12

 

INNERLIJK GELUK, UITERLIJK GELUK EN VERTROUWEN

 

 

 

 

 

 

 

De volgende ochtend zetten we ons gesprek voort over een onderwerp waarvan ik nog steeds het gevoel had dat we het dienden te bespreken.

‘Heiligheid, gisteren benoemde u het kijken naar problemen vanuit een breder perspectief als een methode om innerlijke kracht te ontwikkelen die ons kan helpen moeilijke situaties het hoofd te bieden, optimisme, hoop enzovoort te bewaren. Toen u de diverse manieren aangaf waarop we dingen vanuit dit bredere perspectief kunnen bekijken, stelde u onder meer voor niet uit het oog te verliezen dat we deel uitmaken van een grotere gemeenschap, dat we verbonden zijn met anderen, dat we niet geïsoleerd, alleen enzovoort zijn.’

‘Ja.’

‘Welnu,’ vervolgde ik, ‘dat deed me denken aan onze eerste gesprekken die we in Dharamsala over deze onderwerpen hadden. Ik herinnerde me dat u tijdens een van die gesprekken zei dat u het gevoel had dat het in veel samenlevingen schort aan gemeenschapszin, dat er sprake is van een groeiend besef van isolement en eenzaamheid, en dat dit een van de belangrijkste factoren was die geluk op maatschappelijk niveau ondermijnden. Dus kwam het in me op dat de strategie die u gisteren noemde – het idee dat stilstaan bij onze verbondenheid met een gemeenschap, ons een gevoel van troost, innerlijke kracht en vertrouwen zal bieden – niet goed werkt wanneer iemand zich geïsoleerd en afgesneden voelt van de gemeenschap. Dus dit brengt ons terug naar het onderwerp van dit gebrek aan gemeenschapszin.

Tijdens onze laatste serie ontmoetingen in Dharamsala gingen we over op een gesprek over geweld en conflict in de maatschappij enzovoort, maar ik heb het gevoel dat we ons gesprek over gemeenschapszin nooit echt hebben afgerond. U gaf diverse stappen aan die we kunnen zetten om gemeenschapszin te versterken, zoals stilstaan bij de voordelen van deze gemeenschappelijke banden, het onderzoeken van de achtergrond of kenmerken die je mogelijk met anderen gemeen hebt en vervolgens actie te ondernemen door eropuit te gaan en je aan te sluiten bij een groep of op de een of andere manier een relatie met anderen aan te gaan. Maar het lijkt of we nooit ons gesprek hebben afgerond over hoe je op een dieper, fundamenteler niveau banden met anderen kunt vormen.’

Hij dacht even na voordat hij antwoord gaf. ‘Ik denk dat ons onderliggende gevoel van gemeenschapszin sterk in verband kan worden gebracht met de kwestie van vertrouwen.’

‘Op wat voor manier?’ vroeg ik.

‘Natuurlijk kan dit gebrek aan gemeenschapszin veel verschillende oorzaken hebben en er zijn altijd veel verschillende factoren die tot het probleem kunnen bijdragen. Maar ik denk dat dit gebrek aan gemeenschapszin, deze eenzaamheid en vervreemding, alle voor een deel te wijten zijn aan een onderliggend wantrouwen tussen mensen. Natuurlijk scheppen gebrek aan een gevoel van verbondenheid met anderen, gebrek aan persoonlijk contact tussen leden van een gemeenschap of samenleving, en de afwezigheid van gemeenschapszin de omstandigheden die kunnen leiden tot een gevoel van wantrouwen. Dus het kan naar twee kanten toe uitwerken.’

Er was alweer een hele tijd verstreken tussen onze laatste serie gesprekken in India en het vervolg van ons onderzoek naar menselijk geluk in Tucson. In de tussenliggende periode had ik me verder verdiept in geluk op een breder maatschappelijk niveau. Bij het onderzoeken van de bewering van de Dalai Lama dat een gebrek aan gemeenschapszin het niveau van geluk in een samenleving ondermijnt, was ik gegevens tegengekomen die de kwestie van vertrouwen in verband brengen met zowel ons gevoel van gemeenschapszin als met geluk. Voorzien van volop wetenschappelijk bewijs dat zijn gezichtspunten onderschreef, was ik van plan om zelf het onderwerp vertrouwen aan te snijden.

Erop gebrand deze informatie met de Dalai Lama te delen, vervolgde ik: ‘Heiligheid, sinds onze laatste ontmoetingen in Dharamsala heb ik wat onderzoek gedaan naar deze onderwerpen. Ik vind het echt interessant dat u zowel vertrouwen als gemeenschapszin benoemt als belangrijke factoren voor het bevorderen van menselijk geluk op maatschappelijk niveau. In één fantastisch onderzoek dat ik tegenkwam, werd gekeken naar verschillende landen en werden de gemiddelde niveaus van geluk van hun inwoners vastgesteld. De onderzoekers benoemden vervolgens zes belangrijke factoren die de meeste variaties in niveaus van geluk tussen landen verklaarden. Het aantal mensen dat verbonden is met maatschappelijke organisaties en aldus verbonden is met anderen is een van de zes factoren. Een andere factor die samenhing met het gemiddelde niveau van geluk in een samenleving was het aantal mensen dat zegt dat anderen te vertrouwen zijn.* (* Volgens het World Values Survey dat het niveau van geluk in vijftig landen onderzoekt, zijn de zes factoren waarnaar verwezen wordt: aantal echtscheidingen, werkloosheidscijfer, niveau van vertrouwen, lidmaatschap van een maatschappelijke organisatie (niet-religieus), kwaliteit van regering en percentage van bevolking dat in God gelooft. Deze zes factoren worden verantwoordelijk geacht voor ongeveer 80 procent van de variatie in het niveau van geluk in deze landen.)

Er was ook een onderzoek, uitgevoerd door de universiteit van Cambridge in Engeland, dat de resultaten van een uitgebreid onderzoek onder tienduizenden mensen in veel gebieden overal in Europa onderzocht en daaruit bleek dat gebieden met het hoogste niveau van geluk ook het hoogste niveau van vertrouwen in hun regering, wetgeving en elkaar hadden. Dus het bewijs lijkt eensluidend. Ongeacht naar welk onderzoek je kijkt, Scandinavië behoort altijd tot de gelukkigste gebieden ter wereld. Als je kijkt naar de kenmerken van de mensen in dat gebied, ontdek je een sterke gemeenschapszin en een onderliggend gevoel van vertrouwen in anderen. Bij één onderzoek vroegen de onderzoekers aan kinderen tussen elf en vijftien jaar: ‘Heb je over het algemeen het gevoel dat je klasgenootjes aardig en behulpzaam zijn?’ Een hoog percentage zei ja, en ik denk dat dit een aardig goede indicatie is van: “Vertrouw je hen?” Dus wetenschappelijk bewijs lijkt duidelijk uw waarnemingen te ondersteunen. Een gevoel van vertrouwen kan echt verschil maken in je gebruikelijke niveau van geluk.’

De Dalai Lama leek geboeid door deze bevindingen en boog zich vol aandacht in zijn stoel voorover.

‘Het is zo dat vertrouwen kan bijdragen tot geluk op individueel niveau,’ stemde hij in. ‘Een gevoel van wantrouwen kan leiden tot een argwanende, angstige houding en grotere geestelijke onrust, terwijl meer vertrouwen kan bijdragen tot een rustigere, gelukkigere gemoedstoestand. Maar vertrouwen kan ook op andere niveaus belangrijk zijn. Op een breder niveau kan vertrouwen niet alleen bijdragen tot een sterkere gemeenschapszin en de eenzaamheid en vervreemding waarover we spraken overwinnen, maar het kan ook behulpzaam zijn bij het omgaan met de vele problemen in de samenleving die we besproken hebben. Tijdens een van deze gesprekken hebben we bijvoorbeeld gesproken over het belang om via dialoog in plaats van via geweld oplossingen te vinden voor onze conflicten. De geest van dialoog, dat is een belangrijk gegeven. En hierin speelt vertrouwen een belangrijke rol – want wil een dialoog succesvol zijn, dan is het belangrijk om te proberen vertrouwen te vormen tussen de partijen. Dus,’ herhaalde hij, ‘kun je zien hoe vertrouwen in heel veel opzichten belangrijk is.’

In de eerste hoofdstukken van dit boek noemde de Dalai Lama de Tibetaanse gemeenschap als voorbeeld van een bevolking met een sterke gemeenschapszin, waar het in de hedendaagse westerse samenleving zo vaak aan schort. Als ik terugdenk aan mijn allereerste bezoek aan Dharamsala, India, de thuisbasis van de Dalai Lama en een bloeiende Tibetaanse gemeenschap in ballingschap, bestaat er bij mij geen enkele twijfel dat zijn voorbeeld terecht was. Overal waren de bewijzen voor een actief gemeenschappelijk leven zichtbaar, in zowel de kloostergemeenschap als de lekengemeenschap. Er was vrijwel totale steun voor plaatselijke instituten, waaronder het Tibetaanse kinderdorp, verenigingen om de traditionele Tibetaanse cultuur en kunst te behouden en een grote hoeveelheid organisaties die waren gewijd aan het bestuderen en beoefenen van het boeddhisme. De gemeenschapszin werd niet alleen in deze vele instituten bewaard maar was terug te vinden in elk gezicht, te horen in het lachen van kinderen die op straat speelden, te zien in de glimlach van buren die een praatje maakten in de deuropening, in de toewijding van de ouderen die aan de gebedswielen draaiden en het geluid van chantende monniken in de verte. De geest van eenheid was vrijwel tastbaar, alsof hij werd meegedragen op de subtiele geur van Tibetaanse wierook die door de lucht zweefde, een frisse, houtachtige geur van brandende jeneverbes en kruiden uit de Himalaya.

Ik herinnerde me ook de eerste keer dat ik deelnam aan een bijeenkomst met grote aantallen Tibetanen. Dat was tijdens een serie lezingen die de Dalai Lama gaf in Bodhgaya, in het noordoosten van India, de heilige boeddhistische plek waar prins Siddhartha Gautama 2500 jaar geleden onder een boom mediteerde, verlichting bereikte en de Boeddha werd. Tegenwoordig is dit de plaats van de bodhiboom, die een rechtstreekse nakomeling zou zijn van de boom waaronder de Boeddha zat. Er is ook een centraal tempelcomplex met veel kleine chorten (stoepa’s) en heiligdommen rondom de Mahabodhitempel met zijn rijk gebeeldhouwde stenen balustraden en fijn uitgesneden piramidevormige toren, die majestueus tot hoog in de lucht reikt.

Tibetanen waren met duizenden vanuit heel India en Nepal gekomen, een paar zelfs uit Tibet zelf, en er heerste een feestelijke atmosfeer, die werd geaccentueerd door de vele kleurige, rustig wapperende gebedsvlaggen in de bomen. Het was een krachtige onderdompeling in de Tibetaanse gemeenschapszin. Gezinnen hadden dekens op de grond uitgespreid om tijdens de lezingen op te zitten en voor het eerst viel me een klein detail op over de gemeenschap, een dat niet van monumentaal belang was maar dat me op de een of andere manier trof als een van de ontroerendste en meest vertederende tekenen van gemeenschapsbanden en samenhang: de verzameling peuters genoot duidelijk van de gemeenschapszin, sommige leerden net lopen, waggelden onvast en werden liefdevol opgevangen in de schoot van glimlachende vreemden. De oudere kinderen gingen soms alleen spelen, maar ze leken niet de drang te hebben om hun ouders te ontvluchten, iets wat je zou kunnen zien bij Amerikaanse kinderen onder soortgelijke omstandigheden. De ouders hielden hun kinderen vanuit een ooghoek in de gaten, maar zonder bezorgdheid, daar de kinderen over het algemeen vrij rond mochten dolen, veilig in de geborgenheid van de groep (ook al was die nog zo groot), met niets van de angst die zo kenmerkend is voor veel ouders in Amerika wanneer hun jonge kinderen opgaan in een grote groep van vreemden.

Om de een of andere reden riep de aanblik van de kinderen in de menigte een sterk gevoel van heimwee in me op naar die dag zo veel jaar geleden en ik herinner me dat ik me afvroeg waarom deze die reactie in me opriep, omdat de ervaring van deze kinderen die in een ander land en een andere cultuur opgroeiden niet meer had kunnen verschillen van die van mijzelf. Maar al snel kwam het in me op dat het dit allesdoordringende gevoel van veiligheid en geborgenheid, van vertrouwen was.

Er was natuurlijk een moment waarop datzelfde gevoel van vertrouwen en veiligheid ook in de Amerikaanse samenleving wijdverbreid was. Als kind laadden mijn ouders mijn broers, mijn zus en mij in een oude bestelwagen en reden naar Venice, Californië, waar ze ’s zomers een appartement aan zee huurden. In die dagen bestonden grote delen van Venice uit vervallen wijken, en afgezien van de oceaan waren de goedkope appartementen de belangrijkste attractie. Venice, dat door de plaatselijke media ‘Appalachia aan Zee’ werd genoemd, was een unieke mengeling van aardige, oudere Joodse mannen en vrouwen, hoofdzakelijk Oost-Europese immigranten die hun laatste dagen op aarde pratend met elkaar op de bankjes langs het strand doorbrachten en eind jaren vijftig, begin jaren zestig de beatniks, midden en eind jaren zestig gevolgd door de hippies. De dagelijkse routine was voor mijn broers en mij min of meer hetzelfde: na het ontbijt renden we naar buiten en brachten de dag door op het strand, op de pier of op het plankenpad aan het strand en kwamen pas voor het avondeten weer naar huis. Toen ik zeven of acht was, mocht ik de dag zonder toezicht doorbrengen, of alleen onder toezicht van mijn anderhalf jaar oudere broer, en genoot van wat een oneindig aantal activiteiten leek – vissen aan de pier van Santa Monica, ons te goed doen aan corn dogs* (* hot dogs in jasje van maïsmeel – vert.) de souvenirwinkeltjes afstruinen en begerig kijken naar de schatten die wij ons niet konden veroorloven. Zo nu en dan brachten we zelfs een dag door in Pacific Ocean Park, een amusementspark op een brede pier die ver uitstak in de oceaan.

Als ouders tegenwoordig hun kind van acht regelmatig zonder toezicht op straat zouden laten zwerven, zouden ze in veel gemeenschappen worden aangemeld bij de kinderbescherming, maar in die tijd was het de normaalste zaak van de wereld. In de alom aanwezige angst in veel hedendaagse westerse samenlevingen heeft een kind op zijn zevende ongetwijfeld al de training Stranger Danger ondergaan, alsof het op een strijd wordt voorbereid. Ik heb zelfs al gehoord dat Stranger Danger inmiddels uit de mode is geraakt en op scholen nog maar onlangs is vervangen door de onheilspellend klinkende Lock-Down Drills, die blijkbaar bedoeld zijn om kinderen voor te bereiden op schietpartijen op school. Leerlingen zoeken een plek om zich te verstoppen en krijgen de instructie om niets te zeggen, zich niet te bewegen of wat voor geluid ook te maken. Bescherming, veiligheid, geborgenheid en voorzorgsmaatregelen zijn de belangrijkste zorg en begrippen van nu. Kinderen zijn niet meer vrij om op hun fiets te springen en in de buurt rond te dwalen. Voordat ze nu op de fiets springen, worden ze ingepakt in helm, knie-, pols- en elleboogbeschermers. Vervolgens worden de fietsen in de achterklep van de auto geladen en naar fietsgebieden onder toezicht gereden. Officiële ‘speelafspraken’ worden van tevoren geregeld tussen ouders onderling, die als secretaris fungeren voor hun managers in de dop.

Terwijl kinderen in de Amerikaanse samenleving voortdurend worden geconditioneerd om niemand buiten hun onmiddellijke kring of groep te vertrouwen, roept het zeer reële vragen op over de mogelijkheid om deze verontrustende trend te keren. Maar ik vroeg me af wat de Dalai Lama over dit onderwerp te zeggen had.

‘Helaas,’ zei ik tegen de Dalai Lama, terwijl wij ons gesprek voortzetten, ‘lijkt het erop dat het niveau van vertrouwen tussen mensen in veel samenlevingen in de wereld van vandaag almaar verder is gedaald. In Engeland en Amerika hebben ze mensen in het kader van een onderzoek de vraag gesteld: “Heb je het gevoel dat mensen over het algemeen te vertrouwen zijn of heb je het gevoel dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn wanneer je met anderen te maken hebt, dat je altijd op je hoede moet zijn?” Het aantal mensen dat anderen vertrouwt is sinds de jaren vijftig met 50 procent afgenomen en dat is gigantisch.

Weet u, Heiligheid, hier zitten we opnieuw in Tucson, jaren na onze eerste gesprekken hier. Nu ik hier ben moet ik denken aan de tijd dat ik hier vier jaar woonde toen ik aan de universiteit medicijnen studeerde. Ik herinnerde me hoe ik in een klein huis woonde tegenover de straat van de faculteit en al die vier jaar lang deed ik de voordeur van mijn huis nooit op slot – dag en nacht. In mijn geval lijkt het erop dat ik de mensen minder vertrouw dan vroeger – tenminste in die zin dat ik het tegenwoordig niet in mijn hoofd zou halen de deur open te laten, zoals ik dat toen deed.’

‘Howard, ik weet niet of dit alleen maar een kwestie is van mensen vertrouwen,’ zei hij op licht gekscherende toon. ‘Ik hoop dat het niet alleen kwam omdat er toen niets te stelen viel!’

‘Nu ik eraan denk,’ bekende ik, ‘vermoed ik dat dit inderdaad het geval was. In feite, dat was zo,’ voegde ik eraan toe toen ik mij de spartaanse omstandigheden waarin ik in die tijd verkeerde, herinnerde.

‘Dus,’ vervolgde de Dalai Lama, ‘dien je praktisch te zijn. Als je omstandigheden zodanig zijn dat je tegenwoordig de deur op slot moet doen, is dat gewoon voorzichtigheid. Het is niet realistisch om niet voorzichtig te zijn gewoon omdat je de fundamentele goede aard van de mens onderkent of omdat je je over het algemeen met anderen verbonden voelt of omdat je de leden van je gemeenschap vertrouwt. Je kunt aardig en vriendelijk zijn en tegelijkertijd realistisch.

Over sloten gesproken, dit doet me denken aan het Spitidal in Noord-India. In de afgelegen dorpen daar bestond in het verleden niet de gewoonte om deuren van sloten te voorzien. Helemaal geen sloten. Reizigers die voorbijkwamen konden simpelweg nemen wat ze nodig hadden. Het werd gewoon voor lief genomen.’

Even riepen zijn woorden een krachtig beeld op: een gemeenschap zonder sloten, een wereld van volledig vertrouwen, het visioen van een wereld waarin de fundamentele goedheid van de mens tot uitdrukking kon komen. Maar dat beeld werd snel vervangen door een visioen van de wereld van vandaag met al zijn moeilijkheden.

‘Is dat nog steeds het geval in die streek?’ vroeg ik.

‘O, dat verandert natuurlijk,’ antwoordde hij, ‘hoewel het moeilijk te zeggen valt in welke mate.’

‘Verandering in de zin van het totale niveau van vertrouwen, sloten op de deuren, dat soort zaken?’

‘Ja…’

‘Dus waaraan wijt u dat soort veranderingen? Waarom is er steeds minder vertrouwen?’

‘Ik denk dat er vroeger heel erg weinig bezoekers kwamen,’ antwoordde hij.

‘Ik denk dat ze hoofdzakelijk binnen hun eigen gemeenschap bleven. En tegenwoordig is het natuurlijk anders. Er is meer toerisme en dan heb je nieuwe mensen die in de wegenbouw werkzaam zijn…’

‘Heiligheid, evengoed denk ik dat u een belangrijk punt aanroert dat een gemeenschappelijk kenmerk lijkt te zijn in de hedendaagse maatschappij. Het is het idee dat steeds meer vreemden deel uitmaken van gemeenschappen. Dit houdt verband met wat tijdens onze eerdere gesprekken in Dharamsala aan de orde kwam, dit idee van grotere mobiliteit in de moderne, geïndustrialiseerde samenleving, mensen die van de ene plaats naar de andere verhuizen. En dit idee van een constante instroom van nieuwe mensen in een gemeenschap kan zowel tot wantrouwen als tot stress leiden.

Ik kwam onlangs bijvoorbeeld een interessant onderzoek tegen dat te maken had met dit idee. Het ging om een gloednieuwe gemeenschap in Engeland, waar ze een nieuw appartementencomplex hadden gebouwd. Het complex was een aantal verdiepingen hoog. Toen het klaar was en mensen erin trokken, viel het iemand op dat de mensen op de begane grond in toenemende mate psychische aandoeningen ontwikkelden.

Hoe dan ook, de mensen die de gebouwen hadden ontworpen, besloten om een experiment te doen. Ze bouwden een paar muren. Die muren sneden de paden af die voor de ramen van de mensen op de begane grond langsliepen, zodat heel weinig vreemden langs hun raam kwamen. Ze richtten het zo in dat wanneer iemand uit zijn raam keek, de kans groter was dat hij een buurman zag, iemand die hij kende. En alleen door dat te doen, door de paden opnieuw in te richten, nam het aantal psychische aandoeningen met 24 procent af.

Maar het probleem is natuurlijk dat je niet met een stel bakstenen en specie muren in de samenleving kunt optrekken. Dus vraag ik me af of u suggesties hebt voor hoe je die kracht, de destructieve kracht van wantrouwen, kunt tegengaan.’

Hij dacht even na en zei toen: ‘Hier, in dit geval, kunnen er veel factoren zijn die je misschien in overweging dient te nemen. Natuurlijk, wanneer je met een psychische aandoening te maken hebt, zal die afhankelijk zijn van de verschillende persoonlijkheden en de psychische toestand van de betrokkenen. En over het algemeen denk ik dat in het Westen de neiging bestaat om de oplossing van al onze problemen, en geluk en tevredenheid buiten onszelf te zoeken. Dus misschien leidt dat ertoe dat de mensen gemakkelijker te beïnvloeden zijn door externe veranderingen. Ik weet het niet.

Maar waar het bij ons onderzoek vooral om gaat, is de vaardigheden te benoemen die mensen kunnen gebruiken om hun innerlijke instrumenten te vormen zodat we niet in de buitenwereld muren hoeven op te trekken,’ merkte de Dalai Lama op.

‘Precies!’ zei ik. Ik was blij dat hij het idee van innerlijke vaardigheden had genoemd. ‘Dus hoe vermijd je dan een uitholling van vertrouwen?’

‘Dat kan ingewikkeld zijn omdat er veel factoren bij betrokken zijn. We dienen dus in te zien dat er diverse methoden van aanpak zijn die op verschillende niveaus nodig zijn. Maar één ding bijvoorbeeld, persoonlijk contact en de ander leren kennen, kan bijdragen tot meer vertrouwen. Ik denk dat enkele van de methoden van aanpak die we in het verleden hebben besproken met betrekking tot het scheppen van de geest van dialoog ook van toepassing kunnen zijn op het vormen van vertrouwen.’

‘Maar in die gevallen waarin veel nieuwe mensen naar uw gemeenschap trekken, zoals in het Spitidal, waar mensen nu hun deuren van sloten beginnen te voorzien en je niet de gelegenheid hebt om met iedereen persoonlijk contact te hebben…’

‘Howard, dat je meer voorzorgsmaatregelen in die gemeenschappen ziet, wil nog niet zeggen dat er sprake is van een drastische verandering in het niveau van vertrouwen of dat er sprake is van wijdverbreide achterdocht. Er kan bijvoorbeeld een gemeenschap zijn van honderd mensen en mensen vertrouwen negenennegentig van die mensen, maar als mensen die ene laatste persoon niet vertrouwen, gaan ze natuurlijk voorzorgsmaatregelen treffen. Dat wil niet zeggen dat je iedereen moet wantrouwen.

Dus ik blijf erbij dat het neerkomt op een realistische kijk. Je kunt voorzorgsmaatregelen treffen om jezelf te beschermen omdat je inziet dat er een klein percentage mensen kan zijn met slechte bedoelingen, maar als je er tegelijkertijd vanuit een breder perspectief naar kijkt, als je kijkt naar de werkelijkheid, zul je zien dat de meeste mensen fatsoenlijke mensen zijn. Als je een realistische zienswijze behoudt en de mate van het probleem niet overdrijft, zal dat niet je fundamentele kijk op de menselijke aard veranderen. Dus is het niet nodig om alle nieuwkomers in de gemeenschap te wantrouwen.’

Dus dingen veranderen. Ouders uit de voorsteden laten hun kinderen ’s zomers niet meer vrij ronddolen. Een psychiater die in Phoenix woont en een Tibetaanse dorpsbewoner uit het Spitidal in de Himalaya doen hun deuren ’s nachts voortaan op slot. Wat moeten we anders? Is het nodig dat we de gevaren van de wereld negeren om terug te keren tot een onschuldigere tijd, om ons vertrouwen in elkaar te herstellen en onze gemeenschapszin terug te winnen?

Toen ik de Dalai Lama hier de fundamentele vraag stelde – hoe kunnen we meer vertrouwen ontwikkelen? – stelden zijn antwoorden me aanvankelijk teleur. Het waren dezelfde oude antwoorden en strategieën die hij al eerder had aangereikt. En opnieuw aangereikt: we hebben diverse methoden van aanpak nodig – eromheen draaiend! Persoonlijk contact – saai! Realistische zienswijze – God sta ons bij! Had hij niets nieuws te melden? Tijdens een van onze gesprekken vertelde hij dat sommigen van zijn Tibetaanse vrienden zijn voortdurend gebruik van de term ‘realistische aanpak’ irritant vonden. Goed, ik had nog niet het stadium bereikt dat ik het irritant vond, maar die mogelijkheid daagde wel aan de horizon.

Pas een hele tijd na deze gesprekken nam ik de moeite eens goed te kijken naar de standpunten van de Dalai Lama en zijn aanpak om hoop, optimisme, veerkracht en vertrouwen te ontwikkelen, waarvan hij dacht dat ze allemaal konden worden ontwikkeld door gebruik te maken van dezelfde aanpak: zijn ‘realistische zienswijze’. Natuurlijk was ik me ten tijde van onze gesprekken enigszins bewust van de samenhang tussen zijn zienswijze en wetenschappelijk onderzoek, maar pas nadat ik een tijdlang zijn woorden op me in had laten werken, het nieuwste wetenschappelijk onderzoek naar geluk en positieve emoties had onderzocht en die twee met elkaar in verband had gebracht, stond ik meer open voor zijn aanpak en besefte ik de enorme diepgang ervan. Het drong al snel tot me door dat wat ik was gaan zien als een afgezaagd cliché – zijn ‘realistische zienswijze’ – bedrieglijk eenvoudig was en dat er zich in feite enorme lagen van wijsheid en inzicht onder bevonden. Het was meer een codewoord en hoewel het werd uitgedrukt in gewone wereldse bewoordingen leek er een aantal zeer diepzinnige boeddhistische principes en praktijken achter schuil te gaan. De simpele bewoordingen die hij gebruikte, zoals ‘bewustzijn’ of ‘realistische zienswijze’, stonden voor diverse effectieve strategieën om geluk te vergroten en ons te helpen de problemen in de wereld het hoofd te bieden – strategieën die gebaseerd waren op fundamentele boeddhistische principes, die werden onderbouwd door de moderne wetenschap. Wij hebben bijvoorbeeld gezien dat zijn ‘realistische aanpak’ dezelfde technieken insluit die psychologen ‘positieve herwaardering’, ‘herkaderen’, ‘het zoeken naar voordelen’, ‘het zoeken naar een positieve betekenis’, ‘cognitieve technieken’, ‘cognitieve gedragstechnieken’ enzovoort noemen en die alle door overvloedig wetenschappelijk bewijs dat hun effectiviteit aantoont, worden onderbouwd.

Toegegeven, op een bepaald punt was ik teleurgesteld dat de Dalai Lama zijn realistische zienswijze leek aan te bieden als de belangrijkste techniek om welke positieve emotie ook die onderwerp van ons gesprek was, te ontwikkelen. In het begin zat het me niet erg dwars maar tegen de tijd dat we uitkwamen bij vertrouwen en hij nog steeds dezelfde methode hanteerde, was ik toe aan een andere techniek. Maar als ik kijk naar het wetenschappelijke bewijs begint de aanpak van de Dalai Lama heel zinnig te lijken en op zijn plek te vallen. De Dalai Lama begon bijvoorbeeld die week met een bespreking van zijn realistische aanpak (‘breder perspectief’ enzovoort), daarna kwamen hoop en optimisme aan de orde, gevolgd door veerkracht en vertrouwen. Dat was geen toeval – ons doel was om te onderzoeken hoe we onze verwarde wereld het hoofd kunnen bieden en evengoed gelukkig kunnen blijven. Hoewel volgens onderzoek alle positieve emoties kunnen fungeren als tegengif voor de gevolgen van negatieve emoties en stress en alle kunnen bijdragen tot groter persoonlijk geluk, is er een specifieke groep positieve emoties die een bijzonder effectief hulpmiddel zijn om tegenslag, externe hindernissen, problemen enzovoort het hoofd te bieden. En welke emoties zouden tot deze groep behoren? Deze groep omvat hoop, optimisme, veerkracht en, ja – vertrouwen! Sommige onderzoekers voegen geloof en zelfvertrouwen aan deze groep toe. Het is duidelijk dat niet alle onderzoekers positieve emoties op dezelfde manier classificeren – in feite kan dat heel erg verschillen. Maar hier hebben we in ieder geval een rationale. Deze emoties zijn in één groep samengebracht door positieve psychologen als dr. Martin Seligman omdat ze een algemene gerichtheid op de ‘toekomst’ gemeen hebben, op de een of andere manier een positieve verwachting insluiten. Het object van hoop is bijvoorbeeld over het algemeen een of ander specifiek doel in de toekomst, terwijl optimisme meer te maken heeft met een algemene verwachting van positieve uitkomsten. Bij vertrouwen is het object van de positieve verwachting over het algemeen een persoon.

Wanneer we vanuit een ‘breder perspectief’ kijken, lijkt het misschien niet zo verwonderlijk dat de Dalai Lama kiest voor dezelfde strategie om hoop, optimisme, veerkracht en vertrouwen te ontwikkelen, aangezien ze tot dezelfde familie worden gerekend. We hebben eerder gezien dat onderzoek erop wijst dat de diverse positieve gemoedstoestanden en technieken die we hebben besproken elkaar lijken te versterken, dus als je kiest voor één krachtige, beproefde strategie, zou dat genoeg moeten zijn om een aantal uiteenlopende positieve emoties, die ons alle kunnen helpen onze verwarde wereld effectiever het hoofd te bieden, te versterken.

Nu we inzien dat de Dalai Lama zijn ‘realistische zienswijze’ niet voorstelde als techniek om te helpen vertrouwen te vormen, gewoon omdat hij geen nieuwe ideeën meer had en dezelfde oude techniek steeds weer uit de kast moest halen, kunnen we nog een laatste keer kijken naar zijn standpunten over het ontwikkelen van vertrouwen.

De Dalai Lama biedt ons een aanpak waarbij we een algemeen gevoel van vertrouwen in mensen kunnen behouden en die openheid schept – een openheid die in zich de mogelijkheid van verbinding, van een potentiële band draagt. Wanneer we ons openstellen voor een ander en die verbinding maken, die band vestigen, wordt dat de basis voor onze gemeenschapszin. Natuurlijk is de belangrijkste vraag hier: hoe kunnen we dat gevoel van vertrouwen behouden? De aanpak van de Dalai Lama is gebaseerd op een onbevreesde toewijding aan het ontdekken van de werkelijkheid en de bereidheid die werkelijkheid te accepteren, ernaar te leven. In dit geval begint zijn aanpak met het ontwikkelen van een diep inzicht in de menselijke aard en de erkenning dat de meerderheid van de mensen goed en fatsoenlijk is – allemaal mensen die gewoon gelukkig willen zijn, gewoon bemind willen worden, die niet willen lijden. Net zoals jij.

Tegelijkertijd is er het inzicht in de realiteit dat er mensen zijn met kwaadwillende bedoelingen, zij die anderen schade willen berokkenen. Op de kruising van deze twee uiteenlopende zienswijzen bevinden zich gezond verstand en rede. Vanuit die visie kun je altijd mensen vertrouwen – je kunt erop vertrouwen dat ze mens zijn. Sommigen zullen hoofdzakelijk goed zijn, anderen hoofdzakelijk slecht en allemaal hebben ze een mengeling van goed en slecht in zich. Dat wil zeggen dat de meeste mensen die je ontmoet goed zijn en je vertrouwen niet zullen misbruiken, terwijl een kleine minderheid slecht is en je vertrouwen zal misbruiken. Maar met de aanpak van de Dalai Lama kun je voorzorgsmaatregelen nemen opdat anderen je geen schade berokkenen, je kunt alles doen wat nodig is om jezelf te beschermen tegen die kleine minderheid, maar tegelijkertijd kun je een algemeen gevoel van vertrouwen ten opzichte van anderen behouden, zonder toe te staan dat een kleine minderheid je waarneming, visie of houding verstoort.

 

HET SAMENVALLEN VAN PERSOONLIJK EN MAATSCHAPPELIJK GELUK

 

‘Weet u,’ zei ik, ‘terwijl u sprak over de voordelen van vertrouwen, kwam er een cruciaal punt in me op. Deze week hebben we gesproken over factoren die ons kunnen helpen innerlijk onze verwarde wereld het hoofd te bieden en geluk te vinden. In het verleden hebben we tijdens onze gesprekken gesproken over de diverse externe problemen in onze samenleving en in de wereld en hebben we manieren onderzocht om die problemen te overwinnen. Maar het lijkt me dat u in wezen op een aanpak bent gestuit waarbij je min of meer twee vliegen in één klap slaat en tegelijkertijd innerlijk geluk én maatschappelijk geluk tot stand brengt. U zei zo-even dat vertrouwen kan bijdragen tot iemands persoonlijke geluk, maar tegelijkertijd kan vertrouwen een belangrijke bijdrage leveren tot het oplossen van bepaalde problemen in de wereld. Meer vertrouwen zou kunnen bijdragen tot een sterkere gemeenschapszin en vertrouwen is belangrijk voor het bevorderen van een succesvollere dialoog in het proces van conflictoplossing.’

‘Ja, natuurlijk,’ zei de Dalai Lama alsof dit de natuurlijkste en duidelijkste opmerking ter wereld was, ook al begonnen die ideeën mij net te dagen.

‘Het lijkt of de andere positieve mentale factoren die we hebben besproken in dat opzicht hetzelfde zijn – enerzijds dragen positieve gemoedstoestanden of emoties zoals hoop, optimisme, veerkracht enzovoort rechtstreeks bij tot iemands persoonlijke geluk. En tegelijkertijd zijn het ook factoren die kracht geven, die iemand rechtstreeks helpen te blijven werken aan een betere wereld. Net als in uw geval zijn het hoop en optimisme die u in staat stellen te blijven strijden voor mensenrechten en een grotere autonomie in Tibet, ondanks vijftig jaar zonder succes.’

‘Dat klopt,’ zei hij opnieuw.

Ik ervoer een toenemende opwinding naarmate de uiteenlopende thema’s en de afzonderlijke onderwerpen die we al zo lang met elkaar hadden besproken, nu samen begonnen te komen en opgingen in één mooi, verenigd systeem waarin innerlijk geluk en maatschappelijk geluk deel uitmaakten van hetzelfde continuüm. De strijd om innerlijke problemen te overwinnen en innerlijk geluk te vinden en de worsteling om de problemen van onze wereld te overwinnen en gelukkigere samenlevingen te creëren, leken niet langer twee afzonderlijke doelen te zijn die niets met elkaar te maken hadden. Het was niet alsof een verbijsterend nieuw feit of baanbrekende nieuwe informatie werd geopenbaard, maar eerder of de bestaande informatie gewoon bij elkaar bleek te passen en op haar plek viel.

‘Hier lijken innerlijk en uiterlijk geluk samen te komen. En welbeschouwd beperkt dit principe zich niet alleen tot specifieke positieve gemoedstoestanden als hoop, optimisme of vertrouwen maar in feite lijkt het of álle positieve emoties en geluk in het algemeen deze zelfde kwaliteit gemeen hebben – het vermogen om zowel innerlijk als uiterlijk geluk te bevorderen. Het doet me denken aan alle onderzoeken die aantonen dat gelukkige mensen altruïstischer zijn, meer bereid zijn anderen de helpende hand te reiken, menslievender zijn – dus ook hier lijken innerlijk geluk en werken aan een betere wereld samen te komen.’

‘En het werkt ook andersom,’ bracht hij me in herinnering. ‘Niet alleen is het zo dat gelukkige mensen eerder bereid zijn anderen te helpen maar zoals ik altijd zeg, dat anderen helpen de beste manier is om jezelf te helpen, de beste manier om je eigen geluk te bevorderen. Jijzelf plukt er de vruchten van.’

‘Ik denk dat we op dit punt het ontwikkelen van positieve emoties kunnen zien als iets wat rechtstreeks bijdraagt tot iemands persoonlijk geluk, evenals iets wat bijdraagt tot het (direct of indirect) overwinnen van maatschappelijke problemen en aldus bijdraagt tot een gelukkigere wereld.’

Glimlachend knikte de Dalai Lama slechts.

 

Hier voegden we een belangrijke kwestie toe en belichtten het punt waarop onze innerlijke en onze uiterlijke wereld elkaar kruisen, onthulden we een aanpak die tegelijkertijd persoonlijk geluk en maatschappelijk geluk kan ontwikkelen. Met vertrouwen hebben we nog een andere dimensie toegevoegd en laten we zien hoe dat een positieve impact kan hebben op breder maatschappelijk niveau. Zoals we hebben gezien, tonen onderzoeken aan dat het niveau van vertrouwen in een samenleving rechtstreeks verband houdt met het niveau van geluk in die samenleving. Vertrouwen kan ook veel specifieke voordelen hebben bij het overwinnen van maatschappelijke problemen – vertrouwen tussen groepen vermindert wantrouwen en angst en bevordert een vredigere samenleving. Met meer vertrouwen nemen vooroordelen, discriminatie en conflicten af. Als een conflict de kop opsteekt, beperkt vertrouwen de kans op geweld.

Enkele van de fascinerendste en meest revolutionaire bevindingen op dit gebied treffen we aan in onderzoeken die het vermogen aantonen van positieve emoties om zowel onze uiterlijke wereld als onze innerlijke wereld te transformeren. In feite lijkt er nu een aanzienlijke hoeveelheid empirisch bewijs te bestaan dat deze positieve gemoedstoestanden niet alleen rechtstreeks kunnen bijdragen om de problemen in de wereld het hoofd te bieden, maar ook om ze actief te veranderen.

 

POSITIEVE EMOTIES ALS TEGENGIF VOOR MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN

 

Tot slot krijgen we met een strategie die tegelijkertijd kan bijdragen tot het vergroten van zowel persoonlijk geluk als maatschappelijk geluk zicht op een bredere aanpak om geluk te vinden in onze verwarde wereld. Aangezien positieve emoties rechtstreeks bijdragen tot meer persoonlijk geluk, is het evenzeer de moeite waard om te kijken naar hoe positieve emoties mogelijkerwijs kunnen bijdragen tot het verminderen van maatschappelijke problemen.

Toen we begonnen te kijken naar menselijk geluk binnen de context van maatschappelijke problemen, was een van de eerste problemen die de Dalai Lama benoemde het toenemende gebrek in veel samenlevingen aan maatschappelijke banden. Bij het bespreken van het verband tussen geluk en maatschappelijke verbondenheid hebben we ons tot nu toe gefocust op het vermogen van deze maatschappelijke banden om ons niveau van geluk te vergroten. Niet alleen leidt onze hechte band met anderen tot groter geluk, maar ons geluk of positieve emoties leiden ook tot betere maatschappelijke interacties. Nieuw onderzoek heeft proefondervindelijk aangetoond dat geluk en positieve gemoedstoestanden er rechtstreeks de oorzaak van zijn dat mensen socialer zijn en succesvollere maatschappelijke relaties hebben. Als je bij een proefpersoon een gelukkige stemming opwekt, zal daarmee de kans toenemen dat die persoon een gesprek begint met een vreemde – en wanneer hij contact maakt met vreemden of vrienden zal hij geneigd zijn persoonlijkere informatie te onthullen en bestaat de neiging om diepere banden met anderen aan te gaan. Dit soort veranderingen zou het voor iemand duidelijk gemakkelijker maken om het advies van de Dalai Lama op te volgen, waardoor hij zich met meer succes zal aansluiten bij een maatschappelijke organisatie of groep mensen.

 

POSITIEVE EMOTIES IN DIALOOG EN CONFLICTOPLOSSING

 

Tijdens ons gesprek zei de Dalai Lama dat hij er stellig van overtuigd was dat oorlog en geweld uit de tijd waren als een manier om conflicten te hanteren en hij voorzag het volgende stadium in de culturele evolutie van de wereld, waarin dialoog in plaats van geweld wordt gebruikt om onze geschillen op te lossen. Maar hij wees ook op een aantal uitdagingen die we moeten overwinnen om een succesvolle dialoog aan te kunnen gaan. Hij zei dat we een manier dienen te vinden om oude wrok te laten varen en om dezelfde, oude, starre manieren om naar de situatie te kijken, los te laten. We dienen op een nieuwe en creatieve manier, vanuit een nieuw perspectief naar geschillen te leren kijken. We dienen in staat te zijn ons perspectief te verruimen en ons voorstellingsvermogen te gebruiken, zodat we ook de gezichtspunten van de andere partij kunnen zien. We hebben een bredere, geïntegreerde manier van denken nodig die ons in staat zal stellen wederzijdse voordelen te ontdekken, terreinen waarop wordt voorzien in de belangrijkste behoeften van beide partijen.

Eens kijken… we dienen een manier van denken te hanteren die minder star is, flexibeler en creatiever, die minder gefocust is op het zelf, die afwijkende standpunten kan integreren en gemeenschappelijke thema’s kan vinden, die op nieuwe manieren vanuit andere invalshoeken naar situaties kan kijken, die openstaat voor nieuwe informatie… Hmmm…

Ja, dat is een goede omschrijving van precies de manieren van denken waarvan experiment na experiment blijkt dat ze in verband staan met positieve emoties. In feite scheppen positieve emoties een manier van denken die een ideale basis vormt voor het aangaan van een succesvolle dialoog om een geschil te regelen.

Op dezelfde manier waarop negatieve emoties in verband worden gebracht met bepaalde specifieke bekrompen manieren van denken, worden positieve emoties in verband gebracht met hun eigen karakteristieke ruimere manieren van denken, waarbij gebruik wordt gemaakt van de hogere, logisch denkende gebieden van de hersenen – en het lijkt bijna of deze manier van denken was bedoeld voor conflictsituaties waarin twee of meer partijen proberen een geschil op te lossen: positieve emoties versterken integraal denken, waarbij iemand kijkt naar een breed scala aan feiten die op een situatie betrekking hebben en effectiever diverse feiten kan integreren om tot een nieuwe oplossing te komen. Een positieve gemoedstoestand leidt ook tot een flexibelere manier van denken, een soepelere geest die vanuit verschillende invalshoeken naar problemen kan kijken. Tot slot maken positieve emoties iemand ontvankelijk voor nieuwe informatie, nieuwe manieren van kijken naar dingen – het soort denken dat beslist grotere openheid voor andere standpunten mogelijk maakt, een belangrijk ingrediënt in de dialoog om met succes een conflict op te lossen.

Eerder hebben we diverse experimenten beschreven waarin werd aangetoond hoe positieve emoties veranderingen in het denken kunnen creëren die leiden tot een groter vermogen om het ‘grotere plaatje’ te zien, om creatiever te denken en nieuwe manieren te vinden om je doelen te bereiken – alle soorten van denken die behulpzaam zouden zijn bij het afsluiten van een succesvolle oplossing van een conflict of geschil. Er zijn nog veel meer experimenten die de effecten van een positieve gemoedstoestand aantonen. Alice Isen heeft samen met haar collega’s van de Cornell-universiteit veel van de belangrijke onderzoeken uitgevoerd naar de gevolgen van geluk op het denken en twintig jaren van experimenten hebben bevestigd dat wanneer mensen zich goed voelen hun denken creatiever, integraler en flexibeler wordt en ze ontvankelijk zijn voor informatie.

Bij één experiment verzamelden de onderzoekers een groep artsen als proefpersonen. Nadat ze bij enkelen van deze personen een positieve stemming hadden opgewekt, legden ze alle artsen een geval voor van een patiënt en relevant diagnostisch onderzoek. De artsen werd vervolgens gevraagd om ‘hardop’ te denken terwijl ze het geval stap voor stap analyseerden om een diagnose te stellen (het ging om een leveraandoening). Toen ze later de inhoud van hun beoordelingen analyseerden, ontdekten de onderzoekers dat de artsen die zich gelukkig voelden beter in staat bleken kritisch te denken, te redeneren en betere klinische vaardigheden demonstreerden. Ze integreerden sneller alle informatie die op het geval van toepassing was en de kans was kleiner dat ze vast kwamen te zitten in eerste gedachten of vroegtijdig hun diagnose stelden. Dit vermogen om minder star te denken, niet zo snel tot een oordeel te komen en gewoon je visie vast te houden, grotere openheid enzovoort, is hetzelfde soort denken dat waarschijnlijk tot een succesvol resultaat zou leiden bij het oplossen van conflicten. In een ander experiment toonden Isen en haar collega’s aan dat de kans groter was dat onderhandelaars bij wie een positieve stemming was opgewekt in een ingewikkelde onderhandeling integrale oplossingen zouden ontdekken die leidden tot een succesvolle uitkomst.

Het opzettelijk ontwikkelen van positieve emoties kan leiden tot nieuwe manieren van denken: het bevorderen van een dialoog en het scheppen van een groter potentieel voor het oplossen van conflicten. De visie van de Dalai Lama op een betere toekomst, een geweldloze toekomst, zou op een dag uit kunnen komen – niet als een utopie waar mensen nooit vechten en nooit gewelddadig zijn, maar een toekomst waar een vreedzame dialoog niet de uitzondering maar de norm is voor de overgrote meerderheid van de mensheid, de standaardaanpak en een waarbij de kans op succes altijd groot is.