. ‘Mijn depressie is volledig opgeklaard en ik ben weer teruggekeerd tot mijn normale staat van onvrede.’ Hij stak er een beetje de draak mee – maar slechts een beetje. David, een slimme, succesvolle, alleenstaande bouwkundig ingenieur van tweeëndertig had zich een maand daarvoor met het bekende scala aan symptomen aangemeld voor behandeling: plotseling verlies van belangstelling voor zijn gewone bezigheden, vermoeidheid, slapeloosheid, gewichtsverlies, concentratiestoornis – kortom, een tamelijk gewone huis-tuin-en-keukendepressie. Algauw bleek dat hij onlangs naar Phoenix was verhuisd voor een nieuwe baan en dat de stress die voortkwam uit de verandering zijn depressie had veroorzaakt.
Dit gebeurde jaren geleden toen ik als psychiater werkte. Om te beginnen schreef ik hem de gebruikelijke antidepressiva voor en zijn acute symptomen van ernstige depressie losten binnen een paar weken op. Maar snel nadat hij zijn normale werkzaamheden weer had opgevat, kwam hij op de proppen met een al veel langer bestaand probleem, een jarenlang aanhoudend ‘zeurderig gevoel van zich niet gelukkig voelen’, een onverklaarbaar, allesdoordringend besef van ‘onvrede met het leven’, een algemeen gebrek aan enthousiasme of levenslust. In de hoop de bron hiervan te ontdekken en zichzelf te bevrijden van deze aanhoudende toestand gaf hij te kennen dat hij in therapie wilde. Ik wilde hem daarin graag van dienst zijn. Dus nadat ik bij hem de stemmingsstoornis dysthymie had vastgesteld, gingen we serieus aan het werk en onderzochten de gebruikelijke kwesties die horen bij het nest waaruit iemand komt – zijn jeugd, zijn overheersende moeder, zijn emotioneel afstandelijke vader – samen met de patronen die in zijn relaties hadden gespeeld en de huidige interpersoonlijke dynamiek. Allemaal tamelijk doorsnee.
Week in, week uit verscheen David trouw, totdat hij een paar maanden nadien de therapie beëindigde omdat hij vanwege zijn werk weer ging verhuizen. In die maanden was zijn zware depressie nooit teruggekeerd, maar we hadden weinig of geen vooruitgang geboekt ten aanzien van zijn chronische staat van onvrede.
Als ik nu aan deze patiënt terugdenk, die helemaal niet uniek was, herinner ik me één aspect van zijn persoonlijke geschiedenis dat me destijds vrij normaal had geleken. Zijn dagelijkse routine bestond uit vijf of zes dagen per week werken, minstens acht uur per dag, en dan naar huis. Dat was het wel zo’n beetje. ’s Avonds en tijdens de weekends keek hij meestal televisie, deed videospelletjes, las misschien wat. Soms ging hij naar een bar of met een vriend naar de film, meestal iemand van zijn werk. Zo nu en dan had hij een afspraakje, maar meestal bleef hij thuis. In deze routine was jarenlang nauwelijks iets veranderd.
Als ik terugkijk naar mijn behandeling van David, vraag ik me één ding af: Wat haalde ik me in mijn hoofd?! Maandenlang had ik hem behandeld voor zijn klachten van een gevoel van onvrede (‘ik weet het niet, er ontbréékt gewoon iets aan mijn leven….’), hadden we zijn kinderjaren onderzocht, gekeken naar patronen in vroegere relaties, maar één opmerkelijke kloof in zijn leven staarde ons recht in het gezicht, een kloof die we niet herkenden. Niet een kleine, verborgen of subtiele kloof, maar eerder een gigantische gapende grot – hij maakte geen deel uit van een gemeenschap, zijn leven beperkte zich tot heel weinig contacten.
In de jaren die ik als psychiater werkte, keek ik bij de behandeling van mijn patiënten zelden voorbij het niveau van het individu. Het kwam zelfs nooit bij me op om te kijken voorbij het niveau van familie en vrienden naar de relatie die een patiënt had met de grotere gemeenschap. Dit doet me denken aan de Engelse premier Margaret Thatcher toen zij zich op het hoogtepunt van haar macht en invloed bevond en verkondigde: ‘Wie is “de samenleving”? Die bestaat niet! Je hebt individuele mannen en vrouwen en je hebt families.’ Als ik er nu op terugkijk, lijkt het bijna alsof ik de Margaret Thatcher School voor Psychotherapie in praktijk bracht.
Vanuit waar ik nu sta, zou ik mijn voormalige patiënt David een grotere dienst hebben bewezen als ik hem het volgende recept had meegegeven: ‘Behandeling: Eén keer per week een gemeenschappelijke activiteit. Voer dosis naar vermogen op. Neem voldoende rust, drink veel water en kom over een maand terug.’
Bij het zoeken naar een effectieve behandeling van de beproevingen van onze maatschappij kan het, zoals de Dalai Lama zal onthullen, om te beginnen heel goed zijn een diepere band met anderen te smeden en een grotere gemeenschapszin te ontwikkelen.
Nadat we deze uitholling van gemeenschapsbanden als een belangrijk probleem hadden onderkend, richtten wij ons op de vraag wat eraan te doen.
‘Heiligheid, u hebt gezegd dat dit gebrek aan gemeenschapszin een groot probleem is in de moderne samenleving. Hebt u enig idee hoe we gemeenschapszin kunnen vergroten, hoe we die menselijke banden kunnen versterken?’
‘Ja,’ antwoordde de Dalai Lama. ‘Ik denk dat we moeten beginnen met het ontwikkelen van bewustzijn…’
‘Bewustzijn van wat precies?’ vroeg ik.
‘In de eerste plaats dien je je natuurlijk bewust te zijn van de ernst van het probleem zelf, hoe destructief het kan zijn. Vervolgens dien je je sterker bewust te zijn van de manieren waarop we met anderen verbonden zijn en stil te staan bij de kenmerken die we met anderen gemeen hebben. En tot slot dien je dat bewustzijn te vertalen in handelen. Ik denk dat dat het belangrijkst is. Dat wil zeggen dat je een doelbewuste poging doet om persoonlijk contact tussen de diverse leden van de gemeenschap te vergroten. Dus zó vergroot je je gevoel van verbinding, je banden met de gemeenschap!’
‘Als u wilt, zou u dan in het kort iets meer over elk van deze stappen of strategieën kunnen zeggen, gewoon om ze duidelijk af te bakenen?’
‘Ja, goed,’ zei hij inschikkelijk en hij begon zijn aanpak uiteen te zetten. ‘Wat het ontwikkelen van een groter bewustzijn betreft. Ongeacht wat voor probleem je het hoofd moet bieden, je moet proberen dingen te veranderen – het probleem zal niet vanzelf overgaan. Iemand dient heel vastberaden te zijn om het probleem te veranderen. Deze vastberadenheid komt voort uit je overtuiging dat het een ernstig probleem is en dat het ernstige gevolgen heeft. En de manier waarop je deze overtuiging kunt opwekken, is je te verdiepen in het probleem, het te onderzoeken en je gezond verstand te gebruiken. Dat is wat ik hier met “bewustzijn” bedoel. Ik denk dat we deze algemene aanpak in het verleden al hebben besproken. Maar hier gaat het er niet alleen om dat we ons sterker bewust worden van de destructieve gevolgen van dit gebrek aan gemeenschapszin en deze wijdverbreide eenzaamheid, maar we hebben het ook over de voordelen van een sterk gemeenschapsbesef.’
‘Voordelen als…?’
‘Zoals ik al zei – een emotioneel houvast, anderen bij wie je terecht kunt met je problemen enzovoort.’
‘O, ik dacht meer in termen van minder misdaad of misschien een betere gezondheid als gevolg van bredere contacten…’
‘Howard, dat weet ik niet. Hier dien je een deskundige te raadplegen, kijken wat voor bewijs er is, wetenschappelijk bewijs. Ik ben geen expert in die dingen. Maar zelfs zonder naar het wetenschappelijk onderzoek te kijken, denk ik dat iedereen zelf op onderzoek uit kan gaan, zijn ogen en oren open kan houden en over deze dingen kan nadenken.
‘Bijvoorbeeld, zelfs in één stad of binnen één gemeenschap kun je twee verschillende soorten buurten aantreffen. Stel dat in de ene buurt de mensen niet goed met elkaar overweg kunnen, buren niet echt contact met elkaar hebben en niemand zich veel aan de grotere gemeenschap gelegen laat liggen. Vergelijk dat dan met een andere buurt waar mensen met elkaar praten, waar een gevoel van vriendschap en gemeenschapszin heerst, dus wanneer er iets gebeurt, goed dan wel slecht, komen de mensen bij elkaar en delen het met elkaar. Vergelijk die twee en je zult beslist ontdekken dat de mensen die in de meer op de gemeenschap gerichte buurt wonen veel gelukkiger zijn en zich veel veiliger, meer geborgen voelen. Dat is gewoon gezond verstand.’
De Dalai Lama zweeg even en ging toen verder. ‘Weet je, Howard, ik denk dat in moeilijke tijden, zoals wanneer een gezin door een tragedie wordt getroffen, vooral wanneer een dierbaar iemand overlijdt, op zo’n moment wordt een gemeenschap heel belangrijk. In dergelijke tijden van verdriet kun je werkelijk de waarde van de gemeenschap zien… Dit doet me ergens aan denken. Ik heb bijvoorbeeld gehoord dat in enkele van de Tibetaanse nederzettingen in Zuid-India wanneer zich een sterfgeval bij een van de gezinnen voordoet, alle andere gezinnen van het kamp bij elkaar komen en het getroffen gezin steunen en troosten, zelfs brandhout mee naar het kerkhof nemen voor de crematie van het lichaam.’
‘Wat bedoelt u hier met een “kamp”?’ vroeg ik.
‘O, veel van deze nederzettingen waren oorspronkelijk georganiseerd in kampen van ongeveer honderdzestig mensen,’ antwoordde hij.
‘In deze kampen,’ vervolgde de Dalai Lama, ‘zorgen de buren ook voor elkaar, in het bijzonder voor de ouderen van wie de kinderen of kleinkinderen niet in de buurt wonen. Als ze ziek zijn of niet meer voor zichzelf kunnen zorgen en geen familie hebben om voor hen te zorgen, zal de gemeenschap erop toezien dat er goed voor hen gezorgd wordt. Dat is toch fantastisch?’
‘Dus, Heiligheid, nu we hebben vastgesteld dat contact met een gemeenschap duidelijk voordelen biedt, kunt u dan de volgende strategie uitleggen die u hebt genoemd, uw suggestie om ons sterker bewust te worden van de manieren waarop we met anderen verbonden zijn?’
De Dalai Lama liet de vraag even op zich inwerken. ‘Ja. Welnu, één ding. Wanneer we spreken van gemeenschapszin hebben we het in wezen over een gevoel van verbondenheid met anderen, een gevoel van affiniteit met een grotere groep die verder reikt dan jezelf, het gevoel dat je erbij hoort. Dus, Howard, als we proberen gemeenschapszin te ontwikkelen, gemeenschappelijke banden te versterken, dienen we een manier te vinden om contact te maken met anderen, een gevoel van verbondenheid vast te stellen. Waar het hierbij om gaat, is dat je je ervan bewust dient te worden hoe je je tot anderen verhoudt en dat je de diverse manieren dient te onderzoeken waarop je contact met hen kunt maken of je tot hen kunt verhouden. Kijk goed. Analyseer. Stel jezelf de vraag: welke kenmerken heb ik met anderen gemeen? Wat zijn de gemeenschappelijke banden?’
‘Dus hier,’ lichtte ik toe, ‘hebt u het er bijvoorbeeld over dat leden van de Tibetaanse gemeenschap met elkaar omgaan op basis van een gezamenlijke cultuur en spiritualiteit en hoe dat sterke gemeenschapsbanden schept.’
‘Dat klopt. Maar vergeet niet dat een gezamenlijk culturele of spirituele achtergrond of traditie niet de enige basis is voor deze sterke gemeenschapsbanden, deze gemeenschapszin. Dit is één niveau. Maar je kunt ook op andere niveaus met elkaar verbonden zijn, zoals wanneer je tot dezelfde familie behoort of in dezelfde buurt of regio woont, of je kunt anderen vinden met wie je persoonlijke interesses of hobby’s gemeen hebt. Alle kunnen worden beschouwd als een ander soort ‘gemeenschap’. Het is een kwestie van het onderliggende gevoel dat je bij een grotere groep hoort. Daar gaat het om.’
Dit brengt ons dan bij de laatste stap,’ zei ik, ‘of misschien is het in feite de eerste stap: in actie komen – een poging doen om persoonlijk contact te leggen met anderen uit je gemeenschap, hoe je die “gemeenschap” ook omschrijft of waarneemt.’
‘Dat klopt.’
‘Weet u, Heiligheid, het ging net door me heen dat er zo veel verschillende oorzaken kunnen zijn voor het verslechteren van onze gemeenschapszin en veel ervan hebben ongetwijfeld te maken met de fundamentele kenmerken van de moderne samenleving. Een van de factoren in de westerse samenleving die hierop van invloed zijn, is mobiliteit. Mensen verhuizen vaak van de ene stad of staat naar de andere om het op de een of andere manier beter te krijgen, voor een betere baan, om meer geld te verdienen, om te proberen hun leefomstandigheden te verbeteren. Dit idee van jezelf uit je vertrouwde omgeving losrukken op zoek naar betere kansen wordt in onze maatschappij in feite aangemoedigd.’
‘Ja,’ stemde de Dalai Lama in, ‘deze mobiliteit kan een rol spelen. Er zou bijvoorbeeld sprake zijn van echte affiniteit met anderen en een grotere gemeenschapszin als je leeft te midden van mensen met wie je bent opgegroeid, naar school bent gegaan enzovoort. In de moderne samenleving, waar mensen zo vaak verhuizen, ziet het er dikwijls anders uit.’
‘Dus is dat een van de oorzaken van het probleem,’ besloot ik. ‘Maar hoe kunnen we gemeenschapszin ontwikkelen wanneer mensen altijd worden aangemoedigd om hun boeltje op te pakken en te verhuizen op basis van… “O, die baan daar is beter” enzovoort?’
‘Howard, ik geloof niet dat verhuizen automatisch betekent dat je je gemeenschapszin kwijtraakt,’ antwoordde hij vol vertrouwen, ‘want zelfs als je nieuw bent in een gemeenschap kun je je best doen om de mensen in die omgeving te leren kennen. Zelfs als je naar een nieuwe omgeving verhuist, kun je daar nog steeds een gemeenschap creëren. Deze gemeenschapszin is gebaseerd op individuen en gezinnen die zich inspannen om elkaar te ontmoeten en te leren kennen. Je kunt altijd moeite doen om de mensen in de omgeving waar je woont te leren kennen. Sluit je aan bij plaatselijke organisaties, neem deel aan gemeenschappelijke activiteiten enzovoort.’
‘Dus het is vaak gewoon een kwestie van bereidheid. En wat kunnen we doen om die bereidheid te vergroten? Opnieuw, via bewustzijn, door het ware belang van gemeenschapszin te onderkennen, te onderkennen hoe dat rechtstreeks van invloed is op je eigen geluk en dat van je familie?’
‘Het is een feit dat waarheen je ook gaat, je niet kunt weglopen van je familie, nietwaar? Daar heb je het. Tenzij je ervoor kiest jezelf af te zonderen. Kiest voor onverschilligheid. Ervoor kiest je niet te binden. Je hebt het echt zelf in de hand.’
Inmiddels drentelden de bedienden van de Dalai Lama pal voor de hordeur op de veranda heen en weer en gebaarden dat onze tijd erop zat. ‘Ik denk dat dit het was voor vandaag,’ zei hij vrolijk. ‘Morgen zien we elkaar weer.’ Daarmee schoot hij zijn schoenen aan en verliet snel het vertrek.
Dus we beginnen ons onderzoek naar de menselijke samenleving en geluk met een aantal fundamentele vooronderstellingen. Om te beginnen lijdt het geen twijfel dat maatschappelijke factoren van invloed kunnen zijn op persoonlijk geluk. Ten tweede, als we zoeken naar specifieke factoren die menselijk geluk kunnen beïnvloeden, lijdt het geen twijfel dat een gevoel van verbondenheid met anderen en een bredere gemeenschapszin een sleutelrol spelen in menselijk geluk. Ten derde, als we kijken naar de trends van de moderne samenleving, lijdt het geen twijfel, zoals de Dalai Lama aangeeft, dat er sprake is van een verslechterde gemeenschapszin, toenemend maatschappelijk isolement en gebrek aan een diep gevoel van verbondenheid onder mensen.
Terwijl ik nooit eerder echt had stilgestaan bij deze trend, werd ik mij, toen de Dalai Lama eenmaal had gewezen op het toenemende gebrek aan gemeenschapszin in de moderne samenleving, intens bewust van de grote omvang en ernst van dit probleem. Hoe meer ik over deze belangrijke kwestie nadacht, des te meer ik het idee kreeg dat het hele verloop van de moderne beschaving tot dit probleem had geleid, het creëerde, het aanwakkerde, het voortdreef – en ons naar steeds grotere problemen en mogelijk zelfs een ramp voerde. Ten grondslag aan deze uitholling van gemeenschapsbanden lagen complexe maatschappelijke krachten, krachten van zo’n enormiteit en omvang, zoals de moderne technologie en zelfs de fundamentele waarden van onze samenleving. In een samenleving waarin alles steeds sneller gaat, lijken deze maatschappelijke krachten een stroming te creëren die ons ongewild meesleurt. Hoe kunnen we de stroom van deze machtige rivier, die ons naar een steeds grotere ellende en mogelijk zelfs vernietiging voert, vertragen?
Gelukkig biedt de Dalai Lama ons een duidelijk omschreven aanpak voor het herstellen van gemeenschapsbanden en zoals altijd is zijn aanpak heel erg praktisch. Met zijn natuurlijke, spontane wijsheid legde hij uit hoe je in drie fundamentele stappen gemeenschapszin kunt creëren…
Eerste stap: je bewust worden van de voordelen
Als een mysterieuze vreemdeling je zou influisteren: ‘Ik weet een geheim waarmee je de kans om binnen een jaar te overlijden met de helft terugbrengt – zonder dat je het roken, Big Macs of bier drinken hoeft op te geven, zonder je één keer op te drukken, of één minuut van lichaamsbeweging!’ wat zou die informatie je dan waard zijn? Welnu, voor de mensen die lijden aan het alomtegenwoordige maatschappelijke isolement en de vervreemding van de moderne samenleving, bestaat een dergelijke methode werkelijk. ‘Verbondenheid doet er werkelijk toe,’ verklaarde Robert Putnam tijdens een conferentie op het Witte Huis. ‘Prachtige onderzoeken naar de samenstelling van je bloed, je leeftijd en je geslacht, of je jogt en of je rookt enzovoort, tonen aan dat de kans om binnen een jaar te sterven met de helft afneemt als je je aansluit bij een groep. En driekwart minder wordt door je bij twee groepen aan te sluiten,’ aldus Putnam.
Wanneer de Dalai Lama zijn aanpak om een sterkere gemeenschapszin te ontwikkelen uiteenzet, adviseert hij ons allereerst de voordelen te onderzoeken die het heeft om je bij een grotere groep aan te sluiten. Uit veel onderzoeken blijkt dat het geen twijfel lijdt dat het onderhouden van intieme relaties en maatschappelijke banden talrijke voordelen biedt voor onze fysieke, geestelijke en emotionele gezondheid: een lager sterftecijfer, sneller herstel van ziekte, betere geestelijke gezondheid en een beter functionerend immuunsysteem zijn er slechts enkele van. Het wetenschappelijke bewijs komt uit veel bronnen, variërend van grootschalige onderzoeken waarbij duizenden mensen betrokken zijn tot kleinschalige laboratoriumexperimenten – zoals het enigszins verontrustende onderzoek dat werd uitgevoerd aan Carnegie Mellon, waarbij monsters van het verkoudheidsvirus rechtstreeks in de neusgaten van enkele dappere proefpersonen werden gespoten en waaruit bleek dat de personen met een rijk sociaal netwerk vier keer minder kans hadden om ziek te worden!
Afgezien van de voordelen voor de persoonlijke gezondheid van intieme relaties stapelt het bewijs zich op dat een gevoel van deel uitmaken van een grotere gemeenschap, die zich uitstrekt voorbij je kring van intieme vrienden of familie, even overtuigende voordelen heeft, die zich op veel verschillende manieren kunnen manifesteren. Robert Putnam zegt hierover: ‘In gemeenschappen met hechtere sociale netwerken is er sprake van minder misdaad, een lager sterftecijfer, minder corruptie, een effectiever bestuur en minder belastingontduiking.’
Het ultieme doel van mijn gesprekken met de Dalai Lama was om tot een aanpak te komen waarmee je binnen de grotere context van het leven in een moderne samenleving geluk kunt vinden. Dus, wanneer je de voordelen vaststelt van gemeenschapszin, is het belangrijk te kijken naar de rol (zo daar al sprake van is) die dit speelt bij menselijk geluk. In zijn prachtige boek Waarom zijn we niet gelukkig? beschrijft de vooraanstaande econoom Lord Richard Layard zes hoofdfactoren die voor een groot deel de verschillen in gemiddeld niveau van geluk tussen het ene en het andere land kunnen verklaren. Een ervan is het percentage van de bevolking dat deel uitmaakt van een sociale organisatie.
Tweede stap: ons bewust worden van de manieren waarop we verbonden zijn
Volgens de Dalai Lama is de manier om een sterkere gemeenschapszin te ontwikkelen je sterk bewust te worden van de manieren waarop we met anderen verbonden zijn. Een dergelijk bewustzijn kun je ontwikkelen door doelbewust stil te staan bij de kenmerken die we met anderen gemeen hebben, onze gemeenschappelijke belangen, achtergrond en ervaringen. De Dalai Lama wijst er bijvoorbeeld op hoe hecht de Tibetanen verbonden zijn door een gemeenschappelijk cultureel en spiritueel erfgoed, ongeacht of ze in ballingschap in India of ergens anders ter wereld leven. Deze gemeenschappelijke banden gaan diep: een spiritueel erfgoed dat teruggaat tot de zevende eeuw, toen het boeddhisme zich over Tibet verspreidde, en het culturele erfgoed, dat zelfs nog verder teruggaat. Het lijkt redelijk te veronderstellen dat hoe dieper de wortels van het gezamenlijke erfgoed zijn, des te sterker je gevoel van identiteit of gemeenschapszin zal zijn. Maar de Dalai Lama herinnert ons er ook aan dat er veel andere kwaliteiten zijn waardoor we een band smeden. Als we het zorgvuldig onderzoeken, kunnen we altijd een kenmerk of ervaring vinden die we met anderen delen, een of andere gemeenschappelijke band.
Terwijl ik nadacht over deze aanpak om een diepere gemeenschapszin te ontwikkelen, vroeg ik me af welke kenmerken de bewoners van mijn eigen woonplaats Phoenix gemeen zouden hebben – afgezien van het feit dat ze in dezelfde stad wonen, wat op zich waarschijnlijk niet leidde tot het cultiveren van een diepe band. Wat zou het gemeenschappelijke erfgoed of de gezamenlijke band zijn die de diverse inwoners van deze stad met elkaar verbond?
Net als de mythologische feniks waarnaar de stad is genoemd, die uit zijn eigen as verrijst, is deze stad opgerezen uit de onvruchtbare Sonorawoestijn op de ruïnes van een oude, onbekende gemeenschap. De stad, die tegenwoordig meer dan twee miljoen inwoners heeft, bestond 150 jaar geleden nog niet eens. De stad is haast van de ene op de andere dag ontstaan, en de meeste inwoners zijn hier pas in de laatste decennia neergestreken. In schril contrast met de sterke gemeenschapsbanden die zijn gebaseerd op de diepe wortels van het rijke Tibetaanse erfgoed, lijkt het dat vanwege de oppervlakkige historische wortels in dit geval alleen zwakke banden kunnen worden gevormd. Wat anders zou de mensen van Phoenix een gemeenschappelijke basis kunnen verschaffen die niet bij het eerste teken van gemeenschappelijke onrust zou worden weggevaagd?
Omdat ik een antwoord op deze vraag wilde, deed ik zelf een klein onderzoekje en ondervroeg mensen die er al lang woonden. Wat was het gemeenschappelijke culturele erfgoed dat ik ontdekte? Vijfendertig jaar lang had vrijwel elk schoolkind in Phoenix precies op hetzelfde moment vijf dagen per week precies dezelfde ervaring gedeeld – door te kijken naar een tekenfilm op de televisie die The Wallace and Ladmo Show heette, waarin een dikke man met een gestippeld overhemd en een strohoed (die later werd ingeruild voor een bolhoed en een vlinderdas) en een lange, magere man die een hoge hoed en een reusachtige stropdas droeg de hoofdrol speelden. Zoals Steven Spielberg, de filmmaker die in Phoenix opgroeide, zei: ‘Als mijn moeder mij en mijn drie zussen voor de televisie zag zitten kijken naar The Wallace and Ladmo Show wist ze dat we afgezien van plaspauzes niet bij de televisie weg te branden waren.’ Een hele generatie inwoners van Phoenix kon ongeacht ras, geslacht, religie of sociaaleconomische achtergrond hetzelfde zeggen – een generatie die op precies hetzelfde moment uren per week dezelfde woorden te horen kreeg en dezelfde visuele beelden kreeg ingeprent.
Oké, misschien is dit niet de sterkste basis voor het opwekken van gemeenschapszin, maar het toont in ieder geval aan dat als je diep genoeg graaft, je altijd een of andere gezamenlijke ervaring ontdekt, een basis voor kameraadschap. In de verdere loop van mijn gesprekken met de Dalai Lama zou hij een manier onthullen om op een veel fundamenteler niveau een gemeenschappelijke band te vormen die een veel breder segment van de mensheid zou omvatten dan een stad kinderen die op precies hetzelfde moment allemaal de wijsheid van Popeye, ‘Ik ben wat ik ben en dat is alles wat ik ben!’, opzogen.
Derde stap: doe iets; vergroot het persoonlijke contact
De laatste stap: doe iets. Het is duidelijk dat de eerste twee stappen van de methode van de Dalai Lama om gemeenschapszin te ontwikkelen en die met groter bewustzijn te maken hebben, niets betekenen als dat bewustzijn niet in handelen wordt omgezet. Toen ik jaren later het transcript van dat gesprek overlas, belandde ik bij zijn commentaar over het feit dat je je buren niet kent. Hoewel ik me er destijds pijnlijk van bewust was dat zijn woorden op mij van toepassing waren, was ik ze prompt weer vergeten. Daar stond het dan, jaren later, en ik besefte dat ik nog steeds niet de moeite had genomen om achter de namen van mijn buren te komen. Natuurlijk had ik ze in de loop van de jaren niet genegeerd, maar telkens wanneer ik een buurman zag, was het contact beperkt gebleven tot een hoofdknik, misschien een glimlach, soms de vriendelijke vraag ‘Hoe gaat het?’ en zelden een kort praatje over het weer. Maar nooit had ik een poging gedaan om op een zinvolle manier contact te maken.
Naarmate ik de woorden van de Dalai Lama in het transcript las: ‘Het is gewoon een kwestie van bereidheid’ en mij ons gesprek herinnerde, stond ik opeens op vanachter mijn computer. Beter laat dan nooit, dacht ik en ik ging naar buiten, vastbesloten om ten minste één van mijn buren te ontmoeten. Toevallig zag ik er een die problemen had met zijn auto. Ik liep naar hem toe om mijn hulp aan te bieden. We stelden ons aan elkaar voor en er volgde een heel boeiend gesprek. Ik ging weer naar binnen, installeerde me opnieuw achter mijn computer en pakte mijn werk weer op.
Mijn vakgenoten zouden het misschien geringschattend een ‘anekdote’ noemen en mijn waarnemingen afdoen als vooringenomen en totaal waardeloos om als bewijs voor wat ook te dienen. Ach, dat doet er niet toe. Maar ik zweer dat gewoon door die ene kleine stap te zetten, die eenvoudige handeling om contact te maken met mijn buurman, mijn stemming, energieniveau en zelfs geestelijke helderheid plotseling ingrijpend verbeterden; ik kon weer met frisse moed en enthousiasme aan het werk alsof ik een weekend weg was geweest in plaats van een kort gesprekje met een buurman had gehad.
Toen ik de achteruitgang van onze gemeenschapszin, de groeiende vervreemding in onze samenleving en de vernietigende maatschappelijke krachten die er de oorzaak van waren in ogenschouw had genomen, hadden het aanvankelijk vrijwel onoplosbare problemen geleken. Maar nu leek het mogelijk ze op te lossen. Toen ik deze complexe en ogenschijnlijk overweldigende maatschappelijke problemen aan de Dalai Lama voorlegde, leek hij ze te ontwarren zoals Alexander de Grote de gordiaanse knoop had doorgehakt. Zijn antwoorden waren zo fundamenteel dat ze ontwapenend waren. Stel dat je naar een nieuwe plaats verhuist. Sluit je gewoon aan bij een groep. Stel dat je je niet gemotiveerd voelt? Verdiep je meer in de voordelen. Stel dat je je geïsoleerd, vervreemd, niet verbonden voelt met een gemeenschap? Inventariseer je eigen interesses en sluit je aan bij anderen met soortgelijke interesses.
Terwijl hij ons de manier liet zien om een hernieuwd gevoel van gemeenschapszin, een gevoel van erbij horen te ontwikkelen, wees hij met absolute helderheid op de waarheid: het is aan ons. Hij legt de verantwoordelijkheid klip en klaar bij onszelf in plaats van bij de overweldigende maatschappelijke krachten. We hoeven de klok niet terug te zetten; we hoeven niet terug te keren naar een agrarische samenleving. We hoeven de loop van de moderne samenleving niet te veranderen om een grotere gemeenschapszin te ontwikkelen. We hoeven alleen maar als individu in actie te komen en contact te maken met anderen met soortgelijke interesses.
Maar terwijl de principes die de Dalai Lama tot uitdrukking bracht simpel zijn, zijn ze niet simplistisch en evenmin zijn ze per se gemakkelijk te realiseren. Ik zou ontdekken dat de ideeën die hij voorlegde veel diepzinniger en genuanceerder waren en dat zijn aanpak niet zo rechtlijnig was als op het eerste gezicht leek. Dit was slechts de eerste stap in het onderzoeken van de relatie tussen het individu, de samenleving en het streven naar menselijk geluk.