2

De Black Hawk helde weer naar één kant. Ik voelde mijn maag omhoogkomen, smakte op een stoeltje tegenover Wydell en Sever, en moest me met één hand aan de netten vasthouden om niet onderuit te glijden. Het luchtkussentje onder de hiel van mijn linkerschoen was kapot, en telkens als ik mijn gewicht erop zette, maakte de plastic buitenrand een klikkend geluid. Naast de piloot, de copiloot en twee andere bemanningsleden met pilotenpakken aan, waren er nog drie anderen aan boord, agenten die in hun headsets praatten. Koffertjes waren met riemen aan de vloer bevestigd, en een paar ervan waren opengeklapt. In het zwarte schuimrubber zag ik allerlei soorten wapens: scherpschuttergeweren, mitrailleurs, granaten, zelfs een opengescheurd pak Silly Putty waarvan ik aannam dat het C-4 was.

Mijn longen begonnen te tintelen toen ik de lucht opsnoof. In de helikopter rook het naar geolied staal en canvas. Mijn onderlip bloedde nog steeds, en de smaak bleef achter in mijn keel hangen. Weer schokte het toestel, door de harde wind, en weer werd ik misselijk. Het was een schrale troost om te weten dat een helikopter de enige machine is die continu probeert zichzelf aan flarden te scheuren.

Zelfs in deze chaos straalde Wydell de rust uit van een doorgewinterde agent. Hoekig postuur. Een lang en smal gezicht, het voorhoofd geaccentueerd door de in het midden naar voren lopende haarlijn. Geen enkele emotie in de donkerbruine ogen. Het type man met een aangeboren zelfverzekerdheid waar ik een hekel aan had en waar ik tegelijkertijd jaloers op was, zo iemand die aandelenkoersen liet kelderen of soldaten de oorlog in stuurde, maar toch elke nacht goed kon slapen. Zijn sluike grijze haar dat flink wat wind te verduren had gehad, zat desondanks weer in model, afgezien van een paar losse lokken. Hij had een headset om zijn nek hangen.

Ik wachtte tot hij mijn kant op keek en zei toen: ‘Er is sprake van een nachtmerrie, en jullie hebben me nodig. Dat kan ik begrijpen. Maar waarom hebben jullie niet gewoon aangebeld?’

‘Luister goed.’ Wydell verhief zijn schorre stem om boven het kabaal uit te komen. ‘Met correct gedrag komen we geen steek verder. We zijn door de situatie al genoeg in verlegenheid gebracht, vanaf het moment dat die vent er over de 405 vandoor ging.’

Ik vroeg: ‘Waarom bemoeit de geheime dienst zich met een terrorist die dreigementen uit?’

‘Toen hij naar jou vroeg, heeft de lapd je nagetrokken,’ zei Sever. ‘Ze kwamen erachter dat je stiefvader als veiligheidsagent voor Caruthers werkte toen die nog vicepresident was. Daarom hebben ze ons ingeschakeld. Ze gaan ervan uit dat we de families van onze agenten in de gaten houden.’

‘Is dat zo? Hébben jullie me in de gaten gehouden?’

Wydell zei: ‘Laat ik één ding duidelijk stellen: zolang we er niet honderd procent zeker van zijn dat je niet met die terrorist onder één hoedje speelt, gaan we ervan uit dat je aan zijn kant staat.’

‘Die zekerheid kan ik jullie niet geven,’ zei ik. ‘Althans niet op dit moment.’

‘Precies. De tijd ontbreekt ons om je nader te verhoren. Eigenlijk hebben we helemaal geen tijd meer.’ Hij leunde met zijn ellebogen op zijn knieën en keek me onbewogen aan, een metertje bij me vandaan. ‘Hij vraagt naar jou, Nick. Wij willen weten waarom.’

De helikopter dook onder een schuine hoek over de snelweg. Sever stak een voet uit om een wegglijdend koffertje tegen te houden. Door de spanning en de adrenaline voelde ik me licht in mijn hoofd, en door de wilde manoeuvres van de helikopter werd het er niet beter op.

‘Ik zou het niet weten,’ zei ik. ‘Ik heb geen idee om wie het gaat.’

Wydell keek naar Sever, die hem sceptisch aankeek. ‘Dan moeten we je maar op je woord geloven en hier gewoon mee doorgaan.’

Wydell haalde een zakdoek tevoorschijn, schudde die met een felle handbeweging open en gaf hem aan mij. Ik drukte hem tegen mijn lip om het bloeden te stelpen.

Hij zei: ‘De lapd had ontdekt dat die terrorist in Culver City woonde. Eerst is er wat over en weer geschoten. Toen is hij erin geslaagd om in zijn auto weg te komen. We zijn achter hem aan gegaan. Hij is via de 405 in zuidelijke richting gereden, naar de kerncentrale in San Onofre. Op een papiertje schreef hij dat hij jou wilde spreken, en dat briefje heeft hij om een steen gewikkeld en naar de politie gegooid.’

Nog steeds proefde ik bloed achter in mijn mond. ‘Zeg maar hoe ik jullie kan helpen.’

De copiloot brulde iets tegen Wydell, die daarop zijn headset opzette, me aankeek en naar Sever knikte. ‘Dit is speciaal agent Reid Sever. Teamleider van Beveiliging en Inlichtingen hier in LA. Hij praat je wel bij.’

Wydell trok een grimas en zette zijn koptelefoon op. Hij pakte het microfoontje, boog het tot bij zijn kin en begon erin te praten: ‘Dat weet ik, meneer, maar niemand had verwacht dat hij tijdens de achtervolging ineens de afslag naar de kerncentrale zou nemen. Die ligt daar maar honderd meter vandaan. De lapd heeft toen onmiddellijk contact opgenomen met de beveiliging, die binnen enkele minuten een blokkade rond de reactor heeft opgeworpen.’

Ondertussen vouwde Sever een groot opgerold vel papier op zijn schoot open en hield het schuin, zodat ik het ook kon zien. Met zijn duim knipte hij een led -zaklampje aan. Het was een plattegrond. Sever sprak op minder gecultiveerde toon dan Wydell en miste de beleefde frasering die kenmerkend is voor mensen die hoger op de carrièreladder staan.

‘Dit is de blauwdruk van de kerncentrale,’ zei Sever. ‘De eigenlijke reactoren liggen hier, rechts.’ Een stevige vinger tikte op het papier. ‘Het zijn koepels van gewapend beton die zelfs een tankaanval kunnen weerstaan. Het enige probleem is…’ Er verscheen een verwrongen glimlach om zijn mond, waarmee hij duidelijk maakte dat er niets te lachen viel. ‘Het enige probleem is dat die knaap naar links is gegaan.’

‘Wat is daar dan?’ vroeg ik.

Wydell, die naast Sever zat, leunde achterover en hield nog steeds het wiebelende microfoontje bij zijn mond. Hij sprak op de onderdanige toon die typerend is voor mensen die een meerdere aan de lijn hebben. Er lag een gespannen uitdrukking op zijn gezicht en zijn wangen stonden strak. Bij zijn slaap zag ik een ader kloppen. ‘Het opslagbassin.’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Inderdaad een gebouw dat los van de eigenlijke kerncentrale staat, meneer. Betonnen muren die buitenom verstevigd zijn met plaatmetaal. Binnenin zorgen ventilatoren voor een constante negatieve luchtdruk, maar het is eigenlijk niet eens luchtdicht, laat staan dat het geschikt is om dingen in op te slaan.’

Hij schoof zijn headset naar achteren, hing hem om zijn hals en dacht even na. Het zweet parelde op zijn hoge voorhoofd. Hij leek me niet iemand die snel zweette. De Black Hawk maakte een scherpe bocht, maar hij leek het niet te merken en staarde uit het raam. Schaduwen vielen over zijn scheve neus. Buiten gleed de 405 onder ons door, als een wit-rood gestippeld lint. Het verkeer bewoog zich in het normale tempo voort. Dat niemand de moeite had genomen het gebied te evacueren maakte de dreiging van een eventuele explosie alleen maar groter. Al die koplampen beneden ons, zelfs op dit tijdstip, om drie uur ’s nachts. Al die mensen die zich er niet van bewust waren dat hun leven aan een zijden draadje hing.

De Black Hawk kwam weer horizontaal, zodat de grond onder ons de positie innam die we gewend waren. Wydell vouwde zijn handen en boog zich naar voren. Het puntje van zijn tong verscheen even in een mondhoek. ‘Ik zal de feiten voor je op een rijtje zetten,’ zei hij. ‘Het gaat om een rechthoekig bassin van ongeveer twaalf meter diep, met betonnen muren, anderhalve meter dik, verstevigd met roestvrij staal. Dat bassin is gevuld met zwaar water, en op de bodem liggen afgewerkte splijtstaven, die een van de hoogste concentraties aan radioactieve straling ter wereld hebben.’ Hij sprak op effen toon en veegde met zijn mouw het zweet van zijn voorhoofd. ‘Het langlevende, hoogactief afval in het bassin bevat tien keer zoveel straling als er in de eigenlijke reactor aanwezig is, en meer cesium-137 dan er in totaal bij bovengrondse kernproeven op dit halfrond is vrijgekomen. Zo diep onder water is het relatief stabiel en onschadelijk. Maar als dat water wegstroomt en het afgewerkte afval maar een meter of minder onder water komt te staan…’

‘Zoals bij een explosie.’ Ondanks de frisse temperatuur was mijn T -shirt vochtig geworden op de plek waar ik tegen de nylon rugleuning aan had gezeten.

‘Zoals bij een explosie. Dan krijgen we een heel ander verhaal. Het bassin zou in brand vliegen, bij een temperatuur van boven de duizend graden Celsius. Een dergelijke brand…’ – hij schudde zijn hoofd – ‘… een dergelijke brand kan pas worden geblust nadat hij is uitgewoed, en dan is de radioactiviteit allang vrijgekomen. In dat geval zou het zuiden van Californië de eerstkomende vijfhonderdduizend jaar onbewoonbaar zijn.’

Sever haalde een mobieltje uit een van de koffertjes en reikte me het toestel aan.

‘Dus jullie willen dat ik hem opbel om met hem te gaan praten,’ zei ik.

Wydell zei: ‘We willen dat je daar naar binnen gaat en dit mobieltje aan hem geeft.’

Eerst dacht ik dat ik hem niet goed verstaan had. ‘Ik wil hem best met dit mobieltje opbellen of met een megafoon in de hand met hem gaan praten of weet ik veel, maar ik ben geen agent. Iemand die weet wat hij doet, moet daar maar naar binnen gaan. Wat als ik nou een fout maak? Vijfhonderdduizend jaar is een hele tijd.’

‘Hij heeft duidelijk aangegeven dat hij alleen met jou wil praten, en dat jij naar hem toe moet komen. Meer opties hebben we niet.’

Toen ik slikte, produceerde mijn keel een droge klik. Waarom zou die vent willen dat ik naar hem toe kwam? Zou hij me niet aan mijn stem maar wel aan mijn gezicht kunnen herkennen? Nog steeds hield Sever het mobieltje met uitgestoken arm vast en hij schudde er nu ongeduldig mee, maar ik hield mijn handen gewoon waar ze waren. Wydell pakte het toestel uiteindelijk en legde het op zijn knieën.

Ik zei: ‘Ik dacht dat we niet met terroristen onderhandelden.’

Heel rustig zei Sever: ‘We onderhandelen elke dag met terroristen.’

Wydell reageerde niet op zijn woorden. ‘Als jij geconfronteerd werd met zo’n ernstige dreiging, wat zou je dan doen?’

‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Dat is niet aan mij om te beslissen.’

‘Hoor eens,’ zei Wydell. ‘Die vent heeft alle troeven in handen. Jij beweert dat je niets met hem te maken hebt. Dat betekent dat je aan onze kant staat. Jouw taak is ervoor te zorgen dat hij dit mobieltje in zijn bezit krijgt. Geef het hem maar wanneer we bellen. Een van de beste onderhandelaars in dit soort crisissituaties is al ter plekke. Als we eenmaal met die terrorist in gesprek zijn geraakt, nemen wij het roer wel over.’

‘En als hij dat ding nou niet wil aannemen? Als hij ons allemaal opblaast?’

Wydell knikte ernstig en trok aan de huidplooien onder zijn kin. ‘Ik heb je vader gekend. Als jij een paar van zijn genen hebt, denk ik dat we nog een kans maken.’

‘Hij was mijn stiefvader,’ zei ik, ‘dus dat lijkt me sterk.’

Wydell keek me met zijn donkerbruine ogen strak aan. ‘Frank Durant was een geweldige vent. En of je nou een stiefzoon van hem bent of niet, toch ben je hem iets verplicht.’

Ik pakte de telefoon niet, maar zuchtte schokkerig en leunde achterover. Ik moest een beslissing nemen, daar kwam ik niet onderuit. In de relatieve stilte begon de werkelijkheid eindelijk weer tot me door te dringen, en ik werd koud tot op het bot. Waar was ik in verzeild geraakt? We vlogen door de duistere nacht, op weg naar een terrorist die zich in een kerncentrale had verschanst.

Ik probeerde te bedenken wat mijn stiefvader zou doen. Frank Durant. Zeventien jaar geleden overleden. Mijn held, als je zo’n term tegenwoordig nog met goed fatsoen mag gebruiken.

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml