7

Het was eind van de middag en al donker toen Wightman Tartaglia afzette bij La Girolle, een restaurant aan de rand van Kensington, en de hoek om reed op zoek naar een parkeerplaats. Rachel Tenisons naam en foto waren eerder die ochtend aan de pers vrijgegeven, met een vraag om hulp van het publiek om haar laatste stappen na te gaan, en er begonnen tips binnen te komen over plaatsen waar ze mogelijk was gezien. Een ervan in het bijzonder klonk interessant. De manager van La Girolle had gebeld om te vertellen dat Rachel Tenison er op donderdagavond met een onbekende man had gegeten, de avond voordat ze was vermoord, en aangezien het vlak bij haar woning was, besloot Tartaglia er zelf even achteraan te gaan.

Terwijl hij op Wightman wachtte zocht hij beschutting tegen de kou onder de diepe, zwarte luifel en bewonderde de enorme loden bakken met in een figuur gesnoeide struiken, die aan het hek stonden geketend. Wightman kwam een paar minuten later over de stoep aan stampen, net op het moment dat Tartaglia’s mobieltje ging. ‘Ga de manager maar vast zoeken,’ zei hij tegen Wightman terwijl hij zijn telefoon openklikte. ‘Ik kom eraan.’

Het was de forensisch coördinator, Nina Turner. ‘We zijn hier klaar,’ zei ze, ‘maar je vroeg of ik even wilde bellen als we iets interessants tegenkwamen.’

‘Zeg het maar.’ Hij had het ijskoud en wilde naar binnen.

‘Eerlijk gezegd vind ik dat je even moet komen,’ zei ze een beetje aarzelend. ‘Ik denk niet dat ik het aan de telefoon goed kan overbrengen. Sharon zei dat je in de buurt bent.’

‘Oké,’ zei hij een beetje verbaasd. ‘Ik kom zodra ik hier klaar ben.’

Hij klikte de telefoon dicht en liep het restaurant in terwijl hij zich afvroeg wat ze niet over de telefoon kon uitleggen. Het was vrij donker in het restaurant, en duur ingericht met suède kuipstoeltjes en bankjes in allerlei tinten bruin. Toen hij nog eens goed keek, zag hij dat de muren met leer waren behangen. Een lange, magere ober stond een gesteven wit tafelkleed over een van de tafeltjes voorin glad te strijken, terwijl een ander in de weer was met een dienblad met vierkante vaasjes met witte rozen, waarvan hij er op elke tafel één neerzette. Wightman zat achter in de ruimte op een barkruk aan de zwart met chromen bar, met een glas voor zich. Hem kennende was het cola-light. Dat was het enige wat hij dronk.

Toen Tartaglia naar hem toe liep kwam er een kleine, kale man met een donkerblauw maatpak en een opvallende zachtpaarse stropdas tussen de klapdeuren door zeilen.

‘Ik ben Henri Charles,’ zei hij met een zwaar Frans accent terwijl hij een bolle hand naar Tartaglia uitstak, die vergezeld ging van een zwakke, citroenachtige eau-de-colognegeur. Hij had een kort, zorgvuldig bijgehouden zwart baardje, dat zijn eigenlijk zwakke kin definieerde en hem een sombere uitstraling gaf.

‘Gaat u zitten, rechercheur. Wilt u iets drinken?’

‘Een glas bronwater graag,’ zei Tartaglia, die ineens besefte dat hij vreselijke dorst had. Hij ging op de kruk naast Wightman zitten.

‘Ik heb meneer Charles verteld wat we komen doen,’ zei Wightman tegen Tartaglia, terwijl Charles ijs en een schijfje citroen in een longdrinkglas deed en er een flesje Perrier uit een kast onder de bar in schonk. ‘Hij heeft ons gebeld. Hij had dienst toen mevrouw Tenison hier kwam eten.’

Charles gaf Tartaglia zijn drankje. ‘Inderdaad. Ik herkende haar foto in de krant.’

‘Weet u zeker dat het afgelopen donderdag was?’ vroeg Tartaglia, en hij nam een grote slok.

Hij trok zijn brede wenkbrauwen op. ‘Natuurlijk. Ik pak het boek wel even, dan kunt u het zien.’

Charles kwam achter de bar vandaan en liep de ruimte door naar een bureautje voor in het restaurant, waar hij een groot, leren boek vanaf pakte. Hij kwam terug, ging tussen Tartaglia en Wightman in staan en knalde het boek op de bar. Hij begon erdoorheen te bladeren.

‘Hier, donderdag, zoals ik al zei.’ Hij ging met zijn korte, dikke vinger langs een lijst namen, tot hij bij Tenison kwam.

‘Mag ik het telefoonnummer even zien?’ vroeg Wightman. Charles draaide het boek naar hem toe en Wightman schreef het op.

‘De reservering is voor halfnegen,’ zei Tartaglia. ‘Hoe laat waren ze hier?’

‘Te laat... een kwartier of zo.’

‘Kunt u hem beschrijven?’

Charles veegde een onzichtbaar vlekje van zijn colbert. ‘Hij zag eruit als een zakenman – dat vond ik tenminste.’

‘Hoe bedoelt u?’

Charles haalde zijn schouders op. ‘Hij droeg een pak met stropdas. Ik nam aan dat hij net uit zijn werk kwam. De meeste mensen die hier komen, kleden zich nonchalanter.’

‘Kunt u verder nog iets over hem zeggen?’

‘Ik heb hem niet echt goed gezien. Hij zat met zijn rug naar de ruimte.’

‘Waar precies?’

‘Tafeltje zeven, in de hoek.’ Charles draaide zich om en wees naar een tafeltje aan het raam. Het stond apart van de andere in een eigen hoekje.

‘Hebben ze specifiek om dat tafeltje gevraagd?’

Charles tuitte zijn vlezige lippen. ‘Ze vroegen om een rustige plaats. Dat staat bij de reservering.’ Hij tikte op de bladzijde.

‘Heeft u hen gesproken toen ze arriveerden?’

‘Ik heb de reservering in het boek gemarkeerd, zoals u ziet, en heb de dame de tafel gewezen. Toen die man binnenkwam, is hij direct naar haar toe gelopen.’

‘Heeft u hem gesproken?’

‘Nee.’

Tartaglia keek naar tafel zeven. Als de metgezel van Rachel met zijn rug naar de ruimte zat, zou zijn gezicht niet goed zichtbaar zijn geweest van af de andere tafeltjes.

Hij draaide zich weer naar Charles om. ‘Maar u heeft mevrouw Tenison wel duidelijk gezien?’

‘Absoluut. Ze keek de ruimte in. Vrijwel direct nadat die man binnenkwam, stond hij weer op van tafel en liep naar buiten. Ik zag hem heen en weer lopen terwijl hij telefoneerde.’

‘Maar het was ijskoud,’ zei Wightman verbaasd.

‘We staan in het restaurant geen telefoongesprekken toe,’ zei Charles resoluut.

‘Wie heeft hun bestelling opgenomen?’ vroeg Tartaglia.

‘Ik, maar die man was nog buiten. De jongedame heeft voor hem besteld. Toen heb ik de sommelier gestuurd zodat ze wijn kon kiezen.’

‘En u weet heel zeker dat het mevrouw Tenison was?’

‘Ja,’ zei hij met een glimlach terwijl hij met zijn hand over de stoppeltjes op zijn hoofd wreef. ‘Ze was erg aantrekkelijk en ik vergeet geen gezichten.’

‘Heeft u de metgezel van mevrouw Tenison weleens eerder gezien?’

Charles schudde zijn hoofd.

‘Zijn ze lang gebleven?’

‘Nee, niet bepaald. Dat weet ik ook nog. Ze hebben een voorgerecht genomen en daarna een hoofdgerecht. Ik weet niet eens of ze het hebben opgegeten. Ze hadden... ruzie.’

‘Heeft u hen gehoord?’

‘Nee. Het restaurant was vol en lawaaiig. Ik weet nog dat ze opstond en me om haar jas vroeg. Ze zag er overstuur uit, misschien kwaad. Ik heb gevraagd of er iets met het eten was en ze zei van niet, en toen is ze vertrokken. Ik weet nog dat die man alleen aan het tafeltje zat, alsof hij wachtte tot ze zou terugkomen. Zoals ik al zei was het druk en toen ik nog eens keek, een minuut of vijf later, was hij ook weg.’

‘Hoe laat was dat?’

‘Een uur of tien, halfelf. Ik hou de tijd niet in de gaten.’

‘Hoe hebben ze betaald?’ vroeg Wightman.

‘Hij heeft geld op tafel achtergelaten. Hij had zo’n haast dat hij de rekening niet eens heeft gevraagd, maar het was ruim voldoende.’

‘Wat had u voor indruk over hun band?’ vroeg Tartaglia. ‘Denkt u dat ze minnaars waren?’

Charles trok een gezicht. ‘Geen idee. Ik geloof dat hij wel haar hand vasthield.’ Hij knikte langzaam. ‘Ja, hij hield haar hand vast. Denk ik.’

‘Wat weet u verder nog over hem? Was hij groot of klein? Dik of dun? Jong of oud?’

‘Ik denk vrij lang, maar hij zat aan tafel toen ik hem zag. Net als u, niet dik.’ Dat werd gezegd met een steelse blik naar Tartaglia’s buik. ‘Uw leeftijd, misschien ouder. Dat is soms moeilijk te zeggen.’

‘Weet u verder nog iets?’

‘Volgens mij had hij donker haar. Kort en dik. Niet zoals ik.’ Hij klopte op zijn glanzende kruin.

‘Hoe donker? Bedoelt u zwart?’

Charles liet zijn hoofd naar een kant zakken en bestudeerde Tartaglia. ‘U heeft Zuid-Europees haar, echt zwart. Volgens mij was dat van hem anders. Ik zou zeggen bruin, misschien donkerbruin. In dit licht ziet het er allemaal hetzelfde uit.’

Alle katten zijn ’s nachts donker, dacht Tartaglia. Maar hoe dan ook, de algemene beschrijving sloot Richard Greville uit. ‘Was hij Engels?’

Charles haalde zijn schouders op. ‘Sorry, maar wat is Engels tegenwoordig? Ik kom uit Gascogne, ik zou het niet weten. Dat is alsof je een Engelsman vraagt...’ hij was even stil en zijn hand ging heen en weer alsof hij de woorden uit de lucht probeerde te pakken, ‘wat het verschil is tussen een truffel en een klompje kolen.’

 

Wightman zette Tartaglia af bij de flat van Rachel Tenison en reed naar Barnes. Het pand was nog afgezet. Tartaglia liet zich opnieuw inschrijven en negeerde de verslaggevers die weer op de stoep stonden, met een televisieploeg, die stond te filmen. Hij liep deze keer rechtstreeks naar de vijfde verdieping, met de trap, aangezien hij niet het risico wilde nemen alleen in die lift gevangen te komen zitten.

Nina Turner deed open, nog in haar forensische pak en masker. ‘Sorry dat ik zo mysterieus deed, maar het leek me beter als je er even naar kijkt voordat het naar het lab gaat. Op de foto zie je ook niet alles.’

‘Ik word gek van nieuwsgierigheid. Wat heb je?’ vroeg hij, en hij liep achter haar aan de gang door naar de slaapkamer.

‘Het zat in die kist die je zo mooi vond.’

‘Heb je de sleutel gevonden?’

‘Ja. En je bent vast blij te horen dat we niets hebben beschadigd.’

Het bed was geheel ontdaan van beddengoed en gordijnen, en de kamer zag er nu nog kaler, leger en kleurlozer uit. De kist stond op een plastic vel op de vloer, op zijn oorspronkelijke plaats, met gesloten deksel. Hij had geen handschoenen aan, dus Nina maakte hem open.

Ze boog zich voorover en opende het deksel. Wat hij zag deed zijn hart sneller kloppen. De kist was gevuld met een collectie metalen handboeien, kluisters, leren zwepen, mondproppen, en maskers die aan die op de foto’s in de studeerkamer deden denken. Sommige maskers half bedekkend, andere geheel. Zelfs nu niemand ze droeg, waren ze eng. Je deed bij huiszoekingen de bizarste en onverwachtste ontdekkingen, maar hij had niet verwacht hier iets dergelijks aan te treffen.

Hij staarde verwonderd in de kist. Een vrouw die vastgebonden wilde worden... was dat niet de fantasie van iedere man? Hoewel hij nog nooit, tot dusverre, met een vrouw was geweest die daarvan hield, moest hij toegeven dat het idee opwindend was. Hij had zich Rachel Tenison voorgesteld als succesvol en gedreven, zeker niet als onderdanig op deze manier, en het fascineerde hem. Hij zag een stukje van een geheime wereld, haar geheime wereld, in een afgesloten kist. Hij keek even op en zag zijn reflectie in de spiegels, met het bed erachter. Het beeld van haar zoals hij haar had gezien – wit als sneeuw, knielend, met haar handen ineengestrengeld – ging door zijn hoofd.

 

Mystieke en somb’re Dolores / O, Vrouwe van Pijn

 

Was het allemaal een uit de hand gelopen gewelddadig seksspelletje? Wat betekende dat gedicht?

Nina schoof wat maskers opzij en trok er een tevoorschijn die het hele gezicht bedekte, met een borstdoek, van zwart leer met studs en een rits voor de mond.

‘Denk je dat deze op maat is gemaakt?’ Ze hield hem tussen twee gehandschoende vingertoppen omhoog.

‘Wie weet,’ zei hij, en hij wenste dat het masker kon vertellen wat het had meegemaakt. Hij staarde zo geconcentreerd naar het masker en de lege oogspleten dat hij er duizelig van werd. Op wat voor soort mannen viel ze? Was het masker voor een speciale man en zo ja, wie en waar was hij dan? Hij keek Nina aan. ‘Heb je verder nog iets gevonden? Iets van een zwaardere aard sm? Iets wat er professioneel uitziet?’

‘Nee. Niets zoals we het hebben aangetroffen in die flat bij Edgware Road.’ Ze liet het masker in de kist vallen en sloot het deksel. ‘Er lag wel wat interessant ondergoed en rubberen speelgoed op een van de bovenste planken, maar zo te zien is het allemaal recreatief, voor thuisgebruik. Niet meer dan een grote verkleedkist, eigenlijk, hoewel voor een meisje met een heel andere smaak dan ik.’

8

Een meisje met een heel andere smaak. De woorden van Nina Turner bleven door Tartaglia’s hoofd gaan terwijl hij naar beneden liep. Het was een piepklein, maar uitermate belangrijk stukje in een puzzel die zich pas net begon te vormen, elk stukje fascinerender. Hij wist zo weinig over Rachel Tenison, maar wilde achter zoveel meer komen.

Toen hij de voordeur van het pand openduwde, werd hij in zijn gezicht geslagen door een golf ijskoude lucht. Hij trok zijn hoofd tussen zijn schouders, kneep zijn ogen bijna dicht en liep de trap af en naar de buitenste kordon, waar hij zich uitschreef. Het was net weer gaan sneeuwen, hoewel niet erg overtuigend: kleine vlokjes dwarrelden door de lucht als achtergebleven confetti. Hij liep met gebogen hoofd langs het groepje onverzettelijke verslaggevers en de heuvel af naar het metrostation. Hij liet zich omhullen door de duisternis van de avond, verloor zich in de bedrijvigheid van de mensen op de stoep, gebiologeerd door de caleidoscoop van licht in de verte, die werd gemaakt door de lampen van passerend verkeer over Kensington High Street, vaag geworden door de mistige lucht. Maar het beeld van de kist in de slaapkamer van Rachel Tenison bleef zich aan hem opdringen.

Hij had bij Rachel in de flat Donovan gebeld en haar gevraagd Richard Greville onmiddellijk met de inhoud van de kist te confronteren, te kijken of die voor hem iets betekende. Hoe dan ook, de beschrijving van de man die met Rachel in La Girolle was gezien paste niet bij Greville, die sowieso een keihard alibi had voor vrijdagochtend. Maar zelfs als Greville niet van dergelijke dingen hield, zelfs als hij het beeld dat ze van Rachel Tenison aan het vormen waren wat meer kon inkleuren, was het niet meer dan nuttige achtergrondinformatie. Alles wees erop dat er iemand anders in het spel was.

Hij versnelde zijn pas, stampte op de stoep omdat hij het koud had en zich gefrustreerd voelde over hoe het onderzoek liep, en dacht terug aan het gesprek met Liz Volpe van die ochtend, zag haar ongerichte, uitdrukkingsloze blik voor zich, hoorde haar intonatieloze, hese stem. ‘Ik was weg. We hadden niet veel contact,’ was het zwakke excuus dat ze had aangeboden. Maar dat klonk niet overtuigend. Hij wist als geen ander dat het in het tijdperk van mobiele telefonie, e-mail en pda’s onmogelijk was om geen contact te hebben. Geografische afstand betekende niets meer voor familie, vrienden en je werk. Als iemand contact met je wilde opnemen, gebeurde dat, of jij dat nu wilde of niet. Zijn instinct knaagde aan hem, vertelde hem dat hij, hoe dan ook, een gecensureerd verhaal te horen had gekregen, wat hem achterliet met een brandende, koppige nieuwsgierigheid naar wat er niet was verteld, en waarom het niet was verteld.

 

Liz Volpe zette haar glas rode wijn naast het bad en draaide de kranen dicht. Het was vol genoeg, bijna tot aan de afvoer. Ze maakte snel een knot van haar haar en stak hem met een speld vast op haar hoofd. Ze liet de oude badjas van haar broer op de grond vallen en stak een teen in het water om te voelen of de temperatuur goed was. Er kwam stoom af en het water was gloeiend heet, schuimend en heerlijk geurend van iets wat ze achter in een kastje had gevonden.

Ze stapte in het bad en liet zich langzaam in het water zakken, sloot haar ogen terwijl ze tot aan haar kin onder water zakte. Het voelde goed na de ijzige kou van buiten, en ze bleef een paar minuten met gesloten ogen liggen, probeerde te vergeten waar ze was. Haar gedachten gingen terug naar het sollicitatiegesprek dat ze eerder die dag had gehad, naar een baan als curator in een Londens museum. Ze liet het gesprek, de algemene sfeer en de lichaamstaal van de mensen die ze had ontmoet in haar hoofd nog eens de revue passeren. Ze had het tijdens het gesprek al moeilijk gevonden zich te concentreren op het praten over zichzelf en waarom ze terug was in Londen. Ze was ervan overtuigd dat ze slecht was overgekomen. Het was onmogelijk normaal te doen, gedachten aan en beelden van Rachel uit haar hoofd te bannen. Ze hoorde haar stem nog zo glashelder, en de woorden bleven hardnekkig hangen.

Net toen ze haar ogen opendeed en haar hand naar haar glas uitstak, begon de telefoon in de gang te rinkelen. Ze luisterde naar de zakelijke boodschap die haar broer had ingesproken, gevolgd door Jonathans zware, hese stem.

‘Ben je thuis, Lizzie, lieverd? Wil je alsjeblieft opnemen? Lizzie... hallo? Met mij.’ De woorden klonken een beetje onduidelijk. Het was even stil en ze dacht dat hij had opgehangen. Toen zei hij, zijn stem serieuzer: ‘Neem eens op, Liz. Ik weet dat je er bent. Ik liep vijf minuten geleden langs en er brandde licht. Luister, ik moet je zien. Ik moet met je praten. Wat er met Rachel is gebeurd, nou, ik draai ervan door, dat is wat er gebeurt. Ik voel me afschuwelijk. Bel me alsjeblieft terug. Ik ga naar de Electric voor een borrel. Ik móet je echt zien. Alsjeblieft.’ Het ‘alsjeblieft’ klonk als een gedachte die er achteraan hobbelde. Weer een stilte, alsof hij op antwoord wachtte, gevolgd door een klik toen hij ophing.

Ze zuchtte en nam een grote slok wijn, staarde naar haar tenen, die omhoog piepten uit het witte schuim rond haar voeten. De donkere nagellak begon af te schilferen en haar tenen leken wel van iemand anders, wat wel was hoe ze zich voelde. Na de eerste schok was er alleen maar gevoelloosheid, gecombineerd met schuldgevoel... hoewel Rachel objectief gezien degene was die zich schuldig moest voelen. Maar hoezeer Liz ook haar best deed zichzelf daarvan te overtuigen, dat lukte niet. Rachel kende de betekenis van dat woord niet. En hoe dan ook, Rachel was dood.

Er waren nog steeds momenten dat het niet echt leek, alsof ze wakker zou worden en zou merken dat het alleen een nachtmerrie was. Ze vroeg zich weer af waarom ze zo weinig emotie voelde, en was verrast door Jonathans reactie. Waarom zou híj het er zo moeilijk mee hebben? Ze was nieuwsgierig wat hij wilde. Misschien moest ze hem terugbellen. Het zou goed zijn even de deur uit te gaan, wat te drinken en te proberen alles even te vergeten, zolang ze hem er tenminste van kon weerhouden over Rachel te beginnen.

Ze trok de stop uit het bad en stond op. Toen ze eruit stapte, hoorde ze de voordeurbel. Geïrriteerd dat hij gewoon aannam dat ze thuis was en beschikbaar, pakte ze de badjas van de vloer, trok hem aan en liep naar de intercom om hem er eens flink van langs te geven.

‘Wat kom je doen?’ schreeuwde ze in de hoorn.

‘Rechercheur Tartaglia. Mag ik even boven komen?’

Ze sloot haar ogen en wenste plotseling dat het toch Jonathan was geweest. ‘Pardon. Ik dacht dat u iemand anders was. Ik zat in bad.’ Ze hoopte dat hij de hint zou begrijpen en zou weggaan.

‘Sorry, maar ik moet u echt even spreken. Het kan niet wachten.’ Hij klonk vasthoudend en ze wist zeker dat hij niet zou vertrekken.

‘Oké,’ zei ze met wat ze hoopte dat een hoorbare zucht was. ‘Kom dan maar. Ik kleed me even aan.’

Liz had de deur weer op een kier gezet en Tartaglia sloot hem hard achter zich, zodat ze wist dat hij binnen was. Hij nam aan dat ze in de slaapkamer was en liep de gang door naar de woonkamer. Het licht brandde, maar het was er koud alsof de verwarming uit was. Hij stond een paar minuten te wachten en bestudeerde bij gebrek aan iets anders om te doen het schilderij van het racepaard aan de schoorsteenmantel toen ze met haar armen strak over elkaar in de deuropening achter hem verscheen. Ze droeg dezelfde uitgezakte grijze trui met spijkerbroek van die ochtend en was op blote voeten, haar teennagels donkerpaars gelakt, bijna zwart. Haar gezicht was rood en ze droeg geen make-up.

‘Het spijt me dat ik zo onverwacht kom,’ zei hij, ‘maar ik moet u nog wat vragen stellen.’

Ze knikte. ‘Ik ben de hele dag weg geweest en de verwarming is hier uit. In de keuken is het warmer.’

Hij liep achter haar aan de gang door naar de keuken, naast de voordeur. Hij trok zijn jas uit en ging aan de tafel zitten, wachtte tot zij ook zou plaatsnemen.

‘Sorry dat het hier zo’n puinhoop is,’ zei ze, en ze schoof snel wat kranten en wat eruitzag als de restjes van haar ontbijt aan de kant. Ze had nog steeds dezelfde vage manier van bewegen, alsof ze niet wist wat ze deed, alsof haar gedachten elders waren en ze automatisch bewoog.

Ze draaide zich om om hem aan te kijken en veegde wat strengen haar uit haar gezicht. ‘Wilt u een glas wijn? Ik neem er ook een.’ Hij voelde haar spanning en vroeg zich af waarom ze nerveus was.

‘Ja, graag.’ Hij was absoluut aan een borrel toe en misschien dat zij van die van haar een beetje zou ontspannen.

Ze schonk twee grote glazen rode wijn in, waarmee ze een al geopende fles leegschonk die op het aanrecht stond, en ging tegenover hem aan tafel zitten.

‘Mag ik een sigaret opsteken?’ vroeg hij.

‘Ga uw gang. Mag ik er ook een?’ Ze pakte een Marlboro uit het pakje dat hij haar aanbood en voegde toe: ‘Ik rook eigenlijk niet meer,’ alsof dat belangrijk was. Ze stond op, rommelde in een kastje en zette een schoteltje op tafel. ‘Mijn broer haat rokende mensen, dus hij heeft geen asbakken.’

Het verraste hem dat haar broer zich om zoiets druk maakte, gezien de algehele toestand van de flat, leunde voorover, gaf haar een vuurtje en stak zijn eigen sigaret ook op. Ze inhaleerde diep en begon te hoesten.

‘Ik was vergeten hoe sterk deze zijn,’ zei ze, en ze schraapte haar keel. ‘Wat wilde u vragen?’

Hij leunde achterover op zijn stoel en keek haar even aan, zag hoe vermoeid haar gezicht stond, vroeg zich af waar hij moest beginnen. Het beeld van de maskers en handboeien in Rachel Tenisons kist schoot weer even door hem heen, maar daar zou hij haar later naar vragen.

‘U kende mevrouw Tenison beter dan wie dan ook. Als u in mijn schoenen stond, waar zou u dan beginnen met zoeken?’

‘Ik heb geen idee.’

Ze antwoordde een beetje te snel en hij geloofde haar niet. ‘Luister, het is heel goed mogelijk dat de misdaad seksueel gemotiveerd is en dat mevrouw Tenison de dader kende. Maar de enige relatie waarover we iets weten is die met Richard Greville, die een jaar geleden zou zijn beëindigd.’

‘Dat klopt.’ Ze keek hem vermoeid aan en nam een slokje wijn. ‘Dat hebben we vanochtend toch al besproken?’

‘Was ze lesbisch, of misschien biseksueel?’ Hoewel Patrick Tenison dat had ontkend, moest hij het controleren. Een broer wist niet altijd alles over zijn zus.

‘Nee. Absoluut niet. Dat weet ik heel zeker.’

‘Wilt u weten wie uw vriendin heeft vermoord?’ Zijn stem klonk uitdagend.

Haar ogen werden groot. ‘Natuurlijk.’

‘Help me dan. Ik probeer een beeld van haar te schetsen.’ Hij stopte even met praten en liet de stilte in de lucht hangen terwijl hij rook inhaleerde en zich wat rustiger begon te voelen. ‘Laten we beginnen bij Richard Greville. Wat voor relatie hadden ze? Hij was veel ouder dan zij. Viel ze niet op mannen van haar eigen leeftijd?’

Liz trok een gezicht. ‘Normaal gesproken wel. Maar met Richard was het anders. Ik heb persoonlijk nooit begrepen wat ze in hem zag... Richard is absoluut niet mijn type, los van zijn leeftijd. Maar ik neem aan dat het dat cliché was. Rachel zocht een vaderfiguur en dat was hij voor haar.’

‘Werd ze daar gelukkig van?’

De vraag leek haar te verrassen. ‘Ik weet het niet,’ zei ze reflectief, en ze keek hem met een oprechtheid aan die hij meteen aantrekkelijk vond. ‘Rachel vond het op een gekke manier heerlijk dat Richard door haar was betoverd, maar ik geloof dat het minder aantrekkelijk werd toen ze hem eenmaal voor zich had gewonnen. Ik had de indruk dat ze hem een beetje vanzelfsprekend vond.’

‘Maar hun relatie heeft toch jaren geduurd?’

‘Ik vraag me af hoe lang hij zou hebben geduurd als ze geen zakenpartners waren geweest. Richard was in meerdere opzichten het anker in Rachels leven.’

‘Had ze het er niet moeilijk mee dat hij was getrouwd?’

‘Moreel gezien, bedoelt u?’

‘Hoe dan ook.’

Ze tikte de as van haar sigaret en keek hem ook nu weer oprecht aan. ‘Volgens mij zat ze daar helemaal niet mee. Ze had er geen schuldgevoel over jegens zijn vrouw en vond het niet erg hem te moeten delen. Ze wist dat hij van haar was. Als ze het hem had gevraagd, zou hij zijn vrouw zó hebben verlaten, maar dat wilde ze niet.’

‘Heeft ze u dat allemaal verteld?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Dat las ik tussen de regels, wat je vaak moest doen bij Rachel. Ze sprak niet veel over haar gevoel, neem dat maar van mij aan.’

‘Maar ze heeft u wel verteld dat ze een relatie had met Richard Greville.’

‘Niet echt. Ik heb het toevallig ontdekt...’ Ze was even stil en glimlachte aarzelend. Het was de eerste keer dat hij haar zag glimlachen en het fleurde haar hele gezicht op. Hij merkte op dat ze een spleetje tussen haar voortanden had en hij vond haar beeldschoon.

‘Ga door.’

Ze schudde haar hoofd en zuchtte. ‘Nou... Het was een tijdje nadat ze de zaak hadden geopend. Het was vroeg in de avond en ik was ergens voor in het West End, dus ik besloot even te gaan kijken of Rachel nog in de galerie was. Ze werkte vaak laat door en ik dacht dat ze misschien wel zin had om ergens wat te gaan drinken. Ik zag niemand, maar er brandde achterin licht en de deur was niet op slot. Ik ben naar binnen gegaan. Ik zag nog steeds niemand, dus ben ik naar beneden gelopen. Ik trof hen neukend in zijn kantoor aan. Of eerlijk gezegd hoorde ik het. Of misschien was het in haar kantoor, dat weet ik niet meer.’

‘En de bovendeur was niet op slot?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Misschien was dat per ongeluk, of was die vrijpartij erg spontaan. Of misschien vonden ze het wel extra spannend dat ze betrapt zouden kunnen worden. Sommige mensen vinden dat leuk.’

Ze sprak afwijzend, alsof het allemaal deel uitmaakte van een andere wereld, en hij vroeg zich ineens af wat haar zou opwinden.

‘Heeft u haar verteld dat u het wist?’

‘Ja. Ik heb haar er de volgende dag op aangesproken... Ik vind het niet prettig als er tegen me wordt gelogen, al waren het niet echt mijn zaken. Ze heeft me verteld dat ze een verhouding had met Richard. Ze deed er heel zakelijk over, alsof ze vertelde waar ze had geluncht. Ze zei dat het pas kort was en dat ze het me uiteindelijk wel zou hebben verteld, wat vast ook wel waar was, maar zoals ik al zei was ze niet het type dat dergelijke zaken besprak.’

Hij hoorde verbittering in haar stem, wat hem verbaasde, en hij vroeg zich af of ze om de een of andere reden jaloers was geweest. De relaties tussen vriendinnen waren zo verwarrend. Het ene moment biechtten ze elkaar alles op en even later waren ze plotseling elkaars grootste vijand. Ze konden zo intiem en intens zijn. Hij had zich vaak buitengesloten gevoeld. Misschien was dat wat Liz Volpe probeerde te vertellen. Maar hij had het gevoel dat er meer achter haar woorden zat, iets waar hij op dit moment nog geen idee van had.

Hij zette zijn glas neer, maakte zijn sigaret uit, leunde naar voren en keek haar lang aan. Hij wist zeker dat er meer was. ‘Vertel.’

Liz haalde haar schouders op, ‘Niets, eigenlijk. Ik had alleen de indruk dat ik op de een of andere manier haar plezier had vergald doordat ik erachter was gekomen.’ Ze blies een laatste wolk rook uit en drukte haar sigaret stevig uit op het schoteltje. ‘Gelooft u nu dat ik echt geen idee had of ze iemand had toen ze stierf?’

‘Oké,’ zei hij, hoewel hij nog steeds niet overtuigd was. ‘We weten ondertussen wat meer over wat Rachel donderdagavond na haar werk heeft gedaan. Ze is iets gaan drinken met iemand met de initialen J.B. Enig idee wie dat is?’

‘J.B?’ Ze trok haar wenkbrauwen op en keek hem vreemd aan, wat hij niet begreep, en schudde toen haar hoofd.

‘Ze is later in een restaurant gezien, waarschijnlijk met dezelfde man. Heeft u echt geen idee wie het kan zijn?’

‘Nee. Waarom zou ik?’

‘Mevrouw Tenison heeft later die avond seks gehad, mogelijk met dezelfde man met wie ze heeft geborreld en gedineerd. De seks was ruig en gewelddadig...’

‘Jezus,’ ze sloeg met een zucht haar handen voor haar mond. ‘Arme Rachel.’

‘We weten niet zeker of ze ermee heeft ingestemd of dat ze is verkracht.’

Ze staarde hem aan. ‘Hoe bedoelt u, dat u dat niet zeker weet?’

‘Forensisch gezien is het bijna onmogelijk om het verschil tussen ruige seks en sommige gevallen van verkrachting aan te tonen.’ Hij was even stil en nam in zich op hoe geschokt ze keek.

‘Zegt u nu dat ze het misschien zo wilde?’

‘Uw vriendin hield van ruige seks. Wist u dat?’

Ze schudde langzaam haar hoofd. ‘Dat verzint u.’

‘We hebben spullen in haar appartement aangetroffen. Het ziet ernaar uit dat ze van bondage hield. Ze liet zich graag boeien.’

‘Rachel? U maakt een grapje.’

Hij was er nogmaals van overtuigd dat haar reactie oprecht was. ‘Daar wist u niets van?’

Ze kreeg een rood gezicht en sloeg met haar vuist op tafel. ‘Waarom zou ze mij dat in godsnaam vertellen? Er zijn grenzen, hoor. Hoewel u dat misschien niet gelooft.’

‘Maar u heeft die foto’s in haar flat gezien. Van die gemaskerde mannen.’

‘Ja,’ antwoordde ze zachter, alsof het muntje ineens viel. ‘Maar foto’s zijn één ding, dat betekent niet...’ Ze beet op haar onderlip en keek weg.

‘Vond u ze niet een beetje bizar?’

‘Ik heb er geen conclusies aan verbonden.’

Ze leek ergens anders met haar gedachten en hij vroeg zich af wat er door haar heen ging. Ze keek alsof ze bijna in tranen uitbarstte en hij vroeg zich af of het alleen van de shock kwam of dat er meer speelde. Maar hij kon nu niet ophouden.

‘Of het nu verkrachting was of niet, de tijdlijn wijst erop dat ze afgelopen vrijdag tussen zes en negen uur ’s ochtends is omgebracht. Dus degene met wie ze seks heeft gehad is een van de laatsten die haar in leven heeft gezien. Misschien is hij tevens haar moordenaar. Toen we elkaar vanochtend spraken, zei u dat u de indruk had dat er iemand was. Daar moet ik meer over weten.’

‘Ik heb eerst nog een borrel nodig,’ zei ze. Ze stond op, liep naar het aanrecht, waar ze een fles wijn uit het rek pakte. ‘Ik heb er nog over nagedacht, over wat Rachel nu precies heeft gezegd.’ Ze hield de fles met twee handen vast, zag er nog steeds overstuur uit, leunde naar achteren tegen het aanrecht en staarde vaag naar een middelpunt in de ruimte. ‘We hadden bij haar thuis een paar glazen wijn gedronken en waren naar een restaurantje gegaan om wat te eten. We zaten gewoon te kletsen over niemendalletjes, over gemeenschappelijke kennissen. Niets belangrijks. Toen ging haar mobieltje. Het lag op tafel voor haar en ze pakte het. Het was een sms en ik weet nog dat ik me afvroeg wat er zo belangrijk was dat ze er meteen naar moest kijken. Het was bijna alsof ze erop wachtte. Ze las het snel en excuseerde zich. Het viel me op dat ze haar telefoon meenam. Toen ze een paar minuten later terugkwam, had ze een heel andere bui.’

Liz pakte de kurkentrekker, ontkurkte de fles en liep terug naar de tafel.

‘Dacht u dat ze met diegene had gebeld?’ vroeg hij terwijl ze hun glazen bijschonk en weer ging zitten.

Ze nam een grote slok wijn, alsof ze vreselijke dorst had, en schudde haar hoofd. ‘Ik heb geen idee. Maar er was wel iets gebeurd. Ze zag er vreselijk gespannen uit, bijna kwaad. Ik vroeg of het wel ging, en ze zei van wel, maar ik geloofde haar niet en heb doorgevraagd tot ze uiteindelijk zei: “Gewoon een vent, verder niets. Ik heb geen zin om er meer over te zeggen.” Zoiets.’

‘Had ze het over een minnaar?’

‘Ik denk het wel, hoewel het ook Richard kan zijn geweest. Misschien hadden ze ruzie gehad. Hoewel ze het wel zou hebben gezegd als het Richard was, toch?’

‘Zei ze verder nog iets?’

‘Nee. Dat was het juist. Ik wilde het echt weten, maar er kwam een stel bekenden van haar naar ons tafeltje. Ze kwamen bij ons zitten en we hebben het er niet meer over gehad. Maar nogmaals: misschien was er hoe dan ook wel niets aan de hand.’

‘Ze heeft zijn naam zeker niet genoemd? U heeft haar na die avond toch nog wel gesproken?’

‘Nee, we hebben elkaar daarna niet meer gesproken,’ zei ze nadrukkelijk. ‘Dat was de laatste keer dat ik haar heb gezien.’

‘En u weet geen naam?’

Haar gezichtsuitdrukking verhardde en haar vingers grepen strak om de steel van het glas. Ze perste haar lippen koppig op elkaar en schudde haar hoofd. ‘Ik weet geen naam.’

Haar gezicht was behoorlijk roze geworden, maar hij was nog niet klaar. ‘En dan zit me nog iets dwars: waarom hebben jullie elkaar daarna niet meer gesproken? Of in ieder geval gemaild?’

‘Omdat we dat niet hebben gedaan,’ schreeuwde ze bijna.

Het drong tot hem door dat hij een gevoelige snaar had geraakt. ‘Hadden jullie ruzie? Hadden jullie daarom geen contact?’

‘Nee.’ Ze staarde hem aan met wilde, ronde ogen vol tranen.

‘Liegen is nooit verstandig, maar dit is een moordonderzoek.’

‘Dat weet ik heus wel, en ik lieg niet.’

Hij geloofde haar nog steeds niet, maar het had geen enkele zin er nu over door te gaan. Als hij niet uitkeek, zette ze hem de deur uit. ‘Dan proberen we iets anders. Er is een gedicht bij haar lichaam gevonden. Ik weet dat de kans klein is, maar ik vroeg me toch af of het u misschien iets zegt. Misschien betekende het iets voor Rachel.’

Hij reikte in een jaszak en gaf haar een gevouwen kopie. Ze vouwde hem open, keek naar de pagina en sprak sommige woorden geluidloos mee terwijl ze het las.

Ze fronste en keek naar hem op. ‘Lag dit bij haar?’

‘Ja. Kent u het?’

‘Ik heb het nog nooit gezien, maar het is afgrijselijk. Dat had ik veel liever niet gezien...’ Er stroomden tranen over haar wangen en ze stond op; haar stoel schraapte hard over de vloer. Ze wendde zich af en sloeg haar armen strak om zichzelf heen; haar schouders schokten. ‘Had ik dat nou maar niet gezien...’ Ze liet het papier vallen.

‘Het spijt me.’

Ze schudde haar hoofd en leunde naar voren naar het aanrecht, greep naar haar buik alsof ze moest overgeven en begon met grote, naar adem snakkende snikken te huilen. Hij wist niet wat hij moest doen, stond op, liep naar haar toe en raakte zacht haar schouder aan. Ze draaide zich half naar hem om en hij sloeg zonder erbij na te denken zijn armen om haar heen, trok haar naar zich toe als een kind, wachtend tot ze zou kalmeren. Toen hij daar zo stond met haar in zijn armen drong het tot hem door dat hij in geen maanden zo dicht bij een vrouw was geweest. De aanraking, de warmte, de onverwachte intimiteit, waren stimulerend, en hij genoot even met gesloten ogen van hoe ze voelde, van hoe heerlijk haar haar rook. Toen drong het met een schok tot hem door wie hij was en wat hij hier deed. Hij vertrouwde zichzelf niet, liet haar los en deed een stap naar achteren. Jezus, wat had hij in vredesnaam gedaan? Hij had gereageerd op een idiote impuls en dat kon hem zijn baan kosten. Hij leek wel gek.

Ze deed haar ogen open en keek hem vragend aan. Ze veegde met de rug van haar hand haar gezicht af en trok een tissue uit haar mouw. Ze depte haar ogen en snoot luidruchtig haar neus.

‘Het spijt me echt vreselijk,’ zei hij. ‘Ik had het nooit aan je moeten laten zien. Maar ik moest weten of het belangrijk was.’

‘Het is niet alleen het gedicht,’ zei ze zacht, haar handen slap langs haar zijden. ‘Het is alles bij elkaar. Het is zo’n shock. Ik kan nog steeds niet geloven wat er is gebeurd.’

‘Het spijt me ook dat ik zo aandring, maar ik moet zo veel mogelijk informatie verzamelen. Dat begrijp je toch wel, hè?’

Ze knikte en snoot nogmaals haar neus.

‘Gaat het wel?’

‘Jawel hoor. Dank je.’ Ze gooide de tissue in de prullenbak bij de gootsteen en streek haar trui glad. Haar stem klonk helemaal normaal, alsof het enkel een voorbijgaande uitbarsting was geweest.

9

Tartaglia werd toen hij een paar uur later de deur van The Bull’s Head openduwde begroet door het geluid van een saxofoon die werd gestemd, boven dat van gitaar en drums uit. Het café lag aan het eind van de centrale winkelstraat van de wijk Barnes, keek uit over de Theems, was maar een klein stukje lopen van kantoor en een van Tartaglia’s favoriete pubs. In de negentiende eeuw was het een herberg voor postkoetspassagiers geweest, en de centrale ruimte was ongebruikelijk groot en open, met de bar in het midden. Hij was gek op de sfeer die er hing, vooral in de winter, als de kale bakstenen muren en de comfortabele, eenvoudige meubels hem met een muffe geur verwelkomden. Het was er bijna leeg, op een paar vaste klanten na, die hier en daar met een drankje zaten. De pub was beroemd om de late jazzsessies, en de meeste gasten zaten nog in de achterzaal te luisteren naar wat er vanavond op het muzikale menu stond.

Zijn ogen traanden van de kou en het duurde even voordat hij Donovan zag zitten in een van de alkoven in de centrale ruimte.

‘Waar bleef je nou?’ vroeg ze een beetje geïrriteerd terwijl ze opkeek toen hij aan kwam lopen. Een bijna leeg bierglas en de overblijfselen van wat er uitzag als een bord lasagne stonden op het tafeltje voor haar.

‘Ik moest nog even langs kantoor, maar Steele hield me tegen op weg naar buiten.’ Hij ritste zijn zware leren jack open en legde het met zijn rugzak op het bankje naast haar. ‘Die maakt zich zoals altijd weer druk om de pers. “Alle ogen zijn op ons gericht. Je weet hoe dat gaat. We moeten snel ergens mee komen.”’ Hij imiteerde Steeles afgemeten, snauwende manier van praten. ‘Ze wil alles meteen oplossen. Volgens mij denkt ze dat ik kan toveren.’

Donovan maakte een snoevend geluid en glimlachte vaag naar hem. ‘Nou, als iemand kan toveren, ben jij dat, Mark.’

‘Dank je voor je vertrouwen. Het zou leuk zijn als die heks dat ook had. Ze staat helemaal stijf van de spanning omdat we een familielid hebben dat zitting heeft in het parlement, om nog maar te zwijgen over het feit dat hij een waardeloos alibi heeft voor vrijdagochtend. Dat telt niet. Hoe is de lasagne?’

‘Het was cannelloni en hij was heerlijk, dank je, maar ik had de laatste. Als je nog iets wilt eten, moet je opschieten. Er was niet veel meer toen ik bestelde.’

‘Wil je nog wat drinken?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, dank je. Ik ben doodmoe, als ik er nog een neem, kun je me opvegen.’

Hij liep naar de bar, waar een paar vaste klanten zaten, verdiept in een gesprek over rugby.

‘Hoi, Sylvia,’ zei hij tegen de barvrouw, die achter de bar stond schoon te maken. ‘Een halve liter Young’s en iets te eten, graag. Wat heb je nog?’ Het schoolbordje boven de bar was bijna helemaal schoongeveegd.

‘Niet veel, ben ik bang,’ zei ze, en ze glimlachte warm naar hem. ‘Er was vanavond een grote groep die voor Humphrey Lyttelton kwam en ik ben bijna los. Maar ik kan wel salade en gehakt met aardappelpuree uit de oven voor je regelen, als je even wilt wachten.’ Ze tapte zijn bier.

‘Dat lijkt me heerlijk.’

‘Lange dag?’

‘Nou.’

‘Ik kom je eten zo wel even brengen,’ zei ze met een medelevende blik in haar ogen terwijl ze het volle glas naar hem toeschoof en haar handen aan haar witte schort afveegde.

Hij betaalde, liep met zijn pint terug naar Donovan en ging tegenover haar zitten.

‘We weten in ieder geval zeker dat Greville in het vliegtuig zat,’ zei hij, en hij nam een grote slok bier.

‘En een buurvrouw heeft mevrouw Greville rond halfnegen in de tuin gezien. Ze had haar nachtpon nog aan en stond luidruchtig te ruziën met een parkeerwacht die haar op de bon wilde slingeren omdat ze op een gele doorgetrokken streep had geparkeerd. Ze wonen in Islington, dus ze had genoeg tijd om heen en weer te gaan naar Holland Park, maar behalve dat is er niets wat haar in beeld brengt. Als jaloezie het motief was, waarom zou ze Rachel Tenison dan vermoorden terwijl die affaire allang voorbij was?’

‘En die sm-spullen in Rachels slaapkamer?’

‘Toen ik Greville er vanochtend mee confronteerde, zei hij dat hij geen idee had. Ik ben benieuwd of we zijn dna ergens op aantreffen, maar ik ben op dit moment geneigd hem te geloven. Hij zei bovendien dat zijn lichamelijke relatie met Rachel Tenison veel eerder voorbij was dan het officiële eind van de affaire.’

‘Dus hij was echt een vaderfiguur,’ zei hij terwijl Sylvia zijn eten op tafel zette en Donovans bord meenam.

‘Daar lijkt het wel op.’

Hij rolde zijn bestek uit het papieren servet en toen hij een hap van zijn ovenschotel wilde nemen klonk er een vreemd getingel. Hij keek vragend naar Donovan.

Ze schudde haar hoofd. ‘Dat ben jij.’

Tartaglia legde zijn vork neer en haalde zijn telefoontje uit zijn zak. Er stond een nieuw bericht op het scherm:

 

wanneer kom je weer ’s op bezoek, eikel? liefs, trev.

 

‘Trevor. Sms’en is zijn nieuwe hobby.’

Trevor Clarke was hun voormalige inspecteur en ze waren allebei erg op hem gesteld. Hij was zwaargewond geraakt tijdens een motorongeluk en had bijna een maand in het ziekenhuis gelegen voordat hij naar huis mocht. Carolyn Steele was overgeplaatst om het over te nemen, maar ze zou in Tartaglia’s ogen Clarke nooit kunnen vervangen.

‘Typisch,’ zei hij, en hij liet Donovan het bericht zien. ‘Praktisch het enige woord dat hij gebruikt, is “eikel”.’

‘Hoe is het met hem?’ vroeg ze terwijl hij zijn telefoon dichtklikte en aan zijn maaltijd begon.

‘Hij gaat langzaam vooruit,’ zei hij tussen twee happen door. ‘Gelukkig heeft hij Sally-Ann om voor hem te zorgen. Die arme Trevor, hij zou vast een moord doen voor zoiets als dit.’ Hij zwaaide met zijn vork naar zijn bord. ‘Ze heeft hem op een of ander macrobiotisch dieet gezet en hij is gestopt met roken en drinken.’

‘Dat vindt hij vast geweldig,’ zei Donovan met een grijns op haar gezicht.

‘Ik moet er weer eens naartoe, hoewel ik geen idee heb wanneer ik daar tijd voor zou hebben.’

‘Ik neem aan dat hij dat wel begrijpt.’

‘Dat zal wel,’ zei Tartaglia, hoewel hij wist dat Clarke het geenszins begreep. Hij wilde elk detail van elke nieuwe zaak weten, alsof wat er op kantoor gebeurde het enige in zijn leven was. Hij praatte nog steeds alsof hij op een dag volkomen fit het kantoor weer zou overnemen. Het maakte Tartaglia verdrietig hem zo te horen praten, en hij wenste met heel zijn hart dat het waar was en dat alles weer zou worden als vroeger. Maar dat zou nooit gebeuren en hij vermoedde dat Clarke dat diep in zijn hart ook wel wist.

‘Hoe staat het ervoor met dat gedicht?’ Tartaglia schraapte de laatste hap van zijn bord en probeerde niet meer aan Clarke en al diens verspilde energie en wijsheid te denken.

‘Ik heb het gegoogeld en ik had meteen een treffer. Het is van Swinburne. Die was dol op sm, dus misschien dat dat het verband is. Ik heb het er met mijn vader over gehad en die brengt me in contact met een Swinburnekenner aan het Birkbeck College. Het leek me slim om wat achtergrondinformatie te verzamelen. Misschien dat we er in elk geval achter kunnen komen waarom het op het lijk lag.’

‘Goed idee. Ik heb het vanavond aan Liz Volpe, de vriendin van Rachel Tenison, laten zien, maar het zei haar niets.’

Ze keek hem vragend aan. ‘Denk je dat ze een verdachte is?’

Hij legde zijn vork neer en keek haar aan. ‘Niet op dit moment, maar ze heeft geen alibi voor vrijdagochtend. De relatie tussen die twee vrouwen heeft iets vreemds, maar als we niets tastbaars kunnen vinden, zie ik geen echt motief.’

‘Ze erft haar flat in Campden Hill. Er zijn moorden gepleegd om veel minder.’

‘Ja. Maar denk eens aan wat we in haar flat hebben gevonden, aan het gedicht en het forensische bewijs. Het gaat om seks. De manier waarop het lichaam is gekneveld en na haar dood tentoongesteld is ook seksueel ritualistisch.’

‘Denk je dat het een bekende is?’

‘Je weet wat Trevor zou zeggen: probeer eerst het waarschijnlijke en bekijk dan het onwaarschijnlijke. Volgens iedereen die we tot nu toe hebben gesproken was Rachel Tenison niet lesbisch. Dus is het waarschijnlijk een man en waarschijnlijk iemand die ze kende. De laptop en telefoon zijn verdwenen. Dave heeft contact gehad met de provider, maar die bewaart geen kopieën van gedownloade berichten. En ook geen sms’jes. Iemand – ik neem aan de moordenaar – wist dat, en heeft ze meegenomen om zijn identiteit te verbergen. Dat betekent dat de moordenaar geen vreemde is.’

‘Maar Karen vertelde dat jullie allebei het gevoel hadden dat Liz Volpe iets achterhield.’

Hij zuchtte en wreef met zijn handen over zijn gezicht; hij was ineens doodmoe. ‘Ja. Ik weet het niet.’

‘Beschermt ze iemand?’ vroeg Donovan.

‘Misschien, hoewel ik niet zou weten wie,’ zei hij vaag terwijl hij terugdacht aan het gesprek dat ze hadden gehad en sommige van de woorden die waren gesproken terugspeelde. Hij zag voor zich hoe ze in elkaar gedoken tegenover hem aan tafel zat, benen over elkaar, sigaret tussen haar vingers, met haar grote ogen en enorme bos haar. Hij dacht terug aan hoe ze voelde, haar warmte en geur... Hij maande zichzelf tot een halt. Hij had te lang geen vrouw gehad. ‘Ik snap het gewoon niet,’ voegde hij even later toe, en hij hoopte maar dat Donovan zijn gedachten niet raadde. ‘Ik heb de indruk dat ze echt om Rachel Tenison gaf. Jij hebt haar reactie ook gezien toen ze hoorde wat er was gebeurd. Toch?’

Donovan knikte. ‘Ze leek oprecht in shock.’

‘Zoiets is moeilijk te veinzen, maar niet alles wat ze heeft gezegd, klopt. Ze zei dat ze dacht dat Rachel iemand had en had het over een sms die ze kreeg toen ze samen uit eten waren. Maar dat was alles. Ze wist niet wie het was en heeft het niet gevraagd. Ze zei dat ze geen contact meer met elkaar hebben gehad, maar dat was meer dan twee maanden geleden. Het klopt gewoon niet.’

‘Nee, inderdaad,’ zei Donovan. ‘Misschien is ze bang dat we iets anders vinden als we onze neus in haar zaken steken.’

‘Natuurlijk, maar wat? Ze wil toch, neem ik aan, ook dat we haar moordenaar vinden? Maar ze weigerde me een naam te geven.’

‘Denk je dat ze op de hoogte was van wat er aan de hand was?’

‘Dat gevoel heb ik wel, ja. Ik weet het eerst allemaal aan het feit dat ze in shock was en niet helder nadacht, dat ze de vuile was van haar vriendin niet buiten wilde hangen, wat die vuile was ook moge zijn. Maar ze heeft tijd gehad om na te denken. Toen ik er vanavond op aandrong, kwam ze met hetzelfde excuus: ze was er niet; ze had geen idee wat er speelde; ze weet niets van een bepaalde man. En ze weet ook niets over die sm-spullen die we hebben gevonden.’

‘Dat kan waar zijn.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Denk je dat echt?’

‘We heten niet allemaal Bridget Jones, hoor,’ zei ze een beetje scherp. ‘We lopen niet allemaal rond met ons hart op onze tong en vertrouwen niet zomaar iedereen onze diepste geheimen toe.’

‘Dat bedoel ik niet,’ zei hij snel, en hij vroeg zich af waarom ze zo overgevoelig reageerde. ‘Het is gewoon een gevoel, verder niets. Rachel Tenison moet toch iemand in vertrouwen hebben genomen, en wie komt daar meer voor in aanmerking dan je beste vriendin?’

‘Ik denk dat het allemaal een kwestie van karakter is. Sommige mensen zijn gewoon geslotener dan anderen.’

‘Nu begin je te klinken als Liz Volpe. Ik vind het gewoon raar dat ze zo weinig over Rachel Tenisons leven wist dat ze ons niet eens een naam kan geven.’

Donovan was even stil voordat ze antwoord gaf: ‘Misschien waren ze minder goede vriendinnen dan ze ons wil laten geloven.’

‘Waarom is Liz Volpe dan een van de belangrijkste erfgenamen in Rachel Tenisons testament? Waarom laat ze haar haar flat dan na, als ze geen goede vriendinnen waren?’

Donovan haalde haar schouders op. ‘Misschien is er wel helemaal geen duister geheim en is er helemaal geen geheimzinnige man. Het is geen misdaad om alleenstaand te zijn, hoor.’

‘Natuurlijk niet,’ zei hij met gevoel. ‘Maar hoe zit het dan met die handboeien en maskers? Daar zal ze in haar eentje niet veel lol mee hebben gehad. En de verwondingen die ze voor haar dood heeft opgelopen heeft ze ook zichzelf niet toegebracht.’

‘Oké. Ik begrijp wat je bedoelt. Maar als ik het lekker zou vinden om te worden geboeid en te worden geneukt door een man met een masker – wat beslist niet het geval is – zou ik dat denk ik voor mezelf houden. En ik zou het al helemaal niet aan mijn zus Claire vertellen, die tevens mijn beste vriendin is.’

‘Maar Claire zou het wel weten als er een man in je leven was.’

‘Ik denk het wel. Aangezien we een huis delen heb ik ook niet veel keus. Maar als ik alleen zou wonen, zou ik misschien minder open zijn. Hoe dan ook, over sommige mannen, en sommige vrouwen, kun je beter je mond houden.’

‘Waarmee je bedoelt?’ vroeg hij, een beetje verbaasd, en hij vroeg zich af of ze aan iemand in het bijzonder dacht.

Ze ging anders zitten en sloeg haar armen over elkaar, alsof ze zich ongemakkelijk voelde er meer over te zeggen.

‘Je zei...’ spoorde hij haar aan, nieuwsgierig geworden.

‘Nou, jij hebt toch ook weleens een relatie gehad die alleen om seks draaide? Zo iemand wil je toch niet aan je familie en vrienden voorstellen? En sommige mensen zijn gewoon gesloten. Het kan bovendien spannend zijn om iets geheim te houden, toch? Volgens mij is dat voor de helft waarom mensen er affaires op na houden. Omdat ze al die geheimzinnigheid zo leuk vinden. Dat maakt het allemaal veel spannender.’

Hij dacht terug aan wat Liz over Richard Greville had gezegd: ‘Ik had de indruk dat ik op de een of andere manier haar plezier had vergald doordat ik erachter was gekomen.’ Hij dacht aan de gesloten kist in de flat van Rachel Tenison, aan de sms in dat restaurant en de indirecte verwijzing naar een man. Misschien lag het gewoon in Rachels aard om geheimzinnig te doen. Misschien, zoals Donovan suggereerde, wond het haar op.

‘Denk je echt dat Rachel Tenison er een of ander geheim leven op na hield? Waarom zou ze? Ze woonde alleen. Ze werd door niemand gecontroleerd.’

Donovan zuchtte. ‘Maar daar gaat het ook niet om, toch? Het is jammer dat Greville geen idee had van haar leven buiten de galerie. Hij was waarschijnlijk degene die haar het meest zag; maar hij is een man en hij heeft wat met haar gehad. Dus hield ze gegarandeerd dingen voor hem achter.’

‘En die assistente... degene die er tot een paar maanden geleden heeft gewerkt? Er moeten toch telefoontjes zijn geweest, boodschappen, dingen die een vrouw opvallen?’

‘Daar gaat Nick achteraan,’ zei Donovan. ‘Assistentes zijn momenteel zijn specialiteit.’

De plotselinge felheid in haar stem maakte dat hij haar bestudeerde. Haar grote, grijze ogen en fijne, regelmatige gezicht stond emotieloos, maar hij wist zeker dat er iets was.

‘Gaat het wel?’

Ze keek weg en knikte, pakte haar glas en dronk de laatste slok op.

‘Kom op, Sam. Wat is er?’

Ze zette haar glas neer en haalde haar schouders op. ‘Het is gewoon een enorme klootzak.’

‘Wie? Nick?’ Hij dacht even na en liet de weinige mogelijkheden de revue passeren. Minderedes kennende, moest het om één ding gaan, of een variatie op dat thema. ‘Jij en Nick? Dat...’

Ze keek op, razend, en sloeg haar armen stijf over elkaar. ‘Natuurlijk niet! Al was hij de laatste man op aarde! Dan ga ik nog liever dood.’

‘Wat is er dan?’ vroeg hij, verbijsterd om haar heftige reactie. Minderedes kon als hij op zijn best was al een irritante klootzak zijn, vooral tegen vrouwen, maar Donovan leek zich over het algemeen niet aan hem te storen.

Ze zei niets, perste haar lippen op elkaar, haar ogen ineens vol tranen.

‘Sam, alsjeblieft. Wat heeft hij gedaan? Je kunt het me vertellen, hoor. Wat het ook is.’

De deuren naar de achterkamer barstten open. De livemuziek was afgelopen, en de bar begon vol te stromen. Donovan mompelde iets wat Tartaglia niet verstond. Ze liet haar hoofd zakken en hij zag dat de tranen over haar wangen stroomden. Er viel er een op de rug van haar hand. Hij vroeg zich nog steeds verbijsterd af wat er was, stond op en liep naar haar toe. Hij schoof zijn jack opzij, ging naast haar zitten en sloeg zijn arm om haar heen, beschermde haar met zijn schouder tegen de menigte.

‘Hé. Zo ken ik je helemaal niet,’ zei hij, en hij gaf haar zijn ongebruikte servet. ‘Wat is er met je?’ Hij had haar nog nooit zo gezien. Ze was altijd zelfverzekerd en opgewekt, behalve in de donkere tijd na de Bruidegomzaak, toen hij een andere kant van haar had leren kennen. Toen was ze in zichzelf gekeerd, had zich afgesloten en was ongenaakbaar, weigerde elke vorm van hulp. Maar hij dacht dat die fase achter de rug was.

‘Wil je erover praten?’ vroeg hij, en hij leunde zo dicht naar haar toe dat hij bijna fluisterde.

Even later knikte ze. Ze snoot haar neus en leunde licht met haar hoofd tegen zijn arm. Hij bedacht ineens hoe idioot het was dat hij op één avond twee huilende vrouwen tegen zijn schouder had, en dacht weer even aan Liz Volpe, op een manier die hem heel ongemakkelijk maakte.

‘Nou, kom op.’ Hij kneep Donovan ter aanmoediging zachtjes in haar arm. ‘Voor de draad ermee.’

Ze zuchtte diep. ‘Hij zat achter de assistente aan, verder niets.’

‘En daar ben jij overstuur van?’ vroeg hij verbijsterd.

‘Nee,’ zei ze resoluut terwijl ze anders ging zitten, alsof ze zich niet prettig voelde, en haar neus nogmaals snoot. ‘Zoals ik al zei geef ik geen moer om die klootzak. Het gaat om wat hij zei toen ik hem erop aansprak. Hij... hij...’ Ze tuitte haar lippen en schudde haar hoofd.

‘Wat?’

Ze haalde diep adem. ‘Nou, hij zei dat ik geen recht van spreken had. Ik...’ herhaalde ze nadrukkelijk terwijl ze zich naar hem toe draaide en hem aankeek. ‘Ik heb hem bijna voor zijn bek geslagen.’

Tartaglia begreep nog steeds niet wat ze bedoelde. Toen begon het ineens te dagen. ‘Bedoel je...?’

‘Tom. Ja.’ Ze hield hem tegen voordat hij de echte naam van de moordenaar kon uitspreken, alsof zijn alias gebruiken het draaglijker maakte. Tartaglia was geschokt door Minderedes’ lompe gedrag, zelfs voor zijn standaard wel heel uitzonderlijk, en dacht even terug aan drie maanden daarvoor. De gebeurtenissen hingen nog steeds als een donkere wolk boven hun hoofd. Donovan had hem eens opgebiecht hoe moeilijk ze het vond om alleen te zijn en om naar bed te gaan; dat ze zo bang was voor de dromen, voor de nachtmerries die zouden komen. Het had haar zelfvertrouwen geschaad. Terecht of onterecht nam ze zichzelf alles kwalijk wat er was gebeurd en niets wat hij, of wie dan ook, zei of deed, kon dat beter maken.

‘Ik heb het goed verpest, hè?’ zei ze terwijl ze haar fijngevormde, gespannen gezicht plotseling naar hem toedraaide, als een kind dat een antwoord verwacht. ‘Het is wat ze allemaal denken, hè? Wat ze allemaal zeggen. Achter mijn rug om.’

‘Nee. Nee, dat is niet waar,’ zei hij zacht, en hij schudde zijn hoofd. Niemand zou het in zijn hoofd halen bij hem in de buurt zoiets te zeggen en hij kon zich niet voorstellen dat iemand het dacht. Hij trok haar tegen zich aan en haalde zijn hand door haar korte, harde haar. ‘Je vergist je, Sam. Dat denkt niemand. Geloof me alsjeblieft.’ Maar toen ze wegkeek, zag hij dat ze niet was overtuigd, en hij wist niet wat hij verder moest zeggen.

‘Ze begrijpen het niet,’ mompelde ze, en ze begon weer te huilen. ‘Ze hebben geen idee.’

Haar lichaam was stijf van woede en toen ze haar hoofd tegen zijn arm duwde voelde hij haar natte tranen door zijn mouw heen. ‘Nee,’ zei hij even later. ‘Ze kunnen het ook niet begrijpen. Ze waren er niet bij. Maar ik begrijp het wel. En ik neem je niets kwalijk.’

 

Eenmaal buitengekomen stapte Donovan in haar auto. Ze keek toe hoe Tartaglia zijn motor startte en wegreed. Ze liet de motor even stationair draaien, wachtte tot de verwarming aansloeg, en zat in stilte door het beslagen raam naar de bochtige rivier en de donkere silhouetten van de bomen aan de overzijde van de oever te kijken. Wat was ze toch een trut, wat was ze toch een zielige, jankende trut. Hoe had ze zich zo kunnen laten gaan? Wat zou Tartaglia wel niet van haar denken? Ze haatte het dat ze de laatste tijd zo snel huilde. Ze voelde zich zo stom dat ze zichzelf had teleurgesteld, hoewel ze best wist dat hij de laatste was die het als zwakte zou zien. Maar alles had ineens zo op haar gedrukt dat ze het niet meer binnen kon houden. De woorden van Minderedes hadden de wond opengereten en ze was zo kwaad, voelde zich zo machteloos er iets tegen te doen. Hoe ze ook haar best deed de gruwelen van wat er was gebeurd te onderdrukken, de herinneringen en de schuld waren nooit weg. Wat Tartaglia ook zei, hoe goed hij haar ook leek te begrijpen, niets kon het wegmaken.

Weer de gedachte aan Tom... Hij was nooit echt uit haar hoofd, zijn schaduw viel overal waar ze ging over haar heen. Ze kon niet aan hem met zijn eigen naam denken. Het was gewoon Tom. De kameleon. Het beest. De vampier. Hij had op de een of andere manier mythische proporties aangenomen.

Ze dacht terug aan hoe ze als een blok voor hem was gevallen, hoe aantrekkelijk ze hem ooit had gevonden. De gedachte deed de rillingen over haar rug lopen. Ze zag hem nog zo zitten: naast haar op de bank, zo dichtbij, zijn hoofd een beetje opzij gezakt, terwijl hij haar bestudeerde alsof ze een vlinder in een potje was die voor het laatst met zijn vleugels flapperde. De manier waarop hij in die laatste momenten naar haar had gekeken en zijn stem stonden beide in haar geheugen gegrift, de toon steeds harder, scherper en vlak voor het moment dat ze buiten bewustzijn raakte bijna kwaad: het antwoord lag al die tijd voor het oprapen en je hebt geen flauw idee.

Het was allemaal haar schuld. Alles was haar schuld. Ze had het moeten weten.

En wat betreft Tartaglia: zijn fysieke nabijheid, samen met zijn vriendelijke woorden, hadden haar opgewonden. Hij wist godzijdank niet wat ze voor hem voelde, hoe het soms alleen al pijn deed om naar hem te kijken. Ze had gedacht dat ze wist hoe ze ermee moest omgaan, hoe ze het kon negeren, had zichzelf gedwongen niet op die manier over hen na te denken tot het een tweede natuur was geworden. Er kon nooit meer dan vriendschap tussen hen zijn en een deel van haar was daar blij mee. Kon ze nou maar grip op zichzelf krijgen en zichzelf aan hem bewijzen, het in zijn ogen goedmaken, misschien dat alles dan weer normaal zou zijn.

Ze vervloekte zichzelf om haar zwakte, veegde met de boord van haar trui haar tranen weg en zette de radio aan. Fergies ‘Big Girls Don’t Cry’, van haar debuutalbum. Toen ze de auto in de versnelling zette en optrok, links afsloeg van de rivier vandaan en de stille High Street inreed, luisterde ze naar de tekst en betrapte zichzelf erop dat ze moest grinniken om de ironie. Grote meisjes huilen niet. Dat zei eigenlijk alles.

10

‘Zal ik mama spelen?’ vroeg inspecteur Carolyn Steele aan Tartaglia. Ze zat als een magiër achter het dienblad, compleet met theepot, kopjes, suiker, melk, en een bord vol chocoladebiscuitjes.

Mama? Hij onderdrukte een glimlach. Met haar kleine, breed geschouderde, atletische lichaam en streng mannelijke pak met colbert was er niets aan haar wat je moederlijk, knuffelig of ook maar gezellig kon noemen.

‘Hoe drink je hem?’

‘Melk, geen suiker, dank u.’

Het onderzoek was drie dagen op weg. Ze was naar Hendon geweest voor een bijeenkomst met haar leidinggevenden en had de instructies van die ochtend gemist. Ze schonk de sterke thee in en gaf Tartaglia zijn kop aan. Zelf nam ze melk en twee klontjes suiker. Ze gaf hem het bord koekjes en hij pakte er beleefd een. Zij pakte er ook een toen haar telefoon ging, die ze tussen oor en schouder klemde terwijl ze haar koekje in de thee doopte. Aan de andere kant van de lijn klonk een mannenstem.

Tartaglia probeerde de weinige, korte stukjes van het gesprek aan Steeles kant te negeren en staarde uit het raam achter haar, naar de rij victoriaanse huisjes aan de overkant van de straat. Het was die ochtend gaan dooien en water drupte van het dak op de straat; er hadden zich kleine stroompjes langs de ramen gevormd. De hemel was onheilspellend donker en het zag eruit alsof hij zou openbarsten. Hij keek even naar Steele en vroeg zich af wie ze aan de lijn had. Hoofdinspecteur Cornish misschien, of iemand anders van Hendon. Afgaand op Steeles kruiperige toon in ieder geval een leidinggevende.

Terwijl hij daar zo zat te wachten tot ze klaar zou zijn, was het moeilijk voor te stellen dat dit drie maanden geleden nog het kantoor van Trevor Clarke was geweest. Er was in de tussentijd zoveel veranderd en de ruimte zelf was bijna onherkenbaar. De smerige luxaflex was weggehaald, de ramen waren gelapt en het rook er fris, niet meer naar het mengsel van sigarettenpeuken, kipnoedels en goedkope aftershave. Zelfs het oude, gehavende bureau had een verjongingskuur ondergaan, het oppervlak min of meer schoon, pennen in een leren bakje, dossiers netjes op een stapel aan een kant.

Hij zag dat er een grote zwart-witfoto van Rachel Tenison in het in-bakje lag. Hij had geen idee hoe Steele eraan kwam of wat hij daar deed, hoewel hij vermoedde dat hij voor de pers was en haar was verstrekt door Patrick Tenison. Hij pakte hem uit het bakje. Het was zo te zien een professionele foto, en een goede ook, veel scherper en duidelijker dan de familiekiekjes die hij had gezien. Licht haar omlijstte haar hartvormige gezicht en ze had haar mond een heel klein beetje open, alsof ze wat ging zeggen. Ze had iets meisjesachtig moois met haar hoge voorhoofd en kleine, ronde gezicht, maar de houding van haar hoofd, de manier waarop ze recht in de camera keek met haar kin een beetje omhoog, was uitdagend. En ze had een lichtje in haar ogen, een schalkse glinstering die hij meteen bekoorlijk vond, alsof ze met de fotograaf flirtte. Hij dacht even terug aan de spaarzaam gemeubileerde kamer met het enorme bed, de spiegels en de afgesloten kist, en vroeg zich nogmaals af hoe ze echt was geweest.

Steele knalde de telefoon in de lader. ‘Dat was de wijkchef van Kensington en Chelsea weer. De arme kerel wordt belaagd door een grote macht van gepensioneerde hoogwaardigheidsbekleders, vrijgezelle oudere dames en kindermeisjes met klachten dat Holland Park is afgesloten. Hij smeekt ons de plaats delict vrij te geven.’

Hij zette met een rammelende knal zijn kop en schotel neer. ‘Jezus! Er is goddomme een vrouw vermoord, en het enige waaraan ze kunnen denken is hun godvergeten hondjes!’

‘Dat was ook wel te verwachten,’ zei Steele droogjes met een afwijzend handgebaar. Tartaglia wist niet zeker of ze het over de mensheid in het algemeen had of alleen over de welgestelde bewoners van Kensington. ‘Enig idee wanneer het weer open kan?’ voegde ze toe, en ze stak het laatste stukje van haar biscuitje in haar mond.

‘De bedoeling is vandaag. Forensische Opsporing is vrijwel klaar. Er is geen spoor van Rachel Tenisons kleding en er hebben te veel voetgangers over het pad gelopen naast waar ze lag, dus dat heeft niets opgeleverd. Nu het dooit, heeft het waarschijnlijk niet veel zin het dicht te houden.’

Steele gaapte en pakte nog een koekje. ‘Mooi. Dat zal ik hem laten weten. Maar dat is niet waarom ik je wilde spreken. Er is iets anders waarnaar je even moet kijken.’ Ze nam een hap van het biscuitje en kauwde het zorgvuldig voordat ze verder ging: ‘Ik had vanochtend een verslaggever aan de telefoon die vroeg of we denken dat er een verband is met de zaak-Catherine Watson.’

Tartaglia staarde haar uitdrukkingsloos aan. ‘Catherine Watson? Dat zegt me niets.’

‘Nee, dat snap ik. Het was ongeveer een jaar geleden, in Hendon. Ik weet de precieze details niet meer, behalve dat een vrouw, volgens mij een onderwijzeres, vermoord in haar flat is aangetroffen. Het was in de buurt van waar ik woon, een paar straten verderop, vandaar dat ik het nog weet. Ik weet nog dat ik me destijds een beetje zorgen maakte dat er een gek losliep in de wijk, maar er is daarna niets meer gebeurd.’

‘Wie heeft u gesproken?’

‘Jason Mortimer, dus die kun je serieus nemen.’

‘Denkt hij dat hij een verhaal heeft?’ vroeg Tartaglia bedachtzaam. Mortimer was een vooraanstaand misdaadverslaggever bij een van de dagbladen en zijn naam was altijd genoeg geweest om zelfs Trevor Clarke, die weinig of geen respect had voor de pers, geïnteresseerd te krijgen.

‘Ik had de indruk dat hij gewoon aan het vissen was, maar we zullen toch even moeten nalopen of hij beet heeft, voordat hij met iets concreets komt en het in dat vod publiceert.’ Ze huiverde een beetje, alsof iets haar stak, mogelijk een beeld van de krantenkop.

‘Heeft Mortimer verteld waarom hij denkt dat er een verband kan zijn?’

‘Nee. Hij liet nauwelijks iets los, wat van alles kan betekenen. Als hij een tipgever heeft, geeft hij die niet vrij. Maar ik weet nog wel dat Catherine Watson voordat ze stierf was vastgebonden en gemarteld. Het was behoorlijk gruwelijk en de details zijn niet openbaar gemaakt. Ik heb geen idee hoe Jason erbij komt, en hij houdt zijn kaken stijf op elkaar. Maar aangezien hij het is, is het de moeite om te kijken of er overeenkomsten zijn met de zaak-Holland Park. Het dossier wordt vanmiddag gebracht.’

‘Hebben ze de moordenaar gevonden?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Inspecteur Alan Gifford was de praktisch leidinggevende. Mijn team zat in het kantoor ernaast en ik weet nog dat ze ermee bezig waren. Alles liep uiteindelijk dood. Ze hebben het allemaal heel grondig aangepakt, maar voor zover ik weet is het nooit opgelost.’

‘Heeft u inspecteur Gifford gesproken?’

‘Dat kan niet. Hij is dood. Hij is zes maanden geleden met pensioen gegaan – ik ben nog op zijn afscheidsfeestje geweest – en die arme kerel is een paar weken later bezweken aan een hartaanval. Maar je kunt even naar Simon Turner, die zit hiernaast. Hij was Giffords brigadier voordat hij naar Barnes werd overgeplaatst.’

Simon Turner werkte nu onder inspecteur John Wakeley, de praktisch leidinggevende van het andere team van Moordzaken in Barnes. Turners kantoor zat aan de andere kant van het pand, maar van de man zelf was geen spoor te bekennen. Een jonge agente, van wie Tartaglia aannam dat ze nieuw was, zat in de buurt van Turners kantoor achter haar bureau een boterham te eten. Ze vertelde hem dat Turner de hele dag in de Old Bailey zat om te getuigen in een moordproces. Tartaglia schreef Turners mobiele nummer op en liet een boodschap achter met de vraag of hij contact met hem wilde opnemen.

Terug in zijn eigen kantoor was hij net gaan zitten toen Feeney in de deuropening verscheen.

‘Volgens mij heb ik die vent gevonden met wie Rachel Tenison de avond voor ze is gestorven wat heeft gedronken,’ zei ze, en ze zag er reuzetevreden uit. ‘Er staan maar drie mensen met de initialen J.B. in haar agenda, van wie ik er twee heb gesproken, en die zijn het niet. De enige die nog over is, is Jonathan Bourne. Ik heb hem al twee keer gebeld, maar hij is steeds in gesprek. Hij woont in Notting Hill. Ik ga er maar even naartoe.’

‘Greville had het over een vriend van haar die Jonathan heette. Ik denk dat ik even met je meega.’ Hij was al opgestaan.

11

Tegen de tijd dat ze Barnes Green verlieten, was het gaan ijzelen. Feeney was een snelle en goede chauffeuse en Tartaglia zag haar frustratie groeien naarmate ze vaker werd gedwongen zich een baan tussen de auto’s door te manoeuvreren, te stoppen en weer op te trekken, in en uit het vele verkeer te voegen. Tartaglia zat op de passagiersstoel en keek hoe de ruitenwissers ritmisch heen en weer bewogen en de natte sneeuw van de ruit veegden. Toen ze in Notting Hill arriveerden, was het al halfdrie. Jonathan Bourne woonde in een tot appartementencomplex omgebouwd voormalig postkantoor bij Portobello Road. Het was een pand met meerdere verdiepingen, verdeeld in flats. Feeney drukte op Bournes intercom, maar er kwam geen reactie. Terwijl ze stonden te wachten opende een stevige vrouw de voordeur. Ze droeg een lange, donkere jas met laarzen zonder hakken en kwam naar buiten lopen.

‘Weet u op elke verdieping Jonathan Bourne woont?’ vroeg Feeney. ‘Hij reageert niet op de bel.’

‘Dat zal dan wel zijn omdat hij hem niet hoort,’ zei ze met een grijns op haar gezicht. ‘Hij woont op de tweede en ik weet zeker dat hij thuis is. De muziek staat zoals gebruikelijk op tien. Ik woon jammer genoeg onder hem. Ik kan er vaak niet van slapen, maar niemand doet er iets aan. Aan de gemeente heb je ook niets.’ Ze trok een vies gezicht, liep langs hen heen en de straat op.

De lift was defect en ze liepen de trap op. Toen ze op de tweede verdieping waren en de branddeur openduwden, werden ze begroet door een muur van muziek die voelde als een golf hete lucht. ‘Johnny Come Home’ van de Fine Young Cannibals, dat had Tartaglia een jaar of tien geleden voor het laatst gehoord.

Bournes appartement was aan het eind van de gang. Tartaglia drukte op de bel bij de voordeur, klopte aan, en aangezien een reactie uitbleef, begon hij op de deur te bonken.

‘Politie, opendoen,’ schreeuwde hij.

Hij bleef bonken. Even later ging de deur een stukje open en er verscheen een lange man met een bleek gezicht en een warrige bos roodbruin haar. Op een groen handdoekje om zijn middel na was hij naakt.

‘Wat komen jullie doen?’ schreeuwde hij boven de muziek uit.

Feeney hield haar identificatie omhoog. ‘Politie. Bent u Jonathan Bourne?’

‘Wacht even.’ De man verdween achter de deur. Een paar seconden later werd de muziek zachter gezet en verscheen hij weer.

‘Wat komen jullie doen?’ herhaalde hij, en hij hield de deur op een kier open. ‘Ik heb het druk.’ Hij sprak een beetje met dubbele tong.

‘Ik ben rechercheur Tartaglia en dit is agente Feeney,’ zei Tartaglia. ‘We moeten met u praten.’

Bourne keek met half samengeknepen oogleden naar hun identificatie. ‘Kan dat een andere keer?’

‘Nee. We moeten u nu spreken.’

‘Het komt nu niet uit.’

‘Het kan hier, of u kunt meekomen naar het bureau. Aan u de keus.’

‘Kan het echt niet wachten? Ik ben bezig. U weet wel.’ Bourne trok betekenisvol zijn wenkbrauwen op en maakte een hoofdgebaar naar de ruimte achter zich.

‘Nee, het kan niet wachten, meneer Bourne. Maar gaat u eerst maar even iets aantrekken. En zet meteen die muziek uit.’

Bourne concentreerde zijn waterige blik op hem. ‘Gaat het om de muziek? Hebben mijn kloteburen weer geklaagd? Want dan...’

‘Nee, meneer Bourne,’ onderbrak Tartaglia hem. ‘Het gaat niet om de herrie. Het gaat om Rachel Tenison.’

Bourne leek verrast. ‘Rachel? O, natuurlijk. Dat had ik kunnen weten.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘En u zei ook dat u rechercheur was. Ogenblik.’

Hij liet de deur open en Tartaglia en Feeney liepen achter hem aan een grote, open kamer in met twee hoge ramen die uitkeken over de straat. Bourne liep de kamer door, zette de muziek uit en bukte om een spoor achtergelaten kleding op te pakken, waarmee hij door een deur in de verre hoek van de kamer verdween, waarvan Tartaglia aannam dat het de slaapkamer was. Bourne sloeg de deur hard achter zich dicht. Even later werd er een toilet doorgetrokken, en ze hoorden gedempte stemmen door de muur heen praten.

Tartaglia keek om zich heen terwijl ze op Bourne wachtten. Aan een kant van de voordeur was een modern keukentje weggestopt, van de rest van de ruimte afgescheiden door een ontbijtbar, die vol lege wijnflessen en vieze vaat stond. De rest van de kamer zag eruit als een kruising van de antiekzaakjes waar ze aan Portobello Road langs waren gekomen en de werkplek van een preparateur; aan de muur boven de deur hing een stel hertenkoppen, en her en der door de ruimte verspreid stonden glazen stolpen met opgezette vogels. In een hoek klommen twee kaal wordende opgezette apen op een tak die was omgebouwd tot lamp, en op het bureau erachter deed een mensenschedel met een paarse fez erop dienst als presse-papier.

Er hing een sterke, bekende geur in de lucht. Tartaglia liep de ruimte door, met Feeney in zijn kielzog, en zag de telefoon op de vloer naast het raam liggen, naast een berg kussens, met daarnaast een halfvolle fles wijn, twee halfvolle glazen en een asbak met daarin de overblijfselen van een joint.

‘Hier heeft iemand een feestje gehad,’ zei Feeney, die afkeurend haar armen over elkaar sloeg. ‘En dat op dit moment van de dag.’

Tartaglia onderdrukte een glimlach. Er was in Feeneys geregelde leven voor alles een juist moment en een juiste plaats en hij nam aan dat alcohol en dergelijke strikt gereserveerd waren voor na zonsondergang.

Een paar minuten later kwam er een broodmagere, moe uitziende blondine de kamer in lopen, gekleed in een strakke spijkerbroek met zware laarzen en een motorjack. Ze liep onvast langs Tartaglia en Feeney, alsof ze onzichtbaar waren, pakte een helm achter een stoel vandaan en verliet de flat via de voordeur. Even later verscheen Bourne weer, gekleed in een ruime, rood fluwelen badjas.

‘Zullen we dan maar?’ zei hij terwijl hij een vaag handgebaar naar het zitgedeelte van de ruimte maakte.

Hij plofte zonder op een antwoord te wachten midden op de bank, waardoor er voor Tartaglia en Feeney twee stokoud uitziende leunstoelen tegenover hem overbleven. Hoewel Tartaglia zich Bourne niet in een pak kon voorstellen, of in wat voor kleding dan ook, zou zijn roodbruine haar gemakkelijk voor donkerbruin kunnen doorgaan in het gedimde licht in La Girolle. Hij vroeg zich af of Henri Charles hem zou herkennen.

‘U weet dat Rachel Tenison is vermoord?’ vroeg Tartaglia terwijl Bourne zich lui achterover liet zakken tegen de kussens en zijn lange, witte benen over elkaar sloeg.

‘Ja, dat heb ik gehoord,’ antwoordde Bourne, en hij wreef in zijn ogen. ‘Wat willen jullie?’

‘We proberen te reconstrueren wat mevrouw Tenison nadat ze donderdag van haar werk is vertrokken heeft gedaan. Ik heb begrepen dat u haar die avond heeft gezien.’

‘Dat klopt. We hebben wat gedronken.’

‘Waar?’

‘Bij haar thuis.’

‘In haar flat, bedoelt u?’

Bourne begon te gapen. ‘Waar anders?’

‘Ik wil alleen graag dat alles volkomen duidelijk is, meneer Bourne. Dus u was bevriend met haar?’

‘Ja. Ik ken Rachel – kende haar – van de universiteit.’

‘Dus het was een sociaal bezoekje?’

‘Niet echt. Ik ben journalist. Ik ben bezig met een stuk voor een zondagsblad. Over kunst die door de nazi’s is geconfisqueerd, en de Simon Wiesenthal Stichting. Haar galerie is betrokken bij het terughalen van een bepaald schilderij en daar wilde ik haar over spreken.’ Hij zat terwijl hij sprak met een kwastje aan de lange ceintuur van zijn badjas te spelen.

‘Hoe laat was u daar?’

‘Om een uur of zeven. We hebben wijn gedronken en wat gekletst, en toen ben ik vertrokken.’

‘Hoe laat was dat?’

‘Iets voor acht uur.’

Feeney fronste haar wenkbrauwen ‘Dat was dan wel een snelle borrel.’

Bourne keek Feeney vermoeid aan. ‘Wat is snel? Ik ben er bijna een uur geweest. Ze zei dat ze met iemand voor het avondeten had afgesproken.’

‘Met wie?’ vroeg Tartaglia.

Bourne fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoe moet ik dat weten?’

‘Heeft ze geen naam genoemd?’

‘Nee. En dat zijn mijn zaken ook niet, toch?’

‘Dus u bent vertrokken?’

‘Ja. Toen ze zag hoe laat het was, heeft ze mijn wijn nog net niet onder dwang in mijn keel gegoten en me de deur uit geschopt. Ze zei dat ze laat was.’

‘En u heeft geen idee waar ze daarna had afgesproken.’

‘Natuurlijk niet. Ik ben naar huis gegaan. Ik moest nog werken.’

‘Kan iemand dat bevestigen?’

‘Wat denkt u zelf? Ik woon alleen.’ Hij spreidde zijn handen, alsof dat vanzelfsprekend moest zijn.

‘Waarom heeft u ons die informatie niet eerder aangeboden?’

Bourne haalde zijn schouders op. ‘Waarom zou ik? Ik heb niets te vertellen.’

‘Zoals ik al zei is het uitermate belangrijk dat we reconstrueren wat ze voor haar dood heeft gedaan. De kranten en televisie hebben het er constant over. Is u dat niet opgevallen?’

‘Ik heb alleen wat met haar gedronken. Dat is toch zeker geen misdaad, of wel?’

Misschien was het de drank, of de hasj, maar meneer Bourne was overdreven in zijn wiek geschoten en Tartaglia vermoedde dat hij iets achterhield.

‘U zei dat u bevriend met haar was, meneer Bourne.’

‘Klopt.’

‘Meer dan bevriend, misschien?’

Bourne keek Tartaglia geamuseerd aan. ‘Rachel en ik? U maakt zeker een grapje.’

‘Waarom is dat zo onwaarschijnlijk?’

Bourne schudde wanhopig zijn hoofd. ‘Rachel is mijn type niet. Was mijn type niet.’

‘Hoe bedoelt u?’ mengde Feeney zich in het gesprek.

Bourne zuchtte alsof dat voor de hand liggend was. ‘Geen chemie. Zo gaat dat gewoon. Je hebt iets met een vrouw of niet. En ik ben erg kritisch.’

‘Heeft u na de borrel met mevrouw Tenison gegeten?’ vroeg Tartaglia, en hij dacht terug aan de schriele blondine die net Bournes appartement had verlaten. Rachel Tenison zag er veel beter uit, hoewel uiterlijk niet alles was.

‘Nee. We hebben alleen geborreld.’

‘U bent niet bij haar blijven slapen?’

Bourne rolde met zijn ogen alsof hij nog nooit zo’n belachelijke suggestie had gehoord. ‘Jezus. Zijn jullie doof of zo? Dat zeg ik net. We hebben alleen geborreld, dus hou nu maar op.’

Hij zweette, en Tartaglia vroeg zich af of het door de hitte in de kamer kwam, door de drugs, of dat het zenuwen waren. Wat het ook was, hij wist zeker dat Bourne loog.

‘Kunt u ons vertellen waar u vrijdagochtend was?’

Bourne keek hem uitdrukkingsloos aan. ‘Vrijdag?’

‘Ja. Tussen zeven en negen.’

‘Hier. Ik zei net al dat ik bij Rachel vandaan naar huis ben gegaan. Probeert u me ergens toe uit te lokken?’

‘Ik moet alleen alles zeker weten, meneer Bourne. U woont alleen, dus ik neem aan dat niemand kan bevestigen dat u hier inderdaad was.’

Bourne staarde hem glazig aan, maar zei niets.

‘Aangezien u in Rachels flat bent geweest, zou het prettig zijn als we uw vingerafdrukken hebben. Dan kunnen we ze onderscheiden van de andere die we hebben gevonden.’

Bournes mond verhardde, alsof hij het een naar idee vond. ‘Ik zal erover nadenken.’

‘Het kost niet veel tijd, meneer Bourne. Agente Feeney kan het met u regelen. Er staat een vingerafdrukapparaat op station Notting Hill. Dan kunnen we meteen een dna-monster nemen.’

Bournes hoofd schoot naar voren. ‘Jezus, ben ik een verdachte?’

‘We willen u alleen van ons onderzoek kunnen uitsluiten.’

‘Ja, ja, dat cliché ken ik. Ik zie wel waar dit naartoe gaat. Kunt u niet wat inventiever te werk gaan?’

‘Ik neem aan dat u wilt weten wie mevrouw Tenison heeft omgebracht?’

‘Zou het?’ Hij staarde Tartaglia even razend aan en trok zijn hoofd weer terug. ‘Luister, natuurlijk wil ik dat de moordenaar wordt gepakt. Maar ik heb haar niet gedood en ik wil niet het risico lopen dat jullie een dna-monster nemen en dat het in een internationale database terechtkomt. Ik ken mijn rechten. Jullie denken zeker nog dat dna het toverwoord is, hè?’ Hij wees met een beschuldigende vinger naar Tartaglia.

‘Nee...’

‘Nou, ik kan jullie haarfijn uitleggen wat daar mis mee is. Ik heb er een stuk over geschreven voor de bijlage van de zondagskrant... over alles wat er kan misgaan... hoe misleidend de statistieken zijn, hoe gemakkelijk het is om dergelijk bewijs te vervuilen; samengevat: hoe het allemaal veel minder geweldig is dan het lijkt.’ Hij tikte de punten snel op zijn vingers af terwijl hij sprak. ‘Dus als u mijn dna wilt, zult u me eerst moeten arresteren. En dat mag u niet, of wel? Dus hou maar op me lastig te vallen en laat me met rust.’

Hij trok zijn ochtendjas om zich heen, stond wankel op en staarde naar de voordeur. Aangezien ze geen andere keus hadden, stonden Tartaglia en Feeney op.

‘U heeft gelijk, meneer Bourne,’ zei Tartaglia. ‘Op dit moment hebben we geen grond om u te kunnen arresteren. Hartelijk dank voor uw tijd. Als u nog iets bedenkt, kunt u ons altijd bellen.’ Hij legde zijn visitekaartje op de ontbijtbar.

‘Ja hoor, maar ga er niet op zitten wachten.’ Bourne hield de deur voor hen open, keek Tartaglia wazig aan en gaf hem een brede wittetandengrijns. ‘Ik ken trouwens nog een goede. Hoe vindt een gek de weg uit het bos terug?’

Tartaglia fronste zijn wenkbrauwen. ‘Is dat een grap, meneer Bourne?’

‘Ja. Helemaal uw stijl. Dan volgt hij het psycho-pad.’ Hij stond nog om zijn eigen mop te grijnzen toen hij de deur dichtsloeg.

‘En Jezus weende,’ zei Feeney met een stalen gezicht terwijl ze achter Tartaglia aan de gang door liep. ‘Wat een arrogante klootzak. Hij vindt zichzelf heel wat, hè?’

‘Zeker weten,’ antwoordde Tartaglia terwijl hij de trap af liep. ‘Maar jammer genoeg heeft hij ook gelijk. We hebben absoluut niets waarop we hem kunnen pakken, en pas dan zal hij ons zijn vingerafdrukken en dna geven. Laten we ondertussen grondig zijn doopceel lichten. Ik weet zeker dat Jonathan Bourne iets verbergt en ik wil weten wat.’

Toen ze het pand uit en de miezer in liepen naar Portobello Road ging Tartaglia’s mobieltje. Hij zocht beschutting in een portiek, klapte het open en zag dat het agente Sharon Fuller was.

‘Ik had net Patrick Tenison aan de lijn,’ zei ze. ‘Hij vraagt of u hem belt. Hij drong erg aan. Hij wil weten of er al vooruitgang is.’

‘Oké,’ zei hij met tegenzin, en hij bedacht hoe Tenison het als zijn vanzelfsprekende recht zou zien dat hij van alles op de hoogte zou worden gehouden. Geruststellen zonder hem informatie te geven, dat was wat er moest gebeuren. Tenison kon dan familie zijn, maar hij had geen alibi voor de tijd dat zijn zus was omgebracht, hoewel er tot dusverre geen duidelijk motief was dat hem verdacht maakte. ‘Of weet je wat? Vraag Carolyn Steele maar of ze hem terugbelt. Ze kan ontzettend goed pappen en nat houden. Verder nog iets?’

‘Ja. Ik heb net met dokter Huw Williams gesproken. Zijn voornaam is Welshe spelling, hij vond het heel belangrijk dat ik dat goed opschreef. Hoe dan ook, hij zegt dat hij Rachel Tenisons therapeut was of iets dergelijks. Zijn praktijk is aan Harley Street en hij heeft om vier uur tijd voor u. Hij zei dat hij informatie voor ons heeft.’

12

‘Gaat u zitten. Dokter Williams komt er zo aan.’

De kleine, grijsharige receptioniste sloot de deur achter hem en liet Tartaglia alleen achter in de wachtruimte.

Hij trok zijn natte jack uit en hing het aan de kapstok in de hoek naast het raam. De hemel was al donker en er was weinig te zien behalve het silhouet van een hoge hijskraan en de achterkant van de gebouwen erachter, allemaal kantoren. De ruimte was duur, maar fantasieloos ingericht; er stonden comfortabel uitziende bankjes en stoelen en er hingen ouderwetse afbeeldingen van plaatsen in Londen aan de muren. De geur van verse koffie trok zijn aandacht naar een dienblad op een tafeltje onder het raam, waar een thermosfles, kopjes, schoteltjes, melk en suiker op stonden. Hij draaide de kan open en schonk een kop in. Hij had maar één broodje bij de lunch gehad en begon al honger te krijgen, zijn energie werd een beetje minder. Hij wilde net gaan zitten en wat in een gq bladeren toen de deur openzwaaide en een zwaargebouwde man met dik, krullend bruin haar de kamer in kwam.

‘Rechercheur? Ik ben Huw Williams.’ Hij stak ferm zijn hand uit. Hij droeg een donker maatpak met een bleekgeel overhemd zonder stropdas, en was zo te zien eind veertig; totaal niet het grijsbaardige, bebrilde stereotype van een psychiater die Tartaglia had verwacht.

‘In mijn spreekkamer worden we niet gestoord,’ zei Williams met een zakelijke glimlach. ‘Neem uw koffie maar mee.’

Williams’ kantoor was aan de voorkant van het pand. De luxaflex was dicht en het licht was gedimd, waardoor de ruimte ondanks het hoge plafond gezellig aanvoelde. In een hoek stond een groot, ouderwets bureau, en aan de andere kant stonden twee leunstoelen van zwart leer met chroom tegenover elkaar, met een bank overdwars ertussen. Tussen de twee stoelen stond een wit formica tafeltje, met een spotje, dat erboven hing, erop gericht. Het was allemaal tot in de puntjes uitgedacht en deed Tartaglia aan het decor van een praatprogramma op televisie denken.

Williams gebaarde Tartaglia naar een van de stoelen en ging zelf in de andere zitten, met zijn rug naar het raam.

‘Fijn dat u contact met ons heeft opgenomen, dokter Williams,’ zei Tartaglia terwijl hij ging zitten.

‘Ik had eerder moeten bellen, maar ik ben net terug van zakenreis. Ik schrok vreselijk toen ik vanochtend de krant las.’ Er viel een schaduw over Williams’ gezicht en Tartaglia had moeite zijn uitdrukking te lezen, hoewel zijn diepe weerklinkende stem op de een of andere manier werd geaccentueerd door het gebrek aan licht.

‘Ik begrijp dat Rachel Tenison uw patiënte was?’

‘Dat klopt, tot augustus van vorig jaar. Ik heb medicijnen gestudeerd en ben psychiater, maar ik werk tegenwoordig als analyticus. Ik heb Rachel negen maanden lang regelmatig gesproken en was erg verdrietig te lezen dat ze is gestorven, vooral onder deze omstandigheden.’ Williams was stil en schraapte zijn keel alsof hij niet wist wat hij verder moest zeggen.

‘Ik begrijp dat u informatie voor ons heeft die mogelijk kan helpen bij ons onderzoek?’

Williams zette zijn ellebogen op de leuningen van zijn stoel en strengelde zijn vingers onder zijn kin ineen. ‘Forensische psychologie is niet mijn specialiteit, maar ik neem aan dat een slachtofferprofiel net zo belangrijk is als een dadertypologie.’

‘Ja,’ zei Tartaglia, en hij nam een slok koffie, waarna hij zijn kop en schotel op het tafeltje zette. ‘Het probleem is dat ik erg veel moeite heb een beeld van mevrouw Tenison te krijgen. Ik heb het gevoel dat er veel mist. Kunt u beginnen met waarom ze naar u toekwam?’

Williams haalde diep adem. ‘Zoals de meesten van mijn patiënten had Rachel problemen. Zoals u waarschijnlijk al weet heeft ze haar ouders op zeer jonge leeftijd verloren bij een auto-ongeluk. Dat zag ze, terecht of onterecht, als de bron van haar algehele misère.’

‘Hoe vaak zag u haar?’

‘Normaal gesproken een keer per week.’

‘Dat is ongeveer zesendertig uur,’ zei Tartaglia nadat hij de hoofdrekensom snel had gemaakt. ‘Dan weet u vast veel over haar.’ Hij dacht even aan Liz en vroeg zich af of zij op de hoogte was van het bestaan van Williams. ‘Ik ben bijzonder geïnteresseerd in haar persoonlijke relaties, de mannen in haar leven, dergelijke onderwerpen. Het is heel goed mogelijk dat de moordenaar een bekende was. Er is misschien een seksueel motief.’

Williams knikte langzaam. ‘Dat begrijp ik, maar dat is niet eenvoudig. Patiënten komen met een breed spectrum aan klachten bij me: problemen op het werk, of privé. Vroeg of laat komen de onderliggende oorzaken naar boven, maar niet altijd. Bij Rachel heb ik alleen vlak onder het oppervlak kunnen kijken.’

‘Er moet toch íets over haar privéleven duidelijk zijn geworden?’ vroeg Tartaglia ongeduldig. Hij hoopte maar dat dit geen tijdverspilling was.

‘Natuurlijk. Ze heeft over haar stiefbroer Patrick verteld, en over zijn familie. Ze leken een nauwe band te hebben. We hadden het regelmatig over moeilijkheden met haar zakenpartner Richard, maar dat stelde allemaal niets voor en is waarschijnlijk niet interessant voor u.’

‘Heeft ze verteld dat ze een langdurige relatie met Richard Greville heeft gehad?’

Williams glimlachte. ‘Nee. Daar heeft ze geen woord over gezegd, wat me niet verrast. Rachel praatte niet graag over emotionele onderwerpen.’

‘Volgens de mensen die we hebben gesproken is die relatie ruim een jaar geleden beëindigd. Waarom zou ze er niet over willen praten?’

‘Zelfs als hij verleden tijd was, zou ze het risico niet hebben willen nemen er diep op in te gaan. Ze was erg gesloten, niet mededeelzaam, en ze was erg beheerst. Ze was ook zeer intelligent en ik had al snel door dat onze sessies op haar voorwaarden moesten, niet die van mij.’

‘Maar ze moet toch hebben gedacht dat u haar kon helpen?’

Williams maakte een instemmend handgebaar.

‘Behandelt u seksuele problemen?’

‘Regelmatig. Ik ben geen seksuoloog, maar ik kom uiteraard seksuele problemen tegen in mijn werk. Over het algemeen zijn dat symptomen van onderliggende kwesties.’

‘Voor zover we weten deed mevrouw Tenison aan sm. Ze wilde vastgebonden worden. Ik kan niet op de details van haar moord ingaan, die worden niet aan het publiek vrijgegeven, maar er zijn elementen van terug te vinden in de manier waarop de moordenaar haar heeft achtergelaten. We proberen erachter te komen wat het allemaal met elkaar te maken heeft. Kunt u me in dat licht iets vertellen?’

Williams knikte langzaam. ‘Wat betreft Rachel persoonlijk had ik het vermoeden dat ze iets voor me verborgen hield. Ik heb er tijdens een van onze sessies een glimp van opgevangen. Ze beschreef een droom die ze had gehad en het werd me duidelijk dat ze verkrachtingsfantasieën had.’

‘Verkrachtingsfantasieën?’

‘U klinkt verrast, maar het is een heel gebruikelijke fantasie bij vrouwen. Het gaat allemaal om dominantie en onderwerping, niet om echte verkrachting.’

Tartaglia dacht aan de foto die hij bij Steele had gezien, en de blik in haar ogen: paradoxaal onschuldig en ondeugend tegelijk. ‘Hoe beginnen mensen met dergelijke dingen?’

‘Normaal gesproken neemt de ander het initiatief, stelt voor dat ze eens wat anders proberen; iemand die ouder is of meer ervaren, of in een machtspositie in de relatie. Dan ontdekt hij of zij dat het leuk is en ontwikkelt het zich van daar. Hij of zij gaat uiteindelijk vaak steeds verder, of in een andere richting.’

Tartaglia vroeg zich ineens af of Richard Greville de initiator was geweest. Dat zou een hoop verklaren over de dynamiek van hun vreemde relatie en waarom Rachel Tenison hem uiteindelijk aan de kant had gezet. Zij was verder gegaan. ‘Nog even over die verkrachtingsfantasie,’ vroeg hij. ‘Waarom deed ze of het een droom was? Waarom verborg ze voor u wat er echt aan de hand was?’

Williams glimlachte. ‘O, dat is heel normaal bij seksueel geperverteerde mensen.’

‘Echt?’

‘Ik zal u een voorbeeld geven. Een collega van mij had een patiënt die hem bijna twee jaar lang twee keer per week sprak. Je zou toch denken dat hij de man behoorlijk goed kende, vindt u niet? Nou, pas toen die man dood op de bodem van het zwembad van een vriend werd aangetroffen, schijnbaar per ongeluk verdronken, kwam mijn collega erachter dat de man aan auto-erotische wurgseks deed.’

‘Ik dacht dat die altijd per ongeluk stierven als ze zichzelf ophingen of een zak over hun hoofd trokken.’

‘Verdrinken heeft hetzelfde effect. Het gaat erom dat je de zuurstoftoevoer afsnijdt. Hoe dan ook, die arme man had zichzelf heel tevreden jarenlang half verdronken met gewichten aan zijn voeten, maar op een dag ging het mis omdat hij zijn schaar liet vallen, of wat hij ook gebruikte om zichzelf te bevrijden. Waar het om gaat, is dat hij er al die tijd niets over aan zijn therapeut heeft verteld.’

‘Wat uitzonderlijk.’

Williams haalde zijn schouders op. ‘Mensen met seksuele perversies zijn over het algemeen onbetrouwbaar. U moet hen als een type verslaafden zien, verslaafd aan hun eigen speciale drug. Waarom zouden ze daarover beginnen tegen iemand als ik? Die misschien gaat suggereren dat ze ermee moeten stoppen?’

‘Waarom komt zo iemand dan hoe dan ook naar u toe?’

‘Omdat ze depressief of ongelukkig zijn door iets anders. Ze zien hun verslaving niet als het probleem; ze denken dat ze die onder controle hebben. Het wordt allemaal keurig in hokjes opgeborgen en velen van hen leiden aan de oppervlakte een heel normaal leven.’

‘Hoe kunnen familie en vrienden daar in godsnaam niets van merken?’ vroeg Tartaglia, die weer aan Liz moest denken.

‘Soms merken ze het wel, maar meestal niet. Zoals ik al zei, is dit soort mensen onbetrouwbaar. Aan de oppervlakte zie je niets van wat eronder ligt verborgen.’

Tartaglia wreef bedachtzaam over zijn lippen en vroeg zich af of Liz toch de waarheid vertelde. ‘Moet ik verder nog iets weten?’

Williams leunde naar voren in zijn stoel, de handen voor zich in elkaar gestrengeld, het spotje op zijn kruin gericht. ‘Ethisch gezien is dit een ingewikkelde kwestie, maar gezien wat er is gebeurd, is er iets wat misschien een direct verband met uw onderzoek heeft, en het past ook in het plaatje van wat we net hebben besproken. Het is waarom ik u heb gebeld. Ik pak mijn aantekeningen er even bij.’

Hij stond op, liep de kamer uit en kwam een paar minuten later terug met een dik geel dossier. Hij ging weer zitten, zette een leesbril op en begon langzaam door de volgetypte pagina’s te bladeren.

‘Ik maak van elke sessie aantekeningen, en dicteer de rapporten en mijn opmerkingen meteen erna. Daarom zijn ze over het algemeen min of meer letterlijk. Hier heb ik het, 24 juli.’ Hij keek over de pagina en sloeg hem om. ‘We hebben het een groot deel van de sessie over Rachels relatie met haar stiefvader gehad. Hij was erg overheersend, in alle opzichten een bullebak, hoewel ze dat nooit zou hebben toegegeven. Ze vond het allemaal erg moeilijk, dus ik liet haar even in stilte zitten. Er ging een minuut of vijf voorbij en toen zei ze zomaar ineens: “Gisteravond ben ik naar een bar gegaan om een man op te pikken. We zijn naar mijn appartement gegaan en hebben seks gehad.”’ Williams tuurde over de rand van zijn bril naar Tartaglia. ‘Dat was de eerste keer dat ze iets over een seksuele ervaring tegen me zei.’

Tartaglia fronste zijn wenkbrauwen en probeerde zijn opwinding in toom te houden. ‘Denkt u dat ze de waarheid vertelde, of dat ze testte hoe u zou reageren?’ Als Rachel Tenison er de gewoonte op na hield mannen op te pikken, was het veld van mogelijkheden ineens een stuk breder geworden.

‘Beide, denk ik. Ze wist net zo goed als ik dat we het nog nooit over dat onderwerp hadden gehad.’

‘En toen?’

‘Ik vroeg haar of het een aangename ervaring was en ze noemde het “goed”. Ik vroeg of ze het vaker had gedaan, en ze zei van niet.’

‘Maar dat loog ze?’

‘Daar was ik van overtuigd, maar ik ben er niet op ingegaan.’

‘Waarom loog ze erover? Waarom vertelde ze er dan hoe dan ook iets over, als ze er verder niet eerlijk over wilde praten?’

‘Omdat ze een spel speelde. Ze wilde mijn nieuwsgierigheid aanwakkeren.’ Williams keek weer in zijn aantekeningen. ‘“Vertel eens wat je hebt gedaan voor je naar die bar ging”, vroeg ik. Ze zei dat ze was thuisgekomen en een borrel voor zichzelf wilde inschenken toen ze bedacht dat ze zin had in een cocktail, en dat ze wilde dat iemand die voor haar maakte. Dat ze een tentje in de buurt van haar huis wist, met een barman die Victor heette, die geweldige martini’s maakte en die precies wist hoe zij ze graag dronk. Toen beschreef ze langzaam en heel gedetailleerd dat ze zich had omgekleed, compleet met het parfummerk en de kleur lippenstift. De voorbereiding was zorgvuldig, weloverwogen en ritualistisch, wat ook suggereerde dat ze het vaker deed.’ Williams keek weer op naar Tartaglia en voegde toe: ‘Het was ook overduidelijk dat ze probeerde mij op te winden.’

Williams’ gezicht stond uitdrukkingsloos, alsof het hem persoonlijk niets deed. Tartaglia zag haar voor zich, slank en mooi, met haar prachtige blonde haar en een provocerende blik in haar ogen. Hoe was dat geweest, zij met zijn tweeën in die donkere ruimte? Het was een intieme situatie: gesloten deur, luxaflex dicht, afgeschermd van de wereld. Hij stelde haar daar voor, uur na uur, pratend over zichzelf, zittend waar hij nu zat, Williams tegenover haar. Zo dichtbij. Had Williams meer gewild dan alleen luisteren? Waren psychotherapeuten onderhevig aan normale mannelijke reacties? Of hadden ze een mechanisme waarmee ze die konden uitzetten? Het was interessant dat Williams niet één keer had gezegd dat Rachel een aantrekkelijke vrouw was. Hij beschreef haar als intelligent, met veel zelfbeheersing, als gesloten, maar niet als aantrekkelijk, laat staan mooi, alsof een dergelijke eigenschap niet op zijn radar werd geregistreerd. Even los van professionele ethiek: Williams kon toch niet ongevoelig zijn voor wat er voor hem zat?

‘Het was heel verhelderend,’ zei Williams met een stalen gezicht. ‘Ik heb haar verhaal bijna verbatim opgeschreven. Wilt u dat ik het voorlees?’

‘Graag.’

‘Dit is wat ze zei.’ Hij schraapte zijn keel. ‘“Ik was opgewonden toen ik naar binnen ging. Het licht was gedimd en er stond goede muziek op, heel hard. Het was al behoorlijk druk en de meeste tafeltjes waren bezet. Er zaten wat mensen aan de bar; ik ging op een lege kruk op de hoek zitten en bestelde een wodka-martini. Er hing een enorme spiegel boven de bar en ik kon de hele ruimte erin zien. Ik luisterde naar de muziek, nipte aan mijn drankje, en toen zag ik verderop aan de bar een man staan. Hij moest net zijn binnengekomen, want hij was me nog niet opgevallen. Hij was knap, in de twintig, gebruind en goedgebouwd, met golvend zwart haar. Ik heb hem een paar minuten in de gaten gehouden en het zag ernaar uit dat hij alleen was. Hij grapte wat met een van de barmannen, alsof ze elkaar kenden, hoewel ik hem nog nooit had gezien, en hij bestelde een biertje. Hij dronk het bijna in één teug leeg en ik bedacht dat hij vast erge dorst had. Hij had een spijkerbroek aan, een strak t-shirt dat zijn gespierde armen goed deed uitkomen en een tatoeage van een draak op een arm. Ik vroeg me af of hij aan vechtsport deed.

Hij keek mijn kant op; ik ving zijn blik in de spiegel en hij glimlachte. Hij had een goed, gelijkmatig wit gebit en een mooie mond. Hij hief zijn glas naar me en ik glimlachte terug, wendde me toen weer tot mijn drankje. Maar hij bleef naar me kijken. Ik zag hem uit mijn ooghoek. Hij daagde me uit me om te draaien, wilde zien of ik meedeed. Ik draaide mijn hoofd een heel klein stukje zijn kant op en we keken elkaar even aan. Toen glimlachte ik weer, knikte naar hem en stond op. Ik heb wat geld op de bar achtergelaten voor mijn cocktail en ben naar buiten gelopen. Ik heb me niet omgedraaid, maar ik wist dat hij me zou volgen.”’

Hoewel de stem van Williams laag en mannelijk was, had Tartaglia het gevoel alsof zij hem aansprak. Hij zag voor zich hoe ze aan de bar zat, zag hoe haar haar om haar gezicht viel, hoe ze in de spiegel keek, zijn blik ving en glimlachte. Hij stelde zich heel even voor dat hij teruglachte, keek toe hoe ze langzaam van haar kruk gleed en de bar uitliep zonder ook maar om te kijken, in de wetenschap dat hij haar zou volgen.

‘Dat was het,’ zei Williams, en hij keek op. ‘Maar ik neem aan dat u wel een indruk heeft.’

‘U zei dat het haar woorden waren,’ zei hij een beetje van zijn stuk gebracht. ‘Hoe weet u dat zo precies? Heeft u de sessie opgenomen?’

‘Nee. Ik ben gezegend met een ijzersterk geheugen, wat heel handig is met mijn beroep.’

‘Dan heeft u geluk,’ zei Tartaglia, die aan zijn vader dacht, die ook zoiets had. Jammer genoeg had hij het niet geërfd. ‘Heeft ze nog verteld wat er nadien is gebeurd?’ Hij zag de donkere, anonieme slaapkamer met het enorme bed en de zwarte kist met studs aan het voeteneinde voor zich.

Williams schudde zijn hoofd. ‘Ze wilde er verder niets over zeggen en ik heb niet aangedrongen.’

‘Was het alleen om u te plagen?’

‘Misschien, maar ze besefte niet wat ze ermee van zichzelf had laten zien. Er was een heel nieuwe laag aangeboord. Ik had in een vakje gekeken, een stukje van het geheime leven gezien, en had bevestigd gekregen wat ik al een tijdje vermoedde. Ik hoopte dat we er uiteindelijk dieper op zouden ingaan. Maar ze is nog maar een paar keer geweest en wilde het alleen over haar ouders hebben.’

‘Wanneer was ze hier voor het laatst?’

Williams keek in zijn aantekeningen. ‘Op 10 augustus. Daarna stuurde ze een cheque en een beleefd briefje waarin ze me bedankte voor mijn hulp en schreef dat ze zich veel beter voelde. Dat was natuurlijk ook een leugen. De echte reden dat ze niet meer kwam was dat ik te dichtbij was gekomen.’

Tartaglia wreef over zijn gezicht. Gedachten raasden door zijn hoofd en hij stond op. Williams deed hetzelfde.

‘Heeft ze verteld hoe die bar heet?’

‘Nee. Maar gezien wat ze erover heeft verteld, moet het ergens in de buurt zijn van waar ze woonde. Op loopafstand.’ Hij liep met Tartaglia naar het halletje.

‘We hebben kopieën van al uw aantekeningen nodig,’ zei Tartaglia, en hij gaf Williams zijn visitekaartje. Hun blikken kruisten en hij vroeg zich nogmaals af wat Williams echt had gedacht en gevoeld over Rachel Tenison.

Williams liet zijn hoofd een beetje hangen. ‘Ik vraag wel of mijn secretaresse ze later op de dag met de fiets even komt brengen.’

Tartaglia bleef bij de deur staan en draaide zich naar Williams om. ‘Denkt u dat ze zich bewust was van de risico’s die ze nam met haar gedrag?’

‘Ik weet zeker dat ze precies wist wat ze deed, rechercheur. Daar ging het allemaal om. Het gevaar maakte het nog spannender.’

 

Terwijl Tartaglia met twee treden tegelijk de trap af rende, dacht hij aan het contrast tussen wat de wereld van Rachel Tenison zag, wat haar familie en vrienden van haar wisten en wat daaronder lag. Ze had gekozen voor een geheime vorm van rebellie tegen het keurslijf van wat er werd verwacht, een weerstand tegen banden en verplichtingen. Hij kon het haar niet kwalijk nemen en voelde voor het eerst een flikkering van begrip en medeleven. Hij had in het verleden heel wat onenightstands gehad en wist hoe verslavend ze konden zijn. Het was iets waaraan hij liever niet te lang terugdacht, iets waaraan hij niet probeerde te denken op nachten dat hij wakker en alleen in bed lag. Hij voelde soms de verleiding zich aan te kleden, naar een bar in de buurt te gaan en een poging te wagen. Maar wat dan? Er was geen blijvende voldoening, alleen de leegte die er ervoor ook was. En toch, als hij haar gezicht weer voor zich zag, haar woorden door zijn hoofd hoorde gaan, wenste een deel van hem dat hij haar had gekend, al was het maar voor één nacht. Hij dacht aan het gedicht en de bizarre beeldspraak. O, Vrouwe van Pijn. Niet Dolores. Rachel.

Het regende buiten nog steeds hard en het verkeer stond helemaal tot in Harley Street vast. Het duurde even voor hij Feeney zag, in haar auto bij een gele doorgetrokken streep verderop. Hij stapte in en vertelde haar in het kort wat Williams had gezegd. ‘Ik wil dat jij met iedereen die beschikbaar is alle bars op loopafstand van haar flat afgaat. We zoeken een barman die Victor heet. Schakel het wijkbureau maar in. Iemand moet haar ergens hebben gezien.’

‘En u?’

‘Ik ga terug naar kantoor. Ik moet het dossier van Catherine Watson bekijken. Als er een verband is, kunnen we misschien een kortere weg vinden om de zaak op te lossen.’

Toen hij uit de auto stapte hoorde hij zijn mobieltje gaan. Hij dook in een portiek om op te nemen.

‘Ik ben in St. James,’ zei Donovan een beetje buiten adem. Hij hoorde haar voetstappen op de stoep en het verkeer op de achtergrond. ‘Ik heb wat mensen gesproken die met Rachel Tenison bij Christie’s hebben gewerkt.’

‘Heeft dat iets opgeleverd?’

‘Nee, niet echt. Niets recents, in ieder geval.’

Hij vertelde haar wat Williams had gezegd.

‘Wil je dat ik Karen ga helpen?’ vroeg ze toen hij klaar was met zijn verhaal.

‘Nee,’ zei hij. Hij keek op zijn horloge en het drong met wat irritatie tot hem door dat Turner nog steeds niet had teruggebeld, hoewel de rechtbank allang klaar zou zijn. Hij vertelde Donovan wat Steele hem die ochtend over Catherine Watson had gezegd. ‘Ik kan wel wat hulp gebruiken. Als jij Simon Turner zou willen zoeken om te vragen wat hij ervan denkt? Hij is de enige die beschikbaar is om te vertellen hoe het met die zaak zit.’

13

‘Leuk je te zien, Sam.’ Simon Turner begroette Donovan met zijn ontspannen, scheve glimlach. ‘We zijn elkaar al een tijdje niet tegengekomen. Ik zou bijna gaan denken dat je me probeerde te ontlopen.’

‘Ik had het gewoon druk,’ zei Donovan, hoewel dat niet helemaal waar was. Ze had de laatste tijd gewoon geen zin in sociale contacten met haar collega’s, zelfs niet met Turner, op wie ze meer was gesteld dan de meeste anderen.

Hij zat wijdbeens in een donker hoekje in The White Hart, een bijna leeg glas in een enorme hand, een sigaret in de andere, en hij leek wel een Viking, met zijn witblonde, wilde korte haar en zijn vreemd bleke ogen. Ze zette haar tas op een stoel en trok haar jas uit. Het had haar flink wat moeite gekost hem te pakken te krijgen, en ze had twee lange berichten achtergelaten voordat hij haar eindelijk had teruggebeld om een afspraak te maken. Ze vroeg zich af hoe lang hij hier al zat.

‘Ik ga wel even wat te drinken halen,’ zei ze, en ze pakte haar tas weer van de stoel. ‘Was dat whisky?’

Hij maakte zijn peuk uit in de volle asbak. ‘Hmm. Glenmorangie, graag. Doe maar een dubbele, als je toch trakteert, met veel ijs. Ik heb een helse dag gehad. En neem meteen een paar zakjes pinda’s mee. Ik verrek van de honger. Alsjeblieft,’ zei hij, en hij viste een verkreukeld briefje van twintig pond uit zijn zak. ‘Ik kan een dame niet laten betalen, toch? Ook al ben je hier voor zaken.’

‘Laat maar. Betaal jij het volgende rondje maar. Ik weet vrij zeker dat we hier nog wel even zitten.’

Hij haalde onverschillig zijn schouders op en stopte het biljet weer in zijn zak.

Ze liep naar de met hout betimmerde bar, en het kostte haar enige moeite de aandacht te trekken van een chagrijnig uitziende bardame met een warrige knot zwartgeverfd haar. Ze bestelde voor zichzelf een glas witte huiswijn en voor Turner een whisky en noten. De bar was naarstig aan een schoonmaakbeurt toe en ze legde haar handen er niet op terwijl ze stond te wachten. Het was niet bepaald het soort pub dat ze zelf zou kiezen en ze nam aan dat Turner hem had geselecteerd vanwege de locatie, in dezelfde straat als de rechtbank.

Het was met de aftandse meubels en het tapijt met krullen erop een van een met uitsterven bedreigde soort pubs in Londen, nep-victoriaans van rond 1980. Het was niet echt druk, maar het stonk er naar bier en sigaretten, het op handen zijnde rookverbod duidelijk nog niet van kracht. Persoonlijk hield ze wel van de moderne pubs die de stad begonnen over te nemen, die plaatsen als The White Hart omtoverden tot knusse bars met kaarsen, fluweel, planken vloeren en comfortabele banken. Ze waren allemaal min of meer uitwisselbaar, maar er hing een aangename sfeer, hoewel er maar weinig het karakter en de opmerkelijke sfeer van The Bull’s Head in Barnes hadden.

Ze betaalde, kreeg alleen een kort knikje van de bardame, en liep met de bestelling terug naar hun tafeltje.

‘Waarom was het zo’n rotdag?’ vroeg ze, en ze ging tegenover Turner zitten.

Hij strekte zijn gespierde schouders alsof ze stijf waren en trok een zakje pinda’s open, waar hij een grote hand van in zijn mond gooide. ‘Een van de kroongetuigen is hem gesmeerd,’ mompelde hij terwijl hij krachtdadig zat te kauwen. ‘En alsof dat nog niet erg genoeg was, liet de rechter ons tot vreselijk laat blijven omdat hij er morgen niet is. Híj moet zo nodig met vakantie, dus hebben wij pech. Maar nu kan ik tenminste wel wat papierwerk inhalen.’ Hij trok een grimas en spoelde de pinda’s weg met een grote slok whisky.

Hij had zijn jas uitgetrokken en zijn mouwen opgerold, en zat afwezig aan de knoop van zijn effen blauwe zijden stropdas te trekken. Toen hij hem eenmaal los had, trok hij hem uit zijn kraagje en mikte hem op tafel alsof hij er nooit meer iets mee te maken wilde hebben. Hij zag er ongewoon moe uit; zijn grote, bleke gezicht stond somber, met hangende schouders, en hij had de volgende sigaret al in de aanslag tussen zijn vingers.

‘Hoe is het met Nina?’ vroeg Donovan; ze zag dat hij zijn trouwring niet om had.

Er ging een schaduw over zijn gezicht en hij inhaleerde diep van zijn sigaret, blies een perfecte serie kringetjes rook uit voordat hij antwoordde: ‘Ze is verdomme bij me weg, zo is het. Ze is opgestapt en logeert bij een of andere vriendin tot we iets voor de flat hebben geregeld.’

‘O, Simon, wat naar,’ zei Donovan, en ze probeerde oprecht te klinken, hoewel het haar helemaal niet verraste.

Ze waren altijd een vreemd stel geweest, Turner zo ontspannen en meegaand, Nina prikkelbaar, serieus en gedreven. Ze liet zichzelf nooit gaan, had niet echt gevoel voor humor en Donovan had haar nooit erg aardig gevonden. Ze kende niet alle details, behalve dat Turner een keer indiscreet had laten vallen dat hun relatie het gevolg was van een dronken onenightstand toen ze samen in Hendon werkten. Maar toen Turner was overgeplaatst naar Barnes, was hij alleen, en dat was wanneer Donovan hem had leren kennen. Nina verscheen een paar maanden nadien na het werk ineens regelmatig in de pub en Donovan had aangenomen dat ze weer samen waren. Toen was Nina ineens zwanger en gingen ze trouwen. Er waren complicaties opgetreden en Nina had de baby verloren.

Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Heb jij haar nog gezien?’

‘Eventjes. Ze was de coördinator bij onze nieuwe zaak, maar je weet hoe dat gaat. We hebben elkaar niet gesproken. Ik wist niet dat er iets mis was. Wat is er gebeurd?’

Hij zuchtte zwaar. ‘Het is mijn schuld. Ik scheen haar niet genoeg tijd en aandacht te geven. Ik was er niet voor haar toen ze me nodig had.’

Ze nam aan dat hij verwees naar Nina’s miskraam. ‘Denk je dat ze terugkomt?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Ze schijnt een ander te hebben. Ik kan het me wel voorstellen. Er is toch geen weldenkend mens dat het uithoudt met wat wij doen?’ Hij haalde zijn schouders op, alsof het er allemaal bij hoorde. ‘Maar je bent hier niet om mij te horen zaniken over mijn privéleven. Je wilde iets weten over de zaak-Catherine Watson. Laten we dat eerst even doornemen, dan kunnen we daarna bijkletsen. Wat wil je weten?’

Ze vertelde hem de hoofdlijnen van de moord in Holland Park en dat ze een tip van een verslaggever hadden gekregen. Turner luisterde bedachtzaam, rookte ondertussen nog een sigaret en dronk de rest van zijn glas leeg.

Toen ze klaar was met haar verhaal stond hij langzaam op en rekte zich uit. ‘Ik neem nog een borrel. Jij ook?’ Hij torende boven haar uit en keek op haar neer terwijl hij in zijn zak naar zijn geld zocht.

‘Ach ja,’ zei ze, en ze zag dat haar glas bijna leeg was. Ze had toch al besloten dat ze die avond niet meer terug zou gaan naar kantoor. ‘Doe maar een rode. Die witte smaakt naar azijn.’

Hij sjokte naar de bar en leunde er zwaar op terwijl hij wachtte, alsof hij uitgeput was. Nu ze hem van achteren zag viel het haar op dat zijn broek nog vormelozer en ruimer zat dan gewoonlijk, en hij zag eruit of hij flink was afgevallen. Ze vond het wel leuk dat hij geen moer om zijn uiterlijk leek te geven, dat hij zijn pakken droeg alsof hij erin woonde, alsof ze werden gebruikt. Ze vroeg zich af hoe Turner zich echt over Nina voelde. Het was moeilijk in te schatten. Zijn hele houding was die van iemand die nergens echt mee zat, die het hele leven onverschillig leek op te nemen, alsof zijn aandacht bij iets anders lag. Een dromer, zou haar oma hem hebben genoemd.

De zwartharige bardame kwam naar hem toe. Haar zure gezicht was ineens verdwenen en ze keek nu geanimeerd, kletste met Turner alsof ze oude vrienden waren terwijl ze eerst zijn whisky en daarna de wijn inschonk. Hij zei iets waarvan ze haar hoofd in haar nek gooide en wierp hem een brede, stralende lach toe voordat ze de drankjes naar hem toeschoof. Turner lachte terug, legde een biljet op de bar en wapperde haar weg toen ze hem zijn wisselgeld wilde geven. Wat er ook in zijn leven speelde, hij was zijn oude charme in ieder geval niet kwijt.

‘Je hebt haar aan het lachen gekregen. Dat lukte mij niet,’ zei Donovan gepikeerd toen hij de drankjes op tafel zette en met een harde kreun ging zitten.

Turner haalde zijn schouders op alsof het hem niets interesseerde en nam een grote slok whisky. Hij stak een sigaret op en leunde naar voren. ‘Maar goed. Je zaak. Dat er een verband zou zijn, is intrigerend. Zoals je weet hebben wij de onze nooit opgelost. Maar wat je me hebt verteld wekt niet de indruk dat ze iets met elkaar te maken hebben.’

‘Je ziet geen overeenkomsten?’

‘Jawel, wel wat; genoeg voor een buitenstaander om vragen te gaan stellen. Maar ik ben niet overtuigd. Dan zou ik er veel dieper in moeten duiken.’

‘Vertel eens iets over de zaak-Watson, dan.’

Hij inhaleerde diep voordat hij antwoordde: ‘Catherine Watson is bijna exact een jaar geleden vermoord. Ze was eind dertig en universitair docente Engels, als ik het me goed herinner. Ze was alleenstaand, in alle opzichten een aardige, intelligente, keurige vrouw, geliefd bij familie en vrienden, bijna een heilige als je sommigen van hen moet geloven. Lief voor dieren en kinderen en zo. Ze woonde in een appartement op de begane grond in de buurt van metrostation Cricklewood, gaf in haar vrije tijd bijles om rond te kunnen komen, had af en toe een relatie, maar niets langdurigs. Op het romantische vlak een beetje een zielig geval, zou ik zeggen. Catherine was echt zo’n type dat altijd getuige was, maar nooit de bruid. Ik heb haar dagboek gelezen. En haar brieven. Haar vrienden beschreven haar als een onafhankelijke geest, zeiden dat ze genoeg had aan zichzelf, maar voor zover ik het kon inschatten was ze gedeprimeerd en eenzaam.

De week voordat ze stierf, heeft ze haar getrouwde zus in Manchester gebeld en verteld dat ze verliefd op iemand was. Die zus, die een dergelijk verhaal al vaker had gehoord, heeft beleefd geluisterd, maar geen vragen gesteld. Voordat je het vraagt: we zijn er nooit achter gekomen hoe hij heette, zelfs niet of hij wel bestond. Voor hetzelfde geld leefde hij alleen in Watsons verbeelding. Hoe dan ook, ze heeft laat op zaterdagavond iemand binnengelaten en de volgende ochtend, bingo, was ze dood. Ze was naakt, vastgebonden, had een prop in haar mond en was verkracht, daarna gewurgd met haar eigen panty. De moordenaar heeft helaas een condoom gebruikt en het bewijs meegenomen.’

Hij was even stil, maakte zijn sigaret uit, nam een slok whisky en draaide het ijs in het glas rond voordat hij verder ging: ‘Het was mijn eerste zaak als brigadier en ik weet het nog heel goed.’

‘Waren er verdachten?’

‘Ja, hoor. Om te beginnen de buurman die haar had gevonden. Ene Malcolm Broadbent. Rare kerel, woonde in zijn eentje op de verdieping boven haar. Hij had overduidelijk een zwak voor haar. Waste haar auto, droeg haar boodschappen naar binnen, en deed klusjes in haar huis. En hij hield iets te goed in de gaten wanneer ze thuiskwam en wegging, volgens een van haar exen, tenminste.’

‘Maar jullie hadden geen bewijs tegen hem?’

Hij haalde een grote hand door zijn haar, dat in plukjes omhoog stond, en schudde zijn hoofd. ‘Nee. De hele plaats delict was bezaaid met zijn vingerafdrukken en dna. Maar zoals ik al zei was hij vaak bij Catherine Watson op bezoek. En om het nog moeilijker te maken heeft hij geprobeerd haar te reanimeren toen hij haar vond; hij dacht dat ze nog leefde.’

‘En dat was niet het geval?’

‘Zo dood als een pier. Al uren.’

‘Waarom dacht hij dan dat ze nog leefde?’

‘Volgens Broadbent kreunde ze toen hij haar optilde. Maar dat was gelogen, zoals het meeste wat hij ons heeft verteld. Hoe dan ook, hij schreeuwde moord en brand, jammerde als een bang kind en zei dat iemand hem moest komen helpen. Hij maakte zo’n kabaal dat het hele pand op zijn kop stond en iedereen kwam kijken, en niemand heeft bedacht dat het een goed idee zou zijn om de andere bewoners buiten de deur te houden. Iemand heeft het alarmnummer gebeld, waarop een heel ambulanceteam de flat binnen kwam stormen om haar te reanimeren. Toen merkte het een of andere genie ineens op dat ze zo stijf als een plank begon te worden en dat ze dus wel dood zou zijn. Iemand van het wijkbureau heeft iedereen weggestuurd. Maar het kwaad was al geschied. Forensische Opsporing kon helemaal niets met de plaats delict.’

‘Denk je dat Broadbent er expres een puinhoop van heeft gemaakt?’

‘Het was in ieder geval wel verdacht.’

‘Hebben jullie hem gearresteerd?’

‘Ja, meerdere malen zelfs. Hij had geen alibi voor die avond, maar aangezien hij alleen woonde en nauwelijks sociale contacten had, was dat gebruiklijk. We hebben zijn appartement doorzocht en een berg porno gevonden. Er lagen ook foto’s van Catherine Watson, en van andere vrouwen, die we nooit hebben kunnen identificeren, genomen met een telelens.’

‘Was hij een gluurder?’

‘Niet echt. Het waren gewone vrouwen, op straat, als ze zaten te kletsen met vriendinnen, tijdens het winkelen, allemaal heel gewoon, niets schunnigs. Wat wel interessant was, was dat ze allemaal een beetje op Catherine Watson leken, ze hadden allemaal dezelfde bouw. Hij bekeek hen op afstand en maakte foto’s; hij zei dat ze voor een fotografiecursus waren, maar daar hebben we nooit bewijs van gevonden. Die man loog alles aan elkaar. Maar foto’s maken op openbare plaatsen is niet tegen de wet en je mag een man niet ophangen om zijn fantasieën. De praktisch leidinggevende, Alan Gifford, was ervan overtuigd dat hij onze man was, hij wist het honderd procent zeker. Maar we moesten hem uiteindelijk laten gaan. Behalve dat Broadbent over het geheel genomen nogal een rare knakker was, hadden we geen hard bewijs, zeker niets waarmee we naar de rechtbank hadden gekund.’

‘Je zei net dat er nog een verdachte was.’

‘Ja. Michael Jennings. Een van Watsons studenten, hij had zijn examens verprutst en ze gaf hem bijles.’

‘Is hij bij haar thuis geweest?’

‘Nee. Ze spraken altijd op de universiteit af. Maar een getuige heeft iemand die op Jennings leek om een uur of acht bij Watson door de straat zien lopen. Hij zei dat hij hem Watsons huis binnen heeft zien gaan, hoewel er die avond heel wat mensen binnen zijn geweest, aangezien de Nieuw-Zeelanders op de bovenste verdieping een feest gaven. Het probleem was dat die getuige een junk was en niet echt betrouwbaar. Hij herkende Jennings niet in een confrontatie en verder hadden we niets wat hem met de plaats delict verbond. We konden er uiteindelijk niets mee.’

‘Waren dat de enige twee getuigen?’

Turner knikte. ‘We hebben met familie, vriendinnen, ex-minnaars, collega’s en studenten gepraat. Crimewatch heeft meer dan zeshonderd tips opgeleverd, die we allemaal, hoe onwaarschijnlijk ook, hebben gecontroleerd. We hebben zedendelinquenten nagelopen en zijn bij iedereen, van alle leeftijden en achtergronden, die is veroordeeld wegens verkrachting of poging tot verkrachting en die in dat deel van Londen of in de buurt van Catherine Watsons werk woonde, op bezoek geweest. Maar het leverde allemaal niets op. Het was Alan Giffords laatste zaak voordat hij met pensioen ging. Volgens mij is hij eraan onderdoor gegaan.’

‘Hoe bedoel je?’

Turner keek haar vermoeid aan. ‘Je weet toch wat ze zeggen? Dat je een zaak nooit onder je huid mag laten kruipen, dat je er nooit emotioneel bij betrokken mag raken? Nou, dat was Alan allemaal vergeten. Het leek wel of hij op kruistocht was, de enige ridder op het witte paard die Catherine Watson ooit heeft gehad. Hij was altijd moe, en ik ontdekte later dat hij medicijnen slikte. Hij had net een nare scheiding achter de rug en was ziek, hoewel hij dat toen nog niet wist. Dat soort dingen kan heel ingrijpend zijn en je beoordelingsvermogen aantasten. Hij wist, denk ik, dat het zijn laatste grote zaak zou zijn en wilde vast met een succesverhaal eindigen. Hoe dan ook, hij is er veel te diep in betrokken geraakt, het vinden van de moordenaar van Catherine Watson werd een obsessie, en hij was zo ongeveer een persoonlijke vendetta tegen Broadbent begonnen, alsof hij de enige was die haar eer kon herstellen. Maar hij kon haar ook niet helpen.’

Donovan had van haar wijn zitten nippen terwijl hij vertelde en dronk haar glas nu leeg. Ze vroeg zich al de hele tijd dat hij praatte af wat Tartaglia hiervan zou vinden. ‘Denk jij dat het Broadbent was?’ vroeg ze na een korte stilte. ‘Was je het eens met Alan Gifford?’

Turner haalde zijn schouders op. ‘Eerlijk gezegd was ik er niet zo zeker van. Maar ik had ook veel minder ervaring dan Alan. Ik was het met hem eens dat de moordenaar waarschijnlijk een bekende van Catherine Watson moest zijn. Er waren rond die tijd geen vergelijkbare delicten in de buurt, of ergens anders in Londen. Hoewel de pers helemaal op hol sloeg over een seriemoordenaar, was dat allemaal onzin. Voor mij was het duidelijk: Catherine Watson was een behoedzame, voorzichtige vrouw. Ze had goede sloten op de deur, bijna overdreven, alsof ze ergens bang voor was. Ze zou niemand hebben binnengelaten die ze niet vertrouwde. We hebben overwogen of er misschien niet maar één iemand bij haar binnen is geweest. De man die in het souterrain woonde dacht dat hij meerdere mensen had horen lopen. Maar de vloer kraakte en er stond harde muziek op. We zijn nooit veel verder gekomen met dat idee.’

‘Je zei dat ze eenzaam was. Denk je dat ze mannen oppikte voor seks?’ vroeg Donovan, die een mogelijk verband met Rachel Tenison zag.

‘Als dat zo is, hebben wij er niets over gevonden. Ze kwam op mij niet over als een type dat zoiets zou doen, als je dat bedoelt. Ik kreeg de indruk dat ze romantisch was ingesteld, op zoek naar de ware jacob. Ze koos alleen steeds de verkeerde.’

‘En haar vriendjes?’

‘We hebben van iedereen de achtergrond nagelopen, tot meerdere jaren geleden. Maar niemand paste in het plaatje. We kwamen uiteindelijk steeds op hetzelfde uit: als het Broadbent niet was, of, hoewel dat onwaarschijnlijker was, Jennings... wie moest het dan in godsnaam hebben gedaan?’

14

Tartaglia liep de woonkamer in en deed de luiken dicht. De dozen met het dossier van Catherine Watson stonden naast de voordeur, waar Wightman ze had achtergelaten. Hij boog zich voorover en groef erin tot hij had gevonden wat hij wilde, liep de kamer door naar de bank en ging zitten. Hij begon met de foto’s van de plaats delict en bladerde erdoor tot hij die van de dode Catherine Watson vond. Ze lag op haar rug, met haar gezicht omhoog, op sommige foto’s bedekt met een laken en op andere, waar het laken was weggehaald, open en bloot. Haar verwondingen waren op de close-ups goed te zien: kneuzingen en schaafwonden rond haar mond waar ze zo te zien was geslagen; diepe striemen op haar polsen, enkels en hals, waar ze blijkbaar strak was gekneveld toen ze nog leefde, hoewel niet was te zien met wat voor materiaal. Hij was eraan gewend dergelijke beelden te bestuderen, maar ze raakten hem niettemin altijd erg, vooral als het slachtoffer een vrouw of kind was. Hij staarde naar haar witte, lege gezicht, merkte de door tranen en vegen uitgelopen mascara op en zei een schietgebedje voor haar.

Hij stak een sigaret op en vroeg zich af wat, als er iets was, ze gemeen zou kunnen hebben met Rachel Tenison. De aard van haar verwondingen was tot dusverre het enige wat vergelijkbaar leek, maar er was geen duidelijke en directe parallel. Hij pakte het rapport van de lijkschouwing erbij. Het suggereerde dat er handboeien en mogelijk touw waren gebruikt om haar te knevelen terwijl ze nog leefde. Ondiepe snijwonden waren op haar borsten en buik aangetroffen, gemaakt met een scherp mes. Ze was vaginaal en anaal verkracht en gewurgd met een of andere afbindingsdraad. Er waren katoenvezels in haar mond gevonden, waarschijnlijk van de mondprop. Hij pakte de lijst met bewijsstukken erbij en vond een aantekening waarin stond dat er stukjes koord, een plukje watten en een huidkleurige panty op de plaats delict waren gevonden. In een andere aantekening stond dat identieke watten in de badkamerkast waren aangetroffen.

Hij legde alles neer en opende de map met de slotbeschouwingen, met een samenvatting van de zaak. Catherine Watson was op zaterdagavond voor het laatst gezien om halfzes, in een buurtwinkel, waar ze boodschappen had gedaan. Op het bonnetje stonden: melk, brood, slagroom, bacon, Parmezaanse kaas, eieren, spaghetti, aardbeien, een zakje sla, een bak Green & Black-vanilleijs, een fles Australische cabernet sauvignon en kaarsen. Zo te zien was ze van plan geweest spaghetti carbonara te maken, en de wijn en kaarsen suggereerden dat ze voor iemand haar best deed. Had ze het spannend gevonden, had ze uitgekeken naar haar avond? Had ze de verkeerde vertrouwd en haar moordenaar in huis uitgenodigd? Het was een aangrijpende gedachte.

Het lichaam van Catherine Watson was zondagochtend rond negen uur door een buurman, Malcolm Broadbent, gevonden en de ambulance was om zestien over negen gearriveerd, waarna ze om tweeëntwintig over negen was doodverklaard door een arts. Volgens de patholoog die op de plaats delict was geweest was ze minstens zes uur daarvoor gestorven, dus de geschatte tijd van overlijden was kort na twaalven.

Hij las verder. Men had geconcludeerd dat ze die avond niet naar bed was gegaan: het bed was opgemaakt en haar nachtpon lag keurig opgevouwen onder haar kussen. En heel belangrijk: er waren geen braaksporen. De achterdeur, die naar de tuin leidde, met toegang tot een steegje naar de straat, was goed op slot en het zag ernaar uit dat ze de moordenaar via de voordeur had binnengelaten. Niemand had haar horen schreeuwen of iets ongewoons opgemerkt, behalve dat de benedenbuurman had gezegd dat Catherine Watson ongebruikelijk hard en laat muziek had gedraaid. Maar aangezien het zaterdag was, en de bewoners van de bovenste verdieping ook een hoop herrie maakten, had niemand haar gevraagd hem zachter te zetten. Haar benedenbuurman dacht dat hij tot na één uur muziek en voetstappen in de flat had gehoord, maar er was veel heen en weer gelopen op de trap en hij wist niet helemaal zeker of het allemaal bij haar vandaan was gekomen. De moordenaar had volgens het rapport, gebaseerd op de aard van haar verwondingen en de getuigenverklaringen, zijn tijd genomen en haar urenlang gemarteld.

Tartaglia liet de gebeurtenissen door zijn hoofd gaan, dacht terug aan wat bekend was over Rachel Tenisons laatste uren. Als Jonathan Bourne de waarheid vertelde, wat zeer de vraag was, had zij ook een mysterieuze gast op bezoek gekregen. De aanval op Catherine Watson was met aanzienlijk veel meer agressie gepaard gegaan, maar in haar geval was het gebeurde zeker niet met wederzijdse instemming geweest. Misschien dat het geweld heviger was geweest naarmate het verzet groter was, wat vaak het geval was bij verkrachting.

Hij trof in een van de mappen de opnames van het forensische team aan, keurig voorzien van datum, tijd en het adres van Catherine Watson. Hij zette de televisie aan en stak de dvd in de speler. De eerste beelden waren van een brede en drukke straat in een buitenwijk, met rijen hoge panden aan beide kanten. Er reden een bus en meerdere auto’s langs, en er liepen mensen over de stoep, van wie er een stopte om onnozel over de afzettingstape heen in de camera te grijnzen voordat hij werd weggebonjourd door een agent in uniform. Even later zoomde de camera in op de vervallen pui van het pand waar Catherine Watson had gewoond. De camera bewoog vooruit en liet eerst de hoge heg met het houten hek bij de stoep zien en hield toen even stil bij de betegelde voortuin met een verzameling vuilnisbakken erin. Daarna bewoog hij de trap op en een open voordeur door, door een donkere gezamenlijke hal voordat naar de deur aan de linkerkant werd gedraaid, de toegang tot het appartement op de begane grond.

De deur opende direct in een grote zitkamer met witte muren. Zwak winterzonlicht scheen naar binnen door een groot erkerraam, dat het versleten bruine tapijt lichter deed lijken; er dwarrelden stofdeeltjes in het licht. De camera registreerde de open gordijnen met bloemmotief en de versleten meubels, het goedkope lampenkapje aan het plafond en de overvolle boekenplanken aan beide zijden van de marmeren open haard. Op het schoorsteenblad stonden ingelijste foto’s van een stel kinderen, naast een plant in een aardenwerken pot en twee kaarsenstandaards van wit porselein. De kaarsen erin waren bijna opgebrand en stroompjes donkerrood kaarsvet liepen van de standaards op het blad van de schoorsteenmantel. Waren dat de kaarsen die Catherine Watson eerder die dag had gekocht?

In de erker was een zithoek gemaakt met een stel grote kussens. Er lagen een pen, een stapeltje papier en wat boeken op de vloer naast, waar Watson in de zon moest hebben zitten werken of lezen. Volgens het rapport was haar lichaam in de woonkamer gevonden, maar Tartaglia zag nergens sporen van verzet op de beelden, die de hele kamer rond gingen.

De volgende opname toonde een kleine donkere hal, gevolgd door een doucheruimte en een l-vormige keuken in wat eruitzag als een aanbouw aan de achterkant. Afgaand op de rij kookboeken en de keurige rijen weckpotten hield Catherine Watson van koken. Ook hier stond alles zo te zien keurig op zijn plaats. De camera hield even stil bij de ramen en een achterdeur, zodat te zien was dat alles was gesloten, de sloten onaangeroerd, en ging toen een beetje schokkerig terug door de hal, naar de slaapkamer.

De gordijnen waren open en er was geen extra licht nodig om Watsons naakte lichaam te kunnen zien. Ze lag midden op het tweepersoonsbed, armen langs haar zij, alsof ze sliep. Terwijl de camera inzoomde op de diepe, donkere markeringen op haar enkels, polsen en hals vroeg Tartaglia zich nogmaals af wat de betekenis van de open gordijnen en de kaarsen was.

Hij besloot dat hij voor nu genoeg had gezien en zette de disk stil. Hij pakte er nog wat foto’s bij en vond er een van een staande Watson toen ze nog leefde. Hij was op een zonnige zomerdag genomen en ze leunde tegen de stenen pilaar van een of ander klassiek gebouw, armen ontspannen over elkaar en met een glimlach op haar gezicht. Hij kon niet zien of ze groot of klein was, maar ze had een goed figuur en mooie benen, hoewel de wijde rok en blouse die ze droeg haar geen recht deden. Ze had schouderlang, golvend bruin haar en een breed, aangenaam gevuld gezicht met brede mond. Ze droeg zo te zien weinig of geen make-up. Haar uitdrukking leek er een van gemakkelijke warmte en vriendelijkheid en hij stelde haar zich voor als het soort vrouw naar wie mensen met hun problemen gaan, hoewel hij misschien te veel in de foto zag. Hij zag geen enkele fysieke overeenkomst tussen Catherine en Rachel.

Nu hij daar zo zat, met meer vragen dan antwoorden, drong het ineens tot hem door dat hij honger had, en hij keek op zijn horloge. De rest van het dossier moest maar wachten tot later.

Hij pakte zijn telefoon en belde de mobiel van Donovan. Ze nam vrijwel direct op.

‘Ik ben thuis,’ zei hij. ‘Heb je Turner gevonden?’

‘Die zit naast me. We zijn aan het borrelen. Hij praat me bij over Watson. We wilden net chinees gaan halen.’

‘Neem maar mee hiernaartoe, en bestel ook wat voor mij,’ zei hij ongeduldig. ‘En neem ook een paar biertjes mee. Ik wil jullie allebei hier hebben. Ik moet hem spreken.’

 

‘Broadbent heeft in beide kamers de gordijnen opengedaan,’ zei Turner lui.

Hij gaapte uitgebreid, knoeide met een hand sigarettenas terwijl hij sprak, en een vers glas whisky bungelde in een gevaarlijke hoek in zijn andere. Hij lag als een pasja aan Donovans voeten: met armen en benen wijd, hoofd en schouders op een berg kussens in een wolk rook, omringd door borden en halflege bakjes eten.

Tartaglia had het raam een stukje opengezet om wat frisse lucht binnen te laten en Donovan voelde de koude, vochtige tocht op haar schouders. Het zachte getik van de regen maakte haar suf en ze strekte zich uit in haar stoel, rekte haar benen en vocht tegen de aandrang haar voeten op Tartaglia’s duur uitziende glazen salontafel te leggen. Ze was ongelooflijk moe en had niet genoeg fut om meer te doen dan luisteren naar het pratende tweetal. Ze voelde dat Tartaglia steeds ongeduldiger werd, maar Turner had zijn eigen tempo. Hij had al flink wat centimeters van Tartaglia’s Glenfiddich achter de kiezen en dreigde de fles leeg te drinken, en de vele glazen whisky van die avond begonnen eindelijk hun tol te eisen. Normaal gesproken was hij met zijn lengte en postuur beter bestand tegen alcohol dan wie dan ook, maar ze had hem nog nooit zoveel zien drinken, en ze had hem nog nooit zo teut meegemaakt. En ze had hem ook nog nooit zo zien kettingroken. Hij zou gruwelijk stinken de volgende ochtend.

‘En het lichaam?’ vroeg Tartaglia.

‘Dat is door Broadbent verplaatst. Hij zei dat hij haar in de woonkamer had gevonden. Dat hij haar in de slaapkamer heeft gelegd. Hij heeft de prop uit haar mond gehaald, de tape waarmee ze was gekneveld losgeknipt en heeft haar op bed gelegd met een laken over haar heen.’

‘Waarom heeft hij dat gedaan?’ vroeg Tartaglia.

Turner haalde zijn schouders op. ‘Hij zei dat hij dacht dat ze nog leefde.’

‘Ze is die zaterdagmiddag inkopen gaan doen. Op de bon staat dat ze een fles wijn en kaarsen heeft aangeschaft...’

‘Ja. We dachten dat ze een afspraakje had.’

‘Volgens het autopsierapport was haar maag leeg, had ze alleen wijn gedronken.’

Turner knikte. ‘Kijk maar in het dossier. Er zit een lijst bij van wat er in de prullenbak is gevonden. Een hele berg eten, als ik het me goed herinner iets met pasta, genoeg voor twee personen, niets gegeten. De lege wijnfles was er ook. Iemand heeft alles opgeruimd en de borden afgewassen.’

‘De ideale gast,’ zei Tartaglia, en hij keek naar Turner. Maar het had geen enkel effect. ‘Dus ze had een gast. En jullie zijn er nooit achter gekomen met wie.’

‘Er stond niets in haar agenda voor die avond,’ zei Turner vermoeid. ‘Er stond sowieso weinig in; het arme mens moet behoorlijk eenzaam zijn geweest.’

‘Hebben jullie naar haar e-mail gekeken?’

‘Uiteraard. En naar haar telefoonrekening. Die hebben allebei niets opgeleverd.’

‘Dus het moet mondeling zijn afgesproken. Misschien is ze ergens iemand tegengekomen en heeft ze hem of haar spontaan uitgenodigd.’

Turner knikte nogmaals. ‘Dat kan. We hebben natuurlijk geprobeerd na te gaan wat ze de laatste dagen van haar leven heeft gedaan, maar we hebben niets gevonden.’

‘Wat had ze aan?’ vroeg Donovan.

‘We hebben de kleren nooit teruggevonden.’

‘Volgens het rapport had ze zich opgemaakt,’ zei Tartaglia. ‘Zo te zien heeft ze haar best gedaan voor iemand.’

Turner haalde zijn schouders weer op en nam een slokje whisky.

Er viel een korte stilte en toen zei Tartaglia: ‘Het heeft geen zin hier meer tijd aan te verspillen. Watson is een cold case. Gifford en jij hebben zo te horen alles gedaan wat je kon, en het coldcaseteam heeft ook niets nieuws gevonden. De enige vraag is wat jullie zaak met Rachel Tenison te maken heeft.’

‘Daar kan ik jullie niet mee helpen,’ zei Turner met halfgesloten ogen.

Er viel nog een stilte. Tartaglia strekte zijn benen voor zich uit, sloeg zijn handen achter zijn hoofd ineen en staarde voor zich uit de kamer in. Hij zag er moe uit, had zijn werkkloffie nog aan, had een flinke stoppelbaard en zijn golvende zwarte haar zat warrig. Hij was zichtbaar teleurgesteld dat er geen duidelijk en helder verband tussen de twee zaken was, maar zo gemakkelijk was het nooit.

Even later sloeg Tartaglia zichzelf op zijn bovenbenen, en hij stond op. ‘Volgens mij zijn we klaar voor vanavond. Toch?’

Hij ving Donovans blik terwijl hij zich vooroverboog en de vaat van de vloer begon te rapen. Ze stond op om hem te helpen; Turner lag nog aan zijn kussens gelijmd.

Tartaglia pakte de borden en wilde net de keuken in lopen toen hij zich bedacht en Turner aankeek. ‘Hebben jullie enig idee in wat voor positie Catherine Watson oorspronkelijk is aangetroffen?’

‘Door Broadbent?’

‘Ja.’

‘We hebben een reconstructie gemaakt. Er zouden foto’s in het dossier moeten zitten.’ Hij gebaarde vaag naar de dozen die naast de deur stonden, waarbij hij weer wat as op de vloer knoeide. ‘We hebben het hem ontzettend vaak laten vertellen, hebben geprobeerd hem ergens op te betrappen, maar hij bleef consequent hetzelfde vertellen... dat was zo’n beetje het enige wat hij stug bleef volhouden. Hij heeft nooit ook maar een detail gewijzigd.’ Hij tuurde in zijn glas, leek verrast dat het leeg was en reikte naar de fles, die naast hem stond.

‘Oké. Ik zal er eens naar kijken. Pasten haar verwondingen in het verhaal dat hij vertelde?’

‘Ja.’ Turner blies luidruchtig een wolk rook uit en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Misschien dat hij over dat stukje wel de waarheid vertelde.’

Donovan liep achter Tartaglia aan de keuken in en zette de bakjes en zakjes op het zwart granieten werkblad. De keuken was schoon en modern, roestvrijstaal met hout, een lichte vloer en een ronde glazen tafel in de hoek. Het was allemaal heel stijlvol, maar ze vond het kil en klinisch, had zelf liever de knusse en rustieke keuken die ze met haar zus Claire deelde. Ze keek uit het raam, maar het was buiten te donker, en het glas was bedekt met een mist van regendruppels, dus ze kon niets van het achtertuintje zien.

‘Wat is er in godsnaam met hem aan de hand?’ vroeg Tartaglia, die een ruwe hoofdbeweging naar de woonkamer maakte terwijl hij de borden en het bestek in de gootsteen begon om te spoelen.

‘Hij heeft me vanavond verteld dat Nina en hij uit elkaar zijn.’ Ze gooide de lege bakjes in de vuilnisbak. Ze hadden bijna alles opgegeten, behalve wat rijst met kip in gelebonensaus. Het was te lekker om weg te gooien en ze liet de bakjes op het aanrecht staan voor het geval Tartaglia ze nog wilde.

‘Zij zag er anders prima uit laatst, voor zover ik dat kan inschatten.’

‘Zij is degene die hem heeft verlaten. Ze schijnt een ander te hebben.’

‘Waarom verbaast me dat niet?’ zei hij, en hij zette de borden en het bestek in de vaatwasser. ‘Als hij zo doorgaat krijgt hij problemen. Wakeley trapt hem er zonder pardon uit als hij alcohol ruikt. Je weet hoe hij is.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat Simon overdag niet drinkt.’

Tartaglia keek haar sceptisch aan en droogde zijn handen af aan een theedoek. ‘Uitgaan en jezelf laveloos zuipen lost niets op.’

Donovan sloeg haar armen over elkaar en leunde tegen het aanrecht. Hij kon af en toe zo rechtlijnig zijn, alsof hij zelf nooit eens een foutje maakte, alsof zijn emoties hem nooit de baas waren. Maar zij wist wel beter.

‘Hij houdt gewoon nog van haar. Hij heeft pijn. Of begrijp je daar echt helemaal niets van?’

Tartaglia pakte een doekje van het aanrecht. ‘Natuurlijk wel,’ zei hij terwijl hij haar opzij duwde en het aanrecht begon af te nemen. ‘Maar van dronken worden krijgt hij Nina niet terug, als dat is wat hij wil, tenminste.’

‘Ik weet niet wat hij wil, maar hij is niet gelukkig. Stel je voor hoe vreselijk dat moet zijn, alleen in die flat, zonder Nina, met alle herinneringen.’

Tartaglia spoelde het doekje uit en hing het over de kraan om te drogen. ‘Het lijkt me een hel, maar hij kan er wat aan doen.’

Hij keek haar doordringend aan. Ze vroeg zich af of hij vond dat ze haar neus in andermans zaken stak of dat hij iets anders bedoelde. Ze voelde dat ze een kleur kreeg. Misschien dat ze in het verleden wel wat voor Turner had gevoeld, maar dat kon Tartaglia niet weten. Hoe dan ook, ze was verstandig genoeg om bij hem uit de buurt te blijven zolang hij in deze toestand was. Wat hij nodig had, was medeleven en begrip, tot hij zichzelf weer was, hoewel Tartaglia er duidelijk anders over dacht. Hij had altijd een beetje een stugge band met Turner gehad, hoewel ze geen idee had waarom. Ze vroeg zich af of het professionele rivaliteit was, of dat het gewoon kwam doordat ze in alles elkaars tegenpolen waren.

Er kletterde iets bij de keukendeur en een magere, bleekgrijze Siamese kat kwam tevoorschijn door het luikje onderin. Hij maakte een vreemd schor geluid en liep in een rechte lijn naar Tartaglia, begon om zijn benen te kronkelen en keek begerig naar hem omhoog.

‘Even wachten, Henry,’ zei Tartaglia, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

‘Ik wist niet dat je een kat had.’ Donovan boog zich voorover om hem te aaien, maar de kat negeerde haar en bleef geconcentreerd naar Tartaglia kijken.

‘Ik heb ook geen kat. Hij is van de bovenbuurvrouw, maar hij denkt dat hij van mij is.’

‘Maar je hebt een kattenluikje.’

‘Dat is van de vorige bewoner,’ zei Tartaglia, die naar het aanrecht liep en de overgebleven kip met saus op een bord schepte. ‘Ik heb gewoon nog geen tijd gehad om het eruit te halen.’

Hij schepte de rijst erbij en zette het bord op de vloer. Henry begon er meteen aan, alsof hij dagelijks chinees at.

‘Oké, we zijn klaar.’ Tartaglia gooide de bakjes in de vuilnisbak en deed het licht uit. ‘Ik bel wel even een taxi voor Simon.’

Ze troffen Turner opgekruld in de foetushouding op de vloer in de woonkamer aan, diep in slaap tussen de kussens, waarvan hij er een in zijn armen had. Zijn mond hing open en hij snurkte.

‘Dan ga ik maar,’ zei Donovan, die haar tas en jas pakte terwijl Tartaglia Turners glas en een sigarettenpeuk uit zijn vingers peuterde. ‘Wat doen we met hem?’

Tartaglia zuchtte. ‘Laat maar liggen. Die wordt in deze toestand heus niet wakker. Als hij morgenochtend zo stijf is als een plank, is het zijn eigen schuld.’

Hij liep met Donovan mee naar haar auto, liep weer naar binnen en ruimde zo goed het kon om Turner heen op. Hij was blij dat hij een houten vloer had en dat Turner om de een of andere reden niets op het kleed had geknoeid, pakte de glazen en de asbak, het restje van de Glenfiddich en liep ermee naar de keuken. Hij pakte een paar dekens uit de gangkast, legde die over Turners comateuze pose, en Henry ging opgekruld tegen diens borstkas liggen, alsof hij niet anders gewend was. Tartaglia grijnsde om Henry’s pertinente wispelturigheid en staarde naar Turner. Liefde maakte zelfs de meest rationele mensen onberekenbaar, hem incluis, dus misschien was hij toch een beetje ongevoelig geweest... het was wel duidelijk dat Donovan dat in ieder geval vond.

Hij begreep Turners wanhoop wel en zijn hart ging naar hem uit. Maar de man was wel een godvergeten idioot. Was het verstandig geweest om met Nina te trouwen? Had hij echt van haar gehouden? Of was het gewoon een van Turners grillen, een van zijn slecht doordachte, overdreven reacties op wat het leven hem toebedeelde? Tartaglia herinnerde zich een avond met haar, kort voordat ze gingen trouwen, toen ze hem over hun problemen had verteld. Ertoe aangezet door wijn en het late uur had ze hem in vertrouwen genomen en had hij een glimp van haar onderliggende onzekerheid en behoeftigheid gezien. Turner was duidelijk niet een man die haar gelukkig zou gaan maken, hoewel hij dat niet had gezegd omdat hij haar niet had willen kwetsen. Hij had gehoopt dat ze er samen uit zouden komen, maar had hen niet veel kans gegeven.

Hij voelde een hevige steek van verlangen door zich heen gaan terwijl hij aan hen samen dacht, aan al die verspilde emoties en hun gedoemde relatie. Hij keek op de schoorsteenmantel, waar hij de zwart-witfoto van Rachel uit Steeles kantoor even had neergezet. Ze staarde hem aan en hij sloot zijn ogen, stelde zich haar voor zoals ze was geweest: warm, plagend, energiek en vrolijk. Hij hoorde haar aan Williams vertellen wat er die avond was gebeurd. Hij zag haar voor zich in haar donkere slaapkamer met de spiegelwand, zag hoe ze zich na een lange werkdag omkleedde om uit te gaan, haar zijdeachtige haar borstelde, haar make-up en parfum opdeed en naar een café liep. Hij zag haar op een barkruk zitten en een martini voor zichzelf bestellen. Ze nipte van haar drankje, keek in de grote spiegel, ving zijn blik en glimlachte.

Hij deed zijn ogen open en schudde die onzin zijn hoofd uit. Hij zou haar nooit leren kennen. Ze was niet voor hem. Wat hij nodig had was een vrouw van vlees en bloed, warm, tastbaar en ontvankelijk, geen geest.

Hij wilde net het licht uitdoen en naar bed gaan toen hij zich ineens herinnerde waar hij het met Turner over had gehad. Hij pakte de laatste sigaret uit Turners pakje, dat op de vloer lag, en ging op de bank zitten met de doos papieren. Hij bladerde langs de mapjes tot hij er een zag met reconstructie plaats delict erop. Hij opende het mapje, trok er een stapel foto’s op A4-formaat uit. De eerste, het symbolische van de pose op zijn netvlies gebrand, deed hem naar adem snakken.

Het model dat Catherine Watson voorstelde, zat naakt geknield, hoofd naar voren gebogen, haar haar over haar gezicht gevallen. Haar mond was gekneveld met haar eigen panty, die strak om haar hoofd zat geknoopt. Haar benen waren bij de knieën en enkels met tape omwonden, en haar handen waren voor haar gebonden, ineengestrengeld alsof ze bad.

15

‘Brigadier Turner gaat het onderzoek samen met je doen,’ zei Steele van achter de brede, keurige barrière van haar bureau. ‘Je moet hem natuurlijk eerst van de hele zaak op de hoogte brengen. Hij kan Gary’s bureau gebruiken tot die weer terug is.’

Tartaglia zei even niets, weigerde naar Turner te kijken, die met zijn handen in zijn zakken naast hem stond, en tuurde uit het raam.

Het was laat in de middag, drie dagen nadat Turner bij hem in de woonkamer in slaap was gevallen. Tartaglia had hem sindsdien niet meer gezien, had niets van hem gehoord, en het was hem bijna gelukt hem te vergeten. Hij zou tegen Steele kunnen blijven zeggen dat Turner een ongeleid projectiel was en dat hij zijn hulp niet nodig had, maar dat zou niets uitmaken. Ze hadden te weinig hoge leidinggevenden en het had Steele niet veel moeite gekost haar baas, hoofdinspecteur Cornish, aan inspecteur Wakeley op te laten dragen Turner tijdelijk over te plaatsen. Het vooruitzicht twee belangrijke moordzaken op te lossen voor de prijs van één betekende dat Cornish alles zou goedkeuren.

‘Hoe gaan we dat doen?’ vroeg Tartaglia vlak.

‘Jij blijft je met je team concentreren op de moord in Holland park,’ zei Steele opgewekt. ‘Die heeft nog steeds de prioriteit. Als we de ene oplossen, weten we misschien meteen wie die andere heeft gepleegd.’

‘En de pers? Gaat u met Jason Mortimer praten?’

‘Niet direct. Wat de pers betreft is de zaak-Catherine Watson nog steeds gesloten. Dat geldt ook voor Mortimer. Maar brigadier Turner gaat aan de slag met het bekijken van zijn zaak in het licht van de moord in Holland Park. Gezien de overeenkomsten moet er ergens een gemeenschappelijk thema zijn. En hij gaat ook kijken hoe het met Malcolm Broadbent en Michael Jennings is.’

Ze stond op en streek de voorkant van haar jasje glad: bijeenkomst gesloten. Het had geen enkele zin iets te zeggen en Tartaglia liep de kamer uit, op de hielen gevolgd door Turner.

‘Hé, Mark,’ riep Turner achter hem door de gang heen. ‘Luister, het spijt me. Dit is niet mijn idee, hoor.’

‘Prima.’

Turner keek hem mismoedig aan, zijn handen nog steeds diep in zijn zakken, alsof ze zaten vastgeplakt. ‘Echt, Mark. Geloof me alsjeblieft. Dit is het laatste wat ik nu kan gebruiken.’

Hij knikte kort naar Turner. Hij moest tot zijn weerzin toegeven dat het best een goed idee was, zolang Turner zichzelf tenminste in bedwang kon houden. ‘Als je maar niet in de weg loopt. Ik heb al genoeg aan mijn kop zonder dat ik me ook nog zorgen moet maken om jou.’

‘Ja, meneer!’ zei Turner met iets wat op een glimlach leek op zijn gezicht, en hij liep achter Tartaglia de open kantoorruimte in, waar iedereen die beschikbaar was al klaarzat voor een op het laatste moment ingelaste instructiebijeenkomst.

Tartaglia nam, met het beeld van de dronken Turner die op zijn woonkamervloer lag te slapen nog vers in zijn hoofd, zijn positie voor in de ruimte in. Turner kwam naast hem staan en Tartaglia legde uit wat hij kwam doen. Iedereen wist ondertussen over de zaak-Catherine Watson en dat die van Turner was, en het nieuws dat hij aan het team werd toegevoegd werd slechts met milde verrassing begroet.

‘Wat we hoe dan ook niet moeten vergeten,’ zei Tartaglia ter afsluiting, ‘is dat er voor ons niets verandert. Ik wil dat alle namen uit de zaak-Watson worden vergeleken met iedereen die Rachel Tenison kende, maar we blijven al onze energie in haar zaak steken. Als we daarmee de moordenaar van Catherine Watson vinden is dat prachtig. Maar het is niet ons doel. Brigadier Turner houdt zich exclusief met die kant van de zaak bezig.’

‘Denkt u dat er een verband tussen de zaken is, meneer?’ vroeg Minderedes van achter uit de ruimte.

‘Dat is een mogelijkheid,’ antwoordde Tartaglia. ‘Hoewel we ook met een na-aper te maken kunnen hebben. Nu brigadier Turner met ons meedoet, zal dat hopelijk hoe dan ook snel duidelijk worden.’

‘Maar ik heb begrepen dat ze op exact dezelfde manier waren gekneveld,’ voegde Minderedes toe.

Ja, maar hoeveel mensen hebben de foto’s van die reconstructie gezien? Dat is onmogelijk na te gaan. Volgens rechercheur Turner was inspecteur Gifford heel open tegen de pers en heeft hij meerdere verslaggevers toegang gegeven tot veel van onze informatie. Hoewel dat allemaal officieus was, is er veel uitgelekt. Heel wat mensen kunnen op de hoogte zijn van hoe Broadbent het lichaam heeft aangetroffen. Maar zoals ik al zei is dat de invalshoek die rechercheur Turner nader gaat onderzoeken.’

Hij keek zijdelings naar Turner, die een beetje heen en weer stond te wiegen, zijn ogen halfdicht. Zijn pak was gekreukt alsof hij die ochtend niet de moeite had genomen een ander aan te trekken, en hij had zich niet geschoren. Toen Tartaglia naast hem had gestaan in het kantoor van Steele, had hij zweet en sigarettenrook in Turners kleding geroken. Als Turner wilde helpen, zou hij zichzelf tot de orde moeten roepen, maar zo te zien was hij dat nog niet van plan. Misschien verklaarde dat wel waarom Wakeley hem zo gemakkelijk tijdelijk had uitgeleend; misschien dat hij het zag als een manier om Turner, terwijl hij met een oude zaak bezig was, even tot zichzelf te laten komen zonder al te veel schade aan te richten.

‘Wat betreft de moord in Holland Park,’ ging hij verder, ‘niemand krijgt foto’s en bewijs van de plaats delict te zien tenzij dat strikt noodzakelijk is. Als je twijfelt, of als iemand aan je kop zeurt, stuur je die maar naar inspecteur Steele. We kunnen Jason Mortimer voor nu de mond snoeren, maar het laatste wat ik wil is dat een of andere briljante journalist het mogelijke verband ziet en erover gaat schrijven. En ik neem aan dat de familie van Catherine Watson ons dat ook niet in dank zou afnemen. Is dat duidelijk?’ Alle aanwezigen, behalve Turner, knikten. ‘Hoe staat het ervoor met die cafés?’

‘We zijn in alle kroegen in een radius van anderhalve kilometer om haar huis geweest,’ zei Feeney. ‘Een paar barmannen dachten haar te herkennen, maar niemand was er helemaal zeker van. Misschien ziet ze er gewoon bekend uit vanwege de foto’s in de krant. We hebben maar één bar gevonden waar ze regelmatig kwam. Hij klinkt als het café dat ze heeft beschreven, en er werkt een Viktor. Met een k. Hij komt uit Oost-Europa. Volgens degene die ik heb gesproken hebben hij en mevrouw Tenison een tijdje wat gehad, hoewel een ander zei dat Viktor dat heeft verzonnen. Hij schept schijnbaar graag op over zijn overwinningen.’

‘Heb je hem gesproken?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Hij werkt er niet meer en niemand weet waar hij is. Hij schijnt een paar weken geleden ruzie met een andere barman te hebben gehad over een discrepantie in de kas en is hem gesmeerd. Ik heb mogelijk iemand anders die hem kende, maar we moeten het voorzichtig aanpakken. Het klinkt alsof hij hier illegaal is en als hij hoort dat we hem zoeken duikt hij misschien onder.’

‘Oké, ga zo door,’ zei Tartaglia. ‘Die Viktor lijkt zo te horen op dit moment het beste wat we hebben.’ Hij keek om zich heen. ‘Verder nog iemand?’

‘Ja, meneer,’ zei Minderedes, die zijn hand had opgestoken. ‘Ik heb bij Crowther en Phillips met de zaakbehartiger van Rachel Tenison gesproken. Hij zegt dat ze hem twee maanden geleden heeft gevraagd een nieuw testament op te stellen. Het interessante is dat het zou stipuleren dat Patrick Tenison niet langer executeur-testamentair is, en dat het Liz Volpe geheel onterft. Hij heeft het naar haar opgestuurd om te ondertekenen, maar heeft het nooit teruggekregen. Hij heeft haar er een keer over gesproken en ze zei dat ze erover moest nadenken, dat ze contact met hem zou opnemen. Maar dat heeft ze nooit gedaan, dus het oude testament is nog van kracht.’

‘Wist hij waarom ze een nieuw testament wilde laten opstellen?’

‘Nee.’

‘Zei hij of hij dacht dat Patrick Tenison of Liz Volpe op de hoogte waren van de wijzigingen?’

‘Nee, dat wist hij niet. Hij vond dat het niet zijn zaken waren om te vragen waarom een cliënte van mening was veranderd.’

‘Wie kreeg de flat in het nieuwe testament?’

‘Alles, behalve de zaak, ging naar Tenisons neefje en nichtje, en haar schoonzus Emma zou executeur-testamentair zijn.’

‘Wat raar,’ zei Tartaglia bedachtzaam. ‘Ik ben benieuwd waarom ze het wilde wijzigen. Het geeft Liz Volpe in ieder geval een financieel motief voor moord, hoewel ik niet zie hoe ze genoeg over de zaak-Watson zou weten om de twee met elkaar in verband te brengen.’

Er viel een korte stilte, en toen zei Donovan: ‘Het zou één ding kunnen verklaren. Het klinkt alsof Rachel Tenison en Liz Volpe ruzie hebben gehad. Wat de reden zou kunnen zijn dat ze geen contact hadden.’ Ze zat op een bureau, naast Karen Feeney, op een potlood te kauwen en met haar benen te zwaaien. ‘Waarom zou je anders je beste vriendin uit je testament schrappen? Zo veel mensen had ze nou ook weer niet om haar geld aan na te laten. Hoewel het niet verklaart waarom ze zondag een afspraak hadden... tenzij Liz Volpe daarover loog.’

‘Het stond in haar agenda,’ zei Wightman.

‘Dat moeten we eens goed uitzoeken,’ antwoordde Tartaglia, en hij vroeg zich af of het relevant voor de zaak was. Liz Volpe zou best eens over meerdere dingen kunnen hebben gelogen, maar hij zag haar nog steeds niet als moordenaar. ‘Misschien dat die eetafspraak een verzoeningspoging was. We moeten nog een keer met haar gaan praten. Hoe gaat het met de telefoongegevens, Dave?’

Wightman schraapte zijn keel. ‘Er zijn drie prepaidnummers die de laatste drie maanden regelmatig terugkomen, zowel op haar vaste nummer als haar mobiel. We proberen ze te traceren, maar dat wil nog niet erg lukken. Een van die nummers heeft haar drie keer kort gebeld op de avond dat ze stierf.’

‘Hoe kort?’

‘Maximaal dertig seconden.’

‘Dan zal het antwoordapparaat wel aan hebben gestaan. Er is die avond een paar keer opgehangen.’

‘We hebben contact opgenomen met de provider voor de locatie vanwaar die telefoons zijn gebruikt, en dat zouden we later vandaag moeten horen. Ze heeft de avond dat ze stierf ook Jonathan Bournes vaste nummer gebeld. Net na elven, ze hebben een paar minuten gepraat. Hij zegt dat het voor zijn artikel was.’

‘Dus hij was om elf uur thuis,’ zei Tartaglia. ‘Maar hij woont vlakbij, dus dat zegt niets. Maar waarom zou ze hem zo laat bellen?’

‘Misschien om haar verontschuldigingen aan te bieden dat ze het restaurant uit was gerend,’ zei Wightman. ‘Hoewel de manager daar hem niet herkent.’

‘Maar dat pleit hem niet vrij. Het is daar aardedonker en de manager zei bovendien dat hij hem niet goed heeft gezien. Hoe gaat het met jouw achtergrondonderzoek, Karen?’

Feeney ging anders zitten en glimlachte gespannen. ‘Ik heb één interessant gegeven. Jonathan Bourne heeft een jaar als junior op de misdaadafdeling van zijn huidige krant gewerkt. Een paar jaar geleden al, ruim voor de Watson-moord, maar hij zou er nog contacten kunnen hebben.’

‘Dat is interessant. We kunnen Bourne op dit moment niet aan Catherine Watson verbinden, maar we moeten het blijven proberen. Is er al nieuws van Forensische Opsporing over die glazen?’ vroeg hij aan Donovan.

‘Het rapport is net binnen. Zoals gezegd zijn er vijf glazen uit de vaatwasser gehaald, die de schoonmaakster die ochtend in de flat had aangetroffen. Drie wijnglazen en twee tuimelglazen. Op allemaal staan de afdrukken van de schoonmaakster, dus dat bevestigt dat ze ze in de afwasmachine heeft gezet. De vingerafdrukken en het dna van het slachtoffer zaten op een wijnglas en een tuimelglas, afdrukken en dna van een onbekende man op een wijnglas en een tuimelglas, en afdrukken en dna van een tweede onbekende man zijn op een ander wijnglas aangetroffen. Er zaten sporen van witte wijn in de wijnglazen, mogelijk uit dezelfde of een gelijksoortige fles, en in de tuimelglazen heeft wodka en cranberrysap gezeten.’

Tartaglia knikte. ‘Wat verwarrend. Zo te horen was er nog een bezoeker. Bourne zei dat hij alleen een glas wijn bij haar had gedronken. Zolang we niet weten welke afdrukken van hem zijn, is het bijna onmogelijk te zeggen wat het verhaal is. Laten we nog een keer bij hem langsgaan en het uitleggen. Misschien dat hij wel wil meewerken als hij denkt dat het hem vrijpleit.’

Wightman schudde zijn hoofd. ‘Gisteren nog niet. Hij maakte er een enorm punt van en gaf me een preek over mensenrechten.’

‘Oefen dan wat druk uit. We moeten weten welke afdrukken van hem zijn. Volgens Bourne heeft hij de flat eerder verlaten dan zij. Hij zei dat ze haast had hem weg te sturen. Laten we even aannemen dat hij de waarheid vertelt en om een uur of acht is vertrokken. De reservering in het restaurant was voor halfnegen, maar ze was een kwartier te laat en die man kwam net na haar. Het is tien tot vijftien minuten lopen, maar met de auto of een taxi is het nog geen vijf minuten. Dan blijft er ruim een halfuur over.’

Er werd aangeklopt en Sharon Fuller stak haar hoofd om de deur. ‘Sorry dat ik stoor, meneer. Maar ik heb net een buurman van Rachel Tenison gesproken. Hij zegt dat hij vrijdagavond iemand uit haar flat heeft zien komen.’

‘Vrijdag? Weet hij dat zeker?’

‘Dat zegt hij. Hij woont verderop in de gang.’

‘Waarom heeft hij dat niet eerder gemeld?’

‘Hij is maandag op zakenreis gegaan en is net terug.’

‘Er waren geen braaksporen toen we er zondagavond waren, hoewel haar telefoon en laptop nog niet zijn gevonden. Wie had er verder nog sleutels van haar flat?’ vervolgde Tartaglia.

‘Alleen haar broer en de schoonmaakster,’ zei Donovan.

‘Nou, controleer dan nog maar een keer waar zij vrijdagavond waren. Het klinkt alsof dat het moment is dat de telefoon en de laptop zijn meegenomen.’ Hij dacht terug aan hoe de flat eruit had gezien toen zij hem aantroffen. Alles was netjes, alles op zijn plaats, geen enkele aanwijzing dat iemand iets had gezocht. Als het geen van beiden is, betekent het dat de moordenaar Rachel Tenisons sleutel heeft meegenomen. We moeten erachter zien te komen of er verder nog iets mist.’

16

Liz Volpe staarde met haar handen in haar jaszakken, haar voeten een stukje uit elkaar in haar warme laarzen met dikke zolen, in de gang bij Rachels flat naar de nieuwe stalen deur die de ingang bewaakte. Ze vond het een eng ding en vroeg zich af wat er met die mooie, oude houten deur was gebeurd. Verder zag alles er gelukkig nog hetzelfde uit: het tapijt, het behang, zelfs de grote, mysterieuze schaafplek links van Rachels deur; en de eeuwige geur van poetsmiddel hing er ook nog. Maar ze zag er vreselijk tegenop om naar binnen te gaan; er waren zo veel herinneringen gevangen tussen die vier muren, samen met de onaangename echo’s van wat daar drie maanden geleden was gebeurd. Ze hoorde de stem van Rachel, die wrede woorden, nog steeds in haar hoofd.

Ze haalde een paar keer diep adem en stak haar hand op om aan te kloppen. Dat had ze nog maar net gedaan toen de deur werd geopend en Tartaglia in de opening stond.

‘Daar ben je,’ zei hij, alsof hij wist dat ze er al een tijdje stond. Hij deed een stap naar achteren om haar binnen te laten. ‘Het spijt me dat ik je hiernaartoe moet halen, maar zoals mijn agent aan de telefoon heeft uitgelegd is er iemand gezien die mevrouw Tenisons flat verliet. We moeten weten of er iets weg is.’

‘Hoe is die persoon daar in vredesnaam doorheen gekomen?’ vroeg Liz, en ze keek naar de deur.

‘Die is zondag pas geïnstalleerd. De indringer is vrijdagavond voor het laatst gezien.’

‘Weet je zeker dat het dit appartement was? Ze zien er vanbuiten allemaal hetzelfde uit.’

‘Het was absoluut dit,’ zei hoofdagent Donovan, die achter hem de woonkamer uit kwam lopen en vriendelijk naar haar glimlachte. ‘Ik heb de man die hem heeft gezien net gesproken. Hij woont aan deze gang en weet het zeker.’

Ze was mooi, bedacht Liz, met haar fijne, regelmatige gezicht, gladde huid en grote, heldergrijze ogen, hoewel ze haar uiterste best deed haar vrouwelijkheid te verbergen met haar pijnlijk korte haar en androgyne kleding. Ze droeg vandaag een knalpaarse trui, een zwarte broek met bretels en een paar Dr. Martens. Ze had haar jas en tas over haar arm en was zo te zien op weg naar buiten.

‘Hoe zag hij eruit?’ vroeg Liz.

‘Volgens die getuige was hij slank en ergens tussen de één zeventig en tachtig,’ antwoordde Donovan. ‘Hij droeg een uitgezakte spijkerbroek, gympen en een jack met een capuchon, die hij ophad. Die buurman heeft zijn gezicht niet goed gezien.’

‘Er wordt nu een digitale compositieschets met die getuige gemaakt, hoewel ik betwijfel of dat zin heeft,’ zei Tartaglia, die op een manier naar haar keek waar ze ongemakkelijk van werd, alsof hij dacht dat zij wist wie die inbreker was. Ze wendde zich af en zag haar vermoeide, bleke gezicht in de gangspiegel. Kon ze nou maar een nacht goed slapen, maar ze werd steeds wakker, en als ze sliep, droomde ze over Rachel.

‘Ik moet ervandoor, Mark,’ zei Donovan tegen Tartaglia. ‘Waar ben jij straks?’

Hij keek op zijn horloge. ‘Ik ben over een uur wel terug op Barnes, denk ik. En daarna ga ik naar huis. Bel maar even als je klaar bent.’

‘Oké,’ antwoordde ze, en ze probeerde het slot open te krijgen, dat blijkbaar erg moeilijk ging. Tartaglia liep ernaartoe, greep de knop en trok de deur open.

Ze gingen erg ontspannen met elkaar om, alsof ze vrienden waren in plaats van superieur en ondergeschikte. Misschien ging het er bij de politie minder formeel aan toe dan Liz dacht, of waren collega’s van Moordzaken onderling familiairder en minder hiërarchisch. Hoe dan ook, ze konden het zo te zien erg goed met elkaar vinden en ze vroeg zich af wat voor relatie ze hadden.

Toen de deur achter Donovan in het slot viel, draaide Tartaglia zich om en keek naar Liz. ‘Denk je dat je er klaar voor bent om even rond te kijken?’

‘Zo klaar als ik zal worden,’ zei ze, en ze haalde diep adem om een beetje tot rust te komen. Hij had geen idee hoe moeilijk het voor haar was om hier terug te zijn.

‘Zoals ik al zei wil ik graag dat je je concentreert op dingen die missen of anders zijn dan je gewend bent. Onze mensen hebben begin deze week de hele flat doorzocht en hebben wat persoonlijke zaken en papieren van mevrouw Tenison meegenomen, maar we proberen altijd alles zo terug te zetten als we het aantreffen. Als er iets niet op zijn plaats is, moet je het zeggen, dan schrijf ik het op.’

Terwijl hij sprak viel haar oog op de blauw-witte schaal die op het tafeltje bij de deur stond. Daar bewaarde Rachel haar sleutels altijd. Maar hij was leeg.

‘Haar sleutels missen,’ zei hij alsof hij haar gedachten las. ‘En haar mobieltje en laptop ook.’

‘Denk je dat ze vrijdagavond door die man zijn meegenomen?’

‘Daar ziet het wel naar uit.’

‘Was het een gewone inbraak?’

‘Nee. Het is waarschijnlijker dat haar moordenaar heeft geprobeerd elk spoor van contact uit te wissen.’

‘Is dat waarom je denkt dat de moordenaar een bekende is? Iemand met wie ze contact had?’

‘Dat is een deel van de reden, ja.’

‘Maar als ze vrijdagochtend is vermoord, waarom zou iemand dan het risico nemen later terug te komen? En waarom zou hij dat dan pas ’s avonds doen? Jullie zeiden toch dat Richard haar toen al als vermist had opgegeven?’

‘Dat is niet duidelijk.’

Aangezien hij er zo te zien niet dieper op in wilde gaan, draaide ze zich om en liep naar de woonkamer.

Het zag er keurig als altijd uit, alles stond op zijn plaats, alsof de kamer nog werd gebruikt. Het was zo vreemd om er te zijn; ze voelde zich een indringer. De gordijnen waren open en er stond een hoge vaas met oranje en rode bloemen op het ladekastje tussen de twee ramen. Ze geurden sterk en zagen er vers uit, hoewel ze van vorige week moesten zijn. Ze hoopte maar dat iemand ze zou weggooien voordat ze gingen rotten. De enige sporen van beroering waren de vele grijze poedervlekken, die veel van het meubilair markeerden.

‘We hebben waar het kon op vingerafdrukken gecontroleerd,’ zei Tartaglia van uit de deuropening, ‘maar dat heeft niet veel opgeleverd. De schoonmaakster van mevrouw Tenison heeft jammer genoeg voor ons haar werk erg grondig gedaan.’

Liz keek om zich heen en voelde zich als verdoofd. Ze was nooit dol geweest op Rachels interieur: ze vond het saai en ouwelijk. Rachel had wat meubels geërfd, maar ze had nergens haar persoonlijke stempel op gedrukt. Het leek wel of ze aan een bepaalde stereotype wilde voldoen die haar overleden ouders zou hebben geplezierd. Liz dacht aan het gesprek dat de laatste keer dat ze hier was in deze kamer had plaatsgevonden. Rachel zat op de bank, met haar voeten omhoog voor het haardvuur en een glas wijn in haar handen, en zij zat in de grote leunstoel bij het raam. Ze zag Rachel er nu bijna zitten, zag haar felle gezichtsuitdrukking terwijl ze de woorden had gesproken die alles hadden vernietigd.

Liz probeerde de herinnering te bannen en liep naar de tafel achter de bank. Ze trok met haar vinger een kronkellijn door de dunne film poeder en keek terloops naar de bekende foto’s in zilveren lijstjes. Ze stonden er al zo lang ze zich kon herinneren: foto’s van Rachels ouders, haar grootmoeder, haar broer Patrick, en een van haar en Rachel in schooluniform. Ze pakte hem en staarde ernaar, vroeg zich af waarom Rachel hem al die jaren had laten staan, waarom hij er nu nog stond. Ze zagen er allebei zo jong uit; haar naar achteren gekamd, gezichten nog zacht en ongevormd, witte, slungelige benen onder gruwelijke grijze plooirokken vandaan. Zelfs toen was ze al veel groter dan Rachel.

Ze dacht terug aan hoe ze elkaar twintig jaar geleden hadden leren kennen. Zuster Margaret, directrice van St. Anne, was op een ochtend midden tijdens een les het lokaal binnen komen lopen met een klein, bleek meisje in haar kielzog. Ze zag Rachel nog voor zich: een magere verschoppeling met enorme ogen met zwarte kringen eronder. Ze wipte zenuwachtig van haar ene op haar andere been en leek wel een nerveuze pony met haar rare, slordige bos lichtblond haar met een haarband. Ze hoorde pas later dat Rachel haar haar de avond ervoor met de keukenschaar van haar moeder had afgeknipt.

‘Gaat het wel?’ Tartaglia was naar haar toe komen lopen.

Ze zette de foto neer, maar bleef ernaar kijken. ‘Ja, hoor. Het is alleen zo gek om hier te zijn.’

Hij knikte meelevend. ‘Is alles nog zoals je het je herinnert?’

‘Min of meer.’ Ze wilde zich net omdraaien, wenste dat hij haar met rust zou laten, toen ze zag dat er achter in de fotoverzameling iets miste.

Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde het zich te herinneren. ‘Er is een foto weg. De laatste keer dat ik hier was, stond hij er nog. Dat weet ik nog, want hij was nieuw en ik had hem nog nooit gezien. Rachel veranderde zelden iets aan haar verzameling.’

‘Weet je wat erop stond?’

‘Rachel, in een mooie close-up, tijdens een van de feestjes van de galerie vorig jaar, volgens mij. Ze stond met iemand te praten die niet op de foto stond; ze lachte en zag er beeldschoon uit. Richard heeft hem laten vergroten en inlijsten en heeft hem haar voor haar verjaardag gegeven. Misschien dat hij nog wel een exemplaar heeft. Hij zat in een heel mooi lijstje. Daar is Richard ontzettend goed in.’

‘Waarom stond hij achteraan?’

‘Geen idee. Misschien wilde ze niet dat iemand dacht dat ze ijdel was.’

‘IJdel?’ Hij keek haar nieuwsgierig aan. ‘Was ze dat?’

IJdel? Altijd met zichzelf bezig? Onzeker? Wat was het verschil? Rachel was zich absoluut bewust geweest van de macht van haar uiterlijk. Maar Tartaglia probeerde haar te provoceren en ze had geen zin hem te antwoorden. De manier waarop hij naar haar staarde was ook provocatief, bijna intiem. Ze zag hem even als man, niet als agent, en het viel haar nogmaals op hoe waanzinnig aantrekkelijk hij was. Toen herinnerde ze zichzelf aan waarom ze hier was en wat ze wilde. Ze was hem geen verklaring van Rachels karakter schuldig... of van wat er tussen hen was gebeurd.

‘Was ze ijdel?’ drong hij aan. ‘Je mag zeggen wat je denkt. We zijn hier met zijn tweeën, officieus, ik zal het niet in mijn rapport zetten. Wat was ze voor iemand?’

‘Ze was niet echt ijdel. Maar dat is niet wat je wilt weten, hè?’

Hij stak zijn handen in zijn zakken en glimlachte luchthartig. ‘Ik probeer nog steeds een beeld van haar te schetsen. En ik wil de dynamiek van je relatie met haar begrijpen. Hebben jullie ruzie gehad? Doe je daarom zo?’

‘Ik heb je alles verteld wat je moet weten,’ zei ze, en ze wendde zich af. Ze liep voordat hij de kans had haar nog iets te vragen de kamer uit en de gang in. Ze wilde weg, maar hij liep vlak achter haar. Zijn telefoon ging.

‘Wilt u alstublieft even in haar slaapkamer gaan kijken?’ vroeg hij terwijl hij zijn mobieltje uit zijn zak pakte. ‘Ik kom eraan.’

Rachels slaapkamer was de laatste plek die ze wilde zien, maar ze had geen keus. Ze hoopte maar dat hij even aan de telefoon zou blijven, liep de gang door en duwde aarzelend de deur open.

Ze wist niet zeker wat ze had verwacht aan te treffen, maar het beeld dat haar hoofd zo lang had gevuld, van een donkere, bedwelmende kamer met twee mensen in dat enorme, rijk gekleurde bed, was heel anders dan de realiteit. De lampen schenen fel en het bed was ontdaan van gordijnen en beddengoed, gereduceerd tot een nietszeggend houten frame en matras. Ze haalde opgelucht adem en bleef even in het midden van de kamer staan en keek om zich heen.

De oude kist, die van Rachels grootvader was geweest, stond niet meer aan het voeteneinde en ze vroeg zich af of de politie hem om de een of andere reden had meegenomen. Dat moest ze even aan Tartaglia vragen. Ze liep naar een van de kastdeuren, die openstond, en keek in de kast. Ze zag de donkere, bekende rijen met Rachels kleren, haar schoenen op de rekken eronder. Het was net of Rachel helemaal niet weg was, alsof ze zo terug kon komen om zich om te kleden. Haar zoetige parfum hing nog in de lucht, het kwam vast uit de kleren, en Liz deed snel de deur dicht om hem niet meer te ruiken.

Het aanzicht van haar eigen, uitgeputte en onopgemaakte gezicht in de spiegeldeur maakte dat ze zich afwendde. Ze boog zich over het nachtkastje en deed het lampje aan. Ze voelde zich ineens doodmoe en ging op de rand van het bed zitten om op Tartaglia te wachten. In tegenstelling tot haar eigen nachtkastje, dat altijd propvol stond met een oneindige hoeveelheid spullen, was dat van Rachel bijna leeg, op een paar boeken en een elektrische wekker na, die hard tikte in de stille kamer. Boven op de stapel boeken lag een glanzende biografie over Bess Hardwick; daaronder Irène Némirovsky’s Suite Française. De biografie was zo te zien nieuw en nog niet gelezen, maar toen ze Suite Française opende viel het in het midden open, bij een boekenlegger van een ansichtkaart met een renaissance-madonna erop. Ze keek op de achterkant. Er stond in grote, schuine zwarte letters:

 

dit herinnert me aan jou. ik zie overal

je gezicht en moet constant aan je

denken. waarom bel je niet terug?

ik móet je zien. bel me alsjeblieft.

alsjeblieft. ik hou van je.

 

Ze had wat moeite het uitzonderlijke handschrift te ontcijferen, wat nog werd bemoeilijkt door een halve-cirkelvormige veeg midden op de kaart, waar Rachel ongetwijfeld een glas of mok had neergezet. De boodschap was ondertekend met een kruisje, zonder datum of handtekening. De kaart kwam uit de National Gallery, was gestempeld in Paddington, een week of zes geleden.

‘Wat is dat?’

Ze schrok op van het geluid van Tartaglia’s stem achter zich en draaide zich om. Ze had hem de slaapkamer niet binnen horen komen en vroeg zich af hoe lang hij daar al stond.

Hij kwam naar haar toe lopen en ze gaf hem de kaart. ‘Deze zat in een boek dat op Rachels nachtkastje lag. Jullie hebben hem vast gemist.’

Hij keek terloops naar de voorkant, draaide hem om en las de tekst. Zijn gezichtsuitdrukking verhardde. ‘Is dit het handschrift van mevrouw Tenison?’

‘Absoluut niet. En voordat je het vraagt: ik weet niet wie het heeft geschreven en ik heb het nog nooit gezien.’

17

‘Ik ben erg benieuwd waarom u zo geïnteresseerd bent in dit specifieke gedicht, rechercheur Donovan,’ zei professor Kate Spicer, haar ronde, bruine ogen sprankelend van nieuwsgierigheid terwijl ze met de parelketting om haar nek speelde. ‘Mijn secretaresse vertelde dat u een moord onderzoekt.’ Ze sprak het woord ‘moord’ met gretige nadruk uit en had een afgebeten, licht Australisch accent.

‘Ik ben bang dat ik daar niet veel over kan zeggen,’ antwoordde Donovan. ‘Maar het gedicht is mogelijk een aanwijzing in de zaak. We proberen inzicht te krijgen in de psychologie of betekenis erachter, als die er is.’

Hun mokken stomend hete koffie met melk stonden op de vloer, en ze zaten met kopieën van het gedicht op schoot samen op een groezelig groen bankje in het met boeken gevulde kantoortje van professor Spicer op de tweede verdieping van Russell Square 30. Het grote, achttiende-eeuwse pand in het centrum van Bloomsbury huisvestte het Birkbeck College voor Engels en Humaniora. Ondanks de scherpe, klassieke lijnen van het gebouw was het interieur een doolhof van gangetjes en goedkope afscheidingswandjes die in niets blijk gaven van de voormalige glorie.

Spicer droeg een duur donkerblauw wollen broekpak en was een jaar of vijftig. Ze was bijna net zo klein als Donovan, maar aanzienlijk molliger, met een helm van strakke bruine krulletjes om een open en vriendelijk gezicht. Donovan was niet meer in een pand van de universiteit geweest sinds haar afstuderen, maar ze voelde zich meteen alsof ze weer bij haar mentor in diens armzalige kantoortje zat. Zelfs de geur was hetzelfde: sigaretten, oploskoffie en oude boeken.

‘U zei dat het een aanwijzing is. Denkt u dat het iets zegt over de identiteit van de moordenaar?’ vroeg Spicer, die haar hoofd een beetje opzij liet zakken en haar benen over elkaar sloeg, waarbij een paar knalroze pumps met enorme hakken tevoorschijn kwam, dat Donovan deed glimlachen. Spicers kamer was dan bijna een kopie van die van haar voormalige mentor, maar ze leek totaal niet op de stoffige academicus die Donovan had begeleid.

‘Dat is mogelijk, maar het kan ook over het slachtoffer gaan. Dat weten we niet. Of het is alleen een afleidingsmanoeuvre.’

‘Nou, laten we dan maar eens kijken of ik kan helpen,’ zei Spicer met een zakelijk hoofdknikje. ‘De volledige titel van het gedicht is “Dolores, Notre-Dame des sept douleurs”. Het verwijst naar de maagd Maria en ik kan als u dat wilt zo op de symbolische betekenis daarvan ingaan. Wat weet u van Charles Algernon Swinburne?’ Ze sprak elk woord nadrukkelijk uit, alsof het belangrijk was zijn volledige naam te geven.

‘Niet veel, ben ik bang. Ik heb geen enkel college gevolgd waarin er over hem is gesproken.’

‘Dan zal ik eerst een kort overzicht geven. Zoals u waarschijnlijk wel weet, was hij een tijdgenoot van de prerafaëlieten en nogal een radicale jongere. Hij was biseksueel, alcoholist en zwaar betrokken in het genot van zelfkastijding, wat hij, zoals zo veel jongeren in zijn tijd, op school had ontdekt. Veel van zijn medestudenten vonden hem verderfelijk. Zijn werk is een tijdje uit de gratie geweest, maar het bevat geniale fragmenten, dat vind ik tenminste. Dit is ongetwijfeld een van zijn beste gedichten. Hij is jammer genoeg op latere leeftijd flink in de war geraakt, maar dat overkomt ons allemaal, toch?’ Ze haalde onverschillig haar schouders op.

‘Wanneer is het geschreven?’

‘Het is voor het eerst verschenen in een dichtbundel uit 1866 en deed nogal wat stof opwaaien, aangezien het over masochisme, zelfkastijding en goddeloosheid gaat. U kunt zich wel voorstellen wat ze daar in bepaalde kringen van vonden.’ Professor Spicer tikte met haar glanzend roodgelakte nagels op het gedicht om haar punt te benadrukken. ‘Maar “Dolores” was zo populair dat het apart is gepubliceerd, wat denk ik erg veel over de victorianen zegt. Het is nu natuurlijk niet meer zo indrukwekkend als het in Swinburnes tijd moet zijn geweest.’

‘Wie is Dolores?’

‘Een mooie, wrede en wellustige heidense godin. Ze heeft geen enkel mededogen en kent geen humaniteit.’ Spicer zette een schildpadbril op, die aan een kralenketting om haar nek hing, en ging snel over de bladzijden. ‘Luister hier maar naar,’ zei ze, en ze stak een hand op. ‘Hij zegt: O, hemels gepassioneerd lichaam/het hart nooit gekweld door de pijn, en beschrijft haar als O, vrouwe der kwelling en Dodelijke Dolores, maar hij geniet natuurlijk van zijn pijn, gaat er helemaal in op. Kijk maar eens naar regels 180 en 181: De pijn werd genot, zo ook tranen / de dood werd tot bloed, kijk, ze leeft. Dat moet u wel een indruk geven.’ Ze keek glimlachend over de rand van haar bril naar Donovan.

‘Dat doet het zeker,’ zei Donovan, die zich afvroeg wat het verband met Rachel Tenison was.

‘Er is nog een stukje dat ik graag wil voorlezen.’ Spicer bladerde snel door de pagina’s tot ze het had gevonden. ‘Luister maar:

 

Door de razende tanden die reten

Door de kussen als bloemen met moed

Door de lippen, vervormd en verbeten

Tot ze schuimen en smaken naar bloed

Door de hartslag, zo snel en zo hoorbaar

Door de handen die sterk zijn, dan fijn

Ik bezweer u, ontstijg toch uw altaar

O, Vrouwe van Pijn.’

 

Spicer keek weer op naar Donovan en sloeg enthousiast haar handen ineen. ‘Is dat niet prachtig? Het doet een beetje aan een echte Zwarte Mis denken... en aan de Markies de Sade, natuurlijk.’

‘Het is in ieder geval opmerkelijk.’

‘Inderdaad, maar als je het sensationele aspect even terzijde legt, is het in essentie een liefdesgedicht.’

‘Een liefdesgedicht? Ik heb het niet helemaal gelezen, maar ik vind het niet erg romantisch.’

‘Maar dat is het wel, op Swinburnes eigen, speciale manier. Luister hier maar naar:

 

Overdag zal uw stem in hem klinken,

Als hij droomt zijn de boeien geslaakt;

U ontbrandt in de nacht, doet hem zinken

In slaap en ontwaakt.

 

Dat is best aardig, toch?’

Donovan vroeg zich af of ze het niet begreep en staarde naar haar fotokopieën, las de regels nog eens en merkte weer op hoe de woorden ‘bloed’, ‘dood’ en ‘offer’ als leidmotief door het gedicht gingen. ‘Nou, mij klinkt het allemaal behoorlijk pervers in de oren,’ zei ze na een korte stilte.

Spicer glimlachte. ‘Iedereen heeft natuurlijk zijn eigen voorkeur. Maar vergeet uw vooroordelen even, rechercheur. Hoe abnormaal het allemaal ook klinkt, als u naar de essentie van het gedicht zoekt, en naar wat het in de context van uw moord betekent, kan ik u vertellen dat het over liefde gaat.’

Donovan had geen idee hoe ze die interpretatie aan Tartaglia duidelijk moest maken, en zei: ‘U vertelde dat Swinburne tegenwoordig uit de gratie is. Wordt hij nog onderwezen aan de universiteit? Ik vraag me af waar iemand zijn gedicht zou tegenkomen.’

‘Iedereen die negentiende-eeuwse Engelse letterkunde als hoofdvak heeft, zal het kennen. Het geeft een prachtig tijdsbeeld en ik verwijs in mijn colleges regelmatig naar Swinburne en “Dolores”. De naam en generieke eigenschappen van de Vrouwe van Pijn zijn overgenomen door het rollenspel Dungeons and Dragons, hoewel het gedicht daar uiteraard niet in voorkomt.’ Professor Spicer vouwde haar handen in haar schoot en leunde voorover naar Donovan. ‘Weet u echt heel zeker dat u me verder niets kunt vertellen, rechercheur Donovan? Ik sterf van nieuwsgierigheid.’

Donovan glimlachte en wenste dat ze het kon uitleggen, maar het gedicht was een van de vele dingen die niet algemeen bekend mochten worden. ‘Ik kan vast wel zeggen dat het aan een vrouw is gestuurd, die nu dood is, en dat we niet weten door wie.’ Dat was niet helemaal hoe het zat, maar ze wilde toeschietelijk overkomen.

‘Nou, dan hoef ik u niet te vertellen dat degene die het heeft verstuurd een man is, hè? Denkt u dat hij de moordenaar is?’

Donovan glimlachte. ‘Daar kan ik echt niets over zeggen. Het spijt me.’

Spicer drukte een vinger tegen haar lippen en keek bedachtzaam. ‘Die arme kerel is natuurlijk wel totaal geobsedeerd. Kent u “La belle dame sans merci”, van Keats?’

‘Vaag.’

‘Nou, Dolores kent op vergelijkbare wijze geen genade. Was uw slachtoffer misschien een femme fatale?’

‘Meer een mysterie.’

‘Een mysterie. Ziet u nou wel? Dat is een deel van de aantrekkingskracht. Ik heb medelijden met de man die verliefd op haar is geworden.’ Spicer liet zich met een tevreden zucht, alsof ze de puzzel had opgelost, tegen de uitgezakte kussens van het bankje zakken.

‘Wacht even. Als we naar het gedicht kijken, en naar waarom iemand het kan hebben verstuurd, wat voor boodschap probeert hij dan duidelijk te maken? Er is geen woede of verbittering. Zoals u al zegt geniet die man echt van zijn pijn.’

‘Dat is Swinburne.’ Spicer reikte naar de vloer en pakte haar beker, nam bedachtzaam een slokje. ‘Maar zelfs in een moderne context denk ik dat hetzelfde moet gelden. Ik denk dat degene die het haar heeft opgestuurd tegen haar zegt dat hij van haar houdt, ondanks wat ze hem heeft aangedaan. De menselijke natuur is pervers, rechercheur. Denk maar aan al die mensen die u kent die verliefd zijn geworden op de verkeerde... zelfs als ze weten dat het de godvergeten verkeerde is. Hoeveel advies je zulke mensen ook geeft, hoe meer die rare wezens worden gekwetst, hoe vaker ze teruggaan voor meer. Alsof ze de pijn opzoeken. Dat lees ik natuurlijk alleen tussen de regels en ik laat mijn fantasie erop los. Maar als hij uw moordenaar is, dan heeft hij er misschien eindelijk genoeg van. Is hij eindelijk gaan protesteren.’

 

Liz nestelde zich met haar glas wijn in de grote leren leunstoel en stak haar voeten onder haar billen. ‘Als Rachel vrijdagochtend is vermoord, wat heeft ze de avond ervoor dan gedaan? Je zei dat ze met iemand heeft geborreld. Weet je al met wie?’

‘We vinden gestaag steeds meer puzzelstukjes,’ antwoordde Tartaglia opzettelijk vaag van de bank tegenover haar. ‘Mag ik een sigaret opsteken?’

‘Ja, hoor.’

Hij haalde het pakje uit zijn zak en stak er een op. Ze zaten in de woonkamer van de flat van Liz’ broer. Ze hadden het hele appartement van Rachel Tenison bekeken, maar er was Liz verder niets opgevallen, behalve de missende foto en de ansichtkaart. Hij had het gevoel gehad dat ze het allemaal erg moeilijk vond en had voorgesteld ergens anders nog even te praten. Hij had veel meer vragen, maar in plaats van haar mee te nemen naar een verhoorkamer in een politiebureau, waar ze waarschijnlijk zou dichtklappen, had hij haar uitnodiging aangenomen een borrel bij haar te komen drinken.

‘Waarom vertel je me niet wat je weet?’ vroeg ze. ‘Je wilt toch dat ik je help?’ Haar toon was beschuldigend en haar blik op hem geconcentreerd, alsof ze hem op de een of andere manier kon dwingen te praten.

Hij nam een trekje van zijn sigaret en bedacht dat het haar misschien zou stimuleren te praten als hij haar wat vertelde. ‘Oké,’ zei hij. ‘Ik zal mijn best doen opener te zijn. We weten dat ze donderdagavond tussen zeven en acht in haar flat een borrel heeft gedronken met ene Jonathan Bourne.’

‘Jonathan?’

‘Ken je die?’

‘Ja. Ja, die ken ik.’

‘Wacht even. Ik heb je een paar dagen geleden verteld dat ze wat had gedronken met iemand met de initialen J.B. Waarom heb je niets gezegd?’

Ze keek hem uitdrukkingsloos aan. ‘Dat kan ik me helemaal niet herinneren.’

Hij geloofde haar niet. Hij dacht terug aan haar reactie die ochtend en wist zeker dat de initialen iets voor haar hadden betekend. ‘Kom op. Dat geloof ik niet.’

Ze haalde haar schouders op alsof het onbelangrijk was. ‘Ik weet het echt niet meer. En heel veel mensen hebben die initialen.’

‘Heel veel mensen die je kent?’

‘Maar Jonathan is de laatste die...’

‘Wat zeg je nu?’

Ze zette haar glas neer. ‘Nou, Rachel en Jonathan mochten elkaar niet. Dat dateert al uit de tijd dat we op de universiteit samen een huis deelden. Hij was vreselijk slordig, maakte een hoop herrie, maakte alles van iedereen op en kocht niets nieuw. Je kent dat wel, en je zult er ondertussen ook wel achter zijn wat voor iemand Rachel was. Hij maakte haar razend en ze hadden de vreselijkste ruzies. Ik zat er altijd tussen, probeerde de vrede te bewaren.’

‘Ben je nog met hem bevriend?’

‘Ja, heel goed.’ Ze was even stil. ‘Weet je waarom hij bij haar was? Was het voor zijn werk?’

‘Dat zei hij wel, ja.’

‘Nou, dan.’ Ze sloeg haar armen over elkaar alsof de kous daarmee af was. ‘Luister. Jonathan is net zo min als ik een moordenaar, of misschien ben ik ook een verdachte?’

‘Als je een verdachte was, zaten we nu niet zo gezellig te babbelen.’

Ze glimlachte. ‘Oké. Sorry. Maar je kunt Jonathan niet veroordelen omdat hij wat heeft gedronken met Rachel. Ze is pas de volgende ochtend vermoord.’

Hij nam nog een trekje van zijn sigaret, bleef haar aankijken, had nog steeds het gevoel dat ze net zozeer zichzelf als hem probeerde te overtuigen. ‘Mevrouw Tenison is na haar afspraak met Jonathan Bourne met een man in een restaurant in Kensington gezien. Jonathan Bourne zegt dat hij het niet was, maar we weten niet zeker of dat de waarheid is.’

‘Waarom zou hij daarover liegen?’ vroeg ze uitdrukkingsloos.

Hij merkte haar gebrek aan verrassing of nieuwsgierigheid op, alsof ze een idee had wie die man in het restaurant was.

‘Luister, ik ben open naar je. Nu wil ik dat jij hetzelfde doet. Ik moet de waarheid weten en die hoor ik liever hier van je dan dat ik je moet meenemen naar het bureau. Maar aan jou de keus.’ Ze ontweek zijn blik en pakte haar wijn. ‘Wist je dat je in Rachels testament wordt vermeld?’

‘Ja. Dat heeft Patrick Tenison me verteld.’

‘En wist je ook dat ze een paar maanden geleden heeft besloten het te wijzigen? Dat ze je niets wilde nalaten?’

Ze verslikte zich en sloeg haar hand voor haar mond. ‘Nee. Dat heeft hij me niet verteld, maar het verbaast me niets.’ Ze schraapte haar keel, slikte moeizaam en zette haar glas weer neer. ‘Laat ik het dan maar vertellen. Zoals je terecht al dacht, hebben we ruzie gehad.’

‘Waarover?’ vroeg hij, geïrriteerd dat ze er in het geheel niet mee leek te zitten dat ze dat had achtergehouden.

Ze zuchtte zwaar en wreef in haar ogen, haalde toen haar handen door haar haar, waarbij ze het zo strak naar achteren trok van haar bleke gezicht dat het heel even leek of ze in de war was. ‘Het spijt me. Ik denk er liever niet aan terug,’ zei ze terwijl ze opstond en naar het raam liep. Ze staarde naar de straat beneden.

‘Ik moet het weten,’ zei hij.

Ze draaide zich naar hem om en sloeg haar armen weer over elkaar. ‘Weet je nog dat ik heb verteld dat ik een paar maanden geleden met haar heb gegeten, en dat dat de laatste keer is dat ik haar heb gezien?’

‘Ja.’

‘Nou, het was na dat etentje. Bij haar thuis. Ik vertelde haar over mijn problemen met iemand met wie ik een relatie had. Hij was getrouwd. Ik wist niet wat ik moest en had behoefte aan goede raad, maar ze onderbrak me nogal bruusk, en ik zal nooit vergeten wat ze zei.’

‘Ga verder.’

‘“Waarom kan je verdomme toch nooit eens iemand uitzoeken die je voor jezelf hebt”. Dat zei ze.’

‘Wat een vreemde opmerking. Wat bedoelde ze ermee?’

Liz haalde haar schouders op. ‘Misschien leefde ze met zijn vrouw mee. Hoe dan ook, toen zei ze dat die man me gebruikte en dat hij geen zier om me gaf.’

‘Hoe wist zij dat? Kende ze hem?’

Liz schudde haar hoofd en keek weg. ‘Ik probeerde er luchtig over te doen, maar het was net alsof ik haar had geslagen. En hoe ze naar me keek. Het was echt angstaanjagend. Ik had haar nog nooit zo kwaad gezien. Ze zei tegen me dat ik me onverantwoordelijk en frivool gedroeg en niet nadacht over de schade die ik berokkende. Ik weet het nog precies. “Je speelt met hem. Als een kind met een nieuw speeltje. Je geeft alleen maar om jezelf. Je hebt geen idee hoe het is om echt naar iemand te verlangen, om echt van iemand te houden.”’ Liz trok een grimas. ‘Alsof ik ordinair en harteloos was.’

‘En dat allemaal vanwege die man?’ vroeg hij perplex.

‘Ja.’

Hij dacht aan Rachel Tenison, aan haar fragiele, delicate schoonheid, vroeg zich af waarom het haar zo had geraakt. Voor iemand die schijnbaar zo beheerst was en emotioneel gesloten, en tegelijk seksueel promiscue, was het een heel vreemde reactie, vooral tegen een vrouw die haar beste vriendin zou zijn. Hij vond het klinken alsof ze verbitterd en jaloers was, maar de woorden pasten totaal niet in het beeld dat hij van haar had. ‘Weet je zeker dat je niets weglaat?’

Ze keek weg alsof de vraag haar niet aanstond. ‘Dat is alles wat ze zei.’

‘Nou, het klinkt alsof ze ergens kwaad over was, alsof ze het persoonlijk opvatte. Dacht ze misschien aan haar relatie met Richard Greville? Je was toch niet...?’

‘Natuurlijk niet,’ zei ze, en ze zag er gepikeerd uit. ‘Ik heb nooit op die manier iets met Richard gehad.’ Ze keek nog een keer uit het raam, trok gedecideerd de gordijnen dicht en draaide zich weer om. ‘Maar ik had geen zin om naar meer te luisteren, dus ik ben vertrokken. Zoals ik al heb verteld, heb ik haar daarna niet meer gezien of gesproken. Daarom hebben we niet gebeld of gemaild.’

Hij begreep er nog steeds niets van, het was alsof ze hem maar het halve verhaal vertelde. ‘Wat is er daarna gebeurd?’

Ze duwde haar handen tegen haar gezicht. ‘Jezus. Waarom kun je er niet over ophouden?’

‘Omdat ik alles moet begrijpen. Vertel me wat er is gebeurd.’

Ze liep kwaad naar de salontafel en schonk nog een glas wijn voor zichzelf in. ‘Als je het zo nodig moet weten: ik heb ongeveer een maand daarna een brief van haar gekregen. Ik herkende haar handschrift en was nog zo kwaad dat ik hem ongelezen heb verscheurd en weggegooid.’

‘Waarom heb je dat allemaal niet eerder verteld?’

‘Omdat het pijnlijk is om aan terug te denken,’ zei ze met vuur in haar ogen. ‘En omdat wat er tussen mij en Rachel is gebeurd niets met de moord heeft te maken. En omdat het niemand wat aangaat behalve mij.’ Ze nam een grote slok wijn.

‘Wat was ze voor iemand?’ vroeg hij na een korte stilte. Hij had het gevoel dat hij er niets meer van begreep. ‘Hoe was ze écht?’

‘Hoe is wie dan ook? Hoe moet je dat definiëren?’

‘Maar jij kende haar. Ik niet.’

‘Dan heb je geluk,’ antwoordde ze met een plotseling scherpe toon, die hem verraste. ‘Luister, ik heb een knallende hoofdpijn en ik heb genoeg van die vragen.’

Hij staarde haar even aan, merkte op hoe bleek en moe ze eruitzag, knikte en stond op. Hij kon haar niet dwingen te praten. ‘Vertel me één ding. Heb je daarna echt geen contact meer met haar gehad?’

‘Nee. Niet tot ze me belde en zei dat we moesten praten. Ze moet hebben gehoord dat ik weer naar Londen kwam. We hebben een afspraak gemaakt en de rest weet je.’

‘En verder is er niets?’ vroeg hij, tevergeefs op zoek naar enig teken van de waarheid in haar gezichtsuitdrukking.

Ze schudde haar hoofd, maar hij geloofde haar nog steeds niet.

 

Liz liep met hem naar de deur en sloot die hard achter hem. Toen ze hem de trap af hoorde lopen, leunde ze tegen de muur en sloeg haar armen om zichzelf heen.

Jezus, wat een ellende. Ze wist dat ze totaal niet overtuigend had geklonken, maar Tartaglia had haar overvallen. Teruggaan naar Rachels flat was zenuwslopend geweest en ze had zich ineens heel kwetsbaar gevoeld. Ze had het gevoel dat hij recht door haar heen keek, haar zwaktes, schuldgevoel en leugens zag. Ze vond hem vreselijk aantrekkelijk, veel meer dan anderen, in lange tijd, maar hij leek veel geïnteresseerder in Rachel.

Haar hoofd voelde alsof het ging exploderen en ze duwde hard met haar vingers tegen haar slapen, probeerde het gesprek in haar hoofd af te draaien, was bezorgd om wat ze misschien per ongeluk had laten vallen.

Ze schrok wakker uit haar gedachten door het geluid van de intercom. Hij moest zijn teruggekomen. Met nog meer vragen. Hoe moest ze zich daar doorheen worstelen?

Ze nam met tegenzin op. Maar het was de stem van Jonathan.

‘Liz? Mag ik alsjeblieft binnenkomen?’ mompelde hij.

Hoewel ze helemaal geen zin had om hem te zien, was het wel een opluchting hem te horen in plaats van Tartaglia.

Ze drukte op de knop, zette de deur op een kier en liep terug naar de woonkamer om op te ruimen. Toen ze de gang op liep met haar handen vol glazen, de asbak en een halflege wijnfles, stond Jonathan voor haar.

Hij sloeg de deur achter zich dicht. ‘Waarom heb ik de indruk dat je me ontloopt?’ vroeg hij, en hij kwam achter haar aan de keuken in. ‘Je belt steeds niet terug.’

‘Ik ontloop je niet. Ik heb gewoon geen zin om iemand te zien.’

‘Ik ben niet zomaar iemand.’

Ze gaf geen antwoord, draaide zich om, knalde de fles op het aanrecht, spoelde de glazen en de asbak om en zette die in de afwasmachine.

‘Ik zie dat je bezoek hebt gehad,’ zei hij. ‘Ben je vriendjes geworden met de sterke arm?’

‘Nee.’

‘Dat is gek, want ik herkende die vent met het zwarte haar die net naar buiten kwam. Ik wist meteen wie het was. Het was die godvergeten rechercheur die me aan een derdegraads verhoor heeft onderworpen. Ik heb je toch over hem verteld?’

‘Inderdaad,’ zei ze, en ze begon haar handen te wassen. ‘En dat is ook het enige wat je me hebt verteld.’

‘Wat kwam hij doen?’

Ze draaide zich naar hem om, schudde haar handen af en droogde ze aan haar spijkerbroek, aangezien er geen theedoek voorhanden was. ‘Hij had nog vragen over Rachel. Heeft hij je gezien?’

‘Volgens mij niet. Maakt dat wat uit?’ Hij pakte haar bij haar arm en trok haar naar zich toe. ‘Krijgt Johnny een zoen?’

Ze gaf hem een kusje op zijn wang en probeerde zich van hem los te trekken, maar hij hield haar vast, duwde zijn neus tegen haar wang en kuste haar. Zijn stoppelbaard schraapte over haar huid en ze rook dat hij had gedronken.

‘Hmm. Wat ruik je lekker. Heerlijke parfum.’

Ze duwde hem weg. ‘Begin nou niet weer, zeg. Wil je wat drinken of niet?’

Hij leunde tegen het aanrecht en haalde luchthartig zijn schouders op. ‘Waarom zit die juut hier trouwens wijn met je te drinken?’

Ze pakte een schoon glas uit de kast en gaf het aan hem, schoof de wijnfles over het werkblad naar hem toe. ‘Omdat hij probeert te ontdekken wat mijn diepste geheimen zijn.’

‘Het lijkt meer of hij mij jaloers probeert te maken.’ Hij schonk de fles leeg in zijn glas, dat hij bijna tot de rand vulde. ‘Je vindt het leuk om me op te fokken, hè? Val je op hem?’

Ze sloeg haar armen over elkaar en staarde hem aan. ‘Hij zei dat jij de avond voor Rachel stierf met haar hebt geborreld. Dat heb je me niet verteld.’

‘Is dat een misdaad?’

‘Nee. Maar waarom heb je het niet gezegd?’

‘Lieve Lizzie, er is zoveel wat ik je niet vertel.’ Hij keek haar geconcentreerd aan en nam een grote slok wijn. Toen ze geen antwoord gaf, voegde hij toe: ‘Echt, ik vond het niet belangrijk.’

‘De politie vindt van wel.’

Hij gooide zijn handen in de lucht en er klotste wijn over de rand van zijn glas op de vloer. ‘Jezus Christus, ik heb toevallig wat gedronken met Rachel op de avond voordat ze is gestorven, en nu denken ze meteen dat ik haar heb vermoord.’

‘Ze denken dat je na dat drankje met haar uit eten bent geweest.’

‘Begin jij nu ook al?’ zei hij, en hij stak zijn glas naar haar uit alsof het een wijzende vinger was. ‘Luister goed. Ik ben die avond niet met Rachel uit eten geweest, en ook niet op een andere avond, oké?’

‘Misschien niet. Maar heb je wel met haar geneukt?’

Hij nam een slok wijn en liet die in zijn mond draaien voordat hij hem doorslikte, alsof hij er even over nadacht.

‘Ik vroeg of je met haar hebt geneukt.’

Hij keek haar recht in de ogen. ‘En als dat zo is, zou je het dan verklappen aan je politievriendje?’

‘Dat weet ik niet,’ zei ze, en ze vroeg zich af of hij een grapje maakte.

‘Kom op, Lizzie, wat heeft dat met jou te maken? Ik ben een vrij man, weet je nog? Dat zeg jij tenminste altijd tegen me, toch?’

‘Geef nu maar gewoon antwoord, Jonathan. Heb je die avond met Rachel geneukt? Zeg het nou maar.’

Hij zette met een zucht zijn glas neer. ‘Natuurlijk niet. Waarom zou ik?’ Hij liep naar haar toe en pakte haar handen vast, staarde haar met zijn bloeddoorlopen, waterige ogen aan. ‘Wat je ook denkt, ik heb Rachel nooit aantrekkelijk gevonden. Niet echt. En bovendien: dat zou ik jou nooit aandoen.’

Ze schudde haar hoofd en trok zich van hem los. ‘Maar vroeger wel. En dat hebben jullie allebei geheimgehouden tot Rachel het verklapte door de slaapkamerdeur open te laten staan.’

Hij zuchtte nogmaals. ‘Jezus, dat is eeuwen geleden! Waar gaat dit over? Wat is er met je?’

Ze keek hem aan en zag hem en Rachel samen in bed zoals ze hen die ochtend had aangetroffen: de verraste blik op zijn gezicht en de triomfantelijke op dat van Rachel. Ze herinnerde zich hoe gekwetst ze zich had gevoeld, en verraden. Kon ze hem nu maar vertrouwen, maar haar gevoel zei dat ze dat niet moest doen.

‘Wat is er?’ vroeg hij oprecht bezorgd. Hij stak zijn hand uit en streelde haar haar. ‘Wat heeft ze met je gedaan?’

‘Niets. Hoe kan ze nu nog iets doen? Ik weet gewoon nog hoe ze was. Niet het suikerzoete meisje dat iedereen zich nu herinnert. Ik word er misselijk van. Ik heb het over de echte Rachel, die iedereen in haar macht probeerde te houden en naar haar pijpen liet dansen. Heb jij weer voor haar gedanst, Jonathan? Dat is wat ik wil weten. Was jij degene in haar bed die avond?’

Hij keek haar ernstig aan. ‘Zoals ik al zei: echt niet. Waarom vind je dat zo belangrijk? Hou je iets voor me achter?’

‘Nee.’

‘Hou er dan over op, oké?’ Hij greep zijn glas, nam een slokje en knalde het toen met een vies gezicht terug op het werkblad. ‘Die wijn smaakt naar kattenpis. Heb je niets lekkers te drinken?’

‘Heb jij Rachel vermoord? Dat is wat ik wil weten.’

Hij liet zijn hoofd een kant op zakken en begon te grijnzen. ‘Nee. Jij?’