14

Het geschreeuw werd gedragen door de wind. Het kon van kilometers verderop komen. Daar hadden ze een uitdrukking voor: geroep vanaf de andere kant. Vanaf de andere kant van de wereld. Of vanaf deze. Maar toch een andere wereld. Iets was in hun herinneringen blijven hangen, maar alleen bij degenen die echt oud en echt jong waren. In die wereld bewoog de zon meer dan de mensen. Hier was het precies andersom. Als de zon brandde, duurden de uren twee keer zo lang. Als de zon onderging duurde dat maar even. Dan kleurde het zand rood. De woestijn was een zee. Ze hadden geen zeil. De rode zee bewoog niet. Er was geen wind. Er was niets waar ze hun hoop op konden vestigen. Ze waren al dood.

 

Ik was niet dood, niet zoals oom Ali. Hij lag onder het witte laken. Ik zag hem. Hij stond die ochtend op, ik zag hem naar de struiken lopen. Toen hij terugkwam, kon ik zijn gezicht niet zien omdat de zon precies op dat moment opging en me recht in de ogen scheen. Ik werd blind.

Wat is erger? Blind of dood? Ik weet het niet, op dit moment weet ik het niet. Ik wil niet zien wat ik nu zie. Maar het verleden kan ik me herinneren. En dan zie ik iets anders. Maar als ik dood ben, zie ik helemaal niets en dan herinner ik me ook niets. Ik ben niets meer. Of ik ben bij God. Dan kan ik misschien naar de aarde kijken. Als ik nu zou sterven, zou ik in dat geval recht naar beneden kunnen kijken en mijn zus, mijn broer en mijn moeder kunnen zien, maar ik zou hen niet kunnen helpen. Bovendien zou vader ons al hebben geholpen als hij dat had gekund, als hij op mij neerkeek. En dat moet nog erger zijn dan niets weten. Kunnen zien, maar niet kunnen helpen.

Niemand helpt ons nu.

Niemand hielp ons toen.

Waar alle anderen uit de overige dorpen zijn, weet ik niet meer.

Moeder zei dat iemand in het westen soldaten had gezien. Daar gaat de zon onder. Die gaat onder en de soldaten komen tevoorschijn. Mijn broer en ik zeiden tegen elkaar dat de soldaten onder het zand leven. In de grond. Ze haten het licht. Ze haten ons. Ze haten alles.

We waren een paar dagen lang in de verkeerde richting gelopen, naar het westen. Dat was niet verkeerd omdat de soldaten daar misschien waren, maar omdat de grens daar niet lag.

Daar zouden we naartoe gaan. Ik had dat waarschijnlijk niet begrepen. De grens. Welke grens? Er is me altijd verteld dat er veel grenzen zijn. In het dorp zeiden ze altijd: ‘Daar ligt de grens’ en dan had iemand rondgedraaid, met uitgestrekte hand, en iedereen had gelachen. Het was alsof we geen grenzen nodig hadden.

Maar nu lachte er niemand. We hadden de grens nu nodig. Wat we zouden doen als we die bereikten, wist ik niet. Ik weet niet hoe ver de grens was. Morgen, zei iemand. Dat kon volgend jaar zijn, dat wist ik. Volgend jaar was ver weg.

 

 

Een Vlucht Vooruit
titlepage.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_0.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_1.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_2.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_3.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_4.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_5.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_6.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_7.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_8.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_9.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_10.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_11.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_12.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_13.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_14.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_15.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_16.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_17.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_18.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_19.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_20.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_21.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_22.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_23.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_24.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_25.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_26.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_27.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_28.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_29.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_30.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_31.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_32.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_33.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_34.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_35.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_36.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_37.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_38.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_39.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_40.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_41.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_42.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_43.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_44.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_45.xhtml
Edwardson-een_vlucht_vooruit_split_46.xhtml