28

Jennings woonde midden in een verwaarloosde rij achttiende-eeuwse huizen aan Camberwell New Road, ten zuiden van de Theems. Het hoge pand van vijf verdiepingen stond een stukje van het drukke verkeer vandaan achter een roestig ijzeren hek en een rijtje verwaarloosde voortuintjes die waren volgestort met beton. De bakstenen waren bijna zwart en voor de meeste ramen hing smerige vitrage; satellietschotels waren op elke verdieping geïnstalleerd.

Minderedes parkeerde om de hoek en Tartaglia en hij staken de weg over en liepen het gammele smeedijzeren hek door. Er klonk rapmuziek op een bovenverdieping, die het geluid van de schreeuwende kinderen op de begane grond bijna overstemde.

‘Deze kant op,’ zei Tartaglia, die een grote zwarte pijl naast nummer 34a naar het souterrain zag wijzen. Ze liepen langs een cluster overvolle vuilnisbakken en de steile, gladde bemoste trap af en naar de voordeur van het souterrain.

Minderedes haalde zijn neus op. ‘Jezus, wat stinkt het hier.’

‘Katten en afvoerpijpen,’ antwoordde Tartaglia deskundig.

Hij klopte aan en Turner deed vrijwel meteen open.

‘Kom binnen, jongens,’ zei hij met een zwierig handgebaar. ‘Doe of je thuis bent.’ Het was er koud als in een kelder en het stonk er naar vocht en nog meer smerige afvoerpijpen.

‘Hoe is de indeling?’ vroeg Tartaglia, die probeerde zijn adem in te houden terwijl hij om zich heen keek in het smalle mosterdkleurige halletje.

‘Daar is de badkamer,’ zei Turner, en hij wees naar een deur vrijwel direct achter hem. ‘Er zitten tralies voor het raam.’

‘Ogenblik, ik moet even piesen,’ zei Minderedes. Hij deed de deur open en klikte het licht aan.

‘En wat is dat?’ vroeg Tartaglia aan Turner, en hij gebaarde naar een halfgesloten deur rechts van hen.

‘Slaapkamer. Ook met tralies voor het raam. De zitkamer is daar.’

Tartaglia liep achter Turner aan de smalle gang naar de zitkamer door, achterin, waar de gordijnen dicht waren alsof het nacht was.

‘Ik heb maar geen gordijnen of ramen opengedaan,’ zei Turner. ‘Jennings is een sluwe kerel; dan zou hij zien dat er iets is.’

De enige lichtbron was een naakt roze peertje aan het midden van het lage plafond, waar Turner met zijn hoofd tegenaan stootte, waardoor een poel van zacht licht over de gevlekte, grijsgroene muren draaide. De kamer lag vol lege bierblikjes en verpakkingen van afhaaleten, en er stonden meerdere overvolle asbakken. Midden op de vloer lag een tapijt in een onbestemde kleur bruin waarop je geen vlekken zag. De enige meubels waren een bank, een leunstoel, een oude televisie en een geïmproviseerde salontafel van stapels bakstenen met een oude deur erop. Het zag eruit of alles zo van de stort kwam.

‘Wat een vuilnisbelt,’ riep Minderedes toen hij de kamer binnen kwam lopen en om zich heen keek. ‘Jezus, ik hoop maar dat ik niets oploop.’ Hij pakte een paar nieuw uitziende zwartleren handschoenen uit zijn zakken en trok ze aan.

‘Is dit van hem?’ vroeg Tartaglia terwijl hij de afvalberg bekeek.

‘Van zijn vriendin,’ antwoordde Turner. ‘Ze is aan de heroïne en houdt zo te zien niet erg van stofzuigen.’

‘Maar hij woont hier wel?’

‘Volgens haar wel, sinds drie maanden. Je kunt een gegeven paard niet in de bek kijken, hè.’

‘Waar is ze?’

‘Ze rende zodra ik haar had betaald het huis uit om te scoren. Ze ligt nu te slapen.’

‘Weet ze dat je er bent?’

‘Ja. Ze zei dat ik mocht blijven.’

‘Mooi. En Jennings?’

‘Die werkt in een restaurant of kroeg. Ze wist het niet precies. Ze zei dat hij meestal rond een uur of drie thuis is.’

Tartaglia keek op zijn horloge. Dat was over ruim een uur. ‘Is er een achterdeur?’

Turner wees. ‘In de keuken, maar dat regel ik wel. Hij komt er niet langs, dat beloof ik.’

Minderedes liep ernaartoe om even te kijken. ‘Jezus,’ zei hij nogmaals, en hij kwam snel de woonkamer weer in. ‘Het leeft hier. Er lopen overal kakkerlakken.’

‘Alles voor het werk, Nick,’ zei Tartaglia. ‘We zijn hier voor Catherine Watson.’

‘Maar die gaat de rekening voor de stomerij niet betalen, hè?’ antwoordde Minderedes geïrriteerd terwijl hij iets onzichtbaars van zijn mouw veegde en met de achterkant van zijn hak over de rand van het kleed schraapte.

‘Ga buiten maar op hem wachten, bij de bushalte. En stuur een sms als je hem ziet.’

‘Wat ga jij doen?’ vroeg Turner aan Tartaglia toen Minderedes de kamer uit liep.

‘Ik hou van uit de slaapkamer de voorkant in de gaten. En dat meisje?’

‘O, die is knock-out. Daar heb je geen last van.’

‘Dan hoop ik maar dat we niet al te lang hoeven te wachten. Ik word een beetje nerveus hier.’

‘Voor Michael Jennings heb ik alle tijd van de wereld,’ zei Turner terwijl hij een lege pizzadoos van de leunstoel veegde en ging zitten. ‘Deze is voor Alan Gifford, en ik ga van elke minuut genieten. Ik hoop maar dat het iets tastbaars oplevert. Als we hem nog een keer moeten laten gaan word ik gek.’

‘Hoe heb je Jennings gevonden? Ben je getipt?’

Turner knikte. ‘Zoals ik al zei heb ik het al zijn bekenden laten weten. Die vriendin – of wat ze ook is, ze heet Heather – hoorde dat we hem zochten. Ze belde me vanochtend meteen nadat hij de deur uit was. Ze heeft me wel een flinke duit gekost: tweehonderd pond. Ik heb haar honderd vooruit gegeven en heb beloofd dat ze de rest krijgt als we Jennings hebben opgepakt, plus vijftig voor goed gedrag als ze meewerkt.’

‘Waar kent ze Jennings van?’

‘Ze hebben samen aan de universiteit gezeten, hoewel je niet zou denken dat ze nog zo jong is, of in staat zou zijn iets te studeren; het arme wicht ziet er niet uit. Ze zal wel tippelen om haar verslaving te kunnen financieren.’

‘Heeft ze nog wat nuttigs over Jennings verteld?’

Turner knikte. ‘Dat hij vreemd is. Hij loopt graag rond in legerkleding, alsof hij een marinier is of zo. Toen ik naar zijn seksuele voorkeur vroeg, en of hij weleens gekke dingen met haar doet, sloeg ze dicht als de heilige maagd Maria.’

‘Misschien schaamt ze zich.’

‘Het is een hoer, kom op zeg. Die vindt heus niets gênant, hoor.’

Tartaglia wilde zeggen dat iemand die haar lichaam verkoopt ook waardigheidsgevoel heeft, maar Turner was niet in een subtiele bui. ‘Verder nog iets?’

‘Ja. Ze heeft interessante kneuzingen op haar polsen, alsof ze vastgebonden is geweest, en blauwe plekken op haar hals en armen, en niet alleen van een naald.’

‘Is het heus?’ vroeg Tartaglia, die geïntrigeerd begon te raken. ‘En denk je dat ze die van Jennings heeft?’

‘Dat moet wel. Ik heb gevraagd of hij haar pijn doet, maar toen wilde ze weer niets zeggen, hoewel ze het ook niet echt ontkende. Ze keek me met grote ogen aan en begon op haar vinger te sabbelen. Ik weet niet wat hij met haar doet of wat voor spelletje hij met haar speelt, maar ze is doodsbang.’

‘Arm kind,’ zei Tartaglia meelevend. Hij dacht terug aan wat Angela Harris over Michael Jennings had gezegd: dat hij in het profiel paste en dat de moordenaar zijn neigingen en fantasieën ergens zou botvieren. Harper had al die tijd gelijk gehad en hij keek er nu al naar uit haar dat te vertellen. ‘Denk je dat Heather gaat praten?’

‘Misschien. Als ze zich veilig voelt. Maar dan moeten we eerst Jennings opsluiten, zodat die niet in de weg gaat lopen.’

‘Waarom heeft ze hem aangegeven?’

‘Ze heeft ook bij Catherine Watson gestudeerd en weet wat er is gebeurd. Misschien dat wat Jennings haar aandoet ervoor heeft gezorgd dat ze de puntjes met elkaar heeft kunnen verbinden. Zoals ik al zei is ze doodsbang. Ze zei dat hij weet dat we hem zoeken en dat hij heeft gedreigd haar te vermoorden als ze iemand vertelt waar hij is.’

‘Nou, dapper is ze in ieder geval wel. Godzijdank zijn we hier nu. Ik hoop maar dat we iets vinden waarvoor we hem kunnen opsluiten. Heb je al om je heen gekeken?’

Turner knikte. ‘Ik heb mijn ogen goed de kost gegeven toen ze de deur uit was. Ik heb alles weer netjes teruggelegd, zodat Jennings niet weet dat we hebben rondgeneusd. Maar hij heeft het óf goed verstopt, dus we zullen alles overhoop moeten halen nadat hij is opgepakt, óf hij heeft het ergens anders verborgen.’

Tartaglia keek om zich heen en bedacht dat er niet veel verstopplekken waren. ‘Weet je zeker dat hij hier woont?’

‘Volgens Heather wel. Hij is uit zijn vorige woning getrapt en toen is hij bij haar ingetrokken. Ik heb wat kleding van hem gevonden in een ladekast in de slaapkamer, en er staan een rugzak en een tas met boeken in de kast. Verder niets interessants.’

Tartaglia dacht weer terug aan wat Harper had gezegd. ‘Dan moet hij zijn verkrachtingsuitrusting ergens anders bewaren. Hij moet wel gemakkelijk toegankelijk zijn, ergens in de buurt.’

‘Ze zei dat hij een grote sleutelbos heeft die hij nooit onbeheerd laat. Hij heeft haar bijna in elkaar geslagen toen ze hem een keer had meegenomen naar de winkel terwijl hij lag te slapen. Misschien heeft hij ergens een opslag.’

‘Als dat zo is, moeten wij die vinden.’

Tartaglia liet Turner achter en liep door de gang naar de voorkamer. Toen hij de deur opende werd hij begroet door een wolk zoete, muskusachtige wierook, die zo sterk rook dat de algehele onaangename geur van het souterrain er even door werd gemaskeerd. Een paar smerige rode gordijnen met motief waren dichtgetrokken, maar er was genoeg licht om Heather te kunnen zien, die plat op haar rug op een matras midden in de kamer lag, met een laken half om haar middel gewikkeld. Toen hij nog wijkagent was had hij heel wat junks gezien, vaak nadat ze een overdosis hadden genomen, maar hij veroordeelde niet. Het was onmogelijk in te schatten door wat een hel iemand ging, en toen hij het meisje daar zo zag liggen, voelde hij zich intens verdrietig.

Hij liep de kamer in, en toen zijn ogen aan het licht waren gewend viel hem op hoe bleek ze was, haar huid bijna doorzichtig wit. Ze had een strakke spijkerbroek aan met een t-shirt tot boven haar navel en zag eruit als een pop, met een magere arm langs haar hoofd op het kussen, haar blote voeten over de rand van het matras heen, net niet op de vloer. Een injectienaald, lepel, aansteker en andere verslaafdenaccessoires lagen om haar heen, naast een versleten oude teddybeer, die met zijn glazen ogen naar het plafond staarde.

Hij boog zich voorover en bestudeerde Heather van dichterbij, nam het korte, slordige bruine haar en haar smalle gezicht in zich op, met het kleine wipneusje en een mooie kleine mond. Hij dacht dat hij de kneuzingen en schaafwonden die Turner had beschreven op haar polsen en enkels zag, en ook een schaduw in haar hals. Ze deden hem direct aan de vergelijkbare plekken op het lichaam van Rachel Tenison denken. Misschien had ze Jennings ergens in een bar opgepikt. Misschien was dat het verband. Catherine. Rachel. Heather. Heather leefde tenminste nog. Maar Turner had één ding niet goed gezien: ze zag er in haar zelfgekozen verdoving niet ouder uit dan een kind.

Het viel hem ineens op dat ze hem aan Sam Donovan deed denken, hoewel dat idee hem direct een akelig gevoel gaf. Misschien dat het door de lichtval kwam, of door het gebrek aan licht, maar als hij zo naar Heather keek, was het net of hij Donovan zag, in een ander leven, of in een nachtmerrie, en de gedachte stak hem, maakte dat hij haar direct wilde zien, warm, gezond en opgewekt, en zijn arm om haar heen wilde slaan. Misschien waren het gewoon echo’s van de Bruidegomzaak die hem achtervolgden. Hij was benieuwd of Turner de overeenkomst ook had opgemerkt, en vroeg zich voor de zoveelste keer af wat hij de avond ervoor bij Donovan thuis had gedaan.

Heather lag bewegingloos en maakte geen geluid. Hij knielde bezorgd neer naast het matras en luisterde geconcentreerd tot hij uiteindelijk haar zwakke, oppervlakkige ademhaling hoorde. Hij ging gerustgesteld op een hoekje van het matras zitten, luisterde naar de gestage verkeersstroom buiten en het bonken van de muziek van boven, en stelde zich erop in dat het een lange zit zou worden.

Een paar minuten later voelde hij zijn telefoon in zijn zak trillen; een sms’je van Minderedes, zoals afgesproken, tegelijk aan hem en Turner verzonden:

 

daar is jennings. ik kom erachteraan.

 

Hij keek op zijn horloge. Jennings was vroeg thuis. Tartaglia stond op en ging in de schaduw achter de slaapkamerdeur staan. Hij hoorde enkele seconden later het bonken van voeten op de buitentrap naar het souterrain, gevolgd door het geluid van een sleutel in het slot. De voordeur sloeg achter hem dicht en Jennings liep de slaapkamer langs, de gang door en de woonkamer in. Toen Tartaglia achter de deur vandaan kwam en achter hem aan de gang door liep hoorde hij geschreeuw, gevolgd door de stem van Turner, die Jennings intonatieloos zijn rechten opdreunde.

Jennings stond in de deuropening naar Turner te kijken, zijn armen gespannen langs zijn zij, alsof hij op het punt stond ervandoor te gaan, de spieren in zijn nek gespannen.

‘Hou even je bek, wil je?’ schreeuwde Jennings boven Turner uit. ‘Je bent gek. Ik heb niets misdaan.’ Hij leek zich er niet van bewust dat Tartaglia achter hem stond.

Hoewel Jennings niet langer was dan een meter vijfenzeventig of -tachtig, was hij gespierd en breedgebouwd, alsof hij regelmatig naar de sportschool ging. Hij had dik, in laagjes geknipt blond haar in verschillende tinten, droeg een spijkerbroek, gympen en een donkerblauw fleecevest met een capuchon. Tartaglia dacht meteen aan de beschrijving die Liz Volpe van de man in Holland Park had gegeven en vroeg zich af of ze zijn lengte verkeerd had ingeschat. Op een afstand van dertig meter en in slecht licht was zo’n vergissing snel gemaakt.

‘Je hebt geen recht hier te zijn! Donder op!’

‘We hebben elk recht,’ zei Turner. ‘Heb je me niet gehoord?’

‘Je kunt me niet arresteren. Ik heb niets verkeerd gedaan en dat weet jij ook. Dit is treiteren.’ Zijn stem klonk hoog en jammerend.

‘Vertel jij het hem maar, Mark,’ zei Turner intonatieloos, en hij keek terloops naar Tartaglia.

Jennings, zich er plotseling van bewust dat er nog iemand in huis was, draaide zich abrupt om, keek naar Tartaglia, draaide weer terug en staarde vervolgens naar Turner. ‘Ik heb niets misdaan, horen jullie me? Jullie weten dat ik niets te maken heb met de moord op mevrouw Watson. Waarom blijven jullie me lastigvallen?’

Turner schudde zijn hoofd. ‘Kom nou niet weer met die schijnheilige onzin aan, zeg.’

‘Je probeert me erin te luizen, net als vorige keer.’

‘Hou je bek, Michael. We hebben nieuw bewijs. Deze keer kom je er niet zo gemakkelijk vanaf.’

Turner bewoog richting Jennings en Tartaglia zag een flits staal. ‘Wapen,’ schreeuwde hij.

‘Hé, rustig maar, Michael,’ zei Turner terwijl hij naar achteren sprong en zijn enorme handen opstak. ‘Doe dat mes maar weg. Je wilt geen domme dingen doen.’

Jennings’ adem kwam in korte, oppervlakkige stoten en hij hopte van voet op voet, het lemmet van wat eruitzag als een mariniersmes glinsterend in het licht. Hij stak het zelfverzekerd naar voren, alsof hij wist hoe hij ermee moest omgaan; zijn blik schoot van Turner naar Tartaglia en weer terug.

Tartaglia vroeg zich af of Jennings ergens high van was, hoewel zijn spraak en coördinatie normaal leken. ‘Leg dat mes even weg, dan kunnen we praten. Dat is het enige wat we willen. Gewoon praten.’

Jennings stak in de lucht met het mes. ‘Nee. Ga weg. Jullie kunnen me niet arresteren.’

‘Doe niet zo achterlijk, Michael,’ zei Turner. ‘Hier schiet je niets mee op. Je gaat met ons mee.’

‘Helemaal niet. Ik ben onschuldig, dat zweer ik.’

‘Leg dat mes dan even weg.’

‘Nee. Laat me gaan.’

Zijn stem klonk schril en wanhopig. Het was een extreme reactie, gezien het feit dat hij dit al eerder had meegemaakt, en Tartaglia vroeg zich af of er meer speelde dan wat alcohol of drugs. Hij moest heel voorzichtig worden aangepakt en Turners lompe gedrag hielp niet echt.

‘Luister, als je onschuldig bent, hoef je je nergens zorgen om te maken,’ zei Tartaglia in een poging hem te kalmeren.

‘Inderdaad, Michael. Geef het nou maar op.’ Turner deed weer een stap naar voren.

‘Nee,’ schreeuwde Jennings, en hij draaide zich om naar Tartaglia alsof hij van plan was ervandoor te gaan.

Tartaglia stak in een geruststellend gebaar zijn beide handpalmen in de lucht. ‘Wacht even, Michael. Leg dat mes eens neer.’

Jennings zweette, zijn gezicht was knalroze in het licht, en hij hijgde luidruchtig. Hij zag er alles behalve rationeel uit. Turner kwam van achteren langzaam op hem af lopen.

‘Wegwezen, Simon,’ schreeuwde Tartaglia, en hij wendde zijn blik niet van Jennings af. ‘Laat mij maar.’ Hij ging zachter praten. ‘Ik vraag het nog één keer, Michael. Leg dat mes neer.’

Jennings hield voet bij stuk. ‘Ga aan de kant of ik vermoord je.’

Tartaglia had zijn handen nog in de lucht. Hij balde zijn vuisten en ging klaarstaan. ‘Dat kan ik niet doen, Michael. Leg het mes neer.’

Tartaglia zag van uit zijn ooghoek dat Turner weer zijn kant op kwam.

‘Hou verdomme afstand, Simon,’ schreeuwde Tartaglia.

Jennings sprong zonder waarschuwing op Tartaglia af en probeerde met het mes op diens borst in te hakken. Tartaglia reageerde vliegensvlug met een schaarbeweging, greep de meshand van Jennings en pakte met zijn andere hand diens elleboog. Hij hoorde bot knakken. Jennings gilde, het mes kletterde op de vloer en Tartaglia dwong hem met zijn gezicht naar beneden op de grond.

‘Doe jij hem even de handboeien om, Simon?’ vroeg Tartaglia, die Jennings nog steeds tegen de grond hield en ondertussen het mes de hoek van de kamer in schopte.

Voordat Turner kans had iets te doen verscheen Minderedes in de deuropening, met een paar handboeien in de aanslag, en hij boog zich over Jennings heen.

‘Dit komt je duur te staan,’ gilde Jennings tegen Tartaglia. ‘Dit komt je godvergeten duur te staan.’

‘Hou je bek, of ik doe je nog veel meer pijn,’ gromde Minderedes. Nadat hij Jennings had geboeid, trok hij hem op zijn voeten, nog gillend van pijn, en wendde zich tot Tartaglia. ‘Er staat buiten een stel agenten van de uniformdienst te wachten, meneer. We brengen hem naar het wijkbureau en regelen een dokter.’

‘Zijn arm is gebroken. Ga maar direct met hem naar de Spoedeisende Hulp. Maar wat je ook doet, hij blijft in de boeien. Hij wil om de een of andere reden vreselijk graag weg.’

‘Jezus, Mark, je bent levensgevaarlijk,’ zei Turner, die met een hand het zweet van zijn voorhoofd veegde terwijl Minderedes Jennings de deur door duwde. ‘Ik wist niet dat we Steven Seagal in ons team hadden.’

‘Dit was jiujitsu, geen aikido,’ antwoordde Tartaglia fel; hij wilde hem op zijn plaats zetten. Misschien dat Turner last had van de spanning en even moest ontladen, maar het irriteerde hem dat Turner er een grapje van maakte. Hij was niet trots op wat hij had gedaan, maar anders had hij een mes in zijn borst gekregen, en hij vond dat Turner de hele situatie onnodig had uitgelokt.

‘Hartstikke handig, dat was het,’ zei Turner, en hij knikte langzaam, alsof het iets voor hem betekende. ‘Heb je de zwarte band of zo? Misschien dat je mij ook eens wat bewegingen kunt voordoen.’

Tartaglia zei niets.

‘Waar heb je dat geleerd?’ vroeg Turner, die achter hem aan de kamer uit liep.

‘Op school. Ik hou het allang niet meer bij.’ Hij had vijftien jaar geleden voor het laatst een voet in een dojo gezet, maar het was een van die dingen, net als fietsen, die je nooit verleerde, de instincten en reacties waren nog steeds even natuurlijk en automatisch als ademen. Hij hoefde het gelukkig bijna nooit in te zetten.

‘Hou je zo van vechten?’

‘Helemaal niet. Ik werd gepest.’

‘Jij?’

‘Het kan iedereen overkomen. Mijn vader dacht dat ik zelfvertrouwen zou krijgen van een vechtsport.’

‘En heeft het gewerkt?’ vroeg Turner met een halve glimlach. ‘En ik maar denken dat het je Zuid-Europese bloed was.’

Tartaglia bevocht de drang Turner voor zijn bek te slaan en bleef staan bij de slaapkamerdeur. ‘Ik ga even bij Heather kijken.’

Hij duwde de deur open en liep naar binnen. Ze lag er nog precies hetzelfde bij. Hij knielde naast haar neer en luisterde weer naar haar ademhaling. Hij hoorde nauwelijks iets. Ze voelde koud aan en hij kon even geen polsslag vinden. Hij bracht zijn gezicht naar het hare. Hij rook geen alcohol, wat een goed teken was, hoewel ze een cocktail van iets bij de heroïne kon hebben genomen. Misschien kwam het wel goed; misschien zou ze zelf wakker worden. Maar zijn instinct zei hem dat ze wegglipte. Behalve dat ze een meisje was dat hij nog nooit had gesproken, met wie hij zich vreemd verbonden voelde vanwege de gelijkenis met Donovan, konden ze zich niet veroorloven haar te missen. Ze was het enige levende wezen dat ze kenden dat kon getuigen over het perverse karakter van Michael Jennings.

‘Turner!’ schreeuwde hij nadrukkelijk terwijl hij naar Heather bleef kijken.

Turner stak zijn hoofd om de deur. ‘Gaat het?’

‘Nee. Bel verdomme een ambulance.’

29

‘Ik heb het niet gedaan. Ik heb niets te maken met de moord op mevrouw Watson. Hoe vaak moet ik het zeggen voordat jullie me geloven?’ Michael Jennings zat met tranende ogen en zijn handen ineengestrengeld voor zich en keek smekend over de tafel heen, eerst naar Donovan en toen naar hoofdagent Jason Pindar, die naast haar zat.

Donovan schudde langzaam haar hoofd, alsof ze het allemaal al had gehoord en er geen woord van geloofde.

Ze zaten in een verhoorkamer op bureau Camberwell. Het was bijna acht uur ’s avonds en de videoband en camera stonden al bijna twee uur aan. Tartaglia, Steele en Turner zaten in een kamer in de buurt en volgden de ondervraging via een televisieverbinding. Tartaglia bestudeerde Jennings’ reactie op de vragen die hem werden gesteld, maar zijn jongensachtige gezicht bleef een toonbeeld van onwankelbare onschuld, terwijl het dikke gips en de mitella om zijn arm dat nog op theatrale manier benadrukten. Hij zag er met zijn bos blonde haar, stompe neus en blauwe ogen uit alsof hij absoluut niet in staat was iets gemeens te doen – meer als iemand die een kat uit een boom zou redden of oude dametjes zou helpen met oversteken dan als iemand die in staat is tot verkrachting, marteling en moord. Hij zat in elkaar gedoken op zijn stoel, met zijn gescheurde, met verfspetten bedekte spijkerbroek, fleecevest en vieze gympen, en hij had een nogal studentikoze uitdrukking. Het was bijna onvoorstelbaar dat deze man nog maar een paar uur daarvoor een mes had getrokken en hem en Turner ermee had bedreigd.

De advocaat van Jennings, Andrew Harrison, was een lange, hoekige man in een slecht passend pak, met een bos vettig zwart haar en een bril met zwaar montuur. Hij zat naast Jennings met zijn pen te spelen en liet hem grotendeels zonder hulp de vragen beantwoorden. Jennings deed het goed zonder hem, en het lukte Donovan en Pindar niet om ergens ook maar een speld tussen te krijgen. Wat ze ook naar hem toe gooiden, hij wierp het linea recta weer terug. Hij had Watson niet vermoord en niets deed hem iets anders zeggen.

Het zou wel een lange nacht gaan worden en Tartaglia vroeg zich af hoe hij erdoor moest komen. Het was snikheet en benauwd in het kamertje, de lucht zo droog dat hij er keelpijn van kreeg. Turner en hij hadden hun colbert uitgetrokken, hun stropdas afgedaan en hun overhemdsmouwen opgerold, maar het maakte geen verschil. Hij voelde het zweet in zijn nek druipen en zijn overhemd voelde strak om zijn borstkas en schouders, alsof het was gekrompen. Hij rook Steeles zwakke, citroenachtige parfum, hoewel het bijna teniet werd gedaan door de scherpe geur van sigarettenrook, die als een wolk om Turner hing. Turner had al een keer met een smoes de ruimte verlaten en stonk ernaar toen hij terugkwam. Tartaglia was verrast dat het Steele niet was opgevallen, maar te horen aan haar nasale stem had ze een verstopte neus. Ze zat naast hem, nog bleker dan gewoonlijk. Ze rilde, had haar jas als een deken om haar schouders getrokken, en haar ijsblauwe sjaal was meermalen om haar nek gewikkeld. Er stond een grote fles water naast haar, waar ze nu en dan een slokje uit nam, en ze had erop gestaan dat het raam dicht bleef.

‘Jennings is wel goed, hè?’ zei Turner, en hij keek Tartaglia en Steele aan. ‘Dit is exact wat hij de vorige keer ook deed. Als boter die maar niet smelt. We hebben het keer op keer geprobeerd en hij bleef maar hetzelfde deuntje zingen.’

‘Het is ook wel duidelijk dat het werkt, dus waarom zou hij het anders doen?’ zei Tartaglia, die terugdacht aan de zo andere Jennings van eerder die dag, de Jennings met de waanzinnige blik in zijn ogen. Hadden ze die maar op film vastgelegd, zodat ze die aan een jury konden laten zien, of aan wie dan ook die Jennings’ klacht over onnodig politiegeweld zou gaan behandelen.

‘Een heuse padvinder,’ antwoordde Turner zuur. ‘Als je hem een pak aantrekt en hem een beetje oplapt wil elke vrouw in een jury hem óf bemoederen, óf met hem neuken.’

‘Zover zal het nooit komen, in dit tempo,’ zei Steele geïrriteerd, en ze keek Turner en Tartaglia kort aan met haar vochtige, roodomrande ogen. Ze begon te kuchen, pakte een pakje tissues uit haar tas en snoot luidruchtig haar neus. ‘Op deze manier gaat Jennings niets toegeven. We zullen iets anders moeten verzinnen.’

‘Ik heb je ondertekende verklaring van de vorige keer hier,’ ging Pindar verder met zijn lage, emotieloze toon. ‘Je hebt gezegd dat je Catherine Watson nooit buiten de universiteit hebt ontmoet. En dat je nooit in de buurt van haar huis bent geweest. Maar nu hebben we al die foto’s van jullie samen, van twee dagen voor haar dood. Daar zit jij, met Watson, in een café op nog geen vijf minuten lopen van haar huis. Samen met haar aan een tafeltje.’

‘Ik wist niet dat ze daar vlakbij woonde,’ zei Jennings, en zijn stem ging de hoogte in. ‘Ik moet haar toevallig zijn tegengekomen. Dat is hoe het moet zijn gegaan.’

‘Zo ziet het er anders niet uit. Je zit op haar te wachten als ze binnenkomt. Ze loopt recht op je af en gaat zitten, alsof ze je daar verwacht. Wat vind je daarvan?’

‘Ik zat daar toevallig. Het was een toevallige ontmoeting.’

‘Maar je woonde daar helemaal niet in de buurt,’ zei Donovan nadrukkelijk. ‘Waarom zat je daar dan?’

‘Dat weet ik niet meer.’

‘Je had daar met haar afgesproken, hè?’

‘Nee.’

‘Waarom zat je daar dan? Waarom heb je dat café uitgekozen?’

Jennings haalde zijn schouders op. ‘Misschien had iemand me erover verteld. Misschien mevrouw Watson wel, maar dat weet ik niet meer. Sorry.’

‘Dat is gelogen en dat weet jij ook.’

‘Nee,’ schreeuwde Jennings, die met zijn goede hand de rand van de tafel greep. ‘Ik lieg niet. Dat zweer ik.’

‘Je lult maar wat,’ zei Donovan met een afwijzend hoofdgebaar.

‘Waarom gelooft u me niet?’

‘Luister, meneer Jennings,’ ging Pindar op zachtere toon verder. ‘Laten we even aannemen dat ik je verhaaltje geloof. Waarom heb je het dan niet veel eerder verteld?’

Tartaglia zag een flikkering van opluchting over Jennings’ gezicht gaan, of mogelijk was het een flikkering van hoop, alsof Pindar hem een reddingsboei toewierp.

‘Het spijt me dat ik er eerder niet aan heb gedacht,’ zei Jennings. ‘Echt. Het moet me zijn ontschoten.’

‘Ontschoten?’ Donovan klonk ongelovig. ‘Dat meen je niet.’

‘Luister. Ik was van streek toen ik hoorde wat er met mevrouw Watson was gebeurd. Heel erg van streek. Ik ben het gewoon vergeten.’ Hij keek haar smekend aan, wilde vurig dat ze hem geloofde. ‘Ik vertel u de waarheid. Luister dan.’

Donovan schudde haar hoofd. ‘Dat geloof ik niet, Michael. Het was twee dagen voor haar dood. Hoe kun je zoiets vergeten?’

‘Zoals ik al zei: doordat ik overstuur was. Maar goed, we hebben koffiegedronken, verder niets. Het stelde niets voor. Ik heb er gewoon niet meer aan gedacht.’

‘Dus je kwam haar toevallig tegen? En je denkt echt dat we dat geloven?’

‘Het is de waarheid. Wat kan ik verder nog zeggen?’

‘Waarom ben je haar dan naar huis gevolgd?’ Pindar duwde een stapeltje foto’s over tafel. ‘Voor de opname: ik laat meneer Jennings de foto’s zien die door Malcolm Broadbent op Finchley Road en West End Lane zijn gemaakt op donderdag 9 februari 2006, tussen 15.24 en 16.37 uur.’

Pindar legde de foto’s in chronologische volgorde op tafel en Donovan leunde voorover, over de tafel heen naar Jennings. ‘Dat ben jíj, terwijl je Catherine Watson het café uit en over straat volgt.’

Andrew Harrison keek terloops naar de foto’s en kuchte. ‘Met alle respect: dat is niet wat ze aantonen.’

‘En daarna volg je haar naar huis,’ zei Donovan, die de advocaat negeerde.

Jennings keek met half samengeknepen oogleden naar de foto’s en schudde zijn hoofd. ‘Ben ik dat?’

‘Het feit dat mijn cliënt en mevrouw Watson op dezelfde foto’s staan bewijst helemaal niets,’ zei Harrison, die zijn smalle schouders ophaalde.

‘Weet u zeker dat ik dat ben?’ Jennings bestudeerde nog steeds de foto’s, met een zo verbijsterde blik in zijn ogen dat Tartaglia hem angstaanjagend overtuigend vond.

Jennings speelde zijn rol tot in perfectie, als een doorgewinterde acteur van de Royal Shakespeare Company. Hij dacht terug aan de Jennings die hij in de flat van Heather had gezien en aan de rauwe paniek en woede in zijn ogen. Dat was niet gespeeld. Dat was de echte Jennings.

‘Zeg je van niet?’ vroeg Donovan.

‘Als ik het ben, is het puur toeval. Ik ben misschien dezelfde kant op gelopen, maar ik ben haar niet gevolgd.’

‘Dat is onzin en dat weet jij ook.’

Harrison schudde zijn hoofd. ‘Het is druk op straat, rechercheur. We hebben het niet over een uithoek. Het feit dat mijn cliënt dezelfde route lijkt te lopen als het slachtoffer kan op heel veel manieren worden geïnterpreteerd. Er staan ook nog een heleboel andere mensen op die foto’s.’

‘Maar die kenden Catherine Watson niet allemaal, hè?’ antwoordde Donovan.

Pindar schraapte zijn keel. ‘Op de laatste foto’s staat meneer Jennings bij de bushalte bij het huis van Catherine Watson.’

‘Je bent haar naar huis gevolgd omdat je door haar geobsedeerd was,’ zei Donovan, die oogcontact maakte met Jennings. ‘Toch?’

‘Nee. Natuurlijk vond ik haar aardig. Ze was mijn studiebegeleidster en ze was een leuke vrouw. Maar meer speelde er niet. Ik was niet door haar geobsedeerd.’

‘Wat doe je bij de bushalte voor haar huis?’

‘Op de bus wachten, neem ik aan.’

‘Waar ging je naartoe?’

‘Geen idee. Naar huis, denk ik.’

‘Waar woonde je toen?’

‘Volgens mij in Kennington. Of Clapham. Dat weet ik niet meer.’

‘Volgens je verklaring woonde je in Clapham.’

‘Als u het zegt. Ik verhuisde veel in die tijd. Ik kon nergens iets betaalbaars vinden wat ook leuk was.’

‘De bussen bij haar in de straat rijden niet naar Clapham.’

‘Misschien dat ik dacht dat ik ergens kon overstappen, of een metro kon nemen. Ik weet het echt niet meer. Weet u nog wat u op een bepaalde dag een jaar geleden heeft gedaan? Nou?’

‘Wij stellen hier de vragen, meneer Jennings.’

‘Maar het is een goede vraag, toch?’ Jennings wendde zich tot Harrison. ‘Ik durf te wedden dat zij het ook niet meer weten.’

‘Ja,’ zei Harrison. ‘Het is een goede vraag. Dat vinden heel veel andere mensen vast ook.’

‘Maar nog even over die foto’s...’

‘Pardon, rechercheur. Maar het enige wat u tot nu toe heeft geproduceerd is een stel oude foto’s die niets bewijzen. Als u niets anders heeft, neem ik aan dat we klaar zijn.’

‘Indien nodig blijven we hier de hele nacht zitten.’

‘Dat is pure tijdverspilling. Gebaseerd op waar u mee komt,’ zei hij terwijl hij op de tafel tikte, ‘heeft u geen enkel uitzicht op een moordaanklacht en dat weet u ook.’

‘Uw cliënt gaat nergens naartoe, meneer Harrison. We weten dat hij Catherine Watson heeft vermoord.’

Jennings schraapte zijn keel. ‘Als jullie me hier houden, kunnen we dan even pauzeren?’ Hij zette zijn goede hand op de leuning van zijn stoel en stond op. ‘Het spijt me verschrikkelijk, maar ik moet echt even naar de wc.’

Donovan keek terloops naar Pindar en knikte. ‘Goed. We pauzeren tien minuten. Ondervraging geschorst tot 20.50 uur.’

‘Dan ga ik ook maar even,’ zei Turner, die opstond en zijn knokkels stuk voor stuk hard liet kraken. Hij had de nerveuze uitstraling van iemand die liever wil roken dan dat hij moet plassen, maar Tartaglia zei niets. Hij had nergens energie meer voor. Als Jennings dit volhield, en er was geen enkele reden te denken dat hij iets anders zou doen, hadden ze niets.

‘Wacht even, Simon,’ zei Steele, die met moeite haar stoel naar achteren schoof, zodat ze zowel hem als Tartaglia kon zien. ‘Als Jennings Catherine Watson heeft vermoord, is hij de beste godvergeten acteur die ik in jaren heb gezien. Mis ik soms iets? Weten we zeker dat hij het is?’

‘Hij is een sluwe klootzak,’ zei Turner vermoeid terwijl hij met een hand het zweet van zijn voorhoofd veegde en boven hen uit torende. ‘En bij gebrek aan een andere verdachte denk ik dat hij onze beste kans is.’

Tartaglia stond hoofdschuddend op. ‘Hij is meer dan dat. Veel meer dan dat. Ik ben ervan overtuigd dat hij Catherine Watson heeft omgebracht. Toen ik zag wat hij Heather, zijn vriendin, heeft aangedaan, waren daarmee al mijn twijfels beantwoord. De verwondingen waren vrijwel identiek aan die op het lichaam van Catherine Watson. Hij heeft bovendien gedreigd Heather te vermoorden als ze zou praten en ik geloof dat hij het meende. Je zei dat ze doodsbang was.’ Hij keek naar Turner. ‘Simon?’

‘Ja, voor zover ik het heb gezien leken de verwondingen op elkaar,’ zei Turner onwillig. ‘Hoewel ik haar niet goed heb bekeken.’

‘Ze heeft het duidelijk niet zichzelf aangedaan,’ zei Tartaglia fel. ‘En jij zei dat ze doodsbang was. Maar of Jennings iets te maken heeft met de moord in Holland Park is een andere kwestie. Hij ontkent dat hij Rachel Tenison kent en we kunnen niet bewijzen dat hij liegt.’ Hij keek naar Turner, verwachtte half dat die zou gaan tegensputteren, maar diens gezicht stond uitdrukkingsloos, alsof hij ergens anders was met zijn gedachten.

‘We laten Holland Park even terzijde,’ zei Steele, die nogmaals luidruchtig haar neus snoot. ‘Wat dat betreft hebben we helemaal niets om hem hier te houden.’ Ze viste een verfomfaaid pakje aspirine uit haar zak, deed er een in haar mond en slikte hem door met wat water. ‘Is er nog nieuws uit de flat van Jennings?’

‘De huiszoeking wordt nu afgerond,’ zei Tartaglia. ‘Maar er is niets gevonden.’

‘En de paperassen uit de flat van Catherine Watson?’

‘We wachten op het lab. We krijgen op zijn vroegst morgen bericht.’

Steele rilde en trok haar jas nog strakker om haar schouders. ‘Nou, als ik geen verlenging aanvraag, en ik weet niet of de baas die zou goedkeuren, hebben we vierentwintig uur vanaf het moment dat hij hier is binnengebracht. Dat is ongeveer tot zes uur morgenavond. Dan gaat Jennings naar huis. We zullen snel iets anders moeten vinden. Ideeën?’

Tartaglia knikte langzaam. ‘Toen we net naar Jennings zaten te kijken bleef ik maar bedenken hoe vreemd hij zich gedroeg tijdens zijn arrestatie. Hij deed echt heel idioot.’

Turner trok zijn wenkbrauwen op. ‘Gewelddadig, bedoel je. Omdat hij schuldig is.’

‘Dat lijkt mij ook,’ zei Steele. ‘Een onschuldige man trekt over het algemeen geen mes, tenzij hij gek is.’

‘Uiteraard, maar dat is niet wat ik bedoel,’ zei Tartaglia. ‘Zelfs als Jennings hartstikke schuldig is, is zijn reactie nog steeds niet logisch. Hij is al vaker gearresteerd en heeft nog nooit geweld gebruikt.’

‘Dat is waar,’ zei Turner, en hij knikte. ‘Hij was zo mak als een lammetje.’

‘Maar deze keer is het anders. Ik blijf me maar afvragen waarom. Hij is niet dom. Waarom is hij in paniek geraakt?’

Steele keek vragend naar Tartaglia. ‘Wat denk jij?’

‘Jennings weet dat we hem zoeken, maar denkt dat hij in die flat veilig is. Hij komt zoals gebruikelijk thuis en treft Simon en mij aan. Hij slaat door en begint te schreeuwen dat hij onschuldig is. Dan trekt hij zomaar een mes. Ik weet nog hoe hij keek. Hij was niet bang, hij was kwaad. Als iemand die...’ Hij zocht naar het goede woord.

‘In het nauw wordt gedreven?’ stelde hij voor.

‘Nee,’ antwoordde Tartaglia. ‘Niet in fysieke zin. Hij zag eruit als iemand die bang is dat hij wordt betrapt. Maar als hij weet dat er in zijn woning niets is te vinden, waarom zet hij alles dan op het spel? Hij zou rustig moeten zijn gebleven, zou zonder weerstand moeten zijn meegegaan, zoals de vorige keer.’

‘Je hebt gelijk,’ zei Turner, en hij knikte weer. ‘Hij was wanhopig. Hij zou alles hebben gedaan om daar weg te komen.’

‘Ik vermoed dat hij iets heel belastends heeft, iets wat zo belangrijk is dat hij mij aanvalt om het te beschermen. We weten dat het niet in die flat is, dan hadden we het gevonden. Maar nogmaals: als hij zich zeker had gevoeld over die verstopplek, zou hij zich niet zo’n zorgen hebben gemaakt.’

‘Waar heb je het verder nog geprobeerd?’ vroeg Steele.

‘Ik heb een team naar zijn ouders in Tulse Hill gestuurd,’ zei Turner, ‘maar dat heeft ook niets opgeleverd. Hij is volgens zijn moeder al minstens een halfjaar niet thuis geweest.’

‘We moeten zijn sleutels controleren,’ antwoordde Tartaglia. ‘Weet je nog wat zijn vriendin zei, dat hij het niet prettig vindt als iemand eraanzit?’

‘Ik zal eens kijken,’ zei Turner. ‘De wachtcommandant zou ze moeten hebben.’

Steele keek naar Tartaglia. ‘Wat verwacht je te vinden?’

‘Om te beginnen zijn verkrachtingsuitrusting. Als hij hem voor zijn vriendin heeft gebruikt, moet hij bij de hand zijn. Maar ik durf ook wel te wedden dat hij Watsons foto heeft. Die is nooit gevonden. Het is heel waarschijnlijk dat hij die als aandenken heeft meegenomen, zodat hij de herinnering levendig kon houden en alles indien gewenst opnieuw kon beleven.’

Steele knikte en stond op. ‘Dat klinkt logisch. Zet iedereen in die beschikbaar is om bij Jennings’ vrienden en kennissen te gaan kijken. Zoek uit of hij iemand heeft gevraagd iets voor hem te bewaren.’

‘Ik zal het ook aan Heather vragen, zodra ze bijkomt,’ zei Tartaglia.

‘Als ze bijkomt,’ voegde Turner toe. ‘Ze zag er niet al te best uit.’

Steele haalde haar neus op en pakte haar tas. ‘Hoe is het met haar?’

‘Ze leeft nog, maar haar toestand is kritiek,’ antwoordde Tartaglia. ‘Ik heb Jane naar de Spoedeisende Hulp gestuurd.’ Jane Downes was een van de twee medewerkers van slachtofferhulp in het team en ze had enkele jaren ervaring in een specialistische eenheid die zich met verkrachting en huiselijk geweld bezighield. ‘Jane en Karen zitten om de beurt bij haar in het ziekenhuis. Ze bellen zodra er nieuws is.’

‘Mooi,’ zei Steele. ‘Laten we dan maar hopen, voor iedereen, dat ze de nacht overleeft.’

‘Als ze bijkomt kunnen we haar misschien overtuigen een aanklacht wegens verkrachting tegen hem in te dienen,’ zei Turner. ‘Dat zou ons wat meer tijd geven.’

‘Nee Simon,’ zei Tartaglia gedecideerd. ‘Dat is niet genoeg. Zelfs als ze het overleeft hebben we geen idee of ze dat aankan. Je zei al dat ze doodsbang voor hem is. Ik wil dat die klootzak wordt aangeklaagd wegens moord. We moeten alles op alles zetten om die foto te vinden.’

30

Tartaglia stapte iets na acht uur de volgende ochtend de lift uit op de tiende verdieping van de noordelijke vleugel van het St. Thomas ziekenhuis. Nadat hij het bewegwijzeringsbord had bestudeerd volgde hij een serie pijlen door een lange gang met een rechte hoek erin naar de receptie. Toen hij de laatste zware zwaaideuren had opengeduwd, zag hij het kleine, bolle lichaam van agente Jane Downes. Ze droeg een ruim, beigegeruit broekpak, had steil blond haar tot op de kin met een zware pony en stond met haar hand op haar heup naast het koffieapparaat, druk in gesprek met een Aziatische verpleegster, die achter de balie zat.

‘Daar ben je, Jane,’ zei hij terwijl hij op haar af liep.

Ze draaide zich om. ‘O, ik schrik me een hoedje, meneer. Ik wist niet dat u er was.’ Ze keek naar hem op met grote, vermoeide, uilige blauwe ogen en het lukte haar niet erg een gaap te onderdrukken.

‘Ben je hier al de hele nacht?’ vroeg hij, en hij was benieuwd wat haar man en drie kinderen daarvan zouden vinden.

Ze knikte. ‘Ze was het grootste deel ervan onder zeil. U bent er sneller dan ik had verwacht.’

‘Ik ben direct gekomen toen ik je bericht kreeg. Waar is ze?’

‘In een privékamer op deze verdieping. Ik heb hen overgehaald er tijdelijk een voor haar te regelen. Het hoofd van de afdeling begreep gelukkig wat ik bedoelde toen ik vertelde wat er met Heather is gebeurd en dat we met haar moeten praten. Deze kant op.’

Ze glimlachte over haar schouder naar de verpleegster en leidde Tartaglia langs de receptie naar nog een stel zwaaideuren.

‘Hoe is het met haar?’ vroeg hij terwijl hij er een voor haar openhield.

‘Het komt wel goed. Ik weet niet wat ze haar hebben gegeven, maar ze is pas een uur wakker. Ik heb meteen gebeld.’

Hij liep met haar de gang door en vertraagde zijn pas zodat ze hem kon bijhouden. ‘Heb je haar al gesproken?’

‘Een paar minuutjes. Ze is nog behoorlijk suf. Gezien wat ze heeft doorgemaakt en het feit dat jij nog met haar wilt praten, heb ik het rustig aan gedaan.’

‘Maar je denkt wel dat ze wil praten?’

‘Ik weet het niet. Ze was niet erg geïnteresseerd in mij.’

‘Heb je haar verteld wat er in de flat is gebeurd? Dat we Jennings hebben gearresteerd?’

‘Ze heeft absoluut gehoord wat ik heb gezegd, hoewel ze niet echt reageerde.’

‘Je zei dat ze haar later vandaag ontslaan? Dan hebben we niet veel tijd.’

Ze zuchtte. ‘Ik weet het. Ik zal vragen of ze toestemming geeft voor foto’s van haar verwondingen, maar ze is niet van plan om hem aan te klagen wegens verkrachting en misbruik, als je dat hoopte.’

‘Nou, blijf het toch maar proberen. Als we niets vinden, moeten we hem laten gaan.’

‘Ik zal mijn best doen, maar als je haar spreekt, wees dan voorzichtig. Je bent een grote, sterke man, en behoorlijk intimiderend in dat leren pak.’

‘Ik ben met de motorfiets. Moet ik me even gaan omkleden?’

‘Nee. Maar wees wel extra vriendelijk. Vergeet niet dat dit haar door een man is aangedaan. En dat ze dergelijk misbruik tolereert betekent waarschijnlijk dat ze een geschiedenis heeft met mannelijk geweld. Het gaat vaak lang terug.’ Downes bleef staan bij een deur aan het eind van de gang. ‘Daar ligt ze,’ zei ze, en ze klopte aan voordat ze opendeed. Tartaglia liep achter haar aan naar binnen.

Heather lag tegen wat kussens aan halfomhoog in bed, aan een infuus. Ze had een hoofdtelefoontje op en keek naar de televisie aan de overstaande muur. Haar blik ging kort naar Tartaglia en Downes toen die binnenkwamen, en toen weer terug naar het scherm. Op de kneuzingen rond hals en polsen na, die nu zwartpaars waren geworden, zag ze er nog steeds lijkbleek uit. Maar ze leefde tenminste nog wel en kon hun haar verhaal vertellen, als ze hen tenminste vertrouwde.

Aangezien er maar één stoel in de kamer stond liep Downes naar de gang om een tweede te zoeken terwijl Tartaglia zijn jack uittrok, de stoel naast het bed zette en ging zitten. Heather bleef naar de televisie kijken alsof hij er niet was. Hij bestudeerde haar gezicht en merkte op dat ze lichtbruine ogen had, geen grijze zoals Donovan, en dat haar gezicht veel smaller en hoekiger was. De oppervlakkige illusie van gelijkenis verdween en hij voelde zich vreemd opgelucht. Hij zag duidelijke duim- en vingerafdrukken in haar hals. Zo te zien had Jennings haar bijna gewurgd. De verwondingen zagen er recent uit, misschien van twee dagen geleden. De sporen van afbindingsdraad aan hals en polsen waren nu nog duidelijker zichtbaar en ze begon een blauw oog te krijgen, wat hem in haar slaapkamer niet was opgevallen. Zelfs als een goede advocaat zou proberen haar in diskrediet te brengen, spraken de verwondingen boekdelen. Hij hoopte maar dat ze zou toestaan dat ze foto’s zouden nemen.

Nadat hij ongeveer een minuut was genegeerd stond hij op, reikte uit en trok zachtjes het hoofdtelefoontje van haar oren, alsof ze een kind was. Ze toonde geen weerstand. Hij zette met de afstandsbediening de televisie uit en ging weer zitten. Ze bleef even naar het scherm staren, sloeg toen haar armen voor haar benige borstkas over elkaar en keek hem langzaam met een vragende, ongerichte blik aan.

‘Ik ben Mark,’ zei Tartaglia. ‘Mark Tartaglia. En ik heb je hulp nodig, Heather.’

Ze zei niets en bleef hem wazig aanstaren.

‘Ik ben hier vanwege Michael Jennings.’ Hij sprak langzaam en gearticuleerd, gaf haar de tijd om de woorden tot zich door te laten dringen. ‘Hij heeft iets heel, heel ergs gedaan. We denken dat hij een vrouw heeft vermoord: Catherine Watson.’

‘Catherine Watson,’ herhaalde ze langzaam, alsof ze de naam in zich opnam. Haar stem klonk slaperig en vreemd meisjesachtig en nasaal.

‘Ja. Die heeft hij vermoord. En zoals ik al zei heb ik je hulp nodig.’

‘Ben je van de politie?’

Hij knikte. ‘Hij zit opgesloten, maar we moeten weten waar hij zijn spullen bewaart.’

Ze keek hem uitdrukkingsloos aan, alsof ze niet begreep wat hij bedoelde.

‘Ik heb hier zijn sleutels.’ Hij trok een doorzichtige plastic zak met de sleutelbos van Jennings uit zijn zak en hield hem naar haar op. Er bungelde een metalen Chinees symbool aan. Hij hoopte dat ze het zou herkennen en dat het haar zou geruststellen dat ze Jennings inderdaad hadden. ‘Er zit er eentje aan van je flat, en een van de voordeur boven, een van zijn ouders, een van een hangslot...’

‘Zijn fiets. Hij heeft een fiets.’ Ze klonk zwak, alsof ze moeite had met spreken.

Hij glimlachte, blij dat ze reageerde. ‘Inderdaad. Die hebben we in het kolenhok bij je flat gevonden. Maar er zitten er nog twee aan.’ Hij schudde met het zakje om haar aandacht erbij te houden. ‘Zo te zien zijn ze ook van hangsloten, maar we weten niet waarvan. Heb jij enig idee?’

Ze zuchtte en sloot haar ogen, alsof het allemaal te veel voor haar was.

‘Alsjeblieft, Heather. Het spijt me verschrikkelijk dat ik je lastig moet vallen, maar het is heel belangrijk. We moeten weten waar hij zijn spullen bewaart.’ Na ongeveer een minuut stilte vroeg hij: ‘Heeft Michael je ooit een foto van Catherine Watson laten zien? In een houten lijstje?’

‘Nee,’ fluisterde ze, haar ogen nog dicht.

‘Weet je dat heel zeker?’ Ze gaf geen antwoord. ‘Ik weet wat hij je aandoet, Heather,’ zei hij zacht. ‘Ik weet wat je moet doorstaan. Ik vraag je niet erover te praten als je dat niet wilt. Maar hij is echt gevaarlijk. Hij is ziek. Hij had je die dingen nooit mogen laten doen. Hij moet worden opgesloten zodat hij het niet nog eens kan doen.’

Hij wachtte op een reactie, maar die kwam niet. Misschien gaf ze ondanks alles toch nog om Jennings, hoewel ze hem had verlinkt voor het geld dat ze zo wanhopig graag had willen hebben. Misschien was ze zo gewend aan wat er met haar gebeurde, zo verdoofd, dat de gruwel van wat hij haar aandeed niet echt tot haar doordrong.

‘Hij heeft een mes... meerdere messen. Klopt dat?’

Ze deed haar ogen open en staarde naar haar handen, wreef de rand van het laken zacht tussen haar vingers.

‘Hij heeft er een verzameling van; hij stalt ze graag uit. Ze geven hem een machtig gevoel. Hij gebruikt ze om je mee te bedreigen, hè? Toch, Heather?’

Hij wachtte geduldig op een reactie. Heather knikte een paar seconden later, bijna onzichtbaar.

Hij ging aangemoedigd verder: ‘En ik weet ook dat hij dingen gebruikt om je mee vast te maken: handboeien, plastic banden, knevels en dergelijke.’

Hij was even stil en bestudeerde haar gezicht op een reactie, maar die kwam niet. Het had geen zin te vragen waarom ze het had getolereerd. Jennings had zijn slachtoffer zorgvuldig geselecteerd. Ze was zo laag gezonken dat ze alles zou hebben gepikt. Dat had haar waarschijnlijk ook in leven gehouden, hoewel Jennings uiteindelijk een keer genoeg van haar zou hebben gekregen en Tartaglia wist wel wat er dan zou zijn gebeurd. Hij voelde zich plotseling plaatsvervangend heel erg kwaad. Hij zou Jennings te pakken krijgen, evenzeer voor Catherine Watson als voor haar.

‘Praat alsjeblieft met me, Heather. We moeten die spullen vinden. Ze bewijzen wat hij doet. En we moeten bewijs hebben om hem voorgoed op te kunnen sluiten. Hij moet het ergens opbergen. We hebben in je flat niets kunnen vinden. Neemt hij het mee naar huis?’

Er biggelden tranen over haar wangen, maar ze maakte geen geluid. Ze keek in plaats daarvan weg, haar blik geconcentreerd op het levenloze televisiescherm.

‘Hij moet een tas hebben of iets dergelijks. Je moet iets hebben gezien.’

Ze zei nog steeds niets en hij vroeg zich af of ze bang was dat Jennings erachter zou komen dat ze had gepraat en dat hij haar zou komen zoeken.

‘Weet je, Michael heeft geprobeerd mij neer te steken toen we hem kwamen arresteren.’ Hij ging iets harder praten, in de hoop haar aandacht te trekken. Misschien dat het zou schelen als ze zou weten dat hij bij haar in de flat was geweest. ‘Michael heeft me aangevallen. Hij heeft geprobeerd me in het hart te steken. Als ik niet had geweten hoe ik mezelf moet verdedigen, was ik waarschijnlijk dood geweest.’ Hij legde zijn vuist op zijn borst voor extra nadruk.

Ze draaide langzaam haar hoofd, verrast, haar mond een beetje open. ‘Jou?’

Tartaglia knikte. ‘Ja, ik was erbij, met rechercheur Simon Turner. Dat is die lange blonde man die je hebt binnengelaten. We hebben Michael gearresteerd en ik heb je hiernaartoe laten brengen. Ik maakte me zorgen om je, Heather.’

Ze keek nog steeds naar hem, alsof ze haar best deed het zich te herinneren. ‘Ze zeiden... jij hebt mijn leven gered. Dank je.’ Haar stem was iel en zwak, hij verstond haar bijna niet. Ze zei het emotieloos, alsof ze hem bedankte voor iets triviaals.

Hij begon weer te glimlachen. ‘Het is goed. Ik ben gewoon blij dat ik er was. Luister, Heather, we kunnen Michael nergens op pakken. Als we niets vinden waarmee we kunnen bewijzen dat hij in de flat van Catherine Watson is geweest, moeten we hem later vandaag laten gaan.’

Ze verkrampte en hij zag angst in haar ogen.

‘Dat wil je toch niet?’

‘Nee. Alsjeblieft...’ Ze snakte naar adem en slikte moeizaam.

‘Ik ook niet. Voordat hij Catherine Watson heeft vermoord, heeft hij haar vastgebonden, en dezelfde dingen met haar gedaan die hij jou aandoet. Zij heeft geleden, net als jij lijdt, maar zij is gestorven. Je hebt geluk dat hij jou niet ook heeft omgebracht.’ Hij gaf haar even tijd om de woorden tot haar door te laten dringen en voegde toen toe: ‘Hij heeft misschien nog een vrouw vermoord, twee weken geleden. We moeten hem opsluiten. Voor altijd. Zodat hij het niet nog eens kan doen. Denk alsjeblieft na.’

Ze veegde haar ogen en gezicht af met een hoek van het laken en staarde hem hulpeloos aan, alsof het buiten haar macht lag zich iets te herinneren.

Hij moest het blijven proberen. ‘Ik denk dat een van de redenen waarom hij zo wanhopig was te vluchten en waarom hij mij is aangevlogen is dat hij in het bezit is van belastend bewijs. Hij is bang dat als we gaan zoeken voordat hij het kan verstoppen, we het misschien vinden. Klinkt dat logisch? Waar kan hij zijn uitrusting bewaren, de spullen die hij met jou gebruikt? Bij wie gaat hij op bezoek? Waar gaat hij naartoe zonder jou?’

Het bleef even stil en toen knikte ze. ‘Mike heeft een tas. Ik weet wat het betekent als hij die mee naar huis neemt. Wat hij dan gaat doen.’ Ze beet hard op haar onderlip en haar vingers grepen het laken zo stevig vast dat haar knokkels wit werden.

Hij wilde haar aanraken om haar te troosten, maar hij was bang dat ze daarvan zou schrikken.

‘Dus hij neemt nu en dan een tas mee naar huis?’

‘Als hij die bij zich heeft, fluit hij altijd, dan is hij... gelukkig. “Ik heb een verrassing voor je”, zegt hij dan.’

‘Maar het is geen verrassing.’

‘Nee. Het is...’ Haar stem ebde weg.

‘Hoe ziet hij eruit?’

‘Klein. Zwart. Als een dokterstas.’

‘Waar is hij geweest als hij hem bij zich heeft? Naar zijn werk?’

Ze schudde haar hoofd en bestudeerde haar korte, afgekloven vingernagels. ‘Niet als hij uit zijn werk komt. Nooit.’

‘Wanneer gebruikt hij hem dan?’

Haar blik fixeerde zich weer even op het zwarte televisiescherm. ‘Als hij naar de sportschool is geweest. Altijd na de sportschool.’

‘Welke sportschool?’

‘Hij gaat trainen,’ zei ze zacht, alsof ze hem niet had gehoord, haar gedachten nog bij Jennings. ‘Zijn vriend Daz werkt er bij de receptie. Mike mag gratis naar binnen. Mike valt voor Daz in. Als die ziek is... of te bezopen.’

‘Waar is die sportschool?’

Ze zuchtte zwaar en sloot haar ogen weer, alsof ze het allemaal niet aankon. ‘Onder de bogen bij Waterloo Station.’

‘Weet je hoe hij heet?’

‘Waterloo Green? Waterloo Place? Zoiets. Ik ben een keer met hem mee geweest. Niets voor mij.’

‘Dank je, Heather,’ zei Tartaglia, die opstond en zijn hand al in zijn zak had om zijn mobieltje te pakken. ‘Heel hartelijk bedankt. Dan moet ik nu gaan.’

‘Gaan?’ Ze zag er gealarmeerd uit en greep zijn hand. ‘Kom je nog terug?’

Hij kneep zachtjes in haar hand voordat hij hem teruglegde op het laken. ‘Je bent hier veilig. Hij heeft geen idee waar je bent of wat er met je is gebeurd. Als je wordt ontslagen zoekt agente Downes, die net bij me was, een veilig plekje voor je. We zorgen voor je, dat beloof ik.’ Hij keek diep in haar ogen terwijl hij dat zei, en wenste vurig dat ze hem geloofde.

Tranen stroomden over haar wangen en ze balde haar vuisten. ‘Hij vindt me heus wel...’

‘Nee. Dat beloof ik je.’

Terwijl hij die woorden sprak kwam Downes binnen, rood aangelopen en met een leunstoel in haar armen die bijna even groot was als zij.

‘Ongelooflijk, wat een bureaucratie, en dat allemaal om een stoel,’ zei ze hijgend terwijl ze de stoel naast de andere zette. ‘Ik moest er zo’n beetje voor vechten.’ Ze depte haar gezicht met een tissue, liet zich zwaar op de stoel ploffen en glimlachte naar Heather.

‘Ik moet gaan,’ zei Tartaglia. ‘Heather wil graag even met je praten. Bel me maar als er iets te melden is.’

‘Wacht even,’ klonk het iel en piepend uit het bed.

Hij keek naar Heather. ‘Ik moet echt gaan.’

Heather bleef Tartaglia aankijken en zei: ‘Mike is ziek. Hij is bezeten. Je moet hem tegenhouden.’

Tartaglia knikte. ‘Ik beloof je dat ik alles doe wat in mijn macht ligt om Jennings voorgoed achter slot en grendel te krijgen.’

31

‘Herken je een van deze sleutels?’ schreeuwde Tartaglia boven het gedreun van de muziek die uit de speakers aan het plafond kwam uit, en hij liet de twee sleutels in zijn hand zien.

Ryan Phillips, de assistent-manager van sportschool Waterloo Place, keek hem aan en schudde zijn hoofd. ‘Leden nemen zelf een hangslot voor hun kluisje mee. Zodat we geen gelazer krijgen als er iets kwijtraakt.’

Hij was Zuid-Afrikaan, met dunner wordend zandkleurig haar, net aan zijn dienst begonnen, en droeg een pak met stropdas. Hij had eerst geprobeerd te weigeren de politie binnen te laten, tot Tartaglia hem gedetailleerd had uitgelegd wat hij allemaal mocht doen met een huiszoekingsbevel.

Tartaglia gaf de sleutels terug aan Donovan, die met Minderedes, Wightman en twee agenten in uniform in de ontvangsthal stond. Een lange blondine in een strak grijs trainingspak keek met open mond van achter de receptie toe. Er rinkelden meerdere telefoons op de balie voor haar, die ze allemaal negeerde.

‘Wat ik wil weten is hoe het mogelijk is dat Michael Jennings hier binnenkwam zonder lidmaatschap,’ vroeg Tartaglia aan Ryan.

‘Hij kan een magneetkaart hebben geleend. Of iemand achter de balie kan hem naar binnen piepen.’

‘Iemand die hier werkt, bedoel je?’

Ryan knikte.

‘Tot zover de beveiliging,’ zei Tartaglia, die om zich heen keek naar het chique interieur dat uit glas met chroom bestond en zich afvroeg hoe duur een lidmaatschap hier eigenlijk was. ‘Waarom doe je daar niets aan?’

‘Als we iemand betrappen, doen we dat wel. Het gebeurt gewoon. U vroeg ernaar.’

Tartaglia knikte. ‘Dank je dat je zo eerlijk bent. Stel dat iemand Jennings binnenlaat, waar kan hij dan allemaal gebruik van maken?’

‘Van alle ledenfaciliteiten.’

‘Niet van de personeelsruimtes?’

‘Dat is onwaarschijnlijk. Dan zou iemand hem zien en hem vragen te vertrekken.’

‘Dus als hij hier iets heeft verstopt, is dat in een kleedkamer?’

‘Ik zou niet weten waar anders.’

Tartaglia knikte naar Minderedes. ‘Heb je dat gehoord?’

‘Luid en duidelijk.’

‘Begin maar met de ledenruimtes, eerst die voor mannen. Probeer elk kluisje en hangslot dat je ziet.’

‘En als ze nergens passen?’ vroeg Minderedes.

‘Luister Assepoester, dan maak je alles toch open. Ik wil dat je alles hier bekijkt, dondert niet van wie. Ik wil dat alles is gezien.’

‘Is dat echt nodig?’ vroeg Ryan, die knalroze werd. ‘Er zijn leden aanwezig.’ Zijn kraagje en stropdas zaten behoorlijk strak en hij zag eruit of hij bijna stikte.

‘Ja, dat is echt nodig, meneer Phillips. De leden zullen het moeten slikken. En er mag niemand naar buiten tot we klaar zijn.’

Terwijl hij dat zei gleden de voordeuren open en twee zwaar opgemaakte vrouwen in een gewatteerd jasje en een spijkerbroek kwamen met een sporttas binnen lopen. Een van de agenten in uniform deed een stap naar voren en gebaarde hen terug naar buiten.

‘Zorg dat er niemand naar binnen of buiten gaat,’ zei Tartaglia tegen de andere agent. ‘De rest gaat zoeken.’

Ze verdwenen bewapend met kopieën van de sleutels door een stel glanzende houten deuren de club in.

Tartaglia wendde zich weer tot Ryan. ‘Werkt er hier iemand die Daz heet?’

‘Daz Manzara, bedoelt u? Wat heeft hij gedaan?’

‘Niets. Maar ik moet hem speken. Is hij aanwezig?’

Ryan keek naar het blonde meisje. ‘Waar is Daz?’

‘Die heeft pauze. Volgens mij is hij met Mitch naar een eetcafé.’

De telefoons rinkelden nog steeds. Ryan reikte over de balie, pakte de telefoons stuk voor stuk op en drukte ze uit. ‘Ga hem halen. Zeg dat ik hem onmiddellijk moet spreken.’

‘In je kantoor,’ souffleerde Tartaglia.

‘In mijn kantoor,’ herhaalde Ryan tegen het meisje.

Tartaglia glimlachte naar haar. ‘En niet zeggen waarom. Oké?’

Ze glimlachte aarzelend en knikte.

Ryan fronste zijn wenkbrauwen. ‘Heeft Daz iets verkeerd gedaan?’

‘Nee hoor. Kom, dan lopen we naar je kantoor.’

Ryan ging hem met een diepe zucht voor naar een ruimte met een bordje met manager erop, achter de receptie. Het was een kleine, raamloze, felverlichte kamer, ingericht met een stel dossierkasten, een paar stoelen en twee bureaus tegenover elkaar, allebei leeg.

‘Ga zitten,’ zei Ryan, die zelf in de dichtstbijzijnde stoel plofte. ‘Als hij in dat café zit, is hij er zo.’

‘Ik blijf even staan.’

Een paar minuten later stak een gedrongen, donkerharige man zijn hoofd om de deur. ‘Je wilde me spreken?’

‘Kom binnen en doe de deur achter je dicht,’ zei Tartaglia voordat Ryan kans had te antwoorden.

Daz keek Ryan verbijsterd aan.

‘Doe wat hij zegt,’ zei Ryan nors. ‘Hij is rechercheur.’

Daz deed de deur dicht en keek Tartaglia nerveus aan. Hij droeg exact zo’n trainingspak als het meisje achter de balie, maar het zat minder goed. Hij had dezelfde bouw als Jennings, maar was waarschijnlijk een paar jaar ouder, met een getaande huid, een oorbel en een sikje.

Daz spreidde zijn handen en keek Tartaglia vragend aan. ‘Waar gaat het over? Ik zou niet weten wat ik fout zou hebben gedaan.’ Hij had een Australisch of Nieuw-Zeelands accent. Tartaglia kon die twee onmogelijk onderscheiden.

‘Ga zitten,’ zei Tartaglia, en hij gebaarde naar de stoel tegenover Ryan. ‘Ben jij Daz?’

‘Ja. Wat komt u doen?’

‘Ik heb begrepen dat je Michael Jennings kent.’

Daz knikte. ‘We zijn maten. Hoezo? Wat heeft hij gedaan?’

‘Ik moet je wat vragen stellen en het is uitermate belangrijk dat je eerlijk antwoordt. En ik heb mogelijk een verklaring van je nodig.’

Daz haalde zijn schouders op. ‘Prima. Maar waar gaat het over?’

‘Ik onderzoek een moord, meneer Manzara.’

Daz’ kleine bruine ogen werden groot. ‘Moord?’ Hij keek naar Ryan voor bevestiging, en die knikte. ‘Wat heeft dat met Mike te maken? Is hij in orde?’

‘Daar kan ik nu niet op ingaan,’ zei Tartaglia, ‘maar ik heb begrepen dat je hem af en toe gebruik laat maken van de club.’ Hij zag Daz aarzelen en voegde eraan toe: ‘Ik moet de waarheid weten.’

‘Vertel het nou maar,’ zei Ryan fel.

Daz keek terloops naar Ryan en haalde nogmaals zijn schouders op. ‘Dat heb ik misschien weleens gedaan.’

‘Wanneer was de laatste keer? Ik moet het precies weten.’

Daz zag er nog steeds ongemakkelijk uit en trok een gezicht. ‘Misschien vrijdag of zaterdag. Ik weet niet meer precies. Wat heeft Mike gedaan?’

‘Zat jij achter de balie? Heb je hem binnengelaten?’

Hij keek weer naar Ryan en knikte.

‘Wat deed hij normaal gesproken?’

‘Wat hij altijd doet. Trainen.’

‘Dus hij was hier niet voor jou?’

‘Dat ook.’

‘Heb je tijd met hem doorgebracht?’

‘Ja, we hebben even wat gedronken aan de bar. Mike een biertje en ik sap.’ Hij keek steels naar Ryan. ‘Ik had pauze.’

Ryan keek weg, alsof het hem niets kon schelen.

‘Waar hebben jullie het over gehad?’

Daz’ blik draaide terug naar Tartaglia en hij slikte iets weg.

‘Ik ben niet op jou uit,’ zei Tartaglia, die zijn verwarring opmerkte. ‘Niet op dit moment in ieder geval. Geef maar gewoon antwoord.’

‘Oké. Mike had het over een club waar hij naartoe wilde. Daar ging hij altijd heen, om meisjes op te pikken. En...’ Daz aarzelde.

‘Nou?’

‘Hij wilde geld lenen... hij wilde scoren. Maar ik had net mijn huur betaald, dus ik was platzak.’ Hij keek nog eens naar Ryan en sloeg zijn kleine handen met korte vingers voor zich ineen.

‘Verder nog iets?’

‘Hij is op zoek naar een woning. Hij wilde weg waar hij nu zit.’

‘Dus hij wil bij zijn vriendin Heather weg?’

Daz fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ja, maar ze is zijn vriendin niet. Volgens hem tenminste niet. Hij hokt gewoon even bij haar tot hij iets anders heeft gevonden.’

‘Weet je dat hij Heather in elkaar slaat?’

Daz greep de armleuningen van zijn stoel vast. ‘Wat, Mike? U maakt een grapje. Die doet nog geen vlieg kwaad. Is ze dood? Waar gaat dit over?’

‘Nee.’

‘Ze is verslaafd. Als ze een overdosis heeft genomen, is dat niet Mike zijn schuld.’

‘Dit gaat niet over Heather, tenminste niet op dit moment. Om terug te komen op wat je net zei: je hebt wat gedronken met Michael Jennings. En daarna?’

‘Dat was het. Ik moest helpen met het schoonmaken van een van de toiletten. Een of andere stomme koe had over de vloer gekotst. Zal haar vinger wel in haar keel hebben gestoken. Dat gebeurt hier wel vaker.’

‘Heb je Michael Jennings de club zien verlaten?’

‘Ja. Toen zat ik weer achter de balie.’

‘Weet je nog of hij iets bij zich had? Een rugzak, of een tas?’

‘Ja, volgens mij wel.’

‘Kun je het beschrijven?’

‘Een tas. Een sporttas, niets bijzonders.’

‘Hoe ziet hij eruit? Iets opvallends?’

‘Donkerblauw met wit, met een of ander logo. Volgens mij van Nike.’

‘Dus hij is niet van leer?’

‘Nee.’

‘Heb je hem weleens met een andere tas gezien?’

Daz schudde zijn hoofd.

‘Echt niet?

Daz fronste zijn wenkbrauwen nogmaals en dacht diep na. ‘Of eigenlijk had hij misschien wel een andere tas bij zich toen hij vertrok. Ja, hij droeg iets anders, maar ik heb er echt niet op gelet.’

‘En dat was vrijdag?’

‘Of zaterdag. Ik denk eigenlijk niet dat het vrijdag was.’

‘En sindsdien heb je hem niet meer gezien?’

Daz schudde zijn hoofd.

‘Is het mogelijk dat hij daarna nog terug is geweest?’

Daz ging anders zitten en keek hem schaapachtig aan. ‘Hij heeft wel gevraagd of hij mijn magneetkaart mocht lenen. Hij zei dat hij zondag ook wilde komen.’ Hij keek weer naar Ryan. ‘Om zijn spullen op te ruimen, verder niets. Ik liet hem alleen sporten als ik er ook was.’

‘Een laatste vraag: heeft Michael Jennings je weleens gevraagd iets voor hem op te bergen? Een doos, of een tas?’

‘Ja... nu u het zegt. Hij heeft me een koffertje geven. Om voor hem te bewaren. Zijn waardevolle spullen zitten erin.’

‘Zijn waardevolle spullen?’ Tartaglia probeerde zijn opwinding te verbergen.

Daz krabde op zijn hoofd. ‘Persoonlijke spullen, waarvan hij niet wil dat hij ze kwijtraakt of dat ze worden gestolen, neem ik aan. Hij zal Heather wel niet vertrouwen.’

‘Heb je het opengemaakt?’

Daz keek gekwetst. ‘Dat zou ik nooit doen. En er zit trouwens een enorm hangslot aan. Dat zou ik niet open krijgen, al zou ik het willen.’

Een van de telefoons op Ryans bureau begon te rinkelen. ‘Neem maar even op,’ zei Tartaglia tegen Ryan. Toen het gerinkel ophield, wendde hij zich weer tot Daz. ‘Waar woon je?’

‘Hier vlakbij. Ik deel een flat met een paar jongens die hier werken.’

Tartaglia stond op. ‘Oké. We gaan ernaartoe. Ik moet die koffer zien.’

‘Wat, nu?’ Daz keek naar Ryan, die met een hand tegen de telefoon zat te praten. Het klonk alsof hij zijn baas uitlegde wat er aan de hand was.

‘Ja. Het duurt niet lang. Ryan kan vast wel even je werk overnemen tot we terug zijn.’

Daz stond met een laatste aarzelende blik naar Ryan op en liep achter Tartaglia aan naar de deur. Tartaglia wilde hem net opendoen toen er werd aangeklopt en Donovan haar hoofd om de deur stak.

Ze glimlachte. ‘Kan ik je even spreken?’

Tartaglia wendde zich tot Daz. ‘Wacht even. Ik ben zo terug.’

Hij sloot de deur achter zich en liep met Donovan de receptieruimte in.

‘We hebben hem,’ zei ze, en ze ging met haar rug naar de balie staan, waar een man met een kaalgeschoren hoofd tegenaan leunde, die met het meisje praatte. ‘Dave heeft hem in een van de kluisjes in de herenkleedkamer gevonden. Je moet even komen kijken, het is echt een monsterlijk ding. Handboeien, knevels, noem maar op. Vergeleken bij dit zijn de spullen die we in de flat van Rachel Tenison hebben gevonden kinderspeelgoed.’

‘Fantastisch,’ zei hij, en hij kon wel een gat in de lucht springen. ‘En de foto?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Oké. Zeg tegen Dave dat hij meteen naar het lab gaat met die tas. En dan wil ik dat Nick en jij met mij meegaan. Neem die sleutels mee en vraag Nick of hij zijn gereedschap meebrengt, hoewel ik hoop dat we dat niet nodig hebben. We gaan naar een andere tas van Michael Jennings kijken.’

 

‘Dat is hem,’ zei Daz terwijl hij een kleine zwarte koffer van boven uit de slaapkamerkast zeulde. De ritsen zaten met een hangslot aan elkaar. ‘Hij is behoorlijk zwaar,’ zei hij terwijl hij het gewicht met zijn hand testte. ‘Alsof er stenen in zitten.’ Hij blies het stof van de randjes en zette hem op de bank, waar Minderedes een vel plastic op had gelegd.

‘Dus niemand heeft hem aangeraakt sinds Michael Jennings hem drie maanden geleden aan je heeft geven?’ vroeg Tartaglia.

Daz schudde zijn hoofd. ‘Ik was hem helemaal vergeten, tot u erover begon.’

Tartaglia wendde zich tot Minderedes. ‘Wil jij de honneurs waarnemen, Nick?’

‘Heel graag.’ Minderedes deed een stap naar voren met een kopie van de sleutel van Jennings. Hij trok een paar latexhandschoenen aan en stak de sleutel in het slot. Het klikte meteen los. Hij trok de rits open en daarna het deksel. Bovenop lag een stel hardcore sm-pornobladen, en daaronder een paar dvd’s van hetzelfde genre.

‘Allemachtig,’ zei Daz, die over Minderedes’ schouder keek. ‘Ik wist helemaal niet dat Mike daarvan hield.’

‘Aan de kant, alsjeblieft,’ zei Minderedes, die een grote plastic boodschappentas uit de koffer trok, die was dichtgeknoopt. Hij keek naar Tartaglia. ‘Zal ik hem openmaken? Of sturen we hem direct naar het lab?’

‘Ik wil eerst weten wat erin zit,’ zei Tartaglia. ‘Maar laat alles erin zitten. Kijk er maar in en vertel of er een foto bij zit.’

‘Wat voor foto?’ vroeg Daz, die zijn nek strekte om mee te kunnen kijken.

‘Als je je mond niet kunt houden, meneer Manzara, moet ik je vragen te vertrekken.’

‘Het voelt als kleding of ander textiel.’ Minderedes trok zijn haviksneus op en voelde in de zak. ‘Jezus, wat een stank.’ Hij snoof nogmaals. ‘Het ruikt naar gedroogd bloed. Zeker weten...’ Hij hield de overblijfselen van een roze damesblouse en een crèmekleurig kanten onderbroekje omhoog. Beide waren met iets scherps in reepjes gesneden. Ze waren bedekt met donkerbruine bloedvlekken.

‘Jezus,’ zei Daz, die zijn armen over elkaar sloeg en langzaam met zijn hoofd schudde, alsof hij zijn ogen niet kon geloven. ‘En dan te bedenken dat dat al die tijd bij mij in de kast heeft gelegen. Is het bloed?’

‘Ik vrees van wel,’ zei Tartaglia.

‘Denk je dat het van Catherine Watson is?’ vroeg Donovan. ‘Haar kleding van die avond is nooit gevonden, en die van Rachel Tenison mist ook nog.’

‘Er zit van alles in,’ zei Minderedes, die nog steeds in de zak voelde.

‘Blijf er verder maar vanaf,’ zei Tartaglia. ‘Het moet naar het lab. Zeg alleen of er een foto in zit.’

‘Volgens mij heb ik hem, meneer.’ Minderedes trok een kleine, ingelijste foto tevoorschijn en liet hem aan Tartaglia zien. ‘Is dit hem?’

Catherine Watsons lachende gezicht keek hem aan.

‘Ja,’ zei hij zacht, ‘dat is hem. Hij sloot even zijn ogen en voelde de duizelige misselijkheid waar je na intense spanning last van kunt hebben. Zijn geest sloeg op hol, maar hij moest rustig blijven. ‘Doe alles maar weer dicht,’ zei hij, en hij haalde diep adem om zichzelf te kalmeren. ‘En ga er dan direct mee naar het lab. Je zult een formele verklaring moeten afleggen, meneer Manzara.’

Daz, die er nog steeds geschokt uitzag, knikte.

Tartaglia’s telefoon ging terwijl ze naar beneden liepen. Het was Turner.

‘Ik heb het lab net gesproken. Ze hebben een gedeeltelijke vingerafdruk van Jennings op een van die vellen papier uit Watsons flat gevonden.’

‘Wat?’

‘En raad eens: er zit sperma op. Het ziet ernaar uit dat die goorlap zich heeft afgetrokken en toen die papieren heeft vastgepakt.’

‘Is het zijn dna?’

‘Ik heb gezegd dat het spoed heeft, maar ze hebben nog vierentwintig uur nodig. Het verklaart wel waarom er een paar pagina’s misten. Jennings dacht dat hij al het bewijs van wat hij in die flat had gedaan had meegenomen, maar daarin heeft hij zich vergist. Zeg jij het tegen Sam? We hebben dit aan haar te danken.’

32

Donovan wist niet hoe ze zich meer voelde: uitgeput of opgetogen. Het was een lange en intensieve dag geweest, maar een goede. Toen ze het pad over naar haar huis liep en de voordeursleutel in het slot stak voelde ze zich voor het eerst in een tijdje tevreden. Dagen als vandaag maakten het werk de moeite waard.

Ze liet zichzelf binnen, trok haar jas uit en hing hem aan de haak bij de deur. Ze zette haar tas op het haltafeltje, naast een stapeltje ongeopende post, liep met de tas boodschappen die ze bij de Tesco had gedaan naar de keuken en haalde de fles Australische shiraz eruit. Er zat een mooi etiket met een groen-gouden libel op, en hij was 14,5%. Ze draaide de dop eraf, schonk een groot glas vol en nam een flinke slok. Hij smaakte vol en lekker. Precies wat ze nodig had, en ze voelde zich direct ontspannen.

Claire was naar een of andere zakelijke bijeenkomst en ze had het huis voor zichzelf. Ze stak Back To Black van Amy Winehouse in de cd-speler in de keuken en begon de boodschappen uit te pakken. Ze stopte even met opruimen om te bedenken wat ze vanavond zou opeten en dacht aan Michael Jennings. Hij hield ondanks de overweldigende bewijslast nog steeds stug vol dat hij onschuldig was en probeerde alles nu op Daz Manzara te schuiven. Hij was zo overtuigend dat ze hem bijna geloofde, als ze de inhoud van die koffer niet had gezien en niets over Heather Williams had geweten. Maar hij kon liegen dat het gedrukt stond. De vingerafdruk, en hopelijk zijn dna, bewezen dat hij in de flat van Catherine Watson was geweest, samen met die foto en het ondergoed vol bloedspetters van Catherine Watson. Het enige losse eindje was de moord in Holland Park.

Ze ruimde de rest van de boodschappen op in de kast en wilde net even lekker gaan zitten met haar glas wijn toen haar mobieltje ging. Ze rende de gang in en groef in haar tas om het te pakken, en was net op tijd.

‘Blij dat ik je tref,’ zei Feeney. ‘Iemand heeft een boodschap voor Nick achtergelaten, maar die is bezig met Mark en ik kan hem niet storen. Ik val jou ook liever niet lastig, maar het klonk belangrijk.’

‘Wie was het?’

‘Die vrouw die in galerie Greville-Tenison heeft gewerkt. Ze belde een uur geleden. Ze heet Amanda Wade. Nick heeft blijkbaar met haar ouders gesproken, en die hebben contact met haar opgenomen en gezegd dat we haar willen spreken.’

‘Waar is ze?’

‘Ze staat de hele week op een kunstmarkt in New York. Zal ik haar bellen, of doe jij het?’

‘Ik doe het wel,’ antwoordde Donovan. ‘Weet ze wat er met Rachel Tenison is gebeurd?’

‘Ze heeft het net gehoord. Ze klonk behoorlijk overstuur.’ Feeney gaf Donovan het nummer, dat ze op de achterkant van een envelop op het haltafeltje schreef.

‘Ik bel haar meteen.’

Donovan verbrak de verbinding en toetste het nummer in, maar er nam een man op, die zei dat Amanda ergens in de tentoonstellingshal was. Ze vroeg of Amanda wilde terugbellen en liet haar mobiele nummer achter, liep terug naar de keuken met de post en de telefoon, ging aan de tafel zitten en bladerde door de enveloppen. Tussen de gebruikelijke rekeningen en folders zag ze een envelop met alleen haar naam erop. Hij was zo te zien persoonlijk afgeleverd, aangezien er geen adres of postzegel op zat. Ze maakte hem open en trof een ansichtkaart met tekst aan:

 

Lieve Sam,

bedankt voor het gezellige dinertje zaterdag – bedank Claire ook even alsjeblieft – en dat je mij en mijn gezeur hebt aangehoord. Het wordt echt beter, dat beloof ik.
Ik wilde je alleen nog even laten weten dat ik je aan je belofte ga houden, of je dat leuk vindt of niet!

 

Liefs Simon, xx.

PS Je vertelde dat je in Richmond bent opgegroeid, dus ik dacht dat je dit misschien een leuke kaart zou vinden.

 

De afbeelding op de voorkant was vaag bekend en ze las op de achterkant dat het een schilderij van de Theems was, vanaf Richmond Hill geschilderd door Turner. Het uitzicht was in bijna tweehonderd jaar nauwelijks veranderd. Ze bestudeerde het mooie, vredige, zonnige landschap, met grazende koeien op de voorgrond, en de rivier die lui de heiige verte in kronkelde. Iets zat haar dwars. Simon was erg attent, hoewel ze zich niet kon herinneren dat ze hem had verteld waar ze was opgegroeid. Misschien had Claire iets gezegd. De toon was tenminste wel zorgelozer en opgewekter dan hij zaterdag had geklonken. Ze had hem sindsdien nauwelijks meer gezien en had het zo druk gehad dat ze nauwelijks meer aan hun gesprek had gedacht, maar ze vroeg zich nu ineens af of ze beter niet tegen hem had kunnen zeggen dat ze met hem uit eten zou gaan. Ze wilde hem niet aanmoedigen.

Ze vroeg zich af of ze er iets over moest zeggen tegen hem toen de voordeurbel ging. Ze stond met tegenzin op om open te doen, verwachtte een collectant of een puber die geld vroeg voor een sponsorloop, aangezien iemand anders zo laat niet meer onaangekondigd zou komen. In plaats daarvan trof ze Simon Turner op de bovenste trede van de trap aan, zwaaiend met een fles champagne, als een trofee.

‘Simon. Wat kom jij doen?’ vroeg ze, en ze probeerde niet té verrast of onvriendelijk te klinken. Hij glimlachte zijn gebruikelijke, vriendelijke scheve glimlach naar haar. ‘Hoi Sam. Hoe is het? Ik hoop dat je het goedvindt dat ik onaangekondigd op de stoep sta, maar ik vond dat we wat te vieren hadden.’

‘Wat een leuk idee,’ antwoordde ze aarzelend.

‘Als je het druk hebt, kom ik wel een andere keer.’

‘Nee. Nee, hoor. Kom binnen.’

Hij leek plotseling zo enorm, en torende boven haar uit toen hij het halletje met laag plafond binnen liep en zich vooroverboog om haar een kusje op de wang te geven. Ondanks de kou buiten droeg hij geen jas, en aan zijn pak en stropdas te zien was hij zo uit zijn werk, via een slijter, naar haar gekomen.

‘Ik dacht dat je alleen whisky dronk,’ zei ze, en ze keek naar de fles, die er duur uitzag.

‘En champagne, als er iets te vieren valt.’

‘Nou, ga maar zitten dan.’ Ze gebaarde naar de woonkamer. ‘Dan pak ik glazen.’

Ze liep naar de keuken en zocht achter in de kast tot ze twee flûtes had gevonden. Ze waren al lang niet gebruikt en zagen er een beetje groezelig uit. Ze veegde ze snel schoon met een theedoek, hoopte maar dat Turner het niet zou zien en liep ermee naar de woonkamer, net op tijd om de zachte plop van de kurk te horen.

‘Oeps,’ zei Turner, die snel een glas uit haar hand pakte en het onder de overstromende fles hield. Hij schudde het schuim van zijn hand en likte zijn vingers af, toen hij ineens de natte plek op het kleed zag. ‘Gelukkig laat het geen vlekken achter. Zal ik even een doekje gaan halen?’

‘Nee, hoor. Dat kleed heeft veel ergere dingen doorstaan.’

Hij vulde beetje bij beetje de glazen en gaf haar er een, waarmee ze naar de leunstoel bij het raam liep. Hij ging met zijn glas midden op de bank recht tegenover haar zitten, liet zich met een zucht tegen de kussens zakken en strekte zijn lange benen voor zich uit onder de salontafel.

‘Wat een dag.’ Hij hief met een glimlach zijn glas. ‘Proost, Sam. Op jou.’

‘En op jou. Het moet heerlijk zijn om eindelijk de moord op Catherine Watson te hebben opgelost.’

Hij knikte en nam een grote slok champagne. ‘Ik had nooit gedacht dat dat nog eens zou gebeuren. Ik hoop dat Alan Gifford meekijkt vanwaar hij ook is, de arme vent. Dat zal hem opvrolijken.’ Er viel een stilte en toen zei hij: ‘Mark zal wel reuzeblij zijn met zichzelf. De held van Carolyn Steele. En van hoofdinspecteur Cornish.’

Donovan keek hem vermoeid aan. ‘Ga het nou niet verpesten, zeg. Je weet heel goed dat hij de meeste lof verdient. Hij is degene die heeft bedacht die foto’s van Broadbent nog eens te bekijken, die ons aanleiding gaven Jennings te arresteren. En hij kwam op het idee dat Jennings ergens iets verborg, en het is hem gelukt Heather Williams aan de praat te krijgen over de sportschool en Jennings’ vriend Daz.’

‘Dat zal wel,’ zei Turner nukkig.

‘Kom op, Simon. Jij hebt ook je steentje bijgedragen. Jij hebt Jennings gevonden. Zonder hem hadden we niets kunnen doen.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Mark zou hem natuurlijk veel sneller hebben gevonden, als hij die kans had gehad.’

‘Doe niet zo verbitterd. Dat past niet bij je. We zijn hier om iets te vieren.’ Ze hief haar glas. ‘Op jou, Simon. En dat meen ik.’

Hij zei niets. Misschien had hij het gevoel dat hij geen lof verdiende.

‘Hoe dan ook, het laatste wat Mark aan het doen is, is zelfgenoegzaam rondlopen. Hij zit nog met de moord in Holland Park. We hebben nog steeds geen idee hoe Rachel Tenison en Jennings elkaar hebben ontmoet, aangenomen dat hij de verantwoordelijke is.’

Turner haalde zijn schouders op alsof het hem niet interesseerde en nam nog een grote slok champagne.

‘Ze moeten elkaar in een van de bars waar zij naartoe ging zijn tegengekomen,’ ging Donovan verder. ‘Maar de enige manier waarop we het verband kunnen aantonen is de foto van Jennings bekendmaken in de media en maar hopen dat iemand hen samen heeft gezien.’

Turner zat naar zijn glas te staren alsof hij was betoverd.

‘Denk jij dat Jennings schuldig is?’ Nog steeds geen reactie. ‘Simon?’

Hij keek op en fronste zijn wenkbrauwen alsof ze zijn gedachten had onderbroken. ‘Sorry, ik was er even niet bij. Wat zei je?’

‘Ik vroeg of je denkt dat Jennings de moord in Holland Park op zijn geweten heeft.’

‘Hij is wel een voor de hand liggende kandidaat, hè?’ zei hij weinig enthousiast. ‘Maar ik zie het hem in geen miljoen jaar toegeven. Ik ben bang dat Mark ermee zal moeten leren leven dat er geen veroordeling komt.’

Ze besloot dat het tijd was over iets anders dan Mark te beginnen en wilde hem net vragen of hij honger had toen ze haar telefoon in de keuken hoorde rinkelen.

‘Wacht even,’ zei ze, en ze zette haar glas neer en rende naar de keuken. Ze greep de telefoon van de tafel en klapte hem open.

‘Hallo?’

‘Met Amanda Wade. Spreek ik met rechercheur Donovan?’

‘Ja. Fijn dat u terugbelt.’

Donovan liep naar de gang om pen en papier uit haar tas te pakken, en weer terug naar de keuken, waar ze aan de tafel ging zitten en uitlegde waarom ze haar wilde spreken.

‘Hoe lang heeft u in de galerie gewerkt?’

‘Maar vier maanden, tot vorig jaar kerst. Daarna ben ik gaan reizen.’

Ze had een meisjesachtig, hees Home-Countiesaccent, alsof ze zo van de hockeyvelden kwam. Donovan zag een kloon van de huidige galerieassistente voor zich, Selina, met glanzend blond haar, een minirok en eindeloze, bruine benen.

‘Waarom maar zo kort?’

‘Het was een uitzendbaan. Ik zou er maar een maandje of zo gaan werken, zolang ze geen vervanging hadden, maar ik ben er langer gebleven dan verwacht. Ik vond het er leuk en ze konden niet zomaar een ander vinden.’ Ze zuchtte diep. Donovan wilde net haar volgende vraag gaan stellen toen ze eraan toevoegde: ‘Ik vond Rachel aardig. Ze was een goede baas. Ik vind het vreselijk dat ze dood is.’

‘Ik begrijp dat u van slag bent, mevrouw Wade. Wilt u liever een andere keer praten?’

‘Nee hoor, het gaat wel. Zegt u het maar.’

‘We proberen erachter te komen met wie mevrouw Tenison omging, vooral welke mannen ze zag, in het bijzonder romantisch. We hebben op dit moment helaas maar heel weinig. Kunt u zich iemand herinneren die ze zag, of met wie ze praatte?’

Het was even stil voordat Amanda sprak. ‘Ze werd natuurlijk regelmatig door mannen gebeld. Maar behalve haar broer was er niemand in het bijzonder.’

‘Er moet toch wel iemand zijn geweest?’

‘Nou ja, misschien die journalist, Jonathan Nogwat.’

‘Bourne?’

‘Dat zou kunnen. Die belde weleens. Ze zei dat hij een vriend was...’

Donovan hoorde twijfel in haar stem. ‘We weten wie hij is,’ antwoordde ze.

Bourne was nog steeds een verdachte zonder alibi, maar als hij Rachel Tenison had omgebracht, was het niet duidelijk hoe hij aan de details over de dood van Watson was gekomen. ‘Kunt u verder nog iemand bedenken? Al is het maar een vage kennis? Iemand op de achtergrond?’

Er viel een korte stilte. ‘Nou, er was wel iemand. Ze zei over hem ook dat hij gewoon een vriend was. Dat hield ze heel nadrukkelijk vol, hoewel iedereen kon zien dat hij zijn ogen niet van haar kon afhouden. Hij is een paar keer naar de galerie gekomen, toen ik er niet was.’

‘Bedoelt u een cliënt?’

‘Hemel, nee. Die herken je meteen. En ze leek helemaal niet zo blij hem te zien. Elke keer dat hij kwam bonjourde ze hem zo snel mogelijk de deur weer uit, alsof ze het niet prettig vond dat hij er was, hoewel hij me heel aardig leek.’

Donovan vroeg zich af of het Jennings was, en vroeg: ‘Viel hij haar lastig?’

‘Toen niet, niet echt. Maar een andere keer wel. Er is een eetcafé, recht tegenover de galerie...’

‘Dat ken ik, ja,’ zei Donovan. Daar had ze met Minderedes koffiegedronken.

‘Nou, op een dag zag ik hem aan een tafeltje op het terras zitten. Hij zat naar de galerie te staren, heel opvallend. Ik zag hem van achter mijn bureau en vond het heel raar. Een beetje griezelig.’

‘Wist zij dat hij er was?’

‘Ik heb een tijdje afgewacht en toen hij maar bleef zitten ben ik naar haar kantoor gelopen en heb het verteld. Ze kwam naar boven om te kijken. Toen ze zag wie het was zei ze: “Maak je geen zorgen; die gaat wel weer weg”. Ze zei het op een toon die suggereerde dat het niet de eerste keer was.’

‘En is hij inderdaad weggegaan?’

‘Nee. Een halfuur later zat hij er nog en was nog steeds aan het kijken. Het was koud buiten, maar dat leek hem niet uit te maken. Er stond een kop koffie of iets dergelijks voor hem, maar ik heb hem er niet van zien drinken. Hij moet ijskoud zijn geweest, maar ze mochten niet bij hem afruimen. Ik ben nog een keer naar beneden gelopen om het te zeggen. Ik vond het echt griezelig.’

‘Waarom heeft u het niet tegen Richard Greville gezegd? Of de politie gebeld?’

‘Richard was er niet, dat weet ik zeker. Ik heb voorgesteld de politie in te schakelen, maar dat mocht niet van Rachel. Ze zei dat zij het wel zou afhandelen. Ze heeft haar jas aangetrokken en is naar buiten gelopen om met hem te praten.’

‘Heeft u gezien hoe dat ging?’

Donovan hoorde weer een aarzeling, en een zucht. ‘Nou, ik was wel nieuwsgierig, eerlijk gezegd. En ik maakte me zorgen, dus ik heb gekeken. Maar er gebeurde niets. Ze stak gewoon de straat over en zei iets tegen hem. Toen kwam ze terug naar de galerie en liep weer naar beneden.’

‘En wat deed die man?’

‘Die is nog heel even blijven zitten, en daarna is hij vertrokken.’

‘En hij is niet teruggekomen?’

‘Niet dat ik weet.’

‘Wanneer was dat?’

‘Net voordat ik vertrok. Begin december, denk ik.’

‘Kunt u hem beschrijven?’

‘Ja. Ja, dat kan ik wel. Hij was heel lang. Ik ben op hakken ongeveer een meter tweeënzeventig, maar hij torende boven me uit. Hij had heel kort lichtblond haar en heel bijzondere ogen. Heel opvallend.’

‘Op wat voor manier?’

‘Ze waren lichtblauw, zoals van die honden, husky’s.’

‘Weet u nog meer?

‘Ja, volgens mij zei hij dat hij politieman was, maar misschien vergis ik me.’

Donovans oog viel terwijl Amanda sprak op de ansichtkaart van Simon Turner. Ze wist ineens wat haar net had dwarsgezeten. Het was zijn handschrift: hetzelfde opmerkelijke, schuine handschrift dat ze op die kaart aan Rachel Tenison had gezien. Alleen de kleur inkt was anders. Dat had haar op het verkeerde been gezet. Ze herinnerde zich de woorden en de obsessieve, smekende toon. Het was net alsof iemand de radio op een andere zender zette en of ze in plaats van ruis ineens alles glashelder hoorde.

Haar adem stokte in haar keel. ‘Een politieagent?’ Ze hoorde het zichzelf nauwelijks zeggen.

‘Ja. Of een rechercheur,’ babbelde Amanda in de verte. ‘Toen ik zei dat ik de politie wilde bellen, begon Rachel te lachen, en ze zei dat dat geen zin had. Ze zei dat het als water naar de zee brengen zou zijn. Misschien bedoelde ze wel dat hij privédetective was en dat hij haar in de gaten hield.’

‘Weet u zijn naam nog?’ Simon. Simon Turner. Terwijl ze wachtte tot Amanda antwoord zou geven, bedacht ze dat hij op luttele meters afstand van haar zat, in de andere kamer, met zijn champagne. Wat moest ze in vredesnaam doen? Ze hield met bevende hand de telefoon tegen haar oor en leunde tegen de muur alsof ze steun zocht. Ze moest zich rustig houden tot ze het telefoontje kon beëindigen.

‘Nee. Ik weet zeker dat hij die nooit heeft genoemd.’

‘Maar zou u hem wel kunnen identificeren, als u hem zag?’

‘Ik denk het wel, hoewel ik niet weet of ik hem eruit zou pikken in een kamer vol Scandinaviërs.’

‘Heeft u enig idee hoe ze elkaar hebben leren kennen?’

‘Nee. Wacht even.’ Donovan hoorde een mannenstem op de achtergrond en toen klonk Amanda weer. ‘Het spijt me, maar er zijn net cliënten binnengekomen en ik moet afsluiten. Wilde u verder nog iets weten?’

‘Ik denk dat we voor nu genoeg hebben. We hebben dit wel zwart op wit nodig. U wordt morgen gebeld door een van mijn collega’s.’

Ze probeerde zich te concentreren op waar ze nu mee bezig was, bedankte Amanda en beëindigde het gesprek.

Toen ze de telefoon dichtklikte, hoorde ze Turners stem recht achter zich.

‘Ik kwam je glas even bijvullen.’

Ze draaide zich om en staarde hem aan.

Hij droeg de fles en zijn glas, dat hij al had bijgeschonken. ‘Sorry, ik wilde je niet laten schrikken,’ zei hij, en hij zette de fles op tafel. Hij bestudeerde haar gezicht.

‘Gaat het wel, Sam? Je ziet eruit of je een spook hebt gezien.’

33

Donovan voelde zich alsof alle lucht uit haar was geperst en staarde daas naar Turner. Ze kon niet helder nadenken. Kon niet helder uit haar ogen kijken. Beelden van Holland Park en Rachel Tenisons lichaam, geknield in de sneeuw, flitsten door haar hoofd, gevolgd door de foto’s die ze uit het dossier van Catherine Watson had gezien; Turners zaak.

‘Wat is er, Sam? Zeg het maar.’

Zijn stem trok haar terug naar het hier en nu. Ze bestudeerde de vriendelijke, bekende gelaatstrekken en nam zijn blik van oprechte warmte en bezorgdheid in zich op. Simon Turner een moordenaar? Was dat mogelijk? Er moest een andere verklaring voor zijn.

‘Wat is er toch?’ vroeg hij nogmaals.

‘Ik weet het, van jou en Rachel Tenison.’ Ze zag dat hij een kleur kreeg, dat zijn spieren zich aanspanden, dat zijn vreemd bleke ogen zich tot spleetjes samenknepen.

‘Oké.’ Hij nam een slok champagne en zette zijn glas neer. Hij haalde een pakje sigaretten uit zijn borstzakje en stak er een op, staarde haar bedachtzaam aan. ‘Je bent een slimme dame, mevrouw Donovan. Ik snap alleen niet hoe je erachter bent gekomen. Ga je het me vertellen?’

Zijn toon was bijna blasé en dat raakte haar. Hij probeerde het tenminste niet te ontkennen. Ze dacht terug aan wat hij nog maar twee maanden daarvoor op de ansichtkaart aan Rachel Tenison had geschreven, aan de wanhopige toon: Ik zie overal je gezicht en moet constant aan je denken. Waarom bel je niet terug?

‘Je was verliefd op haar, hè?’

Hij blies een wolk rook in de lucht. ‘Ja. Heel erg. Hoezo, maakt dat uit?’

‘Jezus, Simon,’ schreeuwde ze. ‘Natuurlijk maakt dat uit. Wat is er gebeurd?’

Hij zuchtte en trok een stoel onder de tafel vandaan, ging er achterstevoren op zitten en legde zijn armen op de rugleuning. ‘Het is heel eenvoudig. Het ging thuis niet goed. Ik zal niet op de details ingaan, maar je kunt je wel voorstellen...’ Hij keek haar aan, op zoek naar bevestiging, maar ze staarde hem alleen maar aan. Hij slaakte nog een diepe zucht. ‘Op een avond sprak ik iemand in Notting Hill over een zaak waarmee ik toen bezig was. Tegen de tijd dat ik klaar was, was het laat, en ik was doodmoe. Zoals op de meeste avonden had ik geen zin om naar huis te gaan... ik wilde Nina eerlijk gezegd niet onder ogen komen. Dus ben ik ergens wat gaan drinken. In een tentje op weg naar het metrostation, waar ik een borrel voor mezelf heb besteld. Rachel zat aan de bar, we raakten aan de praat en hebben samen wat gedronken.’

Hij nam met fronsend voorhoofd nog een trekje van zijn sigaret, alsof de herinnering pijnlijk was. ‘Verbijsterend, hoe gemakkelijk je met een vreemde praat,’ ging hij na een korte stilte verder. ‘Vooral als je gedeprimeerd en moe bent. Dan lijkt iedereen zo benaderbaar, en ze was mooi. Beeldschoon, eerlijk gezegd. Ze had een strak zwart topje aan... nou ja, ze zag er echt heel goed uit. En ze rook ook zo lekker, droeg altijd hetzelfde parfum. Iets zoets, een of andere bloem. Nadien rook ik het nog op mijn kleren. Hoe dan ook, ze luisterde naar me. Ik denk dat ik eenzaam was, en zij ook. De rest kun je zelf wel invullen.’

‘Jezus, je doet alsof het heel eenvoudig is.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Niet echt. Zoals gebruikelijk was ik weer veel te impulsief. Om te beginnen was ik gewoon op zoek naar iets om even niet aan thuis te hoeven denken. Afleiding, als je het zo wilt noemen. Iets om de dag op te fleuren.’

‘Was dat alles wat het was?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Weet je, het was het eerste beetje opwinding en aandacht dat ik in lang had gehad. Ik ging er niet van uit dat het verder zou gaan. Ik werd erdoor overrompeld. Voor ik het wist zat ik er middenin en had ik er geen controle meer over. Ik was verslaafd, echt verslaafd. Ik zou alles voor haar hebben gedaan. Maar hoe meer ik haar wilde, hoe minder geïnteresseerd zij in mij was. Zo gaat dat soms.’ Hij staarde haar door een waas van rook aan.

Ze zag hem al helemaal voor zich, overrompeld door een golf van emotie, gevangen en in een trance, blind voor de signalen, wanhopig, idealistisch volhardend waar een ander allang had opgegeven.

‘Is dat waarom Nina bij je is weggegaan?’

‘Nee. Ze weet het niet, van Rachel. Ze is opgestapt om haar eigen leven op een rijtje te krijgen, dat is tenminste wat ze zei. Ik heb je al verteld dat ik dacht dat ze een ander had.’

Ze dacht terug aan wat Karen Feeney had gezegd: ‘Ze heeft helemaal geen ander, dat heeft Simon verzonnen.’ Ze vroeg zich nu af of Turner al die tijd tegen haar had gelogen over wat er tussen hem en Nina was gebeurd, en of hij nu ook loog.

Turner nam nog een diepe hijs van zijn sigaret en stond op. Hij zette de stoel opzij en kwam op haar af. ‘Luister, ik ben niet trots op wat ik heb gedaan. Ik weet dat het fout was, maar ik boet er al heel lang voor. Jezus, ze heeft het me wel ingewreven. Ik moest altijd aan haar denken en ik dacht dat ik gek werd van verlangen. Ik probeerde met haar af te spreken, maar ze nam mijn telefoontjes niet aan, wilde niet met me praten. Ze behandelde me als een hondendrol die ze van haar schoen moest schrapen.’

Ze zag hem voor zich aan het tafeltje op dat terras, wanhopig wachtend tot hij een glimp van Rachel zou opvangen. Ze zag voor zich hoe ze naar buiten kwam en iets wreeds en pijnlijks zei dat hem deed afdruipen. Ze zou hem niet hebben gespaard. Ze zou meedogenloos zijn geweest. Er was geen discussie, geen ruzie. Hij onderging zijn straf gewoon alsof hij niets beters verdiende.

‘En de laptop en de telefoon? Je bent naar haar flat gegaan en hebt ze meegenomen.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat heb ik niet gedaan.’

‘Lieg niet, Simon. Natuurlijk wel. Je probeerde je sporen uit te wissen.’

‘Dat was ik niet, dat zweer ik. Ja, ik heb Rachel sms’jes gestuurd en ik heb haar gebeld. Ik heb er zelfs speciaal een telefoon voor gekocht, zodat Nina er niet achter zou komen. Maar ik heb haar nooit gemaild. Dat wilde ze niet, en ik was bang dat een bemoeial op het bureau het zou ontdekken.’

Misschien had hij Rachel Tenisons flat in de gaten gehouden. Hij moest hebben geweten dat er die nacht iemand bij haar was en misschien had hij Bourne de volgende ochtend vroeg wel zien vertrekken. Hij moest hebben staan wachten toen ze het pand uit kwam om te gaan joggen en haar het besneeuwde park in zijn gevolgd. Misschien had hij alleen met haar willen praten en wilde ze niet luisteren. Misschien had ze hem geprovoceerd, had ze hem zo kwaad of jaloers gemaakt dat hij haar had vastgepakt om haar te laten stoppen. Of misschien was het idee dat een ander haar had te ondraaglijk.

‘Liz Volpe heeft jou in het park gezien, hè?’

Turner leek haar niet te horen. Hij inhaleerde meer rook en leek zichzelf te verliezen in zijn gedachten. Hij pakte zijn glas van tafel en nam nog een grote slok champagne, staarde naar de bubbels die in het glas borrelden, alsof hij een andere wereld in keek.

‘Geef antwoord, Simon. Die rozen waren van jou, hè?’

Hij keek op. ‘Een onnadenkend, sentimenteel gebaar, ik weet het. Maar ik voelde me er wel iets beter door.’

‘Iets beter? Je voelde je toch wel schuldig? Je had toch wel wroeging?’

‘Nee. Ik heb geen spijt. Ik hou nog steeds van haar, stomme idioot die ik ben. Verblind door liefde.’

Hij had zijn sigaret helemaal opgerookt, liep naar de gootsteen en hield de peuk even onder de waterstraal voor hij hem in de prullenbak gooide. Hij draaide zich om.

‘Het spijt me, Sam. Ik weet dat ik je over Rachel had moeten vertellen, maar het leek me beter van niet. Ik wist dat je niet voor me zou liegen en ik wilde niet dat iedereen het zou weten. Ik moet hier zelf op de een of andere manier in het reine mee zien te komen. Begrijp je dat?’

Ze staarde hem diep geschokt aan, had nog steeds moeite te verwerken dat hij zo’n ongelooflijk gebrek aan medeleven toonde en dat hij zoiets gruwelijks had gedaan. Hij was de controle kwijt. Hij was labiel. Het moest een ongeluk zijn geweest, iets wat in het heetst van de strijd was gebeurd, toen hij zoals altijd in de greep was van zijn emoties. Ze kon zich niet voorstellen dat hij iemand in koelen bloede zou vermoorden, laat staan de vrouw van wie hij hield.

‘Als je denkt dat je dit alleen kunt oplossen, of dat je Jennings ervoor kunt laten opdraaien, ben je gek,’ schreeuwde ze. ‘Ik ga nu meteen Mark bellen.’

Haar telefoon lag achter haar op tafel en ze reikte ernaar.

‘Leg neer,’ zei hij fel, en hij kwam op haar af. ‘Alsjeblieft, Sam. Wacht. Laten we het er eerst over hebben. Waarom moet Mark het weten? Dat verandert niets.’

Ze had de telefoon in haar hand en aarzelde, zag weer in flitsen voor zich wat er moest zijn gebeurd. Ja, het moest een ongeluk zijn.

‘Leg alsjeblieft de telefoon neer, Sam,’ herhaalde hij, feller en harder.

De woorden drongen tot haar door en ze voelde zich voor het eerst bang. Hij ging haar niet laten bellen. Hoe kon ze zich zo in hem hebben vergist? Ze had de telefoon nog vast, maar liet haar hand naast haar zij zakken en slikte iets weg. ‘Als je denkt dat ik je ga dekken... als je denkt dat ik voor je ga liegen, ben je gek.’ Ze zocht naar woorden. ‘Ik weet zeker dat je niet van plan was haar te vermoorden...’

‘Haar vermoorden? Ik?’ Hij fronste zijn wenkbrauwen en zijn mond viel open. ‘Denk je dat ik haar heb vermóórd?’ Hij reikte naar haar uit.

‘Raak me niet aan,’ zei ze. Ze deed een stap achteruit en stootte tegen de tafel.

‘Jezus, je meent het echt, hè? Je denkt dat ik het heb gedaan! Je denkt verdomme dat ik haar heb omgebracht! Sam, dat meen je niet.’

Hij schudde ongelovig zijn hoofd, reikte naar zijn glas en dronk het in één teug leeg. Hij knalde het op tafel. ‘Hoe kun je nou denken dat ik Rachel heb vermoord?’

‘Het hele plaatje klopt.’

Hij wreef met zijn handen over zijn gezicht. ‘Jezus, niets klopt, Sam. Geloof me.’

‘Lieg niet.’

Hij liep met uitgestrekte handen op haar af. ‘Luister,’ zei hij, en zijn gezichtsuitdrukking verzachtte even. ‘Ik zou tegen jou nooit liegen. Ik heb haar niet vermoord. Hoezeer ik haar ook haatte om hoe ze me behandelde, ik hield nog steeds van haar.’

De emotie in zijn stem raakte haar en ze begon aan zichzelf te twijfelen. ‘Als je haar niet hebt vermoord, waarom heb je alles dan geheimgehouden? Waarom heb je niemand verteld dat jullie minnaars waren?’

‘Vanwege Nina. Na alles wat ze heeft moeten doorstaan wilde ik niet dat zij het wist. Ik was bang dat ze het niet zou aankunnen. En ik dacht dat er nog een kans was dat we het zouden bijleggen, dat we opnieuw konden beginnen.’

‘Dat is gelul.’

‘Ik ben misschien een idioot, maar het is de waarheid.’

‘Je was vast blij dat Steele je erbij haalde, of heb je dat zelf zo geregeld?’

‘Absoluut niet! Hoe kun je dat zeggen? Dat was wel het laatste wat ik wilde, dat ik op de een of andere manier bij de moord op Rachel zou worden betrokken. Het was een kwelling om te moeten aanhoren wat er was gebeurd, om het dossier te moeten lezen, de foto’s te moeten bekijken. Stel je voor.’

‘Dat kan ik niet.’

Hij deed nog een stap naar haar toe. ‘Jezus, Sam. Hoe kun je nou denken dat ik haar heb vermoord?’ Zijn ogen boorden in haar.

Ze gaf geen antwoord. Ze wist niet wat ze moest doen, wat ze moest zeggen. Hij zou haar toch niets aandoen?

‘Denk na, Sam. Je kent me. Waarom zou ik haar vermoorden? Waarom in godsnaam?’

‘Je was jaloers, geobsedeerd,’ zei ze, en ze deed zijdelings een stap van hem vandaan. ‘Je wilde niet dat een ander haar zou hebben.’ Het had geen zin te proberen te vluchten; ze had geen schijn van kans. Haar enige hoop was dat Claire zou thuiskomen.

‘Nee. Zo was het niet.’

Hij reikte zonder waarschuwing naar haar uit en greep haar bij haar polsen, trok haar naar zich toe en pinde haar met zijn gewicht tegen de tafel. De telefoon viel uit haar hand en kletterde op de vloer.

‘Kijk me eens aan, wil je? In godsnaam, Sam, je moet me vertrouwen. Alsjeblieft.’ Hij tilde haar bijna op terwijl hij tegen haar praatte.

‘Je doet me pijn,’ schreeuwde ze. ‘Laat me los.’

Zijn gezicht glinsterde van zweet en hij stond zo dichtbij dat ze een zure zweem van champagne en sigaretten rook. Ze vroeg zich af of hij haar angst rook. Ging hij haar slaan? Zou hij haar ook proberen te vermoorden, om haar ervan te weerhouden te praten? Ze probeerde zich los te wrikken, maar hij was veel te groot en sterk.

‘Je moet me geloven,’ zei hij, en hij had haar hand nog steeds vast. ‘Ik heb er niets mee te maken.’

Ze dacht aan het gedicht. Professor Spicer had het een liefdesgedicht genoemd. Hij had het voor het eerst gezien in de flat van Catherine Watson. Misschien dat Rachel Tenison hem aan haar had doen denken door wat ze hem met haar had laten doen. Misschien had hij er zelfs van genoten. Dat moest zijn wat hem op het idee had gebracht om de moord aan de onopgeloste zaak-Watson te verbinden.

‘Vertel eens over dat gedicht,’ zei ze in de hoop wat tijd te rekken. ‘Raakte het een gevoelige snaar? Betekende het iets voor je?’

‘Jezus, ik geloof mijn oren niet,’ schreeuwde hij, zijn gezicht luttele centimeters van dat van haar. ‘Ik heb toch gezegd dat ik me dat ding niet eens uit de flat van Catherine Watson kan herinneren? Dat was geen leugen. Luister alsjeblieft naar me. Ik heb Rachel Tenison niet vermoord.’ Hij schudde haar bij elk woord dat hij uitsprak.

Ze kneep haar ogen dicht en wachtte op de klap.

‘Luister nou, stom mens dat je bent. Ik heb een alibi. Hoor je me? Ik heb een alibi.’

Het duurde even voordat de woorden tot haar doordrongen. Ze deed verbijsterd haar ogen open. Tranen stroomden over haar wangen terwijl ze hem aankeek. Zijn gezicht was knalrood en hij leek compleet de kluts kwijt.

‘Ja. Ik heb een godvergeten waterdicht alibi.’

Hij liet haar handen los en duwde haar van zich af. Ze verloor haar balans en viel tegen de tafel. Hij pakte de fles eraf en begon eruit te drinken alsof hij ongelooflijke dorst had. De champagne droop over zijn kin en hals.

Ze ging moeizaam rechtop staan en trok zich terug in een hoek van de ruimte, wreef over haar polsen, niet in staat haar blik van hem af te wenden. ‘Ik geloof je niet.’

Hij keek op. ‘Nou, je zult wel moeten,’ zei hij terwijl hij de fles in een hand hield en zijn mond met de rug van zijn andere droogwreef. ‘Als je maar niet slecht over me gaat denken.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Als je me maar niet gaat veroordelen, oké? Ik was er echt heel, heel slecht aan toe. Ik ben de avond voor Rachel stierf terug geweest naar die bar, in de hoop haar te zien; ik wilde het uitpraten. Ik heb er die hele week en de week ervoor bijna elke avond gezeten. Ik ben nauwelijks thuis geweest, alleen om te slapen. Zoals ik al zei weigerde ze met me te praten of me terug te bellen. Ik wist dat het voorbij was, maar ik wilde haar laten weten hoe ik me voelde, hoeveel pijn ze me had gedaan, dat het verkeerd is om iemand zo te behandelen. Hoe dan ook, ik ben er weer naartoe gegaan, maar ze was er niet. Ik heb wat gedronken, waarschijnlijk te veel, en raakte aan de praat met een vrouw aan de bar. En ik ben met haar naar huis gegaan, nou goed?’ Hij haalde zijn schouders op alsof het onontkoombaar was. ‘Een geluk bij een ongeluk, hè?’

‘Geluk?’

‘Ze kan me een alibi verschaffen.’

Was dat ook gelogen? ‘Weet je dat heel zeker?’

Er ging een zweem van een glimlach over zijn gezicht. ‘Ja, ze weet het nog wel. We hebben het leuk gehad.’

Ze wilde hem keihard in zijn gezicht slaan, die opschepperige grijns eraf meppen, en haar hoofd tolde nog van twijfel.

Hij zette de fles neer, liep weer naar haar toe en pakte haar slappe handen vast. Er dropen druppeltjes zweet over zijn gezicht. ‘Sam, luister alsjeblieft. Voor de laatste keer: ik heb Rachel echt niet vermoord. Je hebt geen idee hoe het voor me was om alles stil te moeten houden, om er met niemand over te kunnen praten. Wat ik ook voor stomme, stomme dingen heb uitgehaald, ik ben geen moordenaar. Je moet me geloven.’

Sam wist het niet zeker, maar als hij echt een alibi had... Maar misschien loog hij. Haar hoofd tolde. Ze kon niet helder nadenken.

Hij keek haar nog steeds aan, bestudeerde haar, probeerde haar reactie in te schatten. ‘Geloof me alsjeblieft, Sam. Ik zou nooit iemand kunnen vermoorden.’

Hij staarde haar zo wanhopig aan dat het onmogelijk was niet met hem mee te leven, ook al was ze er nog steeds niet van overtuigd dat hij de waarheid sprak.

‘Geloof je me?’

‘Ik weet niet wat ik moet geloven.’

‘Geloof dit dan.’ Hij boog zich zonder waarschuwing voorover en probeerde haar te zoenen.

‘Simon, hou op,’ schreeuwde ze, en ze trok haar hoofd weg en duwde haar vuisten tegen zijn borstkas. ‘Dat maakt het niet beter en dat weet je.’

‘Misschien dat ik me dan beter ga voelen.’

‘Daar gaat het niet om,’ zei ze met walging in haar stem. Hij leek in zijn wanhopige toestand gedreven door het moment, niet in staat iets goed te overdenken, volledig door zichzelf in beslag genomen. Hij was net een kind.

Hij haalde zijn schouders op en draaide zich om, greep de theedoek van het handvat van de oven en veegde zijn gezicht ermee af.

‘Nou, bedankt voor het luisteren.’ Hij sprak op een toon alsof de kous daarmee af was. ‘Dan ga ik maar.’

‘Je moet het aan Mark vertellen.’

‘Nee. Het gaat hem geen moer aan.’

‘Het moet, Simon.’

‘Echt niet. Dat kost me mijn kop.’

‘Je hebt geen keus.’

‘Jawel hoor. En die heb ik al gemaakt. Hij heeft Jennings. Hij heeft zijn moordenaar. Ze hoeven niets te weten over mij en mijn smerige verhoudinkje.’

‘Je moet de waarheid vertellen.’

‘Nee. Dat zou mijn ondergang zijn. Is dat wat je wilt?’ Hij staarde haar kwaad aan.

‘Waarom zou het je ondergang zijn? Je hebt alleen informatie achtergehouden. Zoals je al zei heeft het geen gevolgen voor het onderzoek. We weten wie de moordenaar is. Als je uitlegt dat je je huwelijk probeerde te redden, begrijpen ze dat misschien wel.’

Hij schudde wild zijn hoofd en begon met zijn handen in zijn zakken door de keuken te ijsberen. ‘Misschien dat ik de gevangenis niet in hoef, maar ik zou het bij Moordzaken verder wel kunnen schudden. En wie wil me dan nog? Vertel dat me maar. Zie je me al in een uniform achter een bureau zitten? Ik dacht het niet.’

‘Wat er ook gebeurt, dat is wat je moet doen.’

‘Nee.’

‘We gaan nu naar Mark. Je hebt te veel gedronken om nog te rijden.’

Hij staarde haar razend aan. ‘Waarom? Waarom moet dat?’

‘Dat hoef ik je niet te vertellen. Dat weet je zelf ook. En als je niet met hem wilt praten, moet je naar Carolyn Steele. Je moet het vertellen.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik ga niet.’

‘Als je onschuldig bent, als je niets met de moord op Rachel Tenison hebt te maken, is dat wat je gaat doen.’

‘Nee. Het is te laat. Bedankt voor de gastvrijheid en zo. Je wilt me vast graag de deur uit hebben, dus dan ga ik maar. Ik heb nog een borrel nodig.’

Hij draaide zich voordat ze hem ervan kon weerhouden om en liep de gang in. Ze rende achter hem aan, greep hem bij zijn arm toen hij stilstond om de voordeur open te doen. Hij schudde zich van haar af alsof ze niets meer was dan een irritante vlieg. Hij rukte de deur open en marcheerde naar buiten en het pad af.

‘Simon, wacht. Kom terug.’

Hij stond al bij het hek. Ze rende naar hem toe en hij knalde het hek voor haar neus dicht, hield het vast zodat ze er niet langs kon.

‘Ik heb veel voor je over, Sam. Maar dit niet.’

Ze sloeg haar armen om zichzelf heen; ze rilde. ‘Je weet dat het verkeerd is. Dat weet je.’

‘Misschien. Maar het is wat ik moet doen.’

‘Dat geloof ik niet! Je plaatst me in een vreselijke positie.’

‘Daar kan ik niets aan doen, Sam. Zoals je weet ben ik gek op je, en ik ben dankbaar voor alles wat je voor me hebt gedaan. Maar dit moet ik alleen oplossen. Zo moet het zijn.’

Voordat ze iets kon tegenwerpen leunde hij over het hek heen en zoende haar vol op haar mond.

‘Bedankt voor alles.’ Toen draaide hij zich om en beende weg.

‘Als ik over een halfuur nog niets van je heb gehoord bel ik Mark, begrepen?’ schreeuwde ze achter hem aan. ‘Een halfuur. Hoor je me?’

Ze dacht dat ze hem zijn schouders zag ophalen, maar hij liep door en keek niet om.

Toen hij om de hoek verdween liep Donovan onwillig terug naar binnen en deed de deur dicht. Haar armen en benen voelden als elastiek en ze moest even zitten. Zij had ook een borrel nodig. Ze liep naar de woonkamer en Simons woorden weerklonken in haar hoofd; ze wist nog steeds niet wat ze moest geloven.

Haar halflege glas rode wijn stond nog op de salontafel, maar daar had ze geen zin meer in. Ze had behoefte aan iets sterkers. Ze liep naar het dienblad met sterkedrank op de kast in de hoek van de kamer en bestudeerde de kleine verzameling flessen met felgekleurde vloeistof erin. De meeste waren in een opwelling door Claire op vakantie aangeschaft. Er stond niets aanlokkelijks tussen, tenzij je wanhopig was of van mierzoete likeur hield, wat zij niet deed. De enige andere optie was de fles whisky die Turner had meegenomen, waar verrassend genoeg nog een paar centimeter in zat. Ze was niet dol op whisky, maar het was beter dan niets.

Ze vroeg zich af hoe lang ze hem zou geven voordat ze Tartaglia zou gaan bellen, vulde in de keuken een glas met ijs en schonk een flinke borrel voor zichzelf in. Toen ze hem naar haar mond bracht en de sterke, turfachtige geur opsnoof, hoorde ze de voordeurbel.

Hij was godzijdank zo slim om terug te komen, hoewel ze hem eigenlijk niet wilde zien. Ze zette haar glas neer en ging de deur opendoen, maar het was Simon Turner niet.

34

Nina stond in de portiek, het licht aan het plafond wierp een schaduw over haar gezicht.

‘Nina.’

‘Mag ik binnenkomen? Ik vind dat we moeten praten.’

Ze had haar werkkleding nog aan, en ze zag er met haar strak naar achteren getrokken paardenstaart gespannen en vreemd bleek uit, haar donkere ogen leken diepe vegen in haar gezicht. Er was iets mis.

‘Ik wilde net naar bed gaan,’ antwoordde Donovan, die haar verrassing niet kon verbergen. ‘Wat kom je doen?’

‘Ik wil met je over Simon praten.’

‘Simon?’ Ze bestudeerde de strakke, harde lijnen in Nina’s gezicht en vroeg zich af wat er was. ‘Mag dat een andere keer? Ik ben ontzettend moe.’

‘Nee, Sam. Het kan niet wachten. Mag ik alsjeblieft binnenkomen?’

Donovan was toch wel nieuwsgierig waarom Nina haar zo dringend wilde spreken en deed een stap opzij om haar binnen te laten. Ze liep achter Nina aan de woonkamer in.

‘Zijn favoriete merk, zie ik,’ zei Nina scherp terwijl ze haar tas op de salontafel naast Turners fles whisky zette.

Donovan sloeg haar armen over elkaar en hoopte maar dat dit niet lang ging duren. ‘Waar wil je het over hebben?’

‘Hoeveel heeft hij je verteld?’

‘Waarover?’

‘Over ons. Over ons huwelijk.’

‘Niet zoveel,’ zei ze verbaasd. Ze wist niet wat ze moest zeggen of wat Nina verwachtte.

Nina knikte. ‘Typisch. Daarom ben ik hier. Ik dacht dat je misschien niet wist hoe het zat. Heeft hij je verteld dat ik naar hem terugga?’

Donovan zette haar handen op haar heupen en zuchtte. ‘Luister, ik begrijp niet waarom je het er met mij over wilt hebben. Dat is tussen jullie en gaat mij niets aan.’

Nina werd rood en haalde diep adem, alsof ze het ergens heel moeilijk mee had. ‘Wil je alsjeblieft niet tegen me liegen, Sam? Ik heb jullie net samen gezien. En hij was hier laatst ook. Ik weet wat er aan de hand is.’

Donovan schudde vermoeid haar hoofd. Dus daar ging het over. Nina was jaloers. Maar hoe wist ze in vredesnaam waar Turner was geweest? Ze woonden toch niet samen? Misschien had hij iets gezegd en niet beseft hoe het klonk.

‘Er is niets aan de hand,’ zei ze kalm. ‘Je hoeft je nergens zorgen om te maken.’

‘Ik dacht al dat je dat zou zeggen. Mag ik even gaan zitten? Ik heb de hele dag gestaan.’

‘Ik vind echt dat je hier niet zou moeten zijn.’

‘Ik ben nog niet klaar,’ zei Nina, die op het randje van de bank ging zitten en haar rok gladstreek. ‘Weet je wat zo grappig is,’ zei ze terwijl ze met een beschuldigende vinger wees, ‘jij bent de laatste achter wie ik dacht dat hij aan zou zitten.’

‘Luister. Ik zie dat je van streek bent, maar hij zit niet achter me aan. Hij was hier voor het werk.’

‘Hij kwam met een fles champagne en ik zag hem je net zoenen. En ga me nou niet vertellen dat het een vriendschappelijk kusje was, want ik heb het gezien en de blik in zijn ogen sprak boekdelen.’

Donovan voelde dat ze een kleur kreeg. ‘Je hebt het mis, echt. Het stelt niets voor.’

‘Misschien niet voor jou, maar hoe denk je dat ik me voel? Ik ben met hem getrouwd.’ Nina’s stem klonk schril en hoog, en Donovan zag de verbitterde blik in haar ogen.

‘Waarom was jij hier? Bespioneer je hem?’

‘Ik moet weten wat hij van plan is. Ik wil weer naar hem terug en onze relatie nog een kans geven, maar als hij wat met jou heeft, schiet dat niet op.’ Ze bestudeerde haar lange roodgelakte nagels even en keek toen weer naar Donovan. ‘Je bent een prima mens, Donovan. Ik heb je altijd gemogen. Ik ben hier om te vragen of je hem wilt opgeven.’

Ze had tranen in haar ogen en Donovan voelde met haar mee. Het moest haar heel wat moed hebben gekost om haar trots in te slikken en hiernaartoe te komen. ‘Ik heb niets op te geven. Maar als je zoveel voor hem voelt, waarom heb je hem dan in de eerste plaats verlaten? Ik heb gehoord dat je een ander hebt.’

Nina keek haar verbijsterd aan. ‘Ik? Nee. Is dat wat Simon zegt?’ Ze schudde haar hoofd alsof ze het niet kon geloven. ‘Weet je, hij zegt alles om zijn zin te krijgen. Ik denk weleens dat hij niet eens weet wat de waarheid is. Hij is degene die mij heeft verlaten.’

‘Maar jij bent opgestapt.’

‘Ja, maar vraag je maar eens af waarom. Nadat ik onze baby had verloren voelde ik me eenzamer dan ooit. Ik zag hem nauwelijks. Hij had natuurlijk de gebruikelijke excuses over werk en zo. Maar hij zat gewoon liever in de pub met zijn vrienden dan bij mij. Het was net alsof hij niets meer met me te maken wilde hebben.’

Donovan kon zich niet voorstellen dat Turner zo gevoelloos zou doen. Hij was impulsief, onnadenkend misschien, maar niet wreed. Ze herinnerde zich wat hij had gezegd over Nina’s depressie. Over hoe ze de controle was kwijtgeraakt, over hoe buitengesloten hij zich voelde. Elk verhaal had twee kanten. Ze keek naar Nina, met haar starende donkere ogen en haar gespannen mond met dunne lippen, haar handen strak ineengestrengeld op schoot, en kreeg de indruk dat ze op het randje balanceerde, dat ze op het punt stond in te storten.

‘Het spijt me, ik...’

‘Ik hoef je medelijden niet,’ onderbrak Nina haar fel. ‘Ik vertel het omdat je moet weten hoe hij is.’

‘Heus, Nina. Dit doet ons allebei geen goed. Wil je nu alsjeblieft gaan?’ Ze liep naar de deur en hield hem open, maar Nina vertrok geen spier.

‘Wil je niet weten waarom ik ben weggegaan?’ Ze ving Donovans blik en glimlachte zwakjes. ‘Hij had een verhouding. Ik herkende de signalen. Ik had het al met iemand anders meegemaakt. Als ik Simon zag, als hij de moeite nam om thuis te komen, tenminste, was hij ergens anders met zijn hoofd. Hij was door haar geobsedeerd. Ik rook haar parfum af en toe op hem en heb eens een streng haar van haar om een knoopje van zijn overhemd gevonden. Hij was zo slordig; bijna alsof hij wilde dat ik erachter kwam. Het was net alsof ik er niet meer was, alsof ik onzichtbaar was. Daarom heb ik besloten te vertrekken. Het was het enige wat ik kon bedenken in een poging om hem tot inkeer te laten komen.’

Donovan schudde verdrietig haar hoofd, dacht aan hen samen en aan wat Turner eerder had gezegd over Rachel Tenison. ‘Ik hou nog steeds van haar, stomme idioot die ik ben. Verblind door liefde.’ Wat een afschuwelijke situatie. Haar hart ging uit naar Nina, hoewel ze duidelijk misleid was. Niets zou Turner tot inkeer laten komen op de manier waarop zij het wilde. Ze was hem kwijt.

‘Je moet dit niet vertellen,’ zei ze zacht. Ze voelde zich een indringer, tussen hen in gevangen.

‘Misschien niet, maar ik hou vreselijk veel van hem. Ik wil hem vergeven en ik wil hem terug. Dus vraag ik jou om hem alsjeblieft met rust te laten. Hij betekent niets voor je. Je kunt zo een ander vinden.’

‘Ik sta je echt geen strobreed in de weg, Nina. Echt niet.’

‘Maar jij moet het zijn. Ik weet dat hij niemand anders ziet. Die andere vrouw is nu buiten beeld, maar hij zegt dat hij wil scheiden.’

‘Dus je weet het van Rachel Tenison. Je wist wie ze was en dat hij een relatie met haar had. Heeft hij het je verteld?’ Ze bestudeerde Nina’s donkere ogen op een reactie.

Nina lachte bitter. ‘Hij heeft het me niet verteld, maar ja: ik wist het. Rachel. Rachel. Hij bleef haar naam maar herhalen in zijn slaap. Het was niet moeilijk erachter te komen waar hij naartoe ging en wie hij zag. Maar het was geen relatie. Het was alleen seks. Zo is Simon, zoals zo veel mannen. Hij heeft nooit echt om haar gegeven.’

‘Godallemachtig, jij was de forensisch coördinator,’ zei ze, en ze zag Nina voor zich; hoe ze die ochtend over de besneeuwde parkeerplaats van Holland Park had gelopen. Ze had er volkomen rustig uitgezien. ‘Waarom heb je toen in godsnaam niet meteen iets gezegd?’

‘Dat kon niet. Het was zondag. Tracey had zich ziek gemeld en ik was de enige andere dienstdoende coördinator. Wat moest ik dan? Die zaak afwijzen? Haar daar zo laten liggen? Het heeft geen invloed gehad op hoe ik mijn werk heb gedaan.’

‘Je had toch iets moeten zeggen. Er had iemand anders bijgehaald moeten worden, hoe lang dat ook had geduurd.’

‘En mijn vuile was voor de hele wereld buitenhangen? Me door iedereen laten uitlachen omdat mijn echtgenoot niet met zijn poten van andere vrouwen kan afblijven?’

‘Niemand zou je hebben uitgelachen,’ antwoordde Donovan, verbijsterd over de rare situatie. ‘Maar je bent naar het park geweest en hebt haar hele flat overhoop gehaald. Je bent daar dagen binnen geweest. Hoe...’

‘Hoe het me is gelukt?’ vroeg Nina. ‘Hoe ik daar aan het werk kon blijven terwijl ik hem in die flat voor me zag, bij haar, met zijn tweeën in dat grote bed van haar terwijl ze samen dingen deden met die smerige spullen uit die kist? Ik heb het uit mijn hoofd gezet en mijn werk gedaan. Het maakte niet uit wie ze was. Ze was dood. Het had geen zin me nog zorgen om haar te maken.’

De manier waarop ze het beschreef was bijna voyeuristisch en Donovan werd misselijk. ‘Kan het je niet schelen, wat er met Rachel Tenison is gebeurd?’

‘Nee. Ze heeft haar verdiende loon gekregen. Ze heeft geprobeerd mijn echtgenoot van me af te pakken. En als hij haar heeft vermoord, kan dat me niet schelen.’

Donovan beet op haar onderlip, verrast, ze wist niet of Nina een grapje maakte. ‘Denk je echt dat Simon haar heeft vermoord?’

‘Ja,’ zei Nina zacht. ‘Misschien dat het een ongeluk was. Maar zoals ik al zei: het kan me niet schelen.’

‘Maar Simon heeft een alibi. Hij was bij iemand.’

‘Bij jou?’

‘Nee.’

Nina schudde vermoeid haar hoofd. ‘Hij liegt weer. Hij was bij haar. Dat weet ik. Ik wilde met hem praten en ben naar huis gegaan, maar hij was er zoals gebruikelijk weer niet. Ik heb de hele avond gewacht, maar hij is niet thuisgekomen. Toen ik hem de volgende dag zag, was hij een wrak, en hij stonk naar drank. Natuurlijk was hij bij haar.’

Donovan haalde diep adem, alles wat Turner eerder tegen haar had gezegd gierde door haar hoofd. Ze dacht aan hoe hij ineens had willen vertrekken; hij had niet snel genoeg weg kunnen komen en had geweigerd met Tartaglia te gaan praten. Misschien was het stom dat ze hem had geloofd, maar Nina had in ieder geval één ding mis. Jonathan Bourne was die avond bij Rachel Tenison, niet Turner. Als Nina de waarheid vertelde en Turner was de hele avond weg geweest, waar was hij dan naartoe? Hij kon geen uren op straat hebben gelopen. Zelfs als hij in zijn auto had gezeten, zou hij zijn versteend van de kou. Hij moest ergens binnen zijn geweest. Ze had hem geloofd, had zijn verhaal over hoe hij in een bar een vrouw had opgepikt en met haar mee naar huis was gegaan overtuigend gevonden, compleet met de zelfgenoegzame, jongensachtige grijns op zijn gezicht toen hij het had verteld. ‘We hebben het leuk gehad.’ Het klonk overtuigend.

Nina zat geconcentreerd naar haar te kijken. Ze zag de felle, betweterige, kwade blik in Nina’s ogen en fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik geloof hem,’ zei ze stellig, maar ze begon zich wel van alles af te vragen.

Als het Turner niet was, als ze gelijk had over hem, wie wilde Rachel Tenison dan dood zien? Wie wist er verder nog details over de zaak-Catherine Watson... Behalve Simon? Nina.

Het beetje kleur dat Nina nog had gehad was uit haar gezicht verdwenen en ze stond op, een beetje onvast. Donovan hoorde in de keuken haar telefoon rinkelen. Misschien was het Turner wel. Misschien Tartaglia. Ze moest met iemand praten. Ze moest hier weg.

‘Mijn telefoon,’ mompelde ze, en ze draaide zich om om weg te lopen. ‘Ik ga even...’

Ze hoorde een plotselinge beweging achter zich en voelde een scherpe pijn op haar achterhoofd. Ze zakte door haar benen en viel naar voren, met haar gezicht op de vloer. De kamer tolde. Ze werd misselijk. Ze sloot haar ogen, maar dat maakte het nog erger. Ze hoorde ergens door de mist heen het zwakke geluid van een bel, toen in de verte gebonk, en een stem. Iemand riep haar naam. De stem werd harder, maar klonk alsof hij van onder water kwam. Ze probeerde iets te roepen. Probeerde iets te zeggen. Toen voelde ze een tweede, scherpe pijnscheut op haar achterhoofd, en alles werd donker.

35

Donovan mocht bijna zesendertig uur later pas bezoek ontvangen op de kleine afdeling van het St. Mary ziekenhuis in Paddington. Ze lag diep in de kussens op bed, haar hoofd helemaal ingezwachteld, en voelde zich een beetje suf nadat ze net wakker was van een paar uur slapen. Maar Tartaglia was opgelucht te zien dat ze ondanks haar verwondingen wel wat kleur op haar wangen had, en ze had vaag naar hem geglimlacht toen ze hem zag.

‘Hoe is het?’ vroeg hij terwijl hij de gordijnen om haar bed helemaal dichttrok.

Hoewel de hemel zwaarbewolkt was, was het grijze, winterse ochtendlicht dat door de ramen naast haar bed naar binnen scheen veel te fel voor haar. Hij wilde ook de oplettende blik van de oudere dame die in het bed tegenover haar lag buitensluiten, die niets beters te doen leek te hebben dan staren, met een opzij gezakt hoofd, mond halfopen, alsof ze wilde meedoen met het gesprek.

‘Het kan vast erger,’ antwoordde Donovan terwijl Tartaglia een stoel aanschoof en naast haar kwam zitten. ‘Het voelt een beetje als een monumentale kater. Ik heb alleen niet de lol gehad die er normaal gesproken aan voorafgaat. Als ik me beweeg, tolt alles om me heen en word ik vreselijk misselijk. En ik ruik niets.’

‘Ik hoop maar dat dat snel weer over gaat.’

‘Het schijnt heel normaal te zijn, als je een klap op je achterhoofd hebt gehad. Volgens de dokter is er nu nog niets over te zeggen.’

‘Maar verder gaat het wel?’ vroeg hij angstig terwijl hij haar gezichtsuitdrukking bestudeerde.

‘Ja, mentaal wel, tenminste. In ieder geval heel wat beter dan de vorige keer dat ik in het ziekenhuis lag, als je dat bedoelt.’

Hij glimlachte ook, opgelucht dat ze op zo’n normale manier naar de Bruidegomzaak verwees. Hij had zich zorgen gemaakt dat een tweede ziekenhuisopname, maar een paar maanden later, onaangename herinneringen zou bovenhalen. ‘Weet je nog wat er is gebeurd?’

‘Nee. Niets. Het ene moment stond ik op straat met Simon te praten en toen was ik weer in huis. Ik herinner me vaag dat Nina er was, maar verder niets. Het is net een zwart gat. En toen werd ik ineens hier wakker en stond er een zuster naar me te staren; ze nam mijn pols op of iets dergelijks. Ik ben behoorlijk geschrokken.’

‘Dat kan ik me voorstellen.’ Het zou fijn zijn geweest precies te weten wat er was gebeurd en wat Nina had gezegd, maar het was een zegening dat Donovan het niet meer wist. Je kon geen nachtmerries krijgen over iets wat je je niet kon herinneren.

‘De artsen zeggen dat ik het me waarschijnlijk wel weer ga herinneren, maar ze weten niet zeker wanneer. Eerlijk gezegd hoeft het van mij niet zo nodig.’

Hij reikte naar haar uit en kneep in haar kleine hand, en hoopte maar dat ze zich niet voor hem groothield. ‘Ik heb Trevor trouwens gesproken vanochtend, en je krijgt de groeten. Hij vraagt of hij op bezoek mag komen.’

‘Wat lief, hoewel ik hem liever thuis ontvang. Ik mag morgen weg, als mijn scan goed is. Anders wordt het overmorgen.’

‘Ik zal het doorgeven. Mooie bloemen,’ zei hij, en hij keek terloops naar de enorme, overvolle vaas oudroze rozen en lelies, vroeg zich af wie ze had gestuurd en verwenste zichzelf dat hij onderweg niets had meegenomen. Je rook ze zelfs boven de medicinale ziekenhuisgeur uit, zoet en overweldigend. Ze had geluk dat ze ze niets rook.

‘Volgens het kaartje, dat de verpleegster me heeft voorgelezen, zijn ze van Simon. Ik sliep toen hij er was.’

‘Is hij bij je op bezoek geweest?’ vroeg hij, verbijsterd dat Turner zijn gezicht had durven laten zien en onverklaarbaar geïrriteerd dat hij haar die bloemen had gegeven.

‘Ja.’

‘Dat is ook wel het minste. Zijn die bonbons ook van hem?’

‘Nee. Die zijn van Karen. Die was hier vlak voordat jij kwam.’

‘En ik maar denken dat ik je eerste bezoek was.’

‘Dan zul je de volgende keer sneller moeten zijn,’ zei ze, een beetje fel. ‘Vertel eens wat er is gebeurd. Ik weet dat Nina...’

‘Ze is officieel aangeklaagd, hoewel ze alles ontkent. Ze probeert het op Simon te schuiven.’

‘Simons alibi... heb ik dat gedroomd?’

‘Nee hoor. Aangenomen dat die vrouw de waarheid vertelt, en we hebben geen reden om aan te nemen dat ze liegt, klopt het. Dus hij hoeft zich geen zorgen te maken, tenminste niet waar het een moordaanklacht aangaat, hoewel ik niet weet hoe het met zijn carrière verder zal gaan.’

‘Maar er is bewijs tegen Nina?’

‘Ja. Ze blijkt een van de forensisch onderzoekers te zijn geweest bij Catherine Watson. Ze wist van het gedicht en de manier waarop Catherine was geposteerd. We hebben Rachel Tenisons laptop en telefoon nog steeds niet gevonden, maar die missende foto lag ingepakt in een onderbroek in een van Nina’s koffers bij haar moeder thuis. Hoewel we haar niet op de plaats delict kunnen plaatsen, zegt de openbaar aanklager wel dat er genoeg is voor een proces, samen met het motief en het indirecte bewijs.’

Ze slaakte een diepe, tevreden zucht. ‘Denk je dat ze het allemaal van tevoren heeft gepland?’

Tartaglia tuitte zijn lippen. ‘Dat is moeilijk te zeggen, hoewel ik vermoed van niet. Je zou met haar achtergrond toch denken dat ze het dan anders zou hebben aangepakt, perfecter en minder geïmproviseerd.’

‘Maar de sneeuw... het wás perfect. De beste manier om bewijs weg te werken, als dat er was. Als het lichaam pas zou zijn gevonden nadat die was gesmolten...’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Wie weet. Als ik het zo tussen de regels lees, gebaseerd op het weinige wat ze heeft losgelaten en wat we tot nu toe hebben, denk ik dat ze Simon en Rachel een tijdje goed in de gaten heeft gehouden. Ze zal wel hebben geweten dat Rachel ’s ochtends over het algemeen ging joggen. Nina dacht dat Simon die avond bij haar was, hoewel we weten dat dat niet zo is, en toen Rachel naar buiten kwam om te gaan rennen, denk ik dat Nina gewoon een gelegenheid zag en die heeft gegrepen. Ik durf te wedden dat ze haar midden op het pad heeft vermoord. Ik denk dat ze pas nadien heeft bedacht om het op de Watson-moord te laten lijken, toen ze tijd had erover na te denken.’

Donovan zuchtte nogmaals en sloot haar ogen.

Hij stelde zich voor dat Nina in paniek was geraakt, mogelijk diep geschokt over wat ze had gedaan. Hij zag haar voor zich, op het slecht verlichte, besneeuwde pad, neerkijkend op het lichaam van Rachel Tenison, en een deel van hem weigerde haar als koelbloedige moordenares te zien, hoewel ze helder genoeg was geweest om het lichaam te verbergen. Het was haar op de een of andere manier gelukt het lichaam van het pad te slepen of trekken, het bos in, uit zicht in de struiken, waarschijnlijk onder een van de grote hulstbomen in de buurt vanwaar het lichaam twee dagen later was gevonden. Daar had het ongestoord gelegen tot Nina later was teruggekomen, die nacht of vroeg op zondagochtend.

‘Misschien probeerde ze Rachel te confronteren,’ vervolgde hij; hij probeerde nog steeds te verklaren wat er was gebeurd. ‘Misschien was ze niet van plan haar te vermoorden. Probeerde Rachel weg te komen en wilde ze haar tegenhouden, haar dwingen te luisteren. Hoe het ook is gegaan, ze was nadien berekenend genoeg om naar de flat te gaan en de laptop en telefoon weg te halen.’

‘Ze zal willen hebben zien wat ze elkaar hadden geschreven, om te begrijpen hoe het echt tussen hen zat. Dat zou ik hebben gewild... als ik haar was.’ Ze sprak zacht en haar stem ebde weg.

‘Misschien heeft ze toen ze in de flat was om zich heen gekeken en die foto’s en de inhoud van de kist gezien. Misschien dat dat haar aan de zaak-Catherine Watson en het gedicht deed denken. Het paste in ieder geval bij Rachel. Misschien is ze daarna terug naar het park gegaan om het lichaam zo te posteren dat het leek op hoe Catherine Watson was gevonden.’

‘Ze moet door een hel zijn gegaan toen ze in die flat was en die spullen vond, ze moet hebben gedacht dat Simon...’

Hij reikte uit en raakte haar hand nogmaals aan. ‘Maak je daar nu maar geen zorgen om.’

‘Ik kan niet anders. Ik kan niet anders dan eraan denken. Voel jij sympathie voor haar?’

‘Ik?’ De vraag verraste hem, hij vroeg zich af waarom het haar zoveel deed. Maar ze beschuldigde hem er weer van dat hij niet meeleefde, waardoor hij even aan zichzelf twijfelde. Hij leefde gek genoeg wel een beetje mee met Turner, hij begreep heel gemakkelijk hoe die was gevallen voor de charme van een vrouw als Rachel Tenison, en hij wist hoe wreed ze hem zou hebben behandeld. Maar voor Nina voelde hij niets. ‘Misschien zou ik sympathie voor haar hebben gehad als ze jou niet bijna had vermoord. En ze wilde je ook echt vermoorden, dat weet ik zeker.’

Donovan zei even niets. Toen knikte ze langzaam. ‘Misschien heb je wel gelijk. Misschien ben ik te sentimenteel. Maar wat is er nou gebeurd? Karen zei dat Simon me heeft gevonden, dat hij om de een of andere reden is teruggekomen naar mijn huis.’

‘Ja. Dat heb jij tegen hem gezegd; volgens hem, tenminste. Je zou hem een of ander ultimatum hebben gesteld?’ Hij keek haar vragend aan en vroeg zich af wat zich precies had afgespeeld tussen die twee, en of het meer dan vriendschap was, tenminste wat betreft Donovan. Hij begreep niet hoe ze een man als Turner aantrekkelijk kon vinden, maar hij wist wel beter dan dat hardop te zeggen. Wat er ook was gebeurd, ze had geluk gehad dat Turner was teruggegaan en dat hij Nina’s auto in de straat had zien staan. ‘Toen je niet opendeed, begon hij zich zorgen te maken.’

‘Waarom heeft ze me niet vermoord?’

‘Simon was op tijd. Hij keek door het raam en zag je voeten achter een stoel vandaan steken. Hij heeft de deur ingetrapt.’

‘Oké. En wat is er met Nina gebeurd?’

‘Die is door de achterdeur gevlucht; dat zegt hij tenminste.’ Hij vroeg zich nogmaals af wat zich echt in dat huis had afgespeeld, of Turner en Nina elkaar hadden gesproken en of hij Nina had laten gaan.

‘Maar jullie hebben haar gepakt?’

‘Ze heeft zichzelf aangegeven. Weet je, ik denk dat Simon misschien wel vermoedde dat Nina bij jou was. Misschien had hij haar al gezien.’

‘Nee,’ zei ze, en ze schudde haar hoofd een beetje, wat zo’n pijn deed dat ze ervan huiverde en haar ogen sloot. ‘Hij kon het niet weten, dan was hij niet...’ Ze was even stil en keek naar hem op, met gefronste wenkbrauwen, alsof ze moeite deed het allemaal te begrijpen. ‘Als hij wist dat ze er was, waarom is hij dan weggegaan? Ik weet zeker dat hij haar niet heeft gezien. Dat weet ik zeker.’

‘Je hebt vast gelijk,’ zei hij in een poging haar gerust te stellen.

‘En waarom zou hij zich zorgen om mij maken als hij haar auto zag, tenzij hij wist...’ Haar stem ebde weer weg.

‘Denk daar nu maar niet over na,’ zei Tartaglia stellig, bezorgd dat ze meer met Turner bezig leek dan met wat anders.

Hij wist in zijn achterhoofd zeker dat Turner al die tijd had geweten of vermoed dat Nina Rachel had omgebracht. Maar hij had geen enkel bewijs, en Turner had het herhaaldelijk ontkend tijdens de meerdere keren dat hij was ondervraagd door zijn superieuren nadat Nina was gearresteerd. De officiële versie leek te worden dat Turners woord werd geaccepteerd, maar toch klopte het niet. Wie kon er verder nog in verband worden gebracht met zowel Watson als Rachel Tenison? Turner moest het zich toch hebben afgevraagd. En dat hij niets over zijn verhouding had gezegd om zijn huwelijk te redden sneed ook geen hout. Dat huwelijk was al voorbij, tenminste wat hem betreft. Hij had niets te riskeren. De enige logische verklaring was dat hij Nina beschermde uit oude liefde, of uit een of andere mengeling van schuldgevoel en schaamte. Zijn obsessie had drie levens gekost en moest zwaar op hem leunen, hoewel Tartaglia er niet van was overtuigd dat hij een geweten had. Maar het laatste wat hij nu wilde, was zijn vermoeden hardop uitspreken tegen Donovan. Hoe minder zij aan Turner dacht, hoe beter. Ze moest herstellen, en hopelijk zou Turner niet bij dat herstel worden betrokken.

‘Nee, het is niet logisch,’ ging ze nadrukkelijk verder, alsof ze het helemaal had doordacht. ‘Simon kan niet hebben geweten dat Nina Rachel heeft omgebracht. Weet je nog hoe hij was? Hij was wanhopig, sleepte zich met moeite de dagen door. Volgens mij dacht hij nergens logisch of helder over na. Als hij iets had vermoed, zou hij het hebben gezegd. Hij hield echt van Rachel Tenison.’

‘Ik hoop dat je gelijk hebt,’ zei hij, hoewel hij dacht van niet. ‘Hoe dan ook, het ziet ernaar uit dat Nina zowel Simon als Rachel Tenison een tijdje heeft gevolgd. Toen we een foto van haar aan de assistente van de galerie en aan de portier van het appartementencomplex van Rachel lieten zien, konden ze zich haar allebei herinneren. Ze is een paar keer in de galerie geweest en heeft zich voorgedaan als potentiële klant. De portier weet ook nog dat ze vragen heeft gesteld, ze heeft gezegd dat ze een oude schoolvriendin was. Aangezien ze een vrouw is en verder niets verdachts deed, waren ze het allebei weer vergeten.’

‘Arme Nina. Ze heeft die vrouw voor niets gedood. Simon zou sowieso nooit naar haar zijn teruggegaan.’

Hij staarde haar even aan, vroeg zich af wat hij moest zeggen. Haar gebruikelijke gezonde verstand leek haar in de steek te hebben gelaten; ze kon niet accepteren dat Turner een rol speelde in wat er was gebeurd.

‘God mag weten wat zich afspeelt tussen twee mensen en wat haar ertoe heeft aangezet,’ zei hij venijnig, en hij weigerde Turner van verdenking te ontheffen.

‘Nou.’ Hij hoorde aan de scherpte in haar toon dat ze het er verder niet meer over wilde hebben.

Er klonken plots stemmen aan de andere kant van het gordijn, aan de overkant van de kamer, waar een van de andere vrouwen op de kamer haar bezoek begroette. ‘Ik hoop dat ik morgen naar huis mag,’ zei Donovan. ‘Een van de dames hier snurkt, en een andere praat in haar slaap. Ik word hier hartstikke gek. Behalve mijn hoofd is er niets mis met me.’

‘Nou, als je naar huis mag, heb je dan zin om in het weekend iets te doen?’

‘Uitgaan? Zo?’ Ze legde een hand tegen haar verbonden hoofd.

‘Ja. Zó erg zie je er niet uit.’

‘Zó erg? Dank je.’

‘Ik dacht gewoon dat je misschien even de deur uit zou willen. Een van mijn neven speelt in een band...’

‘Welke neef is dat? Je hebt er zoveel dat ik het niet kan bijhouden.’

‘Alessandro. Hij heeft een succesvolle makelaardij in Milaan, maar in zijn vrije tijd speelt hij in een band. Ze zijn heel goed. Ze spelen covers, van de Beatles tot U2. Ze treden op op een liefdadigheidsfeest van een van zijn cliënten...’

‘En je wilt dat ik meega?’

‘Ja, je vindt het vast leuk. Als je geen andere plannen hebt.’

‘Komt Nicoletta ook?’

‘Vast wel.’

‘En haar vriendinnen?’

‘Ze zei dat ze Sarah misschien zou meenemen.’

‘Sarah?’

‘Die laatste aan wie ze me probeert te koppelen. Dat had ik toch verteld?’

‘Oké.’ Ze begon te glimlachen en sloot even haar ogen. Hij vroeg zich af wat ze zo grappig vond. ‘Als ik me goed genoeg voel, zou ik dat heel leuk vinden. Dank je,’ zei ze na een korte stilte. ‘Maar ik heb geen zin om als je bodyguard te fungeren. En je hoeft niet op me te passen, als dat soms is wat je denkt?’

Hij vervloekte zichzelf voor zijn woordkeus, hoewel ze van die buien had dat hij niets goed kon zeggen. ‘Dat doe ik niet. Dat bedoelde ik niet. Ik dacht alleen...’

‘Klop, klop,’ zei een vrolijke vrouwenstem aan de andere kant van het gordijn. Voordat Tartaglia kon uitleggen wat hij had bedoeld, stak Claire haar hoofd tussen twee gordijnen door.

‘Hoi Mark. Hoi Sam. Ik stoor toch niet? Anders kom ik zo wel terug, hoor.’

‘Nee, blijf,’ zei Donovan. ‘We zijn klaar voor nu. Tenzij je nog iets wilde zeggen?’ Ze keek vragend naar Tartaglia en glimlachte nog steeds. ‘Alessandro? Leuke naam. Laat me maar weten waar en wanneer.’

Dankwoord

Mijn dank gaat uit naar een aantal mensen voor hun geweldige advies, en ik bied mijn excuses aan dat ik het hier en daar opzettelijk heb genegeerd omdat dat in het fictieve verhaal beter uitkwam. Scènes die niet met de werkelijkheid stroken komen allemaal voor mijn rekening.

Van de Metropolitan Police dank ik in het bijzonder communicatieadviseur en praktisch leidinggevende David Niccol, en van de afdeling Forensische Opsporing Tracy Alexander, niet in het minst om hun geduld, welwillendheid en fijne gezelschap. Ook wil ik brigadier Mike Christensen en inspecteur Mick Duthie hartelijk danken voor hun hulp. Dank ook aan sensei Stephen Nicholls en British Kodenkan, voor hun informatie over de fascinerende kunst van jujitsu, en dr. Nick Hunt van Binnenlandse Zaken voor zijn kleurrijke en creatieve verhalen over pathologische zaken. Ik ben zoals altijd dankbaar voor de vriendschap van mijn medeschrijvers en misdaadliefhebbers Cass Bonner, Gerry O’Donovan, Richard Holt, Keith Mullins, Kathryn Skoyles, Nicola Williams en Margaret Kinsman. Speciale dank gaat uit naar mijn agent Sarah Lutyens, naar Jane Finigan en Susannah Godman van Lutyens & Rubinstein, naar mijn redactrice Jane Wood, naar Charlotte Clerk en iedereen bij Quercus, en naar Lisanne Radice voor woorden van oneindige wijsheid. Als laatste dank ik Stephen Georgiadis en Jeann Scott-Forbes voor hun steun en inbreng.

Elena Forbes bij De Bezige Bij

Sterf met mij