39

Ik trof Homer op de plek die het meest voor de hand lag: voor de winkel van Hacmed, met een fles Beam in de hand. Ik keek om me heen voor ik uitstapte. Mijn polsen deden nog pijn van de handboeien.

Hij lag half dronken op zijn zij op het trottoir, met roze oogjes, en zijn lippen – die bijna helemaal achter zijn woeste baard schuilgingen – bewogen. Naast zijn wang lag een plasje braaksel op de grond. Toen hij me zag aankomen, hield hij de lege fles ondersteboven en liet de laatste druppels eruit lopen. Toen wierp hij hem in de richting van de afvalcontainer. Hij gooide niet ver genoeg, en het glas versplinterde met een knal.

Hij schoof achteruit tot aan de muur, waartegen hij zich omhoogwerkte tot hij min of meer zat. Ik hurkte voor hem neer.

‘Jij bent daarnaartoe gegaan,’ zei hij. ‘Voor mij. Je bent teruggekomen.’ Hij schudde niet-begrijpend zijn hoofd. ‘Waarom heb je zoiets stoms gedaan?’

Ik wilde antwoord geven, maar hij was me voor.

‘Ik was doodsbang, Nick.’ Hij schudde nog steeds met zijn hoofd. ‘Ze praatten aan één stuk door. Ik kon niet… Ik ben niet veel meer waard. Al die mensen om me heen, die me van alles vroegen. Ik heb je verraden.’ Er biggelde een traan langs zijn smerige wang. ‘Ik heb je verraden.’

‘Je kunt ze niets verteld hebben wat ze niet al wisten, Homer. Ze gebruikten jou om mij te pakken te krijgen. Het is mijn schuld dat ze jou hierbij betrokken hebben.’

‘Dat is jouw schuld niet. Ik ben erbij gétrokken.’ Er verschenen lachrimpels rond zijn ogen. Blijkbaar zag hij de lol er wel van in. ‘Dat is wel een verschil.’

‘Toch is het mijn schuld. Ik had je het hele verhaal moeten vertellen.’

‘Als mens kun je niet alles overzien. Het hoe en wanneer. Wat we doen. De consequenties. Dat is volkomen onmogelijk.’ Zijn ogen werden vochtig. Hij veegde met een viezige mouw langs zijn neus. ‘Het leven gaat nu eenmaal met veel tegenslagen gepaard.’

‘Waarschijnlijk heb je daar gelijk in.’

‘Daarom kan ik het niemand aanbevelen.’

‘Wat aanbevelen?’

‘Het leven.’

Ik dacht terug aan die keer toen hij die woeste schizofreen op zijn nek was gesprongen, althans een poging daartoe had gedaan. Ik had dat altijd heel moedig van hem gevonden. Maar misschien maakte het hem niets meer uit of hij nu leefde of doodging. Hier zaten we dan: twee mensen die op de vlucht waren, god mocht weten waarvoor, en we werden bepaald door datgene wat we hadden meegemaakt, dat we wanhopig probeerden weg te drukken. Ik keek naar die halfgeloken ogen. Hij zakte een paar centimeter langs de muur omlaag.

Ik keek opzij, in de veronderstelling dat Sever elk moment met gierende banden de straat in zou komen. ‘We moeten je hier weg zien te krijgen. Kun je ergens een paar dagen ondergronds gaan?’

‘Doe even normaal, zeg. Ik zit al jaren ondergronds.’

‘Kom, dan geef ik je een lift naar de tunnel.’

Ik pakte hem bij zijn arm en wilde hem overeind trekken, maar kwam daar zelf bijna door ten val. Hij sloeg een arm om me heen, en ik voelde zijn vochtige, viezige mouw in mijn nek, iets waar ik liever niet bij stil wilde staan. Hij had zo’n enorme kegel dat mijn ogen ervan gingen tranen. Het was een heel geworstel, maar uiteindelijk stond hij dan toch, leunend tegen de muur. Zijn dikke buik wiegde heen en weer. Ik liep naar de auto.

‘Koop je een fles voor me?’ zei hij.

‘Weet je zeker dat je nog meer wilt?’

‘Ja, verdomd zeker.’

Ik hief mijn handen om aan te geven dat het mij niet uitmaakte en liep naar binnen.

Hacmed stond opgefokt achter de toonbank. ‘Haal hem hier weg, Nicolas, anders moet ik de politie bellen. Hij kotst alles onder en heeft al twee klanten van me weggejaagd. Ik kan geen zakendoen als er een dronkenlap voor mijn deur ligt.’

Ik zei: ‘Dus de vriendschap is voorbij?’

‘Ik ben heel blij dat hem niets is overkomen. Dat hij weer veilig en wel terug is. Maar laten we wel wezen, Nicolas: niemand wil graag zo’n type over de vloer.’

Ik wees een fles Jim Beam aan, achter de toonbank, pakte het laatste prepaidmobieltje van het rek en legde het naast de fles.

Hacmed maakte een wegwuivend gebaar – ongekend vrijgevig voor zijn doen. ‘Dat is voor wat je gedaan hebt om hem vrij te krijgen.’ Toen ik wilde weggaan, zwaaide hij met zijn vinger en zei: ‘En voor wat je gaat doen om hem hier weg te krijgen.’

Ik pakte de spullen en ging de winkel uit. Het kostte nog flink wat moeite om Homer in de auto te krijgen. Hij keek zwijgend naar buiten toen we naar het strand reden. Ik had mijn raampje opengedraaid, omdat de stank anders niet te harden was. Op een gegeven moment begon hij met zijn schouders te schokken, en ik vroeg me af of hij zat te huilen.

Ik stopte bij de betonnen trap die naar de tunnel voerde. Het zag er nu anders uit. Alledaagser, op een droevige manier deel uitmakend van de stad. De vochtige lucht rook naar de zee en naar uitlaatgassen. Naast ons zoefden auto’s op de snelweg voorbij. Homer richtte zijn rozige ogen op het dashboard. Ik reikte hem de fles met drank aan, die hij niet aanpakte. Ik duwde de fles tegen zijn arm. Uiteindelijk sloot hij zijn vieze vingers eromheen.

‘Je bent teruggekomen,’ zei hij met zijn door uitdroging aangetaste stem. Hij stapte uit en gooide kwaad het portier dicht. De leren bekleding was smerig geworden. Hij stommelde voor de auto langs en bleef bij mijn raampje staan, met zijn blik op de snelweg gericht. De ingang van de tunnel bevond zich onder ons. Zijn ogen waren vochtig.

Wat wist ik eigenlijk weinig van hem. Zijn verleden achtervolgde hem, als een meute honden, maar daar had hij helemaal niets over verteld. Hij leefde voortdurend in het heden. Jim Beam. Slaapplekje bij de buurtwinkel. Elke donderdag douchen. Hij was niet getrouwd geweest. Hij was nooit tandarts geweest. Dat waren allemaal leugens die Kim Kendall verzonnen had. Of misschien waren het waarheden die Homer niet langer onder ogen wilde zien. Ik wist niet waar hij voor gevlucht was, of waarom. Ik wist niet of hij vrienden had verloren. Ik wist niet of hij een vrouw of een zoon of zijn vader of moeder had achtergelaten. Ik wist alleen maar dat dat mij geen donder aanging.

Hij liep weg, maar bleef toen abrupt staan, met opgetrokken schouders, alsof die door de onderbroken beweging omhoog waren gekomen. Hij draaide zich niet om. Maar ik hoorde hem duidelijk praten, ondanks het geraas van het verkeer en het geruis van de golven in de verte. ‘Als het nog een keer gebeurt,’ zei hij, ‘moet je me gewoon laten zitten.’

Daarna liep hij de trap af en verdween in de mond van de tunnel.

Ik reed maar wat rond, wist eigenlijk niet waar ik terecht zou komen en nam San Vicente Boulevard landinwaarts. In de middenberm stonden koraalbomen, die de mist in hun grillige takken vasthielden. Daarna nam ik Sunset Boulevard en volgde de bochtige weg tot ik bij de noordkant van de ucla uitkwam, bij de campus waar ik op de middelbare school van had gedroomd. Naar het noorden door een canyon, door Bel Air, met kasten van huizen en ijzeren hekken eromheen, puntdaken en oprijlanen van zandsteen. De chaotische architectuur vormde een afspiegeling van mijn eigen verwarde gedachten. Ik bereikte het levensgevaarlijke Mulholland en werd bijkans verblind door koplampen wanneer ik weer een van de krappe bochten had genomen. Aan één kant woeste heuvels, die ineens verdwenen, als een gordijn dat op de grond was gevallen, en toen een adembenemend uitzicht op Los Angeles bij nacht, flonkerend onder een waas van uitlaatgassen.

Op de radio zonden ze een herhaling uit van het praatprogramma van Sean Hannity, dat ’s middags was opgenomen, met Caruthers als gast. Caruthers: ‘Dus we moeten het weer over het gezin als hoeksteen van de samenleving hebben?’

De presentator antwoordde snel: ‘Tijdens de verkiezingscampagne hebt u de discussie zelf weer opgerakeld.’

‘Dat was een goede zet, hè?’ Caruthers moest er samen met Hannity om grinniken maar ging toen met een woedende ondertoon in zijn stem verder: ‘Wanneer president Bilton het heeft over het gezin als hoeksteen van de samenleving, wat wil dat dan helemaal zeggen? Gaat het ons om slogans of om de realiteit? Zo heb je bijvoorbeeld de pro life-beweging, mensen die zeggen het menselijk leven in al zijn vormen te willen beschermen, en je hebt de pro choice-beweging, waarin de mens ook nog een stem heeft. Maar geen enkele beweging zal zich pro-abortus noemen. Toch zijn er in de drieënhalf jaar dat president Bilton nu in het Witte Huis zit meer abortussen uitgevoerd dan onder welke president ooit, gerekend vanaf Reagan. En hoe komt dat? Dat komt door het gebrek aan daadkracht van deze president, die er telkens voor heeft gekozen zijn imago te bewaken en de hypocrisie in stand te houden, waardoor de werkelijke problemen niet zijn aangepakt. We kunnen twee kanten op. We kunnen onszelf natuurlijk op de borst kloppen en allerlei mooie praatjes over normen en waarden verkondigen, maar we kunnen ook kijken welke oorzaken er aan de problemen ten grondslag liggen en oplossingen bedenken waarbij de wereld werkelijk gebaat is.’

‘Geef mij dat op de borst kloppen maar.’

‘Dat idee kreeg ik al van u.’

‘Waar moet u vandaag nog naartoe?’

‘Ohio.’

‘Waarom?’

‘Omdat dat een swing state is. Weet u dat niet eens?’

Hannity lachte. ‘Recht voor z’n raap als altijd, typerend voor de man met de transparante campagne. Ik was even bang dat u zich ertoe zou verlagen het plaatselijke dialect aan te wenden, Ohio en Cincinnati’s Rock ’n Roll Hall of Fame zalig te verklaren en net als Hillary met een recept voor chocoladekoekjes op de proppen te komen.’

‘De Rock ’n Roll Hall of Fame staat in Cleveland. En bij ons gaat June over alles wat met koken te maken heeft.’

‘Wat maakt ze het liefst?’

‘Flauwe grappen.’

Dat was natuurlijk een oude mop, maar toch moest ik erom lachen. De senator was altijd heel gevat en gaf zeer citeerbare antwoorden, zonder onecht over te komen. Waarschijnlijk kwam dat doordat hij niet onecht wás. Zoals iedereen wist, studeerde hij nooit iets in. Je kreeg de indruk dat hij de opiniepeilingen niet volgde, hoewel hij dat natuurlijk wel deed, en dat hij de avond tevoren niet met een clubje cynische, aan koffie en pepermuntjes verslaafde reclamejongens populaire kreten had verzonnen. Waar de kiezers voor gingen – of juist niet – was zijn persoonlijkheid, en hij was niet bang om die relatief ongefilterd voor het voetlicht te brengen.

Ik sloeg een onverharde weg in en zag het stof achter de auto omhoogkomen en langzaam verdwijnen, als een spook, als Homer. Verbaasd bedacht ik dat ik bij iets betrokken was dat van invloed kon zijn op wat er op de radio en tv besproken werd, en op voorpagina’s over de hele wereld. Ik bedacht dat ik naast Caruthers had gezeten, in diens vergaderzaal, zo dichtbij dat ik een hand op zijn schouder had kunnen leggen. Ik had zijn silhouet tegen het raam zien afsteken. Hij had zich bij het scheren gesneden, wist ik nog, en hij had een moedervlekje op zijn onderarm. Gewoon een man, net als Frank. Maar net als Frank leek hij meer te zijn dan dat.

In de verte, boven Burbank Airport, daalde een knipperlichtje door de nevel naar de aarde. Ik keek ernaar tot het bijna opging in het flonkerende geheel van Los Angeles.

Op het scherm van mijn mobieltje zag ik zowaar dat ik drie streepjes ontvangst had. Ik belde het nummer van het telefoontje dat ik bij Induma had laten liggen. Toen ze opnam, zei ik: ‘Ik ben er nog.’

Ze zweeg een tijdje. Ik vond het jammer dat ik niet kon zien hoe ze keek. Met enigszins onvaste stem zei ze: ‘Kom je hierheen?’

De gebruikelijke angsten kwamen weer bij me boven. ‘Bilton weet nu dat ik het weet. Het is niet geheim meer. Dat schept een heel nieuwe situatie. Het is beter als ik niet in jouw buurt word gesignaleerd.’

‘Dat is niet aan jou om te bepalen.’

‘Het is een kwestie van leven en dood, Induma.’

‘Alles is een kwestie van leven en dood.’

‘Niet zoals op deze manier. Vergeet niet wat Homer is overkomen.’

‘Precies,’ zei ze. ‘Vergeet niet wat Homer is overkomen.’ En na die woorden verbrak ze de verbinding.

Met het mobieltje op mijn schoot probeerde ik het vliegtuig te traceren dat ik net nog had gezien, maar ik wist niet goed meer waar ik precies moest kijken. Er was geen verkeer te horen, en krekels tjirpten in het gras. Ik reed weer verder over de verlaten weg en belde een ander nummer.

Steve nam meteen op en herkende mijn stem toen ik gedag zei.

‘Nick?’ Ik hoorde de opluchting waarmee hij mijn naam uitsprak.

‘Ik ben er nog,’ zei ik.

‘Dan kun je maar het best meteen hiernaartoe komen.’

‘Hoezo?’

‘Ik heb Jane Everett opgespoord. Ze is elf dagen na Franks dood vermoord. Ze hebben haar op een braakliggend terreintje gevonden.’

Het statische gekraak op de lijn vormde één geheel met het geraas van autobanden op een slecht onderhouden wegdek: een rommelige, per toeval tot stand gekomen compositie. Even had ik het gevoel dat ik in de lucht hing en los van de auto een metertje boven de grond in het donker zweefde.

Ergens in de verte hoorde ik mezelf zeggen: ‘En Baby Everett?’

Steve schraapte zijn keel, luidruchtig, alsof hij er last van had. ‘Twee weken oud. Ook haar lijkje hebben ze gevonden.’

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml