Proloog

Was het eigenlijk wel geluk? Sommigen zouden het misschien het noodlot noemen. Anderen zagen er waarschijnlijk de duidelijke aanwezigheid van Gods leidende hand in. In de duisternis tussen de bomen en de auto's die op het gras van de berm stonden geparkeerd, vingen zijn koplampen een flits op van een wit topje en iets gouds dat glansde. Hij zou haar nooit hebben gezien als hij niet in het busje had gereden, waarin hij veel hoger zat. Tegen de tijd dat het goed en wel tot hem doordrong, was hij er al voorbij. Maar hij kende de weg door de rustige, volgens een rechthoekig raster ingedeelde woonwijken goed. Hij nam de eerste links, sloeg toen drie keer rechts af en was weer terug op de hoofdstraat. Hij zat nu achter haar en reed rustig door. Ze was nauwelijks dertig meter verder en slenterde zoals ze allemaal deden, zorgeloos en op hun dooie gemak. Hij wierp een blik in het achteruitkijkspiegeltje. Niets. Hij tuurde naar voren. Geen levende ziel te bekennen, alleen zij. Stoppen en iets vragen was niet eens nodig. Toen hij haar weer voorbijreed, probeerde hij een beter zicht te krijgen, maar er stond een lantaarnpaal in de weg en hij ving niet meer dan een glimp op. Het was echter genoeg. Hij reed nog een vijftigtal meters door, draaide toen rustig de berm in, stopte, zette de motor uit en doofde de lampen. Daarna was het louter een kwestie van naar achteren glippen, de nieter op de cilinder controleren en ervoor zorgen dat alles op zijn plaats lag.

Hij sloeg haar gade door de vierkante, getinte ramen achterin en kon zien dat ze niet had gemerkt dat hij was gestopt. Zo te zien merkte ze hoe dan ook niet veel. Opwinding had zijn weerslag op zijn ademhaling toen elke stap haar dichterbij bracht, langzaam, tot hij haar voor het eerst goed kon zien. Donker haar, schouderlang en glanzend, een wit strak topje dat haar borsten platdrukte, een streepje blote buik, een heel kort rokje dat haar maar net bedekte. De glans van kostbaar metaal om haar hals. Natuurlijk.

Hij deed moeite om zijn adem rustig te houden en dwong zich te ontspannen met de techniek die de dokter hem had geleerd. Geconcentreerd overtuigde hij zich ervan dat hij het deze keer goed deed. Hij had het in gedachten steeds weer geoefend, maar de ervaring had hem geleerd dat hij in dit soort zaken rekening moest houden met onvoorspelbare dingen en dat hij klaar moest zijn om daarop te reageren. Nog maar een paar meter. Hij sloot zijn ogen, sloeg een kruis en begon af te tellen. Dat maakte het gemakkelijker. Zijn linkerhand hield de zak vast, zijn rechterhand greep de kruk van het zijportier. Hij had uren besteed aan het soepel laten schuiven van het portier. Toen sprong hij naar buiten, landde perfect op nog geen meter voor haar en zijn rechterhand, nu samengebald tot een vuist, vloog als een raket recht op haar gezicht af. Ze schrok zo dat ze geen tijd had om een stap naar achteren te doen - of zelfs maar bang te zijn. 

Hoofdstuk 1

'Wat zegt u?' De receptioniste van de EHBO keek Mulcahy fronsend aan en boog zich iets naar voren.

'Mul-kee-hie,' herhaalde hij, en hij rekte elke lettergreep iets langer uit dan de vorige. Automatisch. Even vergeten waar hij was. Die achternaam was in het buitenland de last van zijn leven geweest vanwege elke denkbare uitspraak behalve de goede. Maar hier in Dublin? De vrouw keek nors, alsof ze dacht dat hij haar op de kast probeerde te jagen. Hij voelde in zijn jaszak en klapte zijn Garda-legitimatiekaart voor haar open.

'Inspecteur Mulcahy,' benadrukte hij. 'Ik heb gehoord dat ik inspecteur Brogan hier kan vinden.'

'O,' zei ze. Net als anderen vaak deden, verstarde ze bij het zien van de kaart. 'Goed, inspecteur, een ogenblik.'

Terwijl zij aan de telefoon zat, keek Mulcahy om zich heen in de armoedig ingerichte receptie. Heel rustig. Enkel sombere patiënten, die verspreid op de rijen stoelen van oranje plastic zaten. Een gepensioneerd paar, grijs, zwak, gelaten wachtend. Een zwangere vrouw op de eerste rij; haar bleke echtgenoot die fluisterend tegen haar aan leunde met een arm om haar schouders, terwijl zijn andere hand haar ronde buik streelde. De anderen zagen eruit als de gebruikelijke sport-en klusongelukjes die rondstrompelden in losgestrikte voetbalschoenen of een vinger vasthielden waar een spijker doorheen was geschoten. Een typische zomerse zondag in St Vincent's Hospital, dacht hij, geërgerd omdat hij er getuige van moest zijn. In de auto onderweg naar het ziekenhuis had hij kwaad omhooggekeken naar de mooie blauwe hemel en hoofdinspecteur Brendan Healy vervloekt, die hem op zijn vrije dag had opgeroepen. Niet dat hij moeite had met opdrachten nadat hij in Spanje zo lang min of meer eigen haas was geweest. Hij was diender en daar hoorden opdrachten bij. En hoewel eerbied hem niet direct aangeboren was, had hij in de loop der jaren zijn eigen manier ontwikkeld om met hiërarchie om te gaan - wat voornamelijk neerkwam op alles doen wat in zijn vermogen lag om zich omhoog te werken. Maar hij vond het moeilijk om zijn leven in Dublin weer op te pakken. Iedereen die hij van vroeger kende, leek nu helemaal op te gaan in kinderen en een ander leven. Dus het vooruitzicht om een middag stevig te zeilen met een stel lui van de zeilclub in Dun Laoghaire, zijn longen vol te zuigen met de scherpe, zoute lucht, zijn spieren uit de knoop te halen en naderhand lekker te lachen bij een paar biertjes in de bar... Vergeet het maar, na een kwartier zou dat helemaal verdwenen zijn geweest.

'Het is niet zo dat je in dit geval een keus hebt, Mike,' had Healy door de telefoon tegen hem gesnauwd, toen hij vraagtekens zette bij zijn geschiktheid voor de opdracht. 'De minister is er al laaiend over. Als wij de mogelijkheid hebben om ons op de een of andere manier in te dekken, dan zullen we daar zeker gebruik van maken.'

Stomme politici.

'Nou/ zei de receptioniste, die de telefoon neerlegde. 'Uw collega's waren op de St Catherine-vleugel, maar daar zijn ze nu niet meer te vinden.

Hij stond op het punt haar toch maar te vragen hoe hij op die afdeling kon komen, toen hij bij de automaten aan de andere kant van de wachtkamer twee personen zag, een man en een vrouw. Ze stonden te drinken uit plastic bekertjes, keken scherp over de rand en hadden iets onmiskenbaar hards en gereserveerds in hun gelaatstrekken. Afgezien van het oudere paar waren zij de enigen die een jas droegen. Politiemensen, geen twijfel mogelijk.

'Maakt niet uit,' zei hij. 'Ik denk dat ze daar zijn.'

Toen hij op hen afliep, probeerde hij uit te vinden wie van de twee zeer waarschijnlijk de hoogste rang had. Healy had alleen gezegd: Brogan zal je op de hoogte brengen als je daar bent. Van de twee was het de vrouw die autoriteit uitstraalde. Ze was bijna een halve kop langer, jonger en ook beter gekleed. Duidelijk ambitieus. Haar golvende rode haren waren in een soort ingewikkelde vlecht naar achteren getrokken en haar gezicht was aantrekkelijk, wat ook kwam door een warm getinte kleur op haar lippen.

Afgezien van zijn lengte, die waarschijnlijk net geen een meter vijfenzeventig bedroeg, was de kerel meer de stereotype rechercheur: gedrongen, gespierd, waakzaam, met een alledaags, blozend gezicht en kortgeknipt zwart haar met grijze strepen. Onder zijn lichtbruine halflange jas droeg hij een gekreukt grijs pak dat samen met het gekreukte beige hemd en de bruine das weinig ambitie uitstraalde. Wat voor Mulcahy de beslissing gaf, was dat de kerel en niet de vrouw zijn nadering opmerkte en kuchend haar aandacht vroeg. Zij was kennelijk degene die belangrijker dingen had om over na te denken.

'Inspecteur Brogan?' vroeg Mulcahy.

De vrouw draaide zich naar hem om en bekeek hem van top tot teen voordat ze antwoord gaf. Van dichtbij kon hij zien dat ze veruit de jongste van de twee was. Begin dertig, hooguit. En uit haar groene ogen sprak intelligentie. Zeer waarschijnlijk iemand die snel promotie aan het maken was. Tot haar haarwortels behangen met diploma's, maar niet zo goed in het harde werk, het straatwerk - misschien.

'Inspecteur Mulcahy?' vroeg ze op vlakke toon met in de verte iets van een zuidelijk accent. Waterford, als hij moest gokken.

'Dat ben ik.' Hij knikte één keer. Hij wilde niet dat ze dacht dat hij het leuk vond om hier te zijn. Toch voegde hij er nog

'Mike' aan toe, terwijl hij zijn hand uitstak.

'Claire Brogan.' Haar glimlach was even strak en professioneel als haar handdruk. 'En dit is brigadier Andy Cassidy van de recherche.'

De brigadier begroette hem met het uitsteken van zijn kin en een ingebakken norse uitdrukking op zijn gezicht.

'Hoofdinspecteur Healy zei dat u behoefte had aan enige hulp?'

begon Mulcahy.

'Nou, in elk geval een tolk,' antwoordde Brogan. 'Onze vaste tolk is ziek en haar vervanger is het weekend weg en niet te bereiken. Healy zei dat u onze beste kans was, de omstandigheden in aanmerking genomen.'

'Is dat zo?' Mulcahy verbaasde zich over de geprikkeldheid in haar stem. 'Nou, ik ben geen tolk, maar ik spreek het redelijk vloeiend. Ik zal een poging doen als het zo dringend is als Healy beweert/

'Hij zei dat u in Spanje hebt gezeten bij Europol. Narcotica, nietwaar?'

'Tot voor kort, ja,' zei Mulcahy. 'Bij de inlichtingeneenheid Narcotica in Madrid. Tot de verhuizing van de belangrijkste onderdelen naar Lissabon, waar ze afgelopen september het Marine Operations Analysis Centre hebben opgezet.'

'En ze hebben u niet mee verhuisd?'

Weer dacht hij iets van agressie in de vraag te beluisteren. Maar misschien had ze hem gewoon verkeerd gesteld. Ze kon onmogelijk iets weten over zijn persoonlijke omstandigheden en hij mocht doodvallen als hij de ups en downs van zijn carrière met haar ging bespreken.

'Ik had wat anders te doen,' zei hij met een halve glimlach zonder iets te onthullen.

Haar ogen toonden belangstelling, maar haar mondhoeken bleven naar beneden gedraaid, alsof ze vastbesloten was niet toe te geven aan haar nieuwsgierigheid.

'Madrid is mooi,' zei ze. 'Ik ben er zelf afgelopen jaar een paar dagen geweest voor een cursus. Informatieuitwisseling over pedofilie via Europol - het was heel nuttig.'

'Nu we het daar toch over hebben...' zei hij, en hij herinnerde zich dat Healy had gezegd dat ze bij de zedenpolitie zat. Hij wierp een betekenisvolle blik door de wachtruimte. 'Moeten we niet aan de slag gaan? Het ging om een aanval op een Spaanse tiener, klopt dat?'

'Een meisje, ja, maar...' Brogan zweeg even. 'Is dat alles wat Healy heef t verteld?'

'Hij is niet ingegaan op de details. Zei dat u me zelf op de hoogte zou brengen. Is er een probleem?'

'Helemaal niet.' Ze onderbrak zichzelf weer en wendde zich tot Cassidy. 'Andy, wil jij vast naar de afdeling gaan om te kijken of ze klaar zijn? Wij komen eraan zodra ik de inspecteur hier heb ingelicht.'

Cassidy gromde, gooide zijn lege koffiebekertje in een al overvolle vuilnisbak en liep naar de dubbele deur. Brogan wachtte tot die zoevend achter hem dichtviel.

'Goed, inspecteur, u kunt beter...'

'Gewoon Mike is ook goed,' onderbrak hij haar.

Ze keek hem aan door toegeknepen ogen. 'Goed, eh, Mike,'

ging ze verder. 'Je kunt er beter van doordrongen zijn dat dit een nogal moeilijke zaak is. Een ernstige aanval op een tienermeisje, zestien jaar oud, met akelige elementen van seksueel geweld. Maar er zijn andere factoren in het spel - en daarom maakt Healy zich zo druk.'

'Wat voor factoren?' vroeg Mulcahy, wiens nieuwsgierigheid was gewekt.

'Jezus, hij heeft je echt niets verteld, hè?'

Mulcahy schudde zijn hoofd en wenste dat ze doorging. 'Hij liet iets vallen over dat de minister er belang bij had, maar ik nam aan dat hij dat alleen maar zei om mij sneller hier te krijgen.'

'O, de minister heeft er inderdaad belang bij.' Haar lach verried meer nervositeit dan humor. 'Heel veel belang. Het slachtoffer is de dochter van een Spaanse politicus.'

'O?' Dat zou een verklaring zijn voor de dringende klank in Healy's stem en de veronderstelde paniek van de minister. Mul-cahy voelde de nieuwsgierigheid als een koude bron vanbinnen opborrelen. 'Welke politicus zou dat wel mogen zijn?'

Brogan ademde snel en diep in. 'Maakt dat wat uit?'

Hij zag hoe haar hoge jukbeenderen een vage blos begonnen te vertonen en vroeg zich af of ze eigenzinnig of gewoon naïef was. Het laatste leek onwaarschijnlijk.

'Waarschijnlijk wel, zou ik zeggen/ zei hij uiteindelijk. 'Tenminste voor de minister. Maar luister, ik ben hier pas net bij betrokken, dus kan ik er eigenlijk niets van zeggen. Wat ik in het algemeen wel weet, is dat als er politiek bij betrokken is, we beter precies kunnen weten waarmee we te maken hebben. Mee eens?'

Ze bleef hem aankijken, maar hij kon zien dat ze erover nadacht. Toen knikte ze.

'Ik ken de details niet, maar hij maakt deel uit van de Spaanse regering en deze zaak heeft de hoge heren echt wakker geschud. Alleen nog niet wakker genoeg om hierheen te komen en de zaak zelf af te handelen, uiteraard.'

'Geen kans op,' stemde Mulcahy in. 'Ze blijven allemaal zo lang ze kunnen uit de buurt. Of minstens tot ze weten uit welke hoek de wind waait.'

Daar gaf ze geen antwoord op en dat hoefde ook niet.

'Hoe gaat het met het meisje?' vroeg hij. 'Goed genoeg om verhoord te worden?'

'Moeilijk te zeggen. Volgens de artsen is ze buiten levensgevaar. Of ze echt in staat is om vragen te beantwoorden, is iets anders. Healy zegt dat we er vaart achter moeten zetten, als we dat kunnen. Hij moet iets hebben voor de minister.'

Ze wendde haar hoofd af en duwde een losse pluk haar weer achter haar oor. Haar gezicht vertoonde nu iets van onzekerheid.

'Ze heet Jesica - met één S, zeiden ze. Klinkt niet echt Spaans, toch?'

Mulcahy haalde zijn schouders op. Hij had de naam af en toe ook in Madrid gehoord en de aparte uitspraak van de J zorgde ervoor dat die in het Spaans even natuurlijk klonk als in het Engels. Hij dacht dat Brogan het daarbij zou laten, maar toen haalde ze een notitieboekje uit de zak van haar jas.

'De achternaam is Me-laddo Salsa of zoiets/ zei ze bij het doorbladeren van de velletjes. 'Ik heb er hier ergens een aantekening van gemaakt.'

Me-laddo Salsa? Wat was dat verdorie voor een naam? Toen drong het tot hem door.

'Melladoi' flapte hij eruit, waarbij hij de dubbele 'l' uitsprak met een klank die tussen een 'j' en een 'y' lag, zoals een Spanjaard zou doen. Nu was de naam meteen herkenbaar. Zijn hart bonsde in zijn keel. 'Wil je zeggen dat haar vader Mellado Salazar heet?'

'Dat klinkt wel ongeveer goed,' zei Brogan en ze keek hem fronsend aan alsof ze dacht dat hij een goochemerd was die haar uitspraak verbeterde. 'Ken je hem?'

'Waar ik werkte, was het moeilijk om hem niet te kennen.' Hij probeerde de schrik uit zijn stem te houden. 'Alfonso Mellado Salazar is de Spaanse minister van Binnenlandse Zaken.'

£7 Juez, noemden ze hem. De rechter. Een beruchte voorstander van de harde lijn - zero tolerance op de Spaanse manier. Een terugkeer naar het oude regime. Jezus, als het om zijn dochter ging, zouden er zeker problemen van komen.

'Laten we het erop houden dat meteen duidelijk was dat ze ernstig seksueel was aangerand.'

Brogan ging Mulcahy nu voor naar de afdeling en legde uit hoe het meisje, half naakt en vreselijk van streek, in de kleine uurtjes op Lower Kilmacud Road was opgemerkt door een motorrijder die was gestopt en de Gardai en een ambulance had gebeld.

'Ze hadden wat meer tijd nodig om erachter te komen dat ze Spaanse was. Ze was er vreselijk aan toe. Wat ze zei was volslagen onsamenhangend. Intussen kreeg het Garda-bureau van Dundrum een telefoontje van een echtpaar dat zich zorgen maakte, omdat de zestienjarige Spaanse studente die bij hen logeerde na een avondje uit niet was thuisgekomen. Pas later dachten ze eraan te vertellen wiens dochter ze was.'

Ze keek hem aandachtig aan en liet hem zijn eigen conclusie trekken. 'Het duurde even voordat de stukjes op hun plaats vielen, maar toen dat het geval was brak er algauw paniek uit in het Park.'

Mulcahy knikte meelevend. Vrijwel niemand uit de hogere rangen van de Garda Sïochana zou op zo'n zonnige zondagochtend dienst hebben gehad op het hoofdkwartier in Phoenix Park. Hij kon zich een voorstelling maken van de getij denstroom van carrièrevrees die door de telefoonlijnen naar de duurdere buitenwijken van Dublin moest zijn gespoeld. Healy had hem gebeld vanuit zijn huis in Foxrock. Hoeveel andere zondagse lunches zouden zijn bedorven door dit nieuws?

'Heeft de pers er al lucht van gekregen?' vroeg Mulcahy.

'Nee/ zei ze. 'En Healy is vast van plan het zo te houden.'

'Hij kan toch niet in alle ernst denken dat hem dat zal lukken?'

Brogan haalde haar schouders op. 'Nou, hier in het ziekenhuis weet niemand wiens dochter ze is. Wat ze van het Engels kende is uit haar geslagen. Dus buiten ons en de hoge pieten is deze zaak alleen bekend bij de mensen uit Dundrum. Healy heeft heel duidelijk gemaakt dat iedereen die zijn mond voorbijpraat, een enkele reis naar de binnenlanden krijgt.'

Mulcahy dacht daarover na. Een overplaatsing vanuit Dublin naar een of ander godverlaten oord om daar het bureau te bemannen zou voor de meeste agenten een erger lot zijn dan de dood. Maar hij betwijfelde of het kletsende Garda-monden waren waarover Healy zich zorgen moest maken. Ziekenhuizen zijn grote instellingen, en die kant van de zaak zou Healy nooit onder controle kunnen houden.

'Natuurlijk is de Spaanse ambassade ook op de hoogte gebracht. Maar het is niet erg waarschijnlijk dat die er iets uit zal flappen tegen de kranten.'

'Is die dan nog niet hier geweest?' Dat verbaasde hem. Als het aankwam op het beschermen van hun eigen mensen, waren diplomaten meestal nog sneller uit de startblokken dan politiemensen.

'Er zijn medewerkers onderweg, heb ik te horen gekregen. Waarschijnlijk zijn er op een zondag ook niet veel mensen op de ambassade.' Brogan keek weer op haar horloge. 'Daarom moeten we snel zijn, anders zitten we tot over onze oren in de bureaucratische rompslomp voordat we iets uit haar hebben kunnen krijgen.'

Toen ze zich door een deur duwden die toegang gaf tot de af-deling, stak Brogan een hand uit en bracht hem tot staan. 'Voordat we hier naar binnen gaan, wil ik dat je weet dat ik degene ben die het verhoor leidt en niet jij.'

'Mij best,' zei hij. Je eigen territorium afbakenen maakte deel uit van het leven in de Garda Siochana. Iedereen bewaakte zijn eigen stukje terrein als een kettinghond. 'Het is jouw pakkie-an/

voegde hij eraan toe. 'En naar wat ik zo hoor, mag je het hebben. Ik heb misschien een minuut of twee nodig om contact te leggen met het meisje, dat weet je, maar verder is ze helemaal van jou. Zoals je zei, ben ik alleen maar de tolk.'

'Goed.' Een korte glimlach deed het gezicht van Brogan oplichten, waarna het meteen weer versomberde. 'Luister, er zijn een paar basisregels die ik met je moet doornemen voordat we naar binnen gaan. Maar eerst moet ik je waarschuwen, Mike. Ik wil best geloven dat je een doorgewinterde politieman en een stoere kerel bent. Maar wees erop voorbereid dat deze vent het arme kind heel erg heeft toegetakeld.'

Hoofdstuk 2

Siobhan Fallon wachtte buiten haar appartement, terwijl de bezorger stommelend de trap af liep. Pas toen ze de deur beneden dicht hoorde slaan, ging ze weer naar binnen en sloot haar deur achter zich. Voorzover ze wist, waren er eigenlijk nooit indringers ontdekt in Ballsbridge Court. Daarvoor was het een veel te aardig woonblok. Maar de bemoeials van de bewonersvereniging zouden haar op haar nek zitten over 'veiligheid' als ze niet in het gareel liep. En het laatste waar ze behoefte aan had, was om hier te gaan dwarsliggen, op de enige plaats waar ze zich kon terugtrekken voor een beetje stilte en rust. Gehinderd door de enorme mand met bloemen in haar armen - roze en witte rozen, lelies en god mocht weten wat nog meer - liep ze omzichtig naar de kleine grenen eettafel bij het raam van de woonkamer. Ze zette hem neer naast de krant, die daar al opengevouwen lag, en dacht erover haar camera te pakken om dit ogenblik vast te leggen, toen ze de envelop zag die met plakband aan de mand vastzat. Niemand anders dan Harry Heffernan, haar hoofdredacteur, kon een bestelling op zondag hebben geregeld. Toch wilde ze het met eigen ogen zwart op wit zien.

Eigenlijk was de kaart een beetje een afknapper: Voor onze eigen topper! Hartelijke groeten en gelukwensen... Harry. Kon het slapper? Het was erger dan zijn waardeloze krantenkoppen. Siobhan keek naar het exemplaar van de Sunday Herald dat open op tafel lag. Een klassieke paparazzifoto met kleuren die waren verbleekt door het felle licht van een flitslamp in de nacht, nam het grootste deel van de voorpagina in beslag: voetbalinternational Gary Maloney, bevroren in de tijd terwijl hij uit een elegante portiek stapte met zijn geblondeerde haren in de war als een slaperig zesjarig kind en zijn ogen roodomrand door een teveel van het een of het ander - of zeer waarschijnlijk van alles wat. Maar vanuit het oogpunt van nieuws lag de echte magie in de achtergrond, waar naar buiten glurend en betrapt op het moment dat ze een kushandje gaf, het gemakkelijk herkenbare, door blonde haren omlijste gezicht van Suzy Lenihan was te zien. Beroemdheid, voormalig model en vrouw van Maloneys baas, de coach van het nationale elftal van de Republiek Ierland, Marty Lenihan. Het had leuk en zelfs heel charmant kunnen zijn, als die twee volmaakt uitgelichte rondingen van schouder en heup ook niet achter de deur vandaan waren gekomen en duidelijk lieten zien dat Suzy spiernaakt was. De omstandigheden in aanmerking genomen was de schreeuwerige kop - in een witte tweeënzeventigpunts letter op de zwarte achtergrond aan de linkerkant van de foto: MALONEY DOET HET MET VROUW

COACH - veel meer dan nodig was.

Alle andere woorden op die pagina waren van Siobhan. Ze las eroverheen en als het niet meteen met trots was, dan toch minstens met een oprecht gevoel van voldoening. Ze was vooral ingenomen met de vier woorden die vetgedrukt boven het artikel stonden: SIOBHAN FALLON, EERSTE VERSLAGGEVER. Het had verrekte veel moeite gekost om die titel te bemachtigen en maar al te vaak was het alleen wanneer ze het net als nu in druk zag, dat ze het gevoel had dat het de moeite waard was. Elk onderdeel van het artikel kwam van haar. Ze had er lucht van gekregen via een van haar beste bronnen, had de geliefden opgespoord en Franny de kiekjesmaker verteld waar hij haar moest ontmoeten. Hij hoefde alleen maar bij haar in de auto te zitten en te wachten tot Maloney naar buiten kwam. Flits, pin, flits - foto's geregeld. En toen was zij naar binnen gedoken met de recorder. Geen herrie, geen vuisten, geen gescheld. Maloney was te erg geschrokken of zat te zwaar onder de coke. En toen ze hem om commentaar vroeg, gaf de stomme zak haar een commentaar om een moord voor te doen. 'Heeft m'n vrouw je gestuurd?' had hij gevraagd. Christus, zoiets kon je niet verzinnen. Als zij de hoofdredacteur was geweest, zou dat de kop zijn geworden.

Niet dat het er veel toe deed. Het was veruit de grootste primeur van de dag. Siobhan grinnikte, liet haar ogen nog een keer over de pagina gaan en pakte toen haar camera uit haar tas. Het verhaal was overgenomen door elke nieuwsdienst en het was deze zondag een van de belangrijkste berichten op de Ierse nationale radio, waaraan zij eerder via de telefoon ook nog een bijdrage had geleverd. Daarna nam het op elke radio-en tv-zender die ze had gehoord en gezien een heel belangrijke plaats in. Op een zeker moment was het zelfs het derde bericht op Sky News. En Harry dacht nog steeds dat hij haar kon afschepen met een bos bloemen?

Ze probeerde die gedachte op afstand te houden, omdat ze het ogenblik niet wilde bederven. Ze keek weer naar de bloeiende overdaad in de mand. Bloemen waren heel mooi, maar ze kon er geen rekeningen mee betalen. Ze vroeg zich af wat Heffernan onder dezelfde omstandigheden aan een van haar mannelijke collega's zou hebben gestuurd. Kaarten voor een grote wedstrijd, waarschijnlijk. Die kon je tenminste nog slijten op eBay. Maar ze duwde het idee ongeduldig weg. Daar ging het helemaal niet om. Waar het om ging, was dat ze kreeg wat haar toekwam. Die lang geleden beloofde salarisverhoging, dacht ze, terwijl de frustratie weer begon op te spelen.

Ze plofte neer op de bank en voelde zich plotseling verslagen. Overal in de kamer lagen kranten en tijdschriften, de meeste al weken oud. De paar meubelstukken die ze bezat, gingen schuil onder stapels ongestreken kleren, half gelezen boeken en weggegooide verpakkingen van dingen waarvan ze zich meestal niet kon herinneren dat ze die had gekocht. In de slaapkamer was het nog erger, omdat daar spullen werden neergegooid die weken bleven liggen voordat ze werden gewassen of na een behoorlijke tijd werden opgepakt, geborsteld en weer aangetrokken. Elke minuut die ze had, gaf ze aan haar werk. Voor alle andere dingen scheen nooit tijd te zijn.

Siobhan staarde omhoog naar het witte, lege plafond. Het enige uiterlijke blijk van succes dat nu iets voor haar zou kunnen betekenen, was een schoonmaakster. Al was het maar voor één of twee ochtenden per week, gewoon om schoon te maken, wat te strijken en iets van de last van het alleen wonen van haar over te nemen. Maar ze lag al krom om de hypotheek te betalen, ook al was dit appartement maar een schoenendoos. Ze had het gekocht op het duurst mogelijke moment en zelfs al zou ze willen verkopen, dan durfde ze niet te hopen de woning kwijt te raken zonder er zwaar op te verliezen. Als ze eerste verslaggever van The Msh Times of de Irish Independent was, dan zou haar financiële situatie heel anders zijn. Maar bij de onbenullige, altijd in geldnood verkerende Sunday Herald... Blijf dromen, Siobhan, blijf dromen. Brogan had niet overdreven.

Mulcahy bleef staan bij het metalen voeteneinde van het bed en zoog met een ruk zijn adem naar binnen bij het zien van de vlekkerige massa blauwe plekken, gestold bloed en hechtingen in het gezicht van Jesica Mellado Salazar. Het donkere, paarsachtige vlees rond haar oogleden was zo gezwollen dat hij niet kon zeggen of ze sliep of wakker was. De verpleegster die de kamer in was gestuurd om toezicht te houden op het verhoor, een magere, afgetobde maar vriendelijk uitziende vrouw, liep naar de andere kant van het bed en streek het lichtblauwe uniform onder haar smalle heupen glad toen ze ging zitten. Het plastic naamplaatje op haar borst vermeldde alleen maar: SORENSON.

'Dokter Baggot zei dat ik u eraan moest herinneren dit kort te houden, inspecteur,' waarschuwde ze Brogan. 'Dit is echt niet goed voor Jesica.'

Brogan mompelde iets over de noodzaak om snel te handelen en dat ze het zo kort mogelijk zou houden. Toen pakte ze een stoel en plaatste die zo bij het bed dat ze in het blikveld van het meisje zou zitten. Ze trok een andere stoel naast die van haar, voor Mulcahy. Cassidy bleef bij de deur staan. Terwijl Mulcahy ging zitten, voelde hij even iets van onzekerheid opkomen. Voor de meeste situaties was zijn Spaans goed genoeg. Hij had zeven jaar in Madrid gewoond en in die taal gewerkt, kennissen gemaakt en zelfs romantische avontuurtjes gehad. Maar kon hij subtiel genoeg zijn voor de vereiste delicate behandeling van deze situatie? Hij zou het simpel moeten houden. Zo te zien zou het meisje toch niet in staat zijn om veel te zeggen. Hij kon het verhoor altijd beëindigen als het niet goed ging. Mulcahy keek op om zich ervan te overtuigen dat Brogan niets had gemerkt van zijn aarzeling, maar ze was bezig zuster Sorenson te vragen Jesica te wekken. De verpleegster knikte en tikte haar patiënte op de schouder.

'Jesica, lieverd, er zijn hier een paar mensen die met je willen praten.'

Een laag gekreun kwam ergens diep uit het binnenste van het meisje, maar ze bewoog niet.

Mulcahy kuchte zacht.

Het slanke tienerlichaam onder de lakens verstijfde zichtbaar en het hoofd van het meisje draaide met een ruk rond op het kussen. Eén opgezwollen ooglid ging knipperend een fractie open, gevolgd door het andere. De ogen richtten zich op Brogan, die als eerste in haar gezichtsveld kwam.

'Hallo, Jesica,' begon Brogan. Kalm, zacht en evenwichtig. Ze glimlachte tegen het meisje. Het weinige wit dat er nog in Jesica's ogen was te zien, glom van angst toen ze van Brogans gezicht naar dat van Mulcahy schoten.

'Buenos dias, Jesica,' zei Mulcahy, en hij probeerde zijn stem gedempt en geruststellend te houden. Desondanks kromp ze ineen bij het horen van zijn stem.

'Tranquila, nina,' zei hij zo zacht als hij kon. 'No te preocupes. Somos policias. Queremos ayudarte.' Maak je geen zorgen. Wij zijn van de politie. We willen je helpen.

Het meisje beefde bij elk woord. Instinctief wilde hij een hand uitsteken om die van haar te pakken en te proberen haar te troosten met iets anders dan woorden alleen. Maar Brogan was heel duidelijk geweest en hij wist het zelf ook wel uit zijn lange ervaring: geen lichamelijk contact. Dit zou moeten gebeuren met louter woorden.

Het duurde even voordat hij zeker wist dat ze hem begreep. Aanvankelijk wilde ze op geen enkele manier reageren; ze vermeed zelfs zijn ogen door die van haar te sluiten en ze gesloten te houden. Dus vroeg hij haar te knikken als bevestiging dat haar naam Jesica was... dat ze uit Madrid kwam... dat ze zestien jaar oud was. Bij elke volgende vraag bewoog haar hoofd iets zekerder op het kussen. Toen hij haar daarna vroeg de naam van haar vader te bevestigen, gingen haar ogen weer knipperend een stukje open. Er welden tranen onder de oogleden op en ze sprak haar eerste woorden uit. Zo onduidelijk, zo vol angst, dat hij ze nauwelijks kon verstaan.

'Dónde estd... dónde estd mi padrei'

Een meisje dat naar haar vader zocht.

Mulcahy wilde het weinige vertrouwen dat hij had opgebouwd niet tenietdoen, dus zei hij er zeker van te zijn dat haar vader onderweg was. Dat scheen haar gerust te stellen. Toen keek hij naar Brogan, wier uitdrukking geen twijfel liet bestaan over haar frustratie omdat ze buiten het gesprek werd gehouden. Hij knikte haar bemoedigend toe, maar zei niets. Hij wilde het belangrijkste onderwerp ter sprake brengen zonder de sfeer te verstoren. Dus wendde hij zich weer tot het meisje en vroeg wat er met haar was gebeurd.

'iFuiste asaltadai' Had iemand haar aangevallen?

Ze draaide haar hoofd weg en haar gezwollen oogleden knipperden zo snel als ze konden, alsof ze een vreselijke gedachte probeerden af te weren. Toen knikte ze. Het was een minuscule beweging vol emotie.

'Wat heb je tegen haar gezegd?' fluisterde Brogan, terwijl ze aan zijn mouw trok. Hij zei geluidloos tegen haar dat ze even moest wachten en keek Jesica toen weer aan. Het meisje zag er onzekerder uit dan ooit, blikte omhoog en toen begonnen de tranen te stromen.

'Un hombre me golpeó... No se que paso.'

Naast hem kon Brogan niet rustig blijven.

'Wat zegt ze?' siste ze half binnensmonds tegen hem.

'Een man heeft haar geslagen. Ze weet niet wat er is gebeurd.'

'Vraag haar of ze de man kende.'

Mulcahy keerde zich weer naar Jesica. 'jEste hombre, lo co- nocesl'

'No vi nada...' Ze had niets gezien, antwoordde Jesica even haperend als tevoren. De klap was uit het niets gekomen. Recht in haar gezicht. Zo hard, zo onverwacht, dat ze op de grond viel.

'Hoe zag hij eruit?'

Mulcahy vertaalde Brogans vraag.

'No, no se,' hield het meisje vol. De tranen stroomden nu rijkelijk.

'Ze weet het niet.'

'Heeft hij iets tegen haar gezegd?'

Mulcahy's hart zonk in zijn schoenen toen hij zag hoe de gezwollen gelaatstrekken van Jesica weer werden gegrepen door angst.

'Todo se puso oscuro,' zei ze. De spieren in haar gezicht vertrokken, tot de pezen in haar hals eruitzagen als kabels door de poging om haar angst onder woorden te brengen.

'Alles werd donker, zegt ze. De man gooide iets over haar heen en sleepte haar toen ergens naar binnen. Hij bleef haar stompen, de hele tijd.'

Mulcahy stopte toen Jesica een lange hoestaanval kreeg en naar een schaal op het kastje naast haar greep toen de paniek zich vanbinnen een weg naar buiten probeerde te banen. Er kwam echter niet veel meer uit dan een lange sliert bloederig speeksel. De verpleegster hielp haar overeind en veegde voorzichtig haar lippen af met een tissue toen het meisje weer terugzakte in de kussens. Haar borst rees telkens iets minder hoog naarmate ze langzaam tot rust kwam.

'Ze mag hier nu eigenlijk niet aan blootgesteld worden/ klaagde de verpleegster. 'Kan het niet wachten tot ze wat sterker is?'

'Ik vind niet dat de rotzak die dit deed, een seconde langer dan nodig vrij mag rondlopen, u wel?' snauwde Brogan tegen haar. De verpleegster kleurde en leek iets te willen zeggen. In plaats daarvan klakte ze zacht met haar tong, wendde zich tot Jesica, streelde haar voorhoofd en hield haar een beker voor waaruit ze iets kon drinken.

'Goed,' fluisterde Brogan tegen Mulcahy. 'Laat de aanval achterwege, anders raakt ze te veel van streek. Vraag haar wat ze vlak daarvoor aan het doen was. Over een minuut of zo gaan we weer verder in op de details.'

'Weet je het zeker?' vroeg Mulcahy haar. Healy kon de pest krijgen. En die verrekte minister kon ook de pest krijgen. Het meisje was niet in staat om verhoord te worden.

'Vraag het haar nou maar,' drong Brogan aan. 'Het zou wel eens de enige mogelijkheid kunnen zijn die we de komende dagen krijgen.'

Hij keek haar strak aan en overwoog de zaak. Zij was de expert in zedenzaken. Zij moest weten wat ze deed. Hoe zou hij zich voelen als een of andere buitenstaander hem probeerde te vertellen wat hij moest doen? Hij wendde zich weer tot Jesica en stelde de vraag. Maar ze kregen niet veel meer uit haar. Ze zei dat ze naar een club was geweest, maar ze wist niet meer waar. Toen ze haar vroegen of ze daar alleen was vertrokken, raakte ze van streek.

'Me golpeó' - hij stompte me - 'me golpeó,' was het enige wat ze steeds weer wilde zeggen. Toen werd ze gegrepen door iets anders en nog schrikwekkenders. Ze rolde met haar ogen en jammerde iets wat Mulcahy maar net kon opvangen, iets over hellevuur, een vlammend zwaard en de wrake Gods. Maar had hij dat goed verstaan? Mulcahy herhaalde de woorden in zijn hoofd en was ervan overtuigd dat hij het goed had gehoord. Terwijl hij daarmee bezig was, gilde het meisje het uit en rolde zich in de armen van de verpleegster op tot een bal. Mulcahy keek Brogan weer aan. 'Wat heeft hij verdomme met haar gedaan?'

Brogan keek hem aan met een felle blik. 'Hij heeft haar gemarteld, de ziekelijke klootzak. Hij heeft haar verbrand - of liever: gebrandmerkt - over haar hele buik en geslachtsstreek. We weten nog niet waarmee, misschien met een mes en een soldeerbrander. Wat het ook was, hij heeft haar totaal kapotgemaakt.'

'Goeie god,' zei Mulcahy, die met moeite zijn geschoktheid onderdrukte.

'U zult het hier nu echt bij moeten laten/ zei zuster Sorenson dringend tegen Brogan. 'Ze is te erg van streek. Ze moet hoognodig rusten.'

Brogan knikte instemmend, maar was nog niet klaar.

'Goed, ja. Nog één ding.' Ze trok weer aan Mulcahy's mouw.

'Zeg tegen haar dat het ons echt zou helpen als ze zich één klein detail, wat dan ook, over de kerel die dit heeft gedaan, kon herinneren. Over zijn kleren, zijn haren, zijn schoenen - of waar ze naartoe gingen. Wat dan ook.'

Mulcahy sprak zo vriendelijk als hij kon, maar bijna meteen raakte het meisje weer in paniek - alsof zijn woorden een bres sloegen in alle muren van de haar toegediende pijnstillers, waardoor de pijn even scherp als de eerste keer naar buiten kwam kronkelen. Hij vloekte zacht en stond op, niet in staat zich voor te stellen wat ze doormaakte en niet van plan het nog erger te maken. Rustig zei hij tegen het meisje dat het goed was, dat hij haar geen vragen meer zou stellen. Toen liep hij langs Brogan naar de deur. Hij had er schoon genoeg van.

'Waar ga je naartoe?' Brogan staarde hem aan alsof hij gek was.

'Goed, dat was het,' zei de verpleegster. 'Nu allemaal naar buiten. Geen tegenwerpingen.' Maar op het moment dat ze opstond om hen de kamer uit te werken, barstte Jesica in huilen uit. Als bij een dambreuk kwam het naar buiten stromen, een stortvloed van tranen, snot en doodsangst. De verpleegster spande zich in om haar in bedwang te krijgen om te voorkomen dat ze zichzelf onder de lakens kapot scheurde. Mulcahy's eerste gedachte was om te helpen, maar Brogan was hem voor en sprong naar het meisje om haar zwaaiende ledematen in bedwang te houden. Hij deed een stap achteruit, gebiologeerd door de felheid van de emotie. Op het moment dat hij dat deed, kwam een kleine, elegant geklede man de kamer binnenstormen. Hij was achter in de dertig, met strak naar achteren gekamd, gitzwart haar. Hij wierp één blik op het ontredderde meisje, vervolgens op het groepje om haar heen, en begon met een een zwaar accent aan een scherpe uitval tegen zowel Brogan als de verpleegster.

Doordat hij in de loop der tijd vaker kennis had gemaakt met lichtgeraakte Spaanse diplomaten, herkende Mulcahy het type meteen. Brigadier Cassidy was echter niet zo fijngevoelig. Met opgetrokken schouders en opgestoken handen om hem tegen te houden, keerde hij zich naar de nieuwkomer en gebood hem de kamer te verlaten. Toen de Spanjaard alleen maar meer geprikkeld raakte en zich langs hem probeerde te werken, volgde er een snelle beweging van iets bruins, een gekreun van pijn, en een ogenblik later zat de man voorovergebogen op zijn knieën met zijn rechterarm hoog achter op zijn rug gedraaid. De blik van pijn op zijn gezicht werd beantwoord door een triomfantelijke blos op dat van Cassidy. Het was schrik die nu de gelaatstrekken van Brogan verlamde.

'Jezus, Andy! Laat hem los, in hemelsnaam. Hij is van de ambassade.'

Zelfs Jesica was van schrik stil geworden door het handgemeen vlak naast haar bed. Ze bleef niet-begrijpend toekijken, terwijl Brogan en Cassidy de man op de been hielpen en het stof van zijn kleren sloegen. Rood van woede joeg de verpleegster hen intussen alle drie naar de deur en eiste dat ze hun ergerlijke gedrag ergens anders tentoonspreidden. Ongelovig maakte Mulcahy zijn ogen van hen los en ontdekte dat ze in die van Jesica keken. Hij schudde zijn hoofd en glim-lachte zo geruststellend als hij kon. Maar ze scheen het tumult al te zijn vergeten en vertoonde geen andere reactie dan dat ze zijn blik gespannen vasthield, terwijl ze bezorgd zoekend en met een smekende blik in haar gekwelde ogen de rode striem in haar hals betastte.

Ze jammerde zacht tegen hem dat haar kruisje en ketting weg waren.

'Quizds las tienen las enfermeras,' opperde Mulcahy. Misschien dat de zusters die hadden. Maar toen hij zag hoe ernstig de verwonding aan haar hals was, vermoedde hij eerder dat het kettinkje tijdens de aanval was afgerukt. Ze luisterde trouwens toch niet echt naar hem, maar staarde hem alleen maar aan, terwijl er kennelijk iets door haar hoofd speelde.

'Recueido una cosa,' zei ze met zo'n fragiele stem, dat hij kon zien dat het haar veel moeite kostte om zich te beheersen. Ze herinnerde zich iets.

'Hizo la senal de la cruz,' zei ze, bijna onhoorbaar nu de anderen buiten de kamer hun stemmen weer verhieven.

'jLa senal de la cruzt' herhaalde hij om er zeker van te zijn dat hij haar goed had verstaan.

'Si, claio,' zei ze, de tranen wegslikkend. 'Como un cura.'

Maar voordat hij verder nog iets kon zeggen, was de verpleegster terug in de kamer. Ze pakte hem bij zijn elleboog en stond erop dat hij vertrok. Terwijl hij wegliep, keek hij over zijn schouder, omdat hij haar gedag wilde zeggen, maar Jesica was hem al vergeten en een volgende vloed van tranen duidde erop dat ze weer helemaal gericht was op de verschrikking die zich binnen in haar afspeelde.

'Als een priester!' riep Brogan uit. Ze stonden bij de hoofdingang van het ziekenhuis. Mulcahy nam een diepe trek van zijn sigaret en was opgelucht weer buiten te staan.

'Dat zei ze/ zei Mulcahy. 'Haar precieze woorden waren: "Hij maakte het kruisteken. Als een priester.'" Het was ruim een halfuur nadat hij de kamer van Jesica had verlaten. In de gang had hij Brogan aangetroffen, die nog steeds probeerde de verontwaardigde Spaanse diplomaat te kalmeren, maar kennelijk niets bereikte. Mulcahy stelde zich aan de man voor en vroeg toen aan Brogan of ze het erg vond als hij een paar woorden met de kerel in het Spaans wisselde. Misschien was het de verrassing dat hij in zijn eigen taal werd aangesproken of misschien was het alleen maar de rustgevende aanwezigheid van Mulcahy, die boven hem uittorende, maar eerste secretaris Ibanez kalmeerde daarna snel. Een paar minuten later kon er bij hem al een glimlach vanaf, toen Mulcahy zinspeelde op een legendarische Spaanse grap over een nogal dom lid van de Guardia Civil, terwijl hij zijn verontschuldigingen aanbood voor het heetgebakerde optreden van Cassidy. Ibanez scheen zelfs de pijn in zijn rechterarm te zijn vergeten tegen de tijd dat hij Mulcahy de hand schudde en terugkeerde naar de afdeling, nadat hem de verzekering was gegeven dat er geen poging meer zou worden ondernomen om Jesica te verhoren zonder dat een beambte van de ambassade erbij aanwezig was.

Pas toen Mulcahy buiten met Brogan stond te wachten tot Cassidy met de auto kwam, vertelde hij haar wat Jesica tegen hem had gezegd.

'Jezus, daar hebben we echt behoefte aan,' ging Brogan erop door. 'Waarom zou ze dat in godsnaam zeggen? Droeg die vent een boordje of zoiets?'

Mulcahy haalde zijn schouders op. 'Dat zul je haar de volgende keer moeten vragen.'

'Wat denk je dat ze bedoelde? Slaan priesters op een andere manier een kruis dan andere mensen?'

'Niet dat ik weet.'

'Nou, het lijkt me sterk dat ze het niet begrijpt, toch? Ik bedoel, ze is Spaanse, dus ze moet haast wel katholiek zijn.'

'Ik denk dat we dat veilig kunnen aannemen/ zei Mulcahy.

'Van haar vader is algemeen bekend dat hij tot de rechtervleugel behoort. Sterker nog, hij ligt altijd onder vuur vanwege zijn banden met de Kerk. En zoals ik je heb verteld, zei ze dat het kruisje aan de ketting die ze om haar hals droeg is verdwenen.'

'Het is vreemd dat haar aandacht juist daarnaar uitgaat, als je bedenkt wat die vent nog allemaal met haar heeft uitgehaald, vind je niet?'

'Jij weet meer van dat soort dingen dan ik, maar misschien is het een soort... O, ik weet het ook niet.' Mulcahy zweeg, omdat hij niet wilde speculeren en er ook niet meer bij betrokken wilde raken dan hij al was.

'Nee, ga verder/ drong Brogan aan. 'Wat wilde je zeggen?'

'Ik herinnerde me alleen dat ik ooit in El Pais of ergens anders een profiel van Jesica's vader heb gelezen. Ik weet het niet meer precies, maar ik ben er vrij zeker van dat haar moeder overleed toen ze nog erg jong was en dat hij haar alleen heeft opgevoed. Of zo alleen als mogelijk is met het soort leven dat zij leiden. We hebben het over een echt oud Spaans aristocratisch geslacht.'

'Een reden te meer om je geen zorgen te maken over een kruisje en een ketting, denk je niet?' zei Brogan.

'Tenzij het emotionele waarde had. Misschien is het van haar moeder geweest of heeft ze het gekregen van haar vader. Het moet een of andere bijzondere betekenis voor haar hebben gehad.' Hij liet het peukje van de sigaret onder zijn voet vallen en trapte het uit. 'Maar goed, ik weet zeker dat het uiteindelijk allemaal uit zal komen. Hoe groot is de kans daarop, denk je?'

Brogan streek een haarlok uit haar gezicht. 'In dit stadium is dat moeilijk te zeggen. Het is bepaald geen peulenschil, hè? We weten nog helemaal niets tot we een idee hebben waar ze afgelopen nacht was en met wie. En je weet nooit waar de jongens van de technische dienst misschien mee komen.'

'Wat voor griezel kan zoiets nou doen? Ze is nog maar zo jong.'

Brogan keek hem fronsend maar niet onvriendelijk aan. 'Kom eens een poosje bij de zedenpolitie werken, dan zul je zien dat we in Dublin geen tekort hebben aan griezels.'

Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, bedankt, ik blijf liever bij wat ik ken.'

Als hij daar de kans voor kreeg. Mulcahy keek weer naar de lucht. Het uitnodigende blauw van het begin van de middag was verdwenen achter een uitgestrekt grijsgrauw wolkendek. En de wind rook een beetje naar regen. Misschien was het toch geen goede dag voor een zeiltochtje. Een donkerblauwe Mondeo kwam naast hen tot stilstand. Achter het stuur zat Cassidy, die zich opzij boog om het passagiersportier open te duwen. Daarbij schonk hij Mulcahy een norse blik. Hij was helemaal niet blij geweest toen Mulcahy hem had voorgesteld Ibanez nog eens

- en dan oprechter - zijn verontschuldigingen aan te bieden. De stomme zak zou hem dankbaar moeten zijn dat hij hem een disciplinaire hoorzitting had bespaard. Brogan keek achterom toen ze in de auto stapte. 'Bedankt, Mike - en het spijt me dat ik je zondag heb bedorven. Ik zal je laten weten hoe het is afgelopen.'

'Doe dat.' Hij hoopte dat ze het niet zou doen. 'Veel succes ermee.'

Met piepende banden schoot de auto weg. Mulcahy keek hem een ogenblik na. Cassidy was kennelijk een eersteklas boef van de oude school, absoluut niet te vertrouwen. Hij vroeg zich af hoe Brogan het met hem uithield. Toen schudde hij nogmaals zijn hoofd, haalde zijn sleuteltjes en sigaretten uit zijn zak en begaf zich naar de parkeerplaats.

Hoofdstuk 3

Siobhan Fallon vloog als een maartse wind met wapperende open jas - ondanks de gestaag vallende motregen - door Stephen Street. Met één hand graaide ze diep in haar schoudertas naar haar mobiele telefoon, want ze was al een kwartier te laat. Normaal gesproken zou ze gewoon het weer de schuld geven en een zegevierende glimlach tonen, wat meestal wel werkte. Maar ze vond deze kerel leuk en zelfs als het niets zou worden, dan zat er altijd nog een kans op een goed verhaal in. Ze scrolde door haar laatste telefoontjes en klikte op zijn nummer, maar ze kreeg alleen zijn voicemail. Het had weinig zin om nu nog een boodschap in te spreken. Ze liet de telefoon weer in haar tas glijden en versnelde haar pas. Ze was er toch bijna. Drie minuten later sloeg ze de hoek om naar South Great George's Street en zag Long Hall aan de overkant van de straat liggen. De oude Victoriaanse pub had een behoorlijke facelift ondergaan sinds de laatste keer dat ze hem had gezien toen erachter een enorm nieuw kantorenblok was gebouwd. Een poosje had het ernaar uitgezien dat de hele straat tegen de vlakte zou gaan, met de Long Hall erbij. Zo ging dat tijdens de eerste dagen van de hausse, toen geen enkel hinderlijk stukje van Dublins erfgoed langer in de weg stond dan nodig was om de zakken van een ambtenaar van de afdeling Planning en Ontwikkeling vol te stoppen met geld. Maar op de een of andere manier had de Long Hall het gered, een heldhaftige overlevende en vanbinnen ongetwijfeld nog even haveloos als vroeger. Ze had gelachen toen hij had voorgesteld elkaar daar te ontmoeten. Niet bepaald de plaats om indruk te maken op een meisje.

Ze duwde de deur open en liep langs de mahoniehouten bar terwijl haar ogen over het krankzinnige allegaartje gingen van spiegels en kroonluchters, de houten lambrisering tegen de muren, die waren bedekt met gevlekte oude Chinese prenten en het gebarsten pleisterwerk van vruchten tegen het plafond. Ze zag hem meteen. Hij zat geconcentreerd een krant te lezen aan een tafeltje in het achterste vertrek, zijn lange benen voor hem uitgestrekt, een nauwelijks aangeraakte pint stout voor hem en zijn kaak wijzend naar het verhaal. Een herinnering van jaren geleden schoot haar te binnen toen ze hem in diezelfde houding had gezien, maar dan zonder krant, uitgeput en nadenkend nadat hij in Clondalkin een belangrijke politieactie tegen drugshandel had geleid. Zij was een beginnend verslaggeefster geweest en hij bekleedde toen al een positie met verantwoordelijkheid en macht. Het gevoel dat hij toen uitstraalde - dat hij alles onder controle had met zijn koele vastberadenheid - had haar getroffen als een bliksem. En hoewel haar eigen positie sindsdien sterk was veranderd, werd ze nu getroffen door hetzelfde gevoel. Precies hetzelfde.

Mulcahy wilde kijken hoe laat het was en toen hij opkeek, stond ze daar, omlijst door de donkere houten boog die de scheiding vormde tussen de voorste en achterste bar. Ze glimlachte naar hem en het leek alsof de regen haar niet had durven raken.

'Het spijt me echt dat ik te laat ben,' zei Siobhan met een berouwvolle glimlach die haar gezicht deed opklaren. 'Ik kon nergens een parkeerplaats vinden.'

'Maakt niet uit. Daardoor kon ik kijken wat voor nieuws er was.' Hij vouwde zijn krant op en begon overeind te komen, maar zij gebaarde hem te blijven zitten, schudde haar jas uit en zocht in haar tas naar haar portemonnee, omdat ze niet wilde dat hij voor haar naar de bar ging.

Hij leunde achterover, nam een lange teug van zijn bier en sloeg haar gade toen ze wegliep. Hij genoot van de manier waarop haar zwarte haar golfde en krulde als het op haar schouders viel, van de manier waarop haar heupen bewogen onder het zachte, strakke katoen van haar rok. Van de manier waarop ze die zuurpmim van een barkeeper liet stralen, alleen maar door hem iets te drinken te vragen. Mulcahy had haar meteen leuk gevonden, vanaf het moment dat zijn oude maat Mark Hewson

- tegenwoordig iemand die binnen de pr-kringen van Dublin behoorlijk wat gewicht in de schaal legde - haar veertien dagen geleden op een verjaardagsfeestje aan hem had voorgesteld. Want ondanks het andere kapsel en de verstreken tijd, had hij haar met-een herkend - de herinnering was als een geest naar boven gekomen en iets waarvan hij zich nooit bewust was geweest, was volledig gevormd en meteen herkenbaar opgedoken. Siobhan Fallon, die verslaggeefster. De vrouw die toen, jaren geleden, met hem mee was gekomen nadat hij voor het eerst zijn eigen team had gekregen - toen hij zelfs zichzelf perplex had doen staan met een van de grootste heroïnevangsten die ooit in Dublin was gedaan. Hij dacht het ook te zien in haar ogen, die verbazingwekkende blauwe ogen, de verrassing en vreugde van de hernieuwde kennismaking. Een halfuur lang hadden ze geprobeerd de herrie van het feestje te overwinnen, waren ze aangestoten door passerende lichamen, hadden ze in eikaars oor gepraat, waarbij hun wangen elkaar terloops raakten alsof ze oude vrienden waren, en hadden ze samen gelachen. Ze waren elkaar kwijtgeraakt toen een groepje vrienden van haar was verschenen en haar had meegesleept. Hij had haar niet meer gezien tot ze later met die vrienden was vertrokken en hij door de kamer haar blik had opgevangen. Zij had geglimlacht, hij had gezwaaid en dat was het dan. Tenminste, dat had hij gedacht. Hij had overwogen haar op te zoeken. Maar hij ging ervan uit dat een vrouw als zij al iemand moest hebben... tot ze hem een paar dagen geleden had opgebeld. Ze had zijn nummer van Mark gekregen. Had hij zin om samen iets te drinken? Recht op de man af, er niet omheen draaien - ook iets wat hem in haar aanstond.

'Die kun je maar beter wegstoppen, anders zul je jezelf moeten arresteren/ zei ze toen ze met een glas in haar hand ging zitten en op het pakje sigaretten wees dat hij op tafel had laten liggen.

'Ik dacht dat ik misschien een excuus nodig kon hebben om snel naar buiten te lopen,' grapte Mulcahy.

'Nou, wees gewaarschuwd, ik rook af en toe ook graag, dus ik zou een excuus hebben om achter je aan te komen.'

Haar ogen grepen hem vast met een flits van licht azuurblauw. Het was het eerste waaraan hij had gedacht toen ze hem belde. Die blik.

'Ik hoorde je vanochtend op de radio over Gary Maloney praten,' zei hij. 'Het lijkt erop dat je daarmee een behoorlijke storm hebt ontketend.'

'Ja,' zei ze. 'Het is een grote zaak. De favoriete voetbalheld van de natie en zo. Maar morgen zal het in alle andere kranten staan - dan is het eigenlijk niet meer van mij.'

Mulcahy begreep niet waarom dat zo belangrijk voor haar was. Verder vond hij dat politiemensen en broodschrijvers veel gemeen hadden en dat ze soms aardig nuttig voor elkaar konden zijn, alleen had hij nooit veel opgehad met de roddelpers en al dat gegluur naar de misstappen van andere mensen. Hoe zij te werk ging bij het vinden van een dergelijk verhaal, interesseerde hem echter wel.

'O, je weet wel, bronnen, geruchten/ antwoordde ze. 'Jij bent rechercheur, je weet hoe dat allemaal werkt. De juiste mensen kennen en op de juiste plaats zijn om iets te horen fluisteren is het halve werk. Andere keren komen ze naar jou toe. Meneer X

is kwaad op Meneer Y. Hij wil wraak nemen of zijn baan inpikken. Of gewoon de poen. Zo krijgen jullie toch ook de meeste van jullie aanwijzingen, nietwaar? Contacten, informanten en ordinaire jaloezie?'

Ze had gelijk. Mensen geloofden graag wat ze op de tv zagen, dat het bij de politie allemaal draaide om zorgvuldig afwegen en beoordelen van aanwijzingen of, nog stommer, geavanceerde forensische technieken. Maar in werkelijkheid werd het merendeel van de zaken opgelost door gewoon, ouderwets verraad. En dat gold in nog sterkere mate voor narcotica, het terrein waarop hij meestal werkzaam was, dan op welk ander gebied ook, omdat de inzetten gigantisch waren en het verlinken van concurrenten het zoveelste wapen uit het arsenaal van de eerzuchtige drugsbaron was. Maar hoezeer ze ook gelijk had, hij wilde het haar toch niet te gemakkelijk maken.

'En verwachten ze ooit iets van jou?' vroeg hij. 'In ruil voor hun informatie, bedoel ik.'

Ze keek hem aan met een zweem van een glimlach om haar lippen alsof hij haar ergens op had betrapt, maar ze zei een paar tellen niets en overwoog kennelijk iets. Toen liet ze haar glimlach breder worden en beantwoordde ze zijn vraag.

'Het hangt er een beetje van af hoe groot de gunst is die ze je hebben bewezen. Maar zoals ik zei, meestal ben ik het die hun een gunst bewijst. Door het verhaal openbaar te maken, begrijp je. Dat is voor de meesten voldoende.'

'Dus kan er geen sprake van zijn dat je een bron voor een verhaal als dit betaalt?'

Deze keer was ze voorbereid op zijn vraag. 'Ik ben bang dat ik geen commentaar kan geven op een dergelijk commercieel gevoelig onderwerp,' zei ze, weer grinnikend. 'Je weet trouwens hoe fanatiek wij journalisten zijn als het gaat om het beschermen van onze bronnen.'

Hij wist niet zeker of ze hem plaagde. Ze wist heel goed dat hij niet naar details vroeg.

'Nu we het daar toch over hebben,' ging ze verder, terwijl ze haar glas in de ene hand pakte en met de andere een golvende beweging maakte, 'ik wilde je iets vragen. Je vertelde op het feestje dat je een poos bij Europol in Madrid had gezeten en ik dacht dat het misschien wel iets was om een artikel te schrijven over de internationale drugshandel en hoe Ierland in dat plaatje past. Ik heb een artikel in een van de Engelse kranten gelezen waarin werd beweerd dat meer dan de helft van de harddrugs via Ierland hun land binnenkomt. Ik bedoel, ik wist dat het een heleboel was, maar is het echt zo veel?'

De stemming van Mulcahy daalde met een klap. Dat kwam niet zozeer door de vraag als wel door de gedachte dat een verhaal misschien het enige was wat ze van hem wilde. Nou, als hij teleurgesteld ging worden, dan kon hij haar net zo goed laten weten dat het ook voor haar zou gelden. Hij was niet langer het grote vat vol verhalen dat hij vroeger was geweest.

'Heb je me daarvoor nodig - als potentiële bron?'

Het kwam er scherper uit dan hij had bedoeld. Weer hield ze zijn blik een tel of twee vast en toen lachte ze verlegen.

'Jezus, ik zit hier nauwelijks vijf minuten en ik onderwerp je al aan een derdegraadsverhoor. Het spijt me, Mulcahy. Het is beroepsdeformatie, weet je, eerlijk waar. Ik zie iemand en ik denk: hé, een verhaal, en ik spring er meteen bovenop. Het spijt me. Het is een gewoonte geworden. Ik dacht dat we...'

Haar stem stierf weg en ze keek neer op haar handen.

'Nee, luister,' stamelde hij. 'Ach, laat ook maar. Ik had niet zo aangebrand moeten doen. Misschien als we het een poosje niet over het werk hebben, dat het best weer gaat.'

Ze keek hem nu weer aan met die blik van schalkse nieuwsgierigheid in haar ogen. Hij herinnerde zich hoe overtuigend ze die keer was geweest, toen ze hem had overgehaald haar mee te nemen bij die overval. Hij had geweten dat hij tot aan zijn haar-wortels in de ellende zou zitten als er iets verkeerd ging, maar toch had hij haar meegenomen. En achteraf bleek het een van de gedenkwaardigste nachten van zijn leven te zijn geweest. Die actie had zijn carrière bepaald. Haar artikel had iedereen duidelijk gemaakt - niet alleen zijn superieuren maar ook elke omhooggevallen dealer in zijn gebied - dat er een nieuwe kerel was aangetreden die niet met zich liet spotten. En als hij er nu op terugkeek, was zij het geweest aan wie hij daar op de achterbank van de auto, ingepakt in een beschermend Garda-vest, had gedacht, terwijl hij toch even opgewonden was over wat er ging gebeuren als alle andere mannen in zijn team. Door die herinnering veranderde hij weer van gedachten over haar.

'Waarom gaan we niet naar buiten voor een sigaretje?' stelde hij voor, en hij pakte zijn pakje en aansteker.

'Goed idee,' zei ze. 'Dan kunnen we opnieuw beginnen als we weer binnenkomen.'

Zoals hij het beluisterde, had ze net zo goed naast hem in een hotelkamer kunnen liggen, ergens tussen begeerte en het kille licht van een nieuwe dag.

Brogan keek op haar horloge, terwijl ze op het puntje van een beige leren bank in de woonkamer van een zekere mevrouw Edith Mannion zat. Alles was klinisch schoon en ordelijk. Volmaakt gereed voor de bezoekers, die volgens de indruk van Brogan zelden iets kwamen verstoren. Het werd al laat en ondanks het vooruitzicht vorderingen te maken begon ze er nu genoeg van te krijgen. Dit zou voor vanavond het laatste bezoek zijn. Toch vulde de gedachte aan de terugkeer naar haar eigen huis haar met de gebruikelijke vormloze afkeer. Aidan die met een glas bier in de hand en zonder iets te zeggen op de bank naar de televisie zat te staren, terwijl in de hoek de babyfoon een zacht en beschuldigend geruis liet horen.

Het was een traag verlopende, frustrerende avond met weinig of geen vooruitgang geweest. Tegen het eind van de middag hadden ze contact opgenomen met Frank Harney, het hoofd van de Dublin Summer Language School, waar Jesica was ingeschreven voor een cursus van vier weken. Gezien de omstandigheden was er weinig overredingskracht voor nodig om Harney zijn zondagse gezinsuitje naar de Wicklow Mountains te laten afbreken. Hij maakte een bezorgde en ongemakkelijke indruk in zijn kaki hemd, korte broek en wandelschoenen toen hij hen een paar uur later ontmoette bij de school die was gevestigd op de bovenste verdiepingen van een Victoriaans gebouw in Westmoreland Street. Vanuit zijn kleine kantoorraam kon je de grijze rivier de Liffey zien, die het hart van de stad doormidden sneed bij de O'Connell-brug, met vlak daarachter het standbeeld van de Bevrijder in eigen persoon. Op elke andere dag was Brogan misschien blijven staan om het uitzicht te bewonderen, maar nu wilde ze per se een lijst van Harney hebben met de buitenlandse studenten met wie Jesica de vorige avond misschien was uitgegaan en de gegevens van de gezinnen waar ze logeerden. Toen waren ze de kinderen een voor een gaan opzoeken. De drie met wie ze tot dusver contact hadden opgenomen, hadden niets opgeleverd. Geen van hen was met Jesica uitgeweest, maar alle drie hadden ze gezegd dat het jonge meisje dat op het moment bij mevrouw Mannion verbleef, goed bevriend met haar was.

'Je zou denken dat we stront aan onze schoenen hebben,' mompelde Cassidy vanuit de leunstoel tegenover haar. Mevrouw Mannion had hen inderdaad niet met open armen ontvangen. Maar Brogan kon het de arme vrouw nauwelijks kwalijk nemen dat ze van streek was door de Gardai die op dit uur van de zondagavond aan de deur stonden in het keurige Orpen Close in Stillorgan. En ze wilden ook nog het jonge meisje spreken van wie ze waarschijnlijk weinig of niets wist en dat alleen maar bij haar logeerde voor de duur van de cursus. God mocht weten wat voor vreselijke verdenkingen er door het hoofd van de vrouw gingen.

'Stil, alsjeblieft,' zei Brogan. 'Daar komen ze aan.'

De deur ging open en mevrouw Mannion kwam binnen, gevolgd door een leuk meisje van een jaar of zestien met een olijfkleurige huid. Ze had lang, sluik haar, droeg een duur uitziend roze topje, een beige heupbroek en smetteloos witte Reeboks. Typisch een van de kinderen uit de Spaanse en Italiaanse middenklasse die elke zomer met duizenden naar Dublin werden gestuurd door ouders die absoluut wilden dat ze hun Engels verbeterden. Ook zij keek bezorgd. Brogan vermoedde dat hun gastvrouw haar eigen onderzoek moest zijn gestart toen ze met het meisje de trap af kwam.

'Goed, inspecteur, dit is Luisa,' zei de vrouw, die haar liet staan, terwijl ze zelf een stoel wilde pakken.

'Eh, u hoeft niet te gaan zitten, mevrouw Mannion,' zei Brogan. 'Wij zouden graag alleen met Luisa praten, als u het niet erg vindt.'

Ze vond het wel erg, maar zodra was vastgesteld dat Luisa zestien was en dus niet begeleid hoefde te worden, had mevrouw Mannion geen poot meer om op te staan. Ook niet toen ze opperde dat ze eigenlijk zou moeten blijven 'in loco parentis, als het ware'.

Brogan bedankte haar, herinnerde haar eraan dat ze al had verteld dat Luisa's Engels beter dan gemiddeld was en stond op om de deur achter haar te sluiten toen de vrouw de kamer verliet. Brogan glimlachte tegen Luisa, gaf haar een bemoedigend klopje op de arm en liet haar naast zich op de bank plaatsnemen.

'Maak je geen zorgen, Luisa, je zit niet in de problemen.'

Luisa glimlachte zwakjes, maar was niet overtuigd.

'Je bent een vriendin van Jesica Salazar, klopt dat?' vroeg Brogan.

'Si... ik bedoel, ja,' hakkelde ze.

'Wel, ik wil je niet bezorgd maken, maar Jesica heeft een ongeluk gehad en ligt in het ziekenhuis.'

Brogan gaf het meisje een ogenblik om dit voor zichzelf te vertalen. Een tel later drong het met een schok tot haar door en iets van de natuurlijke glans van haar gelaatskleur verbleekte.

'Wat gebeurt met haar?'

'Daar hoef je je op dit ogenblik geen zorgen over te maken,'

kwam Cassidy een beetje bot tussenbeide.

Het meisje keek bezorgd weer naar Brogan.

'Maar het is toch goed met haar, ja?'

'Natuurlijk, Luisa, het is nu goed met haar,' antwoordde Brogan ontwijkend, 'maar we moeten jou een paar vragen stellen. Heb je haar gisteravond gezien?'

'Ja, natuurlijk.'

Brogan wierp een blik op Cassidy, die nu voorovergebogen zat. Alle vermoeidheid was uit zijn gezicht geweken.

'Je bent gisteravond uitgegaan met Jesica?'

'Ja, wij gingen naar, eh, naar samen dansen, in een club, met een paar andere studenten.'

'Kun je ons vertellen waar die club was?'

'Por supuesto... bij de kruising in Stillorgan. U kent de club, de GaGa? Hij is niet echt mooi, maar, eh, hier in de buurt, begrijpt u?'

'De tent bij de bowlingbaan?' vroeg Cassidy.

'Ja, die.'

'En hoe laat zijn jullie uit de club weggegaan?'

Weer keek ze wat schuldig op.

'Het was laat. Mevrouw Mannion, ze was niet echt blij...'

'Vergeet mevrouw Mannion, Luisa. Wij stellen alleen belang in wat er met Jesica is gebeurd. Is ze met jou uit de club vertrokken?'

'Nee.' Het leek het meisje te verbazen dat ze die vraag konden stellen. 'Nee, ze is eerder gegaan met...' En toen viel het kwartje, de peseta, de euro... of wat het dan ook was. Ze sperde haar ogen open, haar gezicht kreeg een kleur en plotseling was ze bang.

'Jesica... het is toch goed, ja?'

'Ik heb al gezegd dat het goed met haar gaat, Luisa,' reageerde Brogan. 'Maar we moeten echt weten met wie ze in de club en daarna was. Is ze met iemand anders vertrokken? Met een jongen? Is dat wat je bedoelt?'

Weer leek het meisje niet zeker te weten of ze daar antwoord op moest geven. Brogan vermoedde dat Jesica een of andere heilige schoolregel moest hebben overtreden door de club te verlaten met iemand anders dan een medestudent.

'Kom op, Luisa. We zullen het niet verder vertellen. Dit is belangrijk. Is ze vertrokken met een jongen?'

'Nee, niet echt een jongen.' Ze aarzelde. 'Hij was ouder. Misschien twintig, tweeëntwintig. Ze waren de hele avond samen, weet u. Ze dansen, ze, eh, kussen. Ze zei dat hij haar thuis zou brengen naar haar huis. Hij zag er aardig uit...' Weer fronste ze en angst en begrip streden om voorrang. 'Was hij...?'

Cassidy haalde de autosleuteltjes uit zijn zak en drukte op het knopje om de auto te openen voordat ze halverwege de oprit waren. Er was iets met de meteen daaropvolgende klik en het knipperen van de oranje lichten wat hij erg bevredigend vond. Hij schoof achter het stuur, terwijl Brogan zich plompverloren op de passagiersstoel liet vallen. De lange dag begon zijn tol van hen allebei te eisen.

'Goed,' zei Brogan, 'laten we op de terugweg bij die club langsgaan en kijken of we beelden van beveiligingscamera's kunnen krijgen. Als we daarmee wachten, nemen ze misschien iets anders eroverheen op. En daarna zetten we er voor vandaag een punt achter. Jij ziet er uitgeteld uit.'

Cassidy sprak haar niet tegen. Al een paar uur eerder zou hij haar niet hebben tegengesproken.

'En als we daar zijn,' ging Brogan verder, 'zou jij Maura en Donagh misschien even kunnen bellen om ze te zeggen dat ze morgenochtend meteen naar die talenschool moeten gaan om een verklaring op te nemen van de andere jongeren van wie Luisa ons de namen heeft gegeven. Met z'n tweeën moeten ze tijd genoeg hebben om voor elf uur terug te zijn op het bureau, dus bel de rest van onze mensen ook en vertel ze dat ik iedereen om precies elf uur binnen wil hebben voor een eerste informatiebijeenkomst.'

Cassidy kreunde inwendig. Uitgeteld of niet, als hij op dit uur van de avond het hele team moest opsporen, zou het waarschijnlijk nog wel een paar uur duren voordat hij zijn bed kon opzoeken. Maar daar zou Brogan natuurlijk niet aan denken - nooit. Ze waren verdomme allemaal hetzelfde. En wat die zak in het ziekenhuis betreft, die Mulcahy? Hij verdiende het toch om zo bestempeld te worden, nietwaar? De naam alleen was al genoeg om de woede door zijn aderen te laten bruisen. Wie dacht hij wel dat hij was om zo rond te paraderen alsof de hele tent van hem was? Slijmen met dat patserige Spaanse onderdeurtje, hij met zijn stomme verontschuldigingen. Als hij hem ooit nog eens tegenkwam, dan zou hij er op de een of andere manier voor zorgen dat hij er spijt van kreeg. Cassidy haalde zijn mobieltje uit zijn zak om te beginnen met de telefoontjes, toen hij werd tegengehouden door het getsjilp van Brogans mobieltje. Hij wachtte terwijl zij opnam, een grimas trok en geluidloos de naam van Healy uitsprak.

'Meneer?'

Cassidy bleef met groeiende nieuwsgierigheid kijken en zag Brogans frons steeds dieper worden, tot haar wenkbrauwen elkaar bijna raakten.

'Maar dat is echt niet noodzakelijk, meneer. Ik bedoel...'

Hij kon het gejank van Healy's stem bijna uit Brogans telefoon horen komen, maar niet goed genoeg om ook maar één enkel woord te verstaan.

'Goed, meneer, goed... Ja, meteen morgenochtend.'

Brogan nam door opeengeklemde tanden afscheid en hing op.

'In hemelsnaam!' riep ze, en ze sloeg met haar vlakke hand op het dashboard. Zo emotioneel had Cassidy haar nog nooit gezien. 'Je gelooft niet welke stommiteit Healy verdomme heeft uitgehaald.'

Mulcahy stampte net op tijd op de rem, waardoor hij zich het overspuiten van zijn spatbord bespaarde. Hij had gedacht dat hij in de laatste maanden wel gewend was geraakt aan de belachelijk smalle poort van de twee-onder-een-kapwoning van zijn ouders in Milltown. Maar thuiskomen in het donker met een verminderde scherpte door de drank betekende dat hij iets te losjes naar binnen had gestuurd en op een haar na met de zijkant van zijn spatbord langs de paal van het hek was geschuurd. Hij zette de versnelling in de achteruit, zette hem recht voor de opening en reed toen voorzichtig vooruit op het stukje beton ter grootte van een zakdoek dat een oprit moest voorstellen. Toen hij hier voor het laatst had gewoond, had hij niet eens een rijbewijs gehad. Hij bleef in de auto zitten en gaf zichzelf een uitbrander, omdat hij met te veel alcohol op naar huis was gereden. Dit was Spanje niet en de tijd dat je maar met je politiepenning hoefde te zwaaien om een krukje, een knipoog en een opgestoken duim van de lui van de verkeerspolitie te krijgen lag ver in het verleden. Carrières waren op minder ernstige dingen gestrand en die van hem zag er toch al niet rooskleurig uit. Maar dat was verdorie het probleem met alles, nietwaar? Het was een verkeerde avond geweest om uit te gaan, want het gesprek met dat arme Spaanse meisje speelde nog door zijn hoofd en daarnaast speelde nog de ergernis van het missen van zijn zeiltochtje die middag. Maar de aantrekkingskracht van Siobhan Fallon was te sterk geweest. Hij had iets goeds uit deze dag willen halen voordat die ten einde liep. En dat begon er ook op te lijken nadat ze naar bui-ten waren gegaan om een sigaret op te steken. Vanaf het moment dat ze buiten kwamen, zelfs nog voordat hij haar zijn aansteker had voorgehouden en toekeek hoe haar lippen zich om de sigaret tuitten en ze de rook naar binnen zoog, waren ze als oude bekenden aan het kletsen. Over Mark en het feest, wie ze daar hadden gekend en of ze gezamenlijke kennissen hadden. In elkaar gedoken in de kleine portiek om niet in de regen te staan, had hij geglimlacht bij de gedachte wat voor paar ze moesten vormen. Hijzelf torende met zware botten en grove gelaatstrekken boven haar uit. Siobhan klein, welgevormd, het hoofd lachend naar achteren gebogen om naar hem op te kijken. Zelfs met haar hoge hakken reikte ze maar net tot aan zijn schouder. Weer binnen konden ze het onderwerp werk niet lang vermijden. Het maakte te zeer deel uit van hun beider levens. Zeker in haar leven scheen er buiten het werk niet veel anders te gebeuren. Geen man zo te horen, hoewel hij zijn ideeën op dat gebied al had aangepast toen ze hem had gebeld. Toch beperkte het gesprek zich tot algemeenheden. Zij vertelde hem over enkele van haar belangrijke artikelen, zei dat eerste verslaggeefster van de Herald niet slecht was, maar ook niets bijzonders en dat ze nog steeds uitkeek naar iets beters. Toen ze hem er nog eens naar vroeg, vertelde hij haar meer over zijn werk in Madrid, dat het inlichtingenwerk nogal verschilde van het normale politiewerk, de mogelijkheden die het bood. Hij stelde zelfs voor om haar te helpen met wat informatie over de gezamenlijke preventieinspanningen van de EU als ze besloot daar een artikel aan te wijden. Maar tegen die tijd was hij er vrij zeker van dat haar belangstelling uitging naar hem en niet alleen naar een artikel. Een regenvlaag die op het dak van de auto roffelde, haalde Mulcahy uit zijn gedachten. Grote druppels spatten loom uiteen op de voorruit en kronkelden verder omlaag over de lange zwarte motorkap. Daarvoor, achter de garagedeuren, stond de Nissan Almera van zijn vader geparkeerd. Al bijna een jaar was die niet van zijn plaats geweest en net als het huis met de hele inhoud was die nu van hem. En net als al het andere wilde hij hem niet. Hij kon het zelfs niet verdragen om achter het stuur te stappen en de motor eens in de zoveel tijd te laten draaien. Hij had er geen goed gevoel bij. Uiteindelijk was hij erop uitgegaan en had zijn eigen auto gekocht. Veel was het niet, een grote, oude bak van een Saab. Meer kon hij zich niet veroorloven met de teruggang in salaris en het appartement in Madrid waarvoor hij nog steeds betaalde. Maar als hij nu 's nachts wakker werd, kon hij tenminste uit het raam kijken en iets zien wat van hem was. Hij pakte zijn spullen van de passagiersstoel en liep haastig naar de voordeur. De zak met afhaalvoedsel die hij uit Ranelagh had meegenomen, hinderde zijn pogingen om de sleutel in het slot te stoppen. Waarschijnlijk denkt iedereen die me ziet dat ik dronken ben, dacht hij, hoewel dat nog lang niet het geval was.

'Vond je het dan leuk daar in Madrid?' had Siobhan gevraagd, terwijl ze zich belangstellend naar hem toe had gebogen en de kroonluchters aan het plafond glimlichtjes in haar ogen hadden gebracht.

'Ik vond het er heerlijk. Veruit de beste plaats waar ik ooit heb gewerkt. Het is daar zo opwindend, je hebt daar zo sterk het gevoel dat je leeft, op straat, in de zon, in de hitte. Op bijna alle gebieden was het geweldig.'

'Waarom besloot je dan om naar huis te komen?' Ze had wat naar achteren geleund. 'Het kan niet het weer geweest zijn in elk geval.'

'Nee, het was niet het weer,' had hij bekend, terwijl hij had geprobeerd de plotselinge brok in zijn keel weg te lachen. 'De hoge pieten besloten in Lissabon een nieuwe onderneming op te zetten. MOAC - het Marine Operations Analysis Centre.'

Siobhan had geknikt. 'Ja, ik geloof dat ik daarover iets in The Irish Times heb gelezen. Een soort wereldomvattend centrum om drugs op te sporen, is het niet?'

'Inderdaad. Het moet grotendeels het overzeese verkeer over de Atlantische Oceaan in het oog houden, maar ook inlichtingen met andere landen uitwisselen, snelle interventies coördineren en meer van dat soort dingen.'

'Klinkt interessant.'

'Dat was het ook. Of dat zou het althans zijn geweest,' had hij wat triest gezegd. 'Maar goed, om een lang verhaal kort te maken, dat betekende het einde voor de werkzaamheden in Madrid. Alles ging naar het Westen, naar Lissabon - met inbegrip van mijn taken.'

'Waarom ben jij dan niet meegegaan?'

Het was die dag de tweede keer dat iemand hem dat had ge-vraagd. God mocht weten hoe vaak hem die vraag in de zes maanden sinds zijn terugkeer was gesteld. En het feit dat Siobhan had geklonken als een van de weinigen die echt belangstellend waren, had het voor hem er niet gemakkelijker op gemaakt.

'Ik had mee kunnen gaan, maar ik deed het niet. Zoals ik zei, het is een lang verhaal.'

Hij had op zijn horloge gekeken. Alles liever dan haar aankijken.

'Nou vertel maar. Ik weet niet hoe het met jou staat, maar ik heb vanavond niets anders meer te doen.'

Hij hief op tijd zijn hoofd op om de glimlach op te vangen die rond haar mond speelde. Op een dag, had hij gedacht, zou hij misschien wakker worden naast die lippen, die ogen, zich baden in hun licht als in de ochtendzon en zich warm en gelukkig voelen. Maar niet morgen - niet als het betekende dat hij eerst door alle rotzooi van de afgelopen maanden zou moeten waden en van de twaalf die eraan vooraf waren gegaan.

'Het spijt me,' had hij ten slotte gezegd. 'Het is te ingewikkeld. Er speelden ook nog een heleboel andere dingen. Ik ga er nu liever niet dieper op in.'

'Goed hoor,' had ze gezegd, hoewel ze duidelijk werd verrast door zijn terughoudendheid. 'Het zou verschrikkelijk zijn als we op dit uur van de avond ineens vreselijk serieus gingen worden.'

Ze had het restant van haar drankje in het glas rond laten draaien en het in één teug naar binnen geslagen, om vervolgens naar zijn lege glas te knikken. 'Mijn beurt. Nog eens hetzelfde?'

Maar daarna was de vonk uit de avond verdwenen en ook al hadden ze nog wat gedronken en genoeglijk zitten kletsen, toch waren ze vrij vroeg opgestapt. Hij hoopte dat hij het niet helemaal kapot had gemaakt. Toen ze uit de pub naar buiten waren gelopen, had hij gezegd dat hij haar graag nog eens wilde ontmoeten en zij had hem die glimlach geschonken, gezegd dat ze dat leuk zou vinden en was op haar tenen gaan staan toen hij zich vooroverboog om haar een zoen op haar wang te geven. Er was al iets tussen hen. Hij zou alleen tot de volgende keer moeten wachten tot hij de volgende stap kon zetten. Nu hij binnen was, werd hij omsloten door de bedompte geur van het verleden van zijn ouders toen hij de deur achter zich dichtduwde. De nog altijd levendige herinnering aan de mensen van de begrafenisonderneming die hun stoffelijke resten nog geen zes maanden na elkaar die deur uit hadden gedragen, sneed elke avond als hij thuiskwam door hem heen. Hij liep in het donker naar de keuken. Hij hoefde het verschoten groene behang, het oude kleed, het halfronde telefoontafeltje en de kapstok in het halletje niet te zien. Hij wist al dat alles werd bedekt door een dun laagje stof. Het rode lampje van de telefoonbeantwoorder knipperde tegen hem toen hij erlangs liep, maar hij besteedde er geen aandacht aan.

Mulcahy knipte het licht in de keuken aan en deed zijn best om te voorkomen dat de doodse sfeer van het huis bezit van hem nam. De keuken en de logeerkamer waren de enige vertrekken die hij nu gebruikte tijdens de weinige uren dat hij het hier kon uithouden. Soms zette hij de televisie in de woonkamer aan voor het nieuws, maar hij ging nooit zitten om ernaar te kijken. In plaats daarvan luisterde hij er liever naar vanuit de keuken. En wat de logeerkamer betrof, een andere keus had hij niet. Zijn eigen kamer, met het smalle eenpersoonsbed en de kast vol aandenkens uit zijn jeugd, voelde nu even klein en beklemmend aan als een graftombe.

Hij keerde de doos van het afhaalrestaurant - een plakkerige massa noedels, waterkastanjes en bleke stukjes kip - om op een bord en liet dat een beetje dampen, terwijl hij een fles Navarra van het aanrecht pakte, die ontkurkte en een klein glas met een korte steel volschonk. Nog een glas zou weinig verschil maken. Toen hij zich omdraaide zag hij een vreemde oranje gloed boven de verwilderde haag aan het eind van de tuin. Het zag eruit als de weerschijn van een vuur. Met het glas in de hand liep hij de trap op naar het achterkamertje. Vanuit dat raam kon hij over de rij hoge hagen in het parkje daarachter kijken. Ruim een hectare gras en plukjes struiken, meer was het niet, maar in zijn jeugd had het de halve wereld uitgemaakt, een plaats waar cowboys rondzwierven en voetbalsterren in de dop de mooiste doelpunten van hun leven scoorden. Hij keek naar buiten en zag een kampvuurtje opflakkeren toen er weer een stuk hout op werd gegooid, waarbij de vlammen schaduwen wierpen op de gezichten van een half dozijn kinderen die er pratend en lachend omheen zaten en onder een lang stuk plastic, een geïmproviseerde tent, schuilden tegen de regen. Hij dacht aan de maaltijd die in de keuken koud stond te worden, maar had geen zin om te gaan eten. Het tafereel buiten hield zijn aandacht gevangen en riep herinnerin-gen op aan jaren geleden, toen hij met zijn groep vrienden om een kampvuur had gezeten.

Het is niet gezond, zei hij tegen zichzelf, niet gezond om op deze manier in een huis te wonen dat met de dag meer op een mausoleum gaat lijken.

Een seconde lang leken alle gezichten die verband hielden met de dingen die hem met spijt vervulden, net als het vuur buiten op te flakkeren als dansende vlammentongen: zijn ouders, zijn vrienden en collega's in Madrid, zijn ex Gracia, zelfs die verrekte Brendan Healy, zijn huidige baas. Toen doofden ze even snel weer uit en daalde er iets van rust over hem neer. In het raam zag hij nu niets anders dan de duisternis en zijn spiegelbeeld. Het bracht hem tot het besef dat hij maandenlang hier in Dublin weinig meer had gedaan dan zich verschuilen, zijn wonden likken en proberen geen medelijden met zichzelf te voelen, wat hem niet was gelukt. Dat was nooit iets voor hem geweest. Hij draaide zich om en keek door de logeerkamer alsof hij die voor de eerste keer zag: de schamele oude matras op het bed dat jarenlang niet was gebruikt, de dozen met verzamelde overblijfselen, een stuk behang dat in de hoek bij het raam los begon te laten. Hij liet de wijn in zijn glas ronddraaien en dronk het in één teug leeg. Dit huis had eigenlijk geen betekenis voor hem. Zonder zijn ouders waren het gewoon lege kamers. Met een wrange glimlach herinnerde hij zich dat hij het grootste deel van zijn tienerjaren had gedroomd dit achter zich te laten. Hij was er alleen maar weer ingetrokken omdat het gemakkelijk was, omdat het vertrouwd was, omdat hij het zo lang zijn thuis had genoemd. Het van de hand doen had hij net niet meer kunnen opbrengen. Nou, daar kwam nu verandering in. Morgen zou hij doen wat hij maandenlang had uitgesteld: ondanks de dalende huizenprijzen, ondanks alle herinneringen die erin opgesloten lagen, zou hij het huis te koop zetten. Dan kreeg hij misschien de kans om verder te gaan met zijn leven.

Mulcahy wachtte tot de glimmende Luas-tram voorbij was gerold en voegde de Saab toen in de file boven aan Abbey Street. Het was een schitterende ochtend. Een helderblauwe hemel wiste alle bewijzen van de regen van de vorige avond uit en zijn in zichzelf gekeerde stemming was er tegelijk mee opgelost. Het eerste wat hij na het opstaan had gedaan, was een paar makelaars bellen. Ze waren niet erg positief geweest over de kans dat hij het huis snel kon verkopen, maar alleen al het feit dat hij had gebeld, maakte de last op zijn schouders iets lichter. Uiteindelijk kwam hij in Smithfield aan. Hij vond een parkeerplaats onder de hoge stenen muur van de voormalige Jameson-destilleerderij. Voor hem scheen de zon fel op wat er over was van het oude marktplein. Rijen eenvormige nieuwbouwkantoren en -flats besloegen de westzijde en ontdeden de omgeving van elk greintje oudheid en traditie. Zoals zoveel andere projecten waren ze een spons geweest voor de stortvloed van geld van de Keltische Tijger die een decennium eerder over Dublin was gespoeld. Legioenen nieuwe rijken hadden alles in het werk gesteld om hun centen ergens in te stoppen waar de fiscus er niet aan kon komen. De bouw beleefde een toptijd. In plaats van vervallen pakhuizen en de vergane glorie van de binnenstad kwamen herstel, yups, keurige appartementen, mooie winkels en cafés. Zelfs de oude kasseien, die glad en zwart waren gesleten door vier eeuwen van hoeven, karrenwielen en voetstappen, waren opgebroken en met vrachtwagenladingen tegelijk weggebracht, om te worden vervangen door nieuwe stukken lichtgrijs graniet die in een spiraalvormig waren gelegd. Mulcahy had in het verre Madrid altijd het gevoel gehad dat de bloeiperiode iets was wat niet kon blijven duren. Het nieuwe, rijke Dublin vertoonde weinig overeenkomst met de stad waarin hij was opgegroeid en nu de bodem eruit begon te vallen, kon hij zien dat de oude stad weer begon op te krabbelen. Duizenden flats stonden leeg en waren niet aan de man te brengen. Het marktplein zag er even verloren en stoffig uit als van een spookstad. En hij wist dat slechts enkele straten verder de heroïne-en crackjunks, de inbrekers en de dieven er nog allemaal waren. Ze bleven uit het zicht en wachtten hun tijd in de cyclus af. En die zou komen. Daar konden mooie nieuwe flatgebouwen niets aan veranderen.

Hij controleerde nog eens of zijn auto was afgesloten en liep in de richting van de rivier. Zijn gedachten gingen naar de vergadering waarnaar hij op weg was, een informatiebijeenkomst met de officier van justitie voorafgaand aan de zitting in de Four Courts. Het was een van de weinige zaken waaraan hij de afgelopen zes maanden had gewerkt, die het daadwerkelijk tot een rechtszaak hadden gebracht. Voornamelijk omdat de zaak vrij rechttoe rechtaan was geweest. De Colgans waren twee onverbeterlijke boeven uit Phibsboro die tot over hun oren betrokken waren geraakt bij het op bestelling stelen van dure auto's voor een bende in Engeland, die vervolgens weer een dikke vinger in de pap van de illegale autohandel in Jordanië, Syrië en Libanon had. Mulcahy was er pas in de laatste fase bij gehaald, maar hij moest toegeven dat hij zich opgetogen had gevoeld toen hij achter zijn bureau vandaan kon komen om aan het front weer schurken in te rekenen.

Toen hij de hoek naar Arran Quay om sloeg, keek Mulcahy omhoog naar de groene koepel van de Four Courts die zich aftekende tegen de hemel boven de Liffey. Een lichtflits vestigde zijn aandacht op beweging en drukte bij de hoofdingang. Een glanzende, zilveren suv met getinte ramen kwam tot stilstand en een menigte journalisten zwermde eromheen. Camera's werden in 52.

stelling gebracht, flitsers lichtten op, microfoons, recorders en notitieboekjes werden omhooggehouden. Hij kon niet zien wie er uit de auto stapte, maar het deed er nauwelijks toe. Ongetwijfeld een of andere gangster met een leeg hoofd en een grote mond die voor zijn proces de media had opgestookt - en zoals gewoonlijk waren die erin getrapt. Een ogenblik lang zag hij het gezicht van Siobhan voor zich, maar hij duwde het beeld weg. Het werkte natuurlijk naar twee kanten. De helft van de gangsters in Dublin zou nauwelijks bij de Gardai bekend zijn als de journalisten ze niet bekend hadden gemaakt. Maar hij vond het nog steeds treurig om te zien hoe psychopaten werden behandeld als beroemdheden. Hij liep om de meute persmensen heen de trap op, tussen hoge granieten zuilen door, en richtte zijn aandacht weer op de zaak. Toen hij de ronde, marmeren hal vol galmende voetstappen en gemompelde gesprekken betrad, keek hij rond om te zien of hij een van de andere mannen kon ontdekken met wie hij aan de operatie had gewerkt en bleef met een ruk staan toen hij achter zich een bekende stem hoorde die hem riep.

'Mike, wacht even.'

Mulcahy draaide zich om en zag hoe hoofdinspecteur Brendan Healy in zijn blauwe uniform met een vriendelijk klopje afscheid nam van een advocaat in toga en door de hal naar hem toe kwam lopen. Hij was halverwege de vijftig en een grote man, maar met een hoofd dat te klein leek om bij zijn omvang te passen en, ondanks de pet met veel goudgalon die hij onder zijn arm hield en een kapsel dat zo keurig zat dat een Amerikaanse nieuwspresentator er een voorbeeld aan kon nemen.

'Brendan, wat brengt jou hier?'

'Jij,' antwoordde Healy. Ondanks de glimlach klonk er iets van een berisping in zijn stem door. 'Heb je gisteravond mijn boodschap niet gekregen?'

'Welke boodschap?'

'Je nam je mobiele telefoon niet op, dus heb ik een boodschap ingesproken op je telefoon thuis.'

Hoofdstuk 4

Mulcahy herinnerde zich het knipperende lampje en gaf zichzelf in gedachten een schop. Pas toen hij vanochtend zijn jasje aantrok, had hij zich gerealiseerd dat zijn mobieltje sinds het bezoek aan het ziekenhuis uit had gestaan. Dat zag er niet best uit. Niet professioneel. En natuurlijk belde Healy hem op zijn thuistelefoon.

'Ik heb hem niet gekregen,' zei hij.

'Ach, maakt ook niet uit. Ik wilde toch hierheen komen om de zaak persoonlijk met Downey te regelen. Het kan nooit kwaad om met die lui op goede voet te blijven.'

Dat vond Mulcahy niet prettig klinken. Downey was de officier die de zaak-Colgan behandelde. 'Ik begrijp het niet. Wat moet je regelen?'

'Waarom jij vandaag niet bij de vergadering kunt zijn - omdat er dringender zaken tussen zijn gekomen. Luister, ik vind het vervelend om je hiermee te overvallen, vooral omdat je gisteren zo behulpzaam bent geweest, maar ik heb geprobeerd je in te lichten. Je zit op de zaak met Brogan.'

'Ik zit wat?' hakkelde Mulcahy.

Healy toonde een gelaatsuitdrukking van meevoelend ongeloof. 'De Spanjaarden zeggen dat ze jou als verbindingsofficier willen hebben.'

'De Spanjaarden? Waarom zouden ze dat in godsnaam willen?'

'Ik heb er geen idee van.' Healy schokschouderde. 'Wat je gisteren ook hebt gedaan, ze schijnen jou te mogen en de ambassadeur heeft de minister zelf gevraagd om jou aan te stellen.'

Mulcahy was stomverbaasd. Waarom zou de Spaanse ambassadeur naar hem hebben gevraagd? Toen herinnerde hij zich het voorval met de diplomaat Ibanez en met een gekreun vervloekte hij zichzelf omdat hij er zo bij betrokken was geraakt. Hij waagde een laatste hopeloze poging.

'Maar zedenzaken zijn een zeer gespecialiseerd terrein. Ik heb geen ervaring...'

'Niets te maren, Mike,' viel Healy hem een beetje ongeduldig in de rede. 'Dit komt rechtstreeks van boven. Ik heb de minister verteld dat dit niet jouw gebied is, maar hij had het gevoel dat hij gezien de omstandigheden niet in een positie verkeerde om te weigeren.'

'En hoe lang zal ik daaraan vastzitten?'

'Zo lang als nodig is. Ik heb tegen Brogan gezegd dat je vanochtend naar haar toe zou komen op Harcourt Square. Als je meteen gaat, haal je de informatiebijeenkomst van elf uur nog. En denk eraan dat jij alleen maar moet assisteren. Brogan heeft de leiding in deze zaak, dus laat haar haar gang gaan. Goed?'

Maar voor Mulcahy was die waarschuwing zo overbodig, dat hij er geen aandacht aan besteedde. Het laatste wat hij wilde, was betrokken raken bij een politiek gevoelige zaak, terwijl de mogelijkheden om terug te keren naar waar hij wilde zijn, voorbijgingen.

'Maar dat is krankzinnig, Brendan. Ik zit juist bij het NBCI om niet betrokken te raken bij...'

'Ik dacht dat ik duidelijk genoeg was geweest, Mike. Hierover wordt niet gediscussieerd.'

Healy's stem had een metalige en officiële klank gekregen en waarschijnlijk was het dit, nog meer dan iets anders, waardoor Mulcahy te ver ging.

'Verdorie, Brendan, dat is de laatste keer geweest dat ik jou een gunst bewijs.'

De woede in zijn stem was te scherp en nog voordat hij Healy snel hoorde inademen en zijn borst zo snel zag uitzetten dat de knopen van zijn uniformjasje dreigden te springen, wist hij dat hij over de schreef was gegaan. Healy keek snel om zich heen om zich ervan te overtuigen dat niemand hen kon afluisteren voordat hij hem sissend van repliek diende.

'Nou moet je goed luisteren, inspecteur. Ik weet dat de laatste maanden niet gemakkelijk voor jou zijn geweest. Maar we hebben allemaal ons best gedaan om iets te regelen en we hopen allemaal dat jij terugkeert naar de afdeling Narcotica zodra zich iets geschikts voordoet. In de tussentijd zou ik je eraan willen herinneren dat je niet zoals in Madrid helemaal alleen werkt en zolang ik jouw superieur ben, zul je net als ieder ander in het gareel moeten lopen. Is dat duidelijk?'

Mulcahy keek kwaad terug. 'En stel dat zich "iets geschikts" voordoet terwijl ik met deze zaak bezig ben?'

Healy's ogen vernauwden zich en hij bracht zijn gezicht iets dichter bij dat van Mulcahy.

'Dan zul je moeten wachten tot de volgende gelegenheid, nietwaar?'

Brogan keek nog eens op haar horloge: kwart over elf. Waar was Mulcahy verdorie mee bezig? Hoe behulpzaam hij gisteren ook was geweest, het leek erop dat hij wel eens lastig kon worden. Nou, hij zou nog opkijken als hij dacht te laat te kunnen komen en haar team en haar onderzoek dwars te zitten. Ze klapte in haar handen om iedereen stil te krijgen. 'Goed, mensen, genoeg rondgehangen. Luister.'

Achter haar hing Cassidy kopieën van de foto's die de medisch inspecteur van het geschonden gezicht van Jesica Salazar had gemaakt, op het whiteboard dat hij in een hoek van het te kleine vertrek van de DVSAU had gezet. Domestic Violence and Sexual Assault Unit - Afdeling Huiselijk Geweld en Zedendelicten was de officiële aanduiding, maar iedereen had het over 'Zedendelicten' alsof het alleen daarom draaide. Normaal gesproken hadden ze bij een nieuwe zaak gewerkt vanuit de recherchekamer in het bureau waar het delict was gemeld, in dit geval het Gardabureau van Dundrum. Zij zouden daar zijn gedropt om de zaak te behandelen met de plaatselijke mensen; zij zouden aansturen, adviseren en de leiding van het onderzoek op zich nemen, maar daarbij voornamelijk gebruikmaken van lokale mankracht en middelen. Soms echter, wanneer de zaak uiterst complex was of - zoals in dit geval - een ongebruikelijke discretie vereiste, moesten ze vanuit hun eigen godvergeten kantoren op de vierde verdieping van Harcourt Square werken. Brogan keek om zich heen en vervloekte Healy nogmaals om zijn paranoia op het gebied van de media. Dit was het pietepeuterigste, ongemakkelijkste kantoor waarin ze ooit had gewerkt. Elke stoel was gammel en de doffe beige muren en de versleten grijze tapijttegels zagen eruit alsof ze sinds de oplevering van het gebouw in de jaren zeventig niet meer waren schoongemaakt. Ze greep iedere kans aan om er zo min mogelijk te verkeren, en nu zat ze hier waarschijnlijk wekenlang vast.

Er zaten slechts zeven mensen in het vertrek, onder wie twee geüniformeerde agenten uit Dundrum, maar de lucht werd al bedompt. Een groter team wilde Healy niet toestaan - hoe meer gezichten, des te meer tongen die zich konden verspreken, had hij verklaard. En toen had hij ondanks al het handenwringen tegen haar gesnauwd dat het geen moord was die ze moest oplossen. De opgeblazen zak. En ze had hem wel kunnen slaan, omdat hij haar Mulcahy in de maag had gesplitst. Daar had ze echt behoefte aan - een spion in haar eigen kamp die haar bij alles in de gaten hield.

'Baas?'

Ze knipperde met haar ogen en besefte dat Cassidy en alle anderen in het vertrek haar aankeken en zaten te wachten tot ze zou beginnen.

'Goed, mensen...' Ze kuchte en ordende haar gedachten. 'Sommigen van ons zijn hier gisteren en vanochtend vroeg al in gedoken, maar voor degenen die helemaal nieuw zijn, zal brigadier Cassidy met ons doornemen wat we tot dusver hebben, zodat we allemaal op de hoogte zijn. Dan kunnen we gaan denken over een strategie. Maar eerst wil ik iedereen eraan herinneren dat hierover een deken van stilte ligt. Geen lekken, geen uitzonderingen - op straffe van de vervelendste overplaatsing die je je kunt voorstellen. Akkoord?'

Er klonk een zacht, instemmend gemompel door het vertrek en Brogan wendde zich naar Cassidy. 'Andy?'

Staande voor het whiteboard met een markeerstift als aanwijzer begon Cassidy aan zijn uiteenzetting van wat-we-tot-nu-toeweten. 'Goed mensen, dit is Jesica Salazar - tenminste, zo zag ze eruit, dus laten we dat als uitgangspunt nemen, goed? Ze is een zestienjarig meisje met de Spaanse nationaliteit dat hier een cursus Engels van vier weken volgt. Jullie kennen het type...'

Brogan sloot zich af voor zijn woorden en vergeleek het gezicht van haar brigadier met dat van de anderen, die naar hem opkeken. Zijn uitdrukking was zoals altijd bijna agressief te noemen en hij stond wijdbeens alsof hij John Wayne was. En wat zijn pak betrof, als dat niet gauw werd gestoomd, zou de arbodienst het met geweld van hem af moeten pellen. Ze zou eigen-lijk iets tegen hem moeten zeggen, hem apart moeten nemen om uit te leggen dat het niet acceptabel was als hij chagrijnig en stinkend naar zweet bij mensen thuis kwam. Maar ze wilde niet het gevaar lopen hem af te stoten, want met al zijn fouten was hij een goede diender. Niet het scherpste mes in de la, maar een straatvechter in hart en nieren, en de anderen keken tegen hem op.

Ze bekeek de rest van het team. Drie waren van haar eigen afdeling: Maura McHugh, Donagh Hanlon en Brian Whelan, allemaal gewone Garda-rechercheurs en op hun eigen manier heel geschikt, maar niet direct uitblinkers. Geen van hen haalde het bij Cassidy als het erom ging dingen gedaan te krijgen. Maura was nog de beste van het stel, maar haar zou ze over een paar weken toch kwijtraken, als ze met zwangerschapsverlof ging. En wat de twee geüniformeerde agenten uit Dundrum betrof, tja, wat mocht je daarvan verwachten? Jong, groen en traag, wangen nog rozig, de haren tot stoppels geknipt die normaal niet zichtbaar zouden zijn onder hun pet. Ze zouden voor niet veel anders geschikt zijn dan om bij deuren aan te bellen en de koffie heet en zoet te houden. De geschokte blik die op hun gezicht verscheen toen Cassidy enkele van de gruwelijke details uit de medische verslagen samenvatte, vertelde haar alles wat ze over hen moest weten. Niet echt een voortreffelijk team, maar daar raakte je bij de DVSAU aan gewend. En Healy had haar in elk geval toestemming gegeven om gebruik te maken van twee administratieve krachten om te helpen bij het papierwerk.

'Zoals ik zei, mensen/ ging Cassidy verder, 'is de schade die jullie hier kunnen zien op het gezicht en de borst van het meisje nog niets vergeleken met wat haar verder naar onder is aangedaan. Maar als jullie nog twijfelen over de aard van de geschifte, ziekelijke klootzak die we gaan pakken, dan kunnen jullie hierna de foto's in deze map bekijken die zijn gemaakt door de brandwondenspecialist van het ziekenhuis.'

Hij zweeg even toen alle ogen in het vertrek naar de stapel dossiermappen op de tafel links van hem gingen en ze allemaal de afweging maakten of ze die wel wilden openslaan om het ergste te zien - terwijl ze tegelijk wisten dat hun morbide nieuwsgierigheid het ten slotte toch zou winnen.

'Goed, we doen het tot dusver niet slecht. We hebben gisteren geprobeerd het slachtoffer te verhoren, maar zij was te zeer van streek om enig detail te geven en onze tolk was niet direct in vorm. Toch zijn we erin geslaagd een paar dingen te weten te komen... Ha, als je het over de duivel hebt...'

Cassidy stopte met praten en alle hoofden werden naar de achterkant van het vertrek gedraaid, waar Mulcahy rood aangelopen en buiten adem door de deur naar binnen kwam.

'Zo, je bent er dus in geslaagd ons te vinden,' zei Brogan, en alle ogen werden even op haar gericht, om daarna als bij een tenniswedstrijd weer naar Mulcahy te gaan. Mulcahy knikte. Hij was op Harcourt Square aangekomen, om te horen te krijgen dat niemand een plaats in de ondergrondse parkeergarage voor hem had gereserveerd en dat er nu geen ruimte meer was. Het had hem bijna een halfuur gekost om een plaats in een van de volle zijstraten te vinden en daarna had hij nog tien minuten terug moeten lopen.

Transpirerend en zichtbaar geërgerd kwam hij binnen. Dit was niet de indruk die hij gewend was te maken als hij een vertrek binnenkwam. Cassidy verbrak de verbaasde stilte en vestigde de aandacht weer op zichzelf.

'Goed, mensen, dit is inspecteur Mulcahy. Normaal gesproken zit hij bij de mooie jongens van Narcotica, maar hij zal in deze zaak met ons samenwerken. Goed, zoals ik zei... Ja, Maura?'

McHugh, de enige vrouw in de groep, met heel kort blond haar en een kleine gestalte die nog extra nadruk kreeg door de opgezwollen, zwangere buik, had haar hand opgestoken.

'Is er in deze zaak een verband met drugs waarvan je ons niets hebt verteld?'

'Nee, tenminste niet dat we weten.' Cassidy lachte grimmig.

'Maar de inspecteur hier spreekt vloeiend Spaans en hij was degene die ons gisteren heeft geholpen om met ons jonge slachtoffer te praten.' Cassidy wierp een blik op Brogan voordat hij verderging. 'Waarvoor we hem uiteraard zeer dankbaar zijn. Maar niet zo dankbaar als de Spanjaarden. Zij vonden hem zo aardig, dat ze hem wilden overnemen.'

Er werd wat gegniffeld in het vertrek, terwijl Cassidy breed grijnsde om zijn grapje.

'Nou, in elk geval hebben we voorkomen dat jij de zaak nog erger maakte, nietwaar, brigadier?' zei Mulcahy met knarsende tanden.

Wenkbrauwen werden opgetrokken en elk gezicht in het vertrek werd nu op tijd op Cassidy gericht om hem te zien blozen van verontwaardiging. Op dat moment duwde Brogan zich af van de tafel en kwam tussenbeide.

'Goed, mensen, rustig. Wat de brigadier bedoelt, is dat inspecteur Mulcahy hier zo vriendelijk was ons gebruik te laten maken van zijn kennis in Spaanse aangelegenheden en in het bijzonder bij de contacten met de ambassade - en dat om redenen waar we niet dieper op hoeven in te gaan.'

Alle hoofden werden weer naar Mulcahy gedraaid en één of twee knikten deze keer wat respectvoller toen Brogan hem uitnodigde om plaats te nemen en daarna Cassidy kortaf opdroeg om verder te gaan. De brigadier wierp een nijdige blik op Mulcahy voordat hij zijn verhaal hervatte.

'Zoals ik zei, moeten we nog vaststellen waar de aanranding feitelijk plaatsvond, maar gezien de ernst van de verwondingen van het meisje kan ze niet al te ver zijn gestrompeld vanaf de plaats waar ze werd gevonden. Wat we wel weten is waar ze eerder is geweest. Dat is een club die de GaGa heet en aan Stillorgan Road ligt. Ze was daar met een paar van haar medestudenten. We hebben er eentje gisteravond opgespoord en zij beweert dat Jesica de club vroeg heeft verlaten met een kerel die ze had opgepikt - een oudere knul van begin tot midden twintig, denken we. Dus op het moment moet hem opsporen onze allereerste prioriteit zijn. Zet-es-em, oké?'

Zo snel mogelijk... vergeet het maar, mompelde Mulcahy bij zichzelf. Kennelijk had Cassidy naar te veel Amerikaanse politieseries gekeken en waren die hem naar zijn hoofd gestegen. De man was een grote dwaas. De gemelijkheid, de laatdunkende opmerkingen, de benadering met vuisten eerst: het was de ondoordachte, stomme houding die de Gardai een slechte naam gaf. Mulcahy keek op en zag dat de brigadier op een groot vraagteken wees dat achter hem op het bord was geschreven. Daaronder waren verschillende opmerkingen en sleutelwoorden gekrabbeld.

'Wat betreft de identificatie van deze kerel hebben we tot nu toe alleen een vage beschrijving: vrij lang, knap uiterlijk, bruin haar - maar dat was bij het licht in de club - en hij droeg een gestreept hemd. Meer niet. Het goede nieuws is dat de chef en ik gisteravond in de GaGa zijn geweest en een paar banden van de bewakingscamera's van ongeveer de juiste tijd konden meene-men. We hebben vanochtend een paar uur door kunnen nemen en zijn erin geslaagd Jesica's groep studenten te vinden, die de tent om 21.35 uur binnenkwam' - hij wees over zijn schouder naar de print van een video-opname op het bord - 'en we hebben de rest ook rond vijf voor één, zoals ze beweerden, zien vertrekken. Maar tot dusver hebben we geen geluk gehad met het vertrek van Jesica in gezelschap van die mysterieuze knaap. Dat houdt in, Whelan, dat jij en ik het heerlijke karwei krijgen om vanochtend de rest van de videobanden door te nemen.'

Een magere rechercheur van midden dertig met golvend haar die een goedkoop grijs pak en op het eerste oog een GAA-das droeg, kreunde luid en werd in zijn rug gepord door Hanlon, die achter hem zat.

'Voordat we verdergaan/ kwam Brogan tussenbeide, 'Donagh en Maura zijn eerder vandaag langsgegaan bij de school om de verklaringen van de andere kinderen op te nemen - enkelen van hen waren ook in de club. Hebben jullie er iets aan toe te voegen, jongens? Heeft een van de kinderen deze knaap goed kunnen zien?'

De twee rechercheurs schudden hun hoofd en begonnen aan een saaie opsomming waarom alles wat ze daar hadden opgetekend, precies overeenkwam met wat al was gerapporteerd. Mulcahy luisterde nauwelijks, omdat hij inwendig nog steeds kookte om Healy en Cassidy en om het feit dat hij vastzat aan een stomme zedenzaak. Christus, hij was jarenlang niet gedwongen geweest zich met dit soort onzin bezig te houden.

'Prima, mensen.' Cassidy stond weer bij het bord. 'Hoe aantrekkelijk deze knaap misschien ook lijkt, we hebben één ding uit het slachtoffer kunnen krijgen en dat was dat haar aanrander uit het niets kwam,-en blijkbaar was dat op straat. Ze verwees alleen naar hem als, ik citeer: "een man", wat inhoudt dat hij een vreemde voor haar was. Is het niet zo, inspecteur Mulcahy?'

Mulcahy keek op, verrast dat hem iets werd gevraagd.

'Eh, ja...' stamelde hij, 'dat zou je kunnen zeggen. Hoewel uit het weinige dat het slachtoffer ons kon vertellen, moeilijk is op te maken of ze hem wel goed heeft gezien. Eén ding dat ze zei, was "alles werd donker", dus werd er misschien iets over haar hoofd getrokken. Ze benadrukte trouwens steeds hoe plotseling en gewelddadig de aanval was. Ze heeft niet te kennen gegeven te weten wie de aanrander was.'

'Wat de kerel met wie ze de hele avond heeft lopen zoenen, lijkt uit te sluiten,' ging Cassidy verder, waarop verscheidene hoofden instemmend knikten. 'Maar niet noodzakelijk. We moeten deze knul dus pronto vinden.'

'Misschien was het wel zo dat hij niet kreeg wat hij wilde,'

opperde een van de anderen.

'Zou kunnen.' Cassidy schraapte zijn keel en wees weer op de medische dossiers. 'Maar we moeten in gedachten houden dat een van de eerste dingen waar de artsen ons op wezen, was dat de brandwonden van het slachtoffer niet veroorzaakt waren door vlammen maar door het op de huid drukken van een plat, hijna roodgloeiend metalen oppervlak, een brandijzer of zoiets.'

Hier en daar stokte de adem toen die informatie doordrong.

'De technische jongens moeten ons daar later natuurlijk nog meer over vertellen, maar op het moment is wel duidelijk dat deze vent een soort uitrusting bij zich moet hebben gehad om dergelijke verwondingen toe te brengen - minstens een brander en een metalen staaf of wat dan ook om te verhitten. Niet iets wat iemand in de kleine uurtjes met zich meesleept. En hij moet iets gehad hebben om het slachtoffer mee in bedwang te houden. Er zaten ernstige kneuzingen op de polsen en enkels van het meisje, wat erop kan duiden dat ze was vastgebonden of op een andere manier geboeid. Waarschijnlijk met tiewraps of iets dergelijks. Dat zijn allemaal geen dingen die je gemakkelijk in de openlucht doet. En hoe staat het met het gegil? De verwondingen van het meisje zijn zo ernstig dat ze onmogelijk stil kan zijn gebleven. Toch hebben we te horen gekregen dat er geen duidelijke tekenen waren dat ze werd gekneveld. Dus is het van groot belang om de plaats van de aanranding vast te stellen. Wie weet, misschien vindt het Technisch Bureau iets. Waar het om draait is dat dit waarschijnlijk geen toevallig zien-en-in-de-bosjes-sleuren-geval was. Alles wijst erop dat de aanranding zorgvuldig was voorbereid, al hoeft dat niet voor de keuze van het slachtoffer te gelden.'

Brogan maakte zich los van de tafel en ging weer midden voor de groep staan.

'Bedankt, Andy. Goed, mensen, afgezien van de videobanden en de knaap met wie ze de club verliet, is een buurtonderzoek in Kilmacud Road onze andere grote prioriteit van vandaag. Een aanval die zo gewelddadig was als deze... Iemand moet iets hebben gezien of gehoord. Donagh, jij kunt dat organiseren met de hulp van onze twee collega's uit Dundrum hier. Het hoofd van het bureau daar heeft gezegd dat we vandaag en morgen over een paar extra geüniformeerde agenten kunnen beschikken, dus maak daar gebruik van. En denk eraan - er worden geen details gegeven, vooral niet over de nationaliteit van het meisje. Een

"zeer gewelddadige aanval op een jonge vrouw", meer wordt er niet gezegd. Oké? Nog vragen?'

Ze verwachtte die kennelijk niet, dus wees ze met een geforceerd geduldige blik naar een van de jonge, geüniformeerde agenten, een magere jongen van net twintig met peenrood haar, die zijn hand had opgestoken.

'Werd het meisje dan verkracht?' vroeg de agent, een beetje verlegen ten overstaan van alle rechercheurs.

'Hoe lang ben jij nu van Templemore af?' vroeg Brogan, waarmee ze de trainingsschool in Tipperary bedoelde die elke kandidaat-Garda naast stages in drie jaar moest doorlopen.

'Sinds vorig jaar april,' antwoordde hij, waarbij zijn zenuwen het zware accent uit Kerry nog duidelijker maakten. Brogans reactie was even koeltjes als ijs. 'Wel, Garda, in dat geval zou ik je niet hoeven te vertellen dat artikel vier van de verkrachtingswet uit het wetboek van strafrecht van 1990 eenduidig stelt dat elke penetratie van de vagina, in hoe geringe mate ook, met enig object vastgehouden of gehanteerd door een andere persoon wordt aangemerkt als verkrachting. Enig object,'

herhaalde ze nadrukkelijk. 'Ik denk dat een roodgloeiende metalen staaf daar waarschijnlijk wel onder valt, denk je ook niet?' Ze keek hen allemaal om de beurt aan voordat ze verderging. 'Wat inhoudt dat als we de ziekelijke klootzak die dit heeft gedaan, te pakken krijgen, hij levenslang wordt opgeborgen.'

Zodra alle anderen het vertrek hadden verlaten, kwam Brogan naar Mulcahy toe. Ze glimlachte niet en bood hem ook geen hand als welkom aan. Maar ja, hij was zelf ook niet bepaald verrukt met het feit dat hij haar was opgedrongen, dus wat mocht hij verwachten? Wat ze vervolgens zei, verraste hem echter.

'Het spijt me van Cassidy daarnet. Ik weet zeker dat hij dacht grappig te zijn.'

'Hij is niet de enige die kwaad is omdat ik hierbij betrokken word.'

Brogan, die hem verkeerd begreep, stak een hand op om hem tot zwijgen te brengen. 'Je hebt gelijk, ik sta ook niet te juichen, maar laten we daar niet al te moeilijk over doen, goed? Trouwens, wat mij betreft is een verbindingsman niet eens zo'n slecht idee. Zolang jij jouw Spaanse vriendjes uit mijn vaarwater houdt, zal ik niet ontevreden zijn.'

'Ze zijn net zomin mijn vriendjes als de jouwe,' reageerde Mulcahy gepikeerd. 'En als jouw lichtgeraakte brigadier zijn klauwen had thuisgehouden, zouden we geen van allen met deze ellende zitten.'

Weer stak ze haar handen op en deze keer speelde er een vage glimlach om haar lippen.

'Goed, goed, niemand van ons wil dit dus. In dat geval houd jij je aan jouw opdracht en ik me aan de mijne en trekken we wanneer het nodig is, eensgezind op.'

'Klinkt niet slecht,' zei Mulcahy.

Ze bleef staan met één arm die gebogen op haar heup steunde en keek door het vertrek alsof het de laatste plek op aarde was waar ze wilde zijn. Toen zei ze wat ze in gedachten had: 'Maar nu je hier toch bent, dacht ik dat we net zo goed gebruik van je konden maken.'

'Heb je iets speciaals in gedachten?'

'Nou, na wat je gisteren hebt gezegd, vroeg ik me eigenlijk af of we niet wat meer nadruk zouden moeten leggen op wie zij is. En daarmee doel ik op een mogelijk motief.'

Mulcahy trok een wenkbrauw op. 'Wie haar vader is, bedoel je?'

'Ja. Als minister van Binnenlandse Zaken moet hij een heleboel vijanden hebben, nietwaar?'

'In Spanje misschien.' Mulcahy fronste. 'Maar waarom zouden ze hier iets doen en zijn dochter pakken? Bovendien blijkt uit niets dat het met hem te maken had en niet met haar. Vind je het niet een beetje vergezocht?'

'Wie zal het zeggen?' Ze haalde haar schouders op. 'In dit stadium sluit ik niets uit. Ik sla de weg in die het bewijsmateriaal me wijst, dus als iets ons in die richting blijkt te wijzen, dan gaan we die weg volgen. Intussen zou je de Spaanse politie kunnen vragen of ze op dat gebied aanwijzingen of verdenkingen hebben die ze aan ons door kunnen geven. Ik weet zeker dat het allemaal is aan te merken als onderdeel van jouw verbindingsopdracht.'

'Zeker,' zei Mulcahy. 'Ik zal elke steen omdraaien.'

Ze draaide zich om en wilde weglopen, maar bleef staan en keek achterom naar hem.

'Eigenlijk was er nog iets anders wat je hopelijk ook voor mij zou kunnen doen. Het is wel een beetje saai.'

'Ja?' '

'Ja,' zei ze nu met een echte glimlach. 'Zoals ik gisteren zei is het absoluut zeker dat deze vent eerder iets moet hebben gedaan. Misschien niet precies hetzelfde als dit, maar dan toch vergelijkbaar en misschien minder opvallend. Ik heb een van de mensen gevraagd om met PULSE alle gemelde gewelddadige seksuele aanrandingen van het laatste jaar in Dublin en omstreken op te vragen - alles wat plaatselijk of via ons hier is geregistreerd. Ik neem aan dat je al lang genoeg terug bent om je vertrouwd te hebben gemaakt met PULSE?'

'Natuurlijk.' Mulcahy knikte. De nationale misdaaddatabase was ingevoerd toen hij in Madrid werkte, maar hij wist er genoeg van om het eens te zijn met degenen die zeiden dat de afkorting

- Police Using Leading Systems Efficiently - veel beter vervangen kon worden door THROB ofwel Totally Hopeless Retarded Old Bollocks.

'Wat we terugkrijgen/ ging Brogan verder, 'is een lijst met namen, datums, plaatsen en delicten, maar het zullen er honderden zijn en ik heb iemand nodig die erdoorheen loopt en kijkt of er iets overeenkomt met dit voorval - op het gebied van werkwijze, plaats, wapen of wat dan ook. In dat geval moet het dossier worden gelicht en de zaak verder bekeken. Het is ploeteren, en eigenlijk is het werk voor één persoon, maar als je het zou willen doen, zou je er mij heel erg mee helpen en het zou jou de kans geven wat meer vertrouwd te raken met de dingen die wij doen.'

Mulcahy knikte. Het klonk vreselijk saai, maar het zou hem tenminste bezighouden en dan liep hij haar voorlopig niet tegen het lijf.

'Goed, laten we dan een plek zoeken waar je kunt werken.'

Siobhan boog vanuit haar middel naar opzij om haar lokken nog een laatste keer stevig droog te wrijven. Daarna schudde ze haar haren uit en ging weer rechtop staan. Ze draaide de handdoek tot een tulband, bleef even voor de spiegel van de klerenkast staan en trok de witte badjas open om haar ogen kritisch over haar lichaam te laten gaan en te kijken hoeveel schade deze laatste paar dagen zonder fitness hadden aangericht. Ze kneep in haar middel en vloekte toen enkele centimeters vlees tussen haar vingers weggleden. Niet zo erg als het had kunnen zijn, maar ze wilde zichzelf niet helemaal vrijpleiten. Ze zou er morgen harder tegenaan moeten gaan. Ze had net een lang en verfrissend verblijf in de fitnessruimte beneden achter de rug: telkens een kwartier op het roeiapparaat en de fiets, gevolgd door vijftig snelle baantjes in het zwembad. En daarna had ze heerlijk stimulerend gezweet in de stoomcabine, die halverwege de ochtend altijd leeg was. Eigenlijk was de fitnessruimte in de kelder de voornaamste reden geweest waarom ze het astronomische servicebedrag voor haar flat wilde betalen. Alleen daardoor wist ze zeker dat ze regelmatig aan lichaamsbeweging zou doen. En nu voelde ze zich na een douche helemaal warmgedraaid en popelde ze ernaar om te beginnen aan de nieuwe dag.

Toen ze haar witte Louise Kennedy-truitje aantrok en het zachte katoen over haar armen streek, voelde ze zich weer even terug in het zwembad, waar ze met gebogen rug door het warme water gleed en haar dijen voelde branden. Vijftig baantjes, het was eigenlijk veel te gemakkelijk. Het zwembad was maar klein, voor haar nauwelijks lang genoeg om vijf slagen te maken, dus god mocht weten hoe het zou zijn voor iemand die langer was. Ongewild doemde een beeld van Mike Mulcahy - zijn sterke armen die in een langzame crawl lange ritmische slagen maakten in open water - in haar hoofd op, om daar een warm welkom te vinden.

Ze trok het truitje over de tulband op haar hoofd, waardoor het uiteinde van de handdoek losschoot, hing het fijne zilveren kruisje aan het kettinkje dat ze altijd droeg recht en bekeek zich nog eens goed in de spiegel. Ze had hem toch niet afgeschrikt met die opmerking dat ze de rest van de avond vrij was? Zo kleinzielig was hij toch niet? Een beetje op afstand misschien, maar ze had het gevoel dat daaronder nog iets anders zat. Ze herinnerde zich de manier waarop zijn hele team tegen hem had opgekeken, die nacht dat ze met hen mee was gegaan op die drugsrazzia, hoe hij hen kalm had gehouden en hun opwinding had beteugeld tot vlak voor de inval. Die kerels hadden echt respect voor hem gehad en dat kreeg je niet zo gemakkelijk. Hij had beslist iets, ook al had hij dat gisteravond goed verborgen gehouden.

Siobhan maakte de handdoek rond haar hoofd los, duwde die gedachte naar de achtergrond terwijl ze haar haren losschudde en greep de föhn. De maandagen werden geacht het weekend te zijn voor journalisten die zich op zaterdag uit de naad werkten voor de zondagskrant. Ze nam echter zelden de hele dag vrij en had zoals gewoonlijk een drukke middag. Eerst een lunch met tv-presentator Ryan Tubridy, die eindelijk had ingestemd met een interview. En dan wenkte een middag op het kantoor van de Herald om de agenda voor de week op te stellen. Ze vond het daar prettig op maandag, wanneer meestal alleen Paddy Griffin en zij achter hun bureau zaten. Het was het enige moment dat het er rustig genoeg was om jezelf te horen denken. En later iets drinken in de Pembroke met Vincent Bishop. Weer. Als ze er was, zou hij haar waarschijnlijk vertellen dat hij ook een tafel voor het diner had gereserveerd. Dat hij het leuk zou vinden als ze hem gezelschap hield. Net als de laatste keer. Weer doemde het gezicht van Mulcahy in haar hoofd op, die glimlach die zijn mondhoeken liet krullen. Toen hij haar had gevraagd of haar bronnen ooit iets terugverlangden... Christus, hij had daarmee wel de spijker op zijn kop geslagen. Siobhan was een paar maanden eerder tijdens een ceremonie van de Ierse sportbond door een vriend aan Bishop voorgesteld en ze was hem al gaan beschouwen als een onuitputtelijke bron van onbetaalbare informatie. Ze had uiteraard eerder van hem gehoord. Een van de nieuwe megarijken van Ierland, die nauwelijks iets van de recessie merkten. Ze wist dat hij in de jaren zeventig de dancings van zijn vader had verkocht om de Bishop verzekeringengroep te stichten - 'Ierse zekerheid voor het Ierse volk' - waarmee hij miljoenen verdiende, waarna hij ook dat bedrijf weer verkocht, om een heel stel vreselijk succesvolle internet-en mediaconcerns op te zetten. In zijn vrije tijd, als hij die tenminste kon vinden, stond hij bekend als een van de belangrijke mensen achter de opleving van de Ierse kunst in het begin van de eenentwintigste eeuw - een vasthoudende verzamelaar met de reputatie dat hij altijd kreeg wat hij wilde, ongeacht wat het kostte.

Als persoon was hij beleefd maar terughoudend. Op zijn hoede. Een beetje raar om te zien. Lang, bleek, broodmager, sluik zwart haar - waarschijnlijk geverfd - slappe handdruk, alles slap, waarschijnlijk. Hij was al jaren weduwnaar en aanvankelijk een beetje onbeholpen en nogal klef met haar, maar hij leek haar toch aardig te vinden en begon tegen haar te praten toen zij een beetje ging babbelen. Misschien voelde hij dat ze geen belang stelde in zijn geld. Zijn contacten daarentegen... jezus, die waren fenomenaal en besloegen het hele scala van bedrijfsleven, kunst, sport en politiek. Ze had er geen idee van hoe hij het deed, maar hij scheen bijzonder goed op de hoogte te zijn van alle roddels. En hij kende de waarde ervan. Dus hadden ze dat gemeen; en sindsdien hadden ze elkaar vrij regelmatig ontmoet. Niets romantisch; ze had het idee dat hij gewoon gewoon iemand wilde hebben om lekker mee te kletsen. Maar dat was ook alles. Ze zette de föhn uit, gooide hem op het bed en liep naar het bureautje in de woonkamer, waar haar telefoon stond. Ze boog voorover en drukte op de knop om het antwoordapparaat af te spelen. Uit de goedkope luidspreker van grijs plastic kwam een kort gesis en gekraak als van een net opgezette, oude vijfenveertig-toerenplaat, toen een gitaar die één keer werd aangeslagen en een griezelig onstoffelijke stem die begon te kwelen. Het was Roy Orbison, die 'In Dreams' zong, hoewel dat eigenlijk niet tot haar was doorgedrongen toen ze de boodschap de eerste keer had afgespeeld. Het had veel grappiger geleken toen ze gisteravond een beetje tipsy van de drankjes met Mulcahy en nogal ontmoedigd door hoe het met hem was gelopen, thuis was gekomen. Of eigenlijk was het meer dan grappig geweest. Om binnen te komen, op een knop te duwen en dan te horen hoe de muziek de kamer vulde. Alleen het liedje. Verder niets. Geen boodschap. Christus, als je het over uitersten had. Dolkomisch. Ze had er gewoon om gelachen en was naar haar bed gewankeld - en als een blok in slaap gevallen. Nu begon het op haar zenuwen te werken. Meteen toen ze vanochtend wakker werd, had ze eraan moeten denken en daarna was het door haar hoofd blijven spelen - en niet op een goede manier. Ze had nooit iets aan de muziek van Orbison gevonden. Haar vader had een van zijn elpees gehad en toen ze een klein meisje was, had de hoes haar om de een of andere reden angst aangejaagd. Ze zag het nog voor zich, dat beeld van het opgeblazen gezicht van een oude man met een zonnebril en gek zwart haar die probeerde eruit te zien als een swinger die half zo oud was. Het deed haar nog steeds huiveren. En dan 'In Dreams'. Jezus. Niet in die van haar. Dat was zeker.

Iets dergelijks was de laatste tijd al een paar keer gebeurd. Ze had er nauwelijks aandacht aan geschonken. Een telefoontje op het werk, Orbison die iets anders kweelde. Ze had er niet eens naar geluisterd, omdat ze had gedacht dat het een callcenter was dat iets wilde verkopen, en ze had opgehangen. Toen op haar mobieltje een song op de voicemail: 'Pretty Woman'. Ze was geintrigeerd genoeg geweest om het helemaal af te luisteren. Maar aan het eind had alleen een klik geklonken. Weer had ze er eigenlijk niet verder over nagedacht. Een grappenmaker die haar voor de gek hield, meer niet. Maar ze was er anders over gaan denken toen Bishop haar de volgende keer dat ze met hem dineerde, het hof was gaan maken en had gezegd hoe leuk ze eruit had gezien toen ze over straat liep. Het verhaal over Gary Maloney had hij haar bijna in cadeauverpakking op een presenteerblaadje aangereikt. Als een soort vrijer van de oude stijl die zijn dame een blijk van zijn waardering aanbood. Tot dan toe had ze gedacht dat hij het gewoon prachtig vond om een paar van de dingen die hij haar vertelde zwart op wit in de krant te zien. Maar nu?

Misschien had ze het mis. Misschien had het helemaal niet met Bishop te maken. Misschien waren die andere dingen gewoon toeval. Maar dat zou op de een of andere manier nog griezeliger zijn. Wie anders kon verdorie haar privénummer hebben?

Ze stond niet in de telefoongids en alleen een kleine kring vrienden en familieleden had dat nummer. Ze had het niet aan Bishop gegeven. Maar iedereen wist dat je met de massa geld die hij bezat, zulke informatie gemakkelijk kon kopen. En op de een of andere manier leek de hele kleffe, vleierige, passieve agressiviteit van die liedjes precies bij hem te passen. Hij moest het wel zijn. Bleef alleen de vraag wat ze er verdorie aan ging doen - zonder een breuk te veroorzaken. Want op alle gebieden behalve de romantische had zij Bishop meer nodig dan hij haar. Gary Maloney was niet de enige tip die hij haar had gegeven en ze wist bijna zeker dat er nog veel meer was als ze ernaar kon vragen. Als ze dit op de juiste manier aanpakte.

Siobhan voelde zich akelig en tegelijk geamuseerd en schudde haar hoofd toen Orbison zijn vaag zelfbevredigende hoogtepunt bereikte en het antwoordapparaat afsloeg. Misschien was dat het. Misschien was de juiste handelwijze om er gewoon geen aandacht aan te besteden. Welk kwaad kon een oude song op een antwoordapparaat haar trouwens berokkenen? Ze hoefde alleen maar op een knop te drukken om hem te wissen en dan was hij verdwenen. Daarmee vergeleken was de kans om een volgend geweldig verhaal van Bishop te krijgen de kleine onaangename toestand die er misschien tussen hen kon ontstaan, wel waard. En als hij verder iets probeerde, dan was ze er zeker van dat ze daar ook wel mee om kon gaan als het moment was aangebroken.

'Ik dacht dat je misschien graag je eigen ruimte wilde/ zei Brogan, die de deur opende van een kantoortje dat uitkwam op de recherchekamer. 'Ruimte' was nauwelijks het geschikte woord voor deze bedompte grijze doos zonder ramen en met een metalen bureau en stoel die er bijna met een koevoet in waren gewrikt.

'Bedankt... denk ik,' zei Mulcahy.

Brogan trok haar neus op, en deed toen een stap achteruit om hem door te laten. 'Beter hebben we niet.'

Mulcahy haalde een keer adem en herinnerde zichzelf er weer aan dat hij hier de indringer was. Het was een hemelsbreed verschil met het luxueuze, door de EU betaalde kantoor dat in Madrid zijn werkplek was geweest. Daar was alleen het beste goed genoeg geweest, van de vloerbedekking en de computerapparatuur tot de dure kunstwerken in de openbare ruimtes. Hij had vaak gelachen wanneer de mond van bezoekende Garda-collega's openviel bij het passeren van de drempel van het Europol-gebouw aan Recoletos, maar hij was er ten slotte aan gewend geraakt. Nu zou hij zich zelf in zijn arm moeten knijpen als hij ooit terugging.

'Maak je geen zorgen/ zei hij. 'Ik heb op ergere plaatsen gewerkt. Ik zal de deur openlaten om het zuurstofniveau op peil te houden en ervoor te zorgen dat ik niets mis van wat zich hierbuiten afspeelt.'

Brogan leek niet echt vermurwd door zijn vriendelijke houding, maar hij betrapte haar erop dat ze weer glimlachte toen hij zich moeizaam langs het bureau wrong.

'Is er een plek waar ik die kan laten?' Hij wees op twee kartonnen dozen, die naast de computerterminal en de telefoon de enige dingen waren die op het bureau stonden.

Brogan bracht een hand naar haar mond en kuchte. 'Feitelijk zijn dat een paar dingen die we uit ons eigen papieren archief hebben opgediept, zodat je die kunt doorkijken tot de resultaten van PULSE binnenkomen. Het zijn allemaal seksuele delicten van het afgelopen jaar of zo. Rechts zijn de gevallen waarbij het mogelijk was een soort onderzoek te starten. De zaken met een positieve uitkomst, waarbij we dus een arrestatie konden verrichten en een verdachte konden aanklagen, zitten in de dunne rode map onderop. En de grote stapel links bevat rapporten van zaken die alle plaatselijk zijn onderzocht of die ons zijn doorgegeven

- louter voor statistische doeleinden - als niet-behandelbaar wegens gebrek aan bewijs of gewoon niet genoeg bewijs om het inzetten van de toch al geringe middelen te rechtvaardigen.'

Mulcahy keek in de rechter doos. Daar moesten alleen al zeker honderd dossiers in zitten. En er zaten er aanzienlijk meer in de andere doos: de onbehandelbare zaken.

'Dit kan toch niet allemaal van de laatste twaalf maanden zijn?'

'Ik ben bang van wel,' zei Brogan. 'Ik heb je in het ziekenhuis verteld hoe de zaken er bij ons voor staan. Zedendelicten vormen een van de weinige gebieden waarop Ierland tegenwoordig groei vertoont. En omdat wij de statistieken voor het ministerie van Justitie samenstellen, moet elk geregistreerd voorval een kruisverwijzing naar ons krijgen. Zoals ik zei, krijg je dan een beetje door waarmee wij bezig zijn.'

Mulcahy schudde zijn hoofd. Hoe kon een kleine afdeling als de DVSAU al dat werk gedaan krijgen? Maar hij wist dat het antwoord hier voor zijn ogen lag. Niet dus.

'Ja, precies wat ik wilde/ zei hij. 'Ik neem aan dat ik beter aan de slag kan gaan voordat de volgende golf aan komt rollen en ik er helemaal in verzuip.'

Op de gang liep Brogan Cassidy tegen het lijf, die uit het toilet kwam.

'Hoe vindt hij zijn nieuwe onderkomen, baas?'

'Ik begin te denken dat jij de man opzettelijk probeert dwars te zitten, Andy. Had je niets beters voor hem kunnen vinden?'

'Niet op deze verdieping,' grinnikte Cassidy. 'Maar als hij wat te klagen heeft, dan is er ruimte genoeg in de kelder.'

'Heel grappig. Alleen, pas op met hem. Hij kan jou voor het ontbijt begraven hebben. Hij staat op goede voet met Healy.'

'Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn, baas,' zei Cassidy. 'Ik heb wat informatie over hem opgediept. Ik blijk jaren geleden zijn oude heer gekend te hebben. Die was ook een kontlikker van de eerste orde.'

'In hemelsnaam, Andy,' viel Brogan hem scherp in de rede.

'Wat heeft zijn oude heer hiermee te maken?'

'Nou, ik zal je vertellen dat hij inspecteur was bij de oude Adivisie in Clondalkin toen ik daar zat. Dat was echt een vent die je een mes in de rug stak. De rotzak bedierf mijn eerste kans op promotie...'

Brogan schudde ongeduldig haar hoofd en onderdrukte een vloek. 'Ik heb geen tijd voor deze onzin. Het kan me geen donder schelen wie zijn vader was. En trouwens ook niet wie Mulcahy is, behalve dan dat hij hier op mijn terrein zit en waarschijnlijk alles wat we doen aan Healy overbrieft. Dus let op wat je in zijn bijzijn doet en zegt, oké?'

'Goed, baas.' Cassidy kauwde even op zijn onderlip. 'Luister, het enige wat ik probeer te zeggen, is dat er met al zijn kouwe drukte iets niet klopt met hem. Die kameraad van mij die me dit net heeft verteld, zegt dat hij niet eens meer bij Narcotica zit. En hij is alleen maar gedetacheerd bij NBCI.'

Brogan trok een wenkbrauw op en wist niet wat ze daarvan moest denken. 'Maar dat blijft iets waar Healy over gaat, nietwaar?'

'Ja, maar het is wel een hele stap terug van de verrekte Europese commissaris voor narcotica of hoe hij zichzelf dan ook ziet, vind je niet?'

Brogan schudde haar hoofd. 'Ik weet niet wat ik ervan moet denken, behalve dat een onbekende grootheid gevaarlijker is dan een bekende.'

Cassidy vertrok zijn gezicht, zoals hij altijd deed wanneer ze iets tegen hem zei wat ook maar vaag abstract was.

'Hoe dan ook/ ging ze verder, 'hij heeft nu genoeg te doen om hem even bezig te houden.'

'Hij gaat de afleggers doornemen, hè?' Cassidy wreef in zijn handen alsof hij ze niet lang genoeg onder de droger had gehou-den. 'Ik weet nog steeds niet of je hem dat werk wel moet laten doen. Stel dat hij iets nuttigs over het hoofd ziet?'

'En misschien ziet een nieuw paar ogen iets wat wij hebben gemist.' Brogan draaide zich om en liep de paar meter naar haar kantoor. 'Luister, Andy, waar het om draait, is dat we onder druk staan om met resultaten te komen. Wat hij verder dan ook mag zijn, hij is een intelligente kerel en een ervaren rechercheur. Als er iets is, heeft hij een even goede kans om dat te vinden als wie dan ook.'

'Hij lijkt er niet erg blij mee te zijn.'

Brogan volgde zijn blik door de gang. Door een open deur zag ze Mulcahy de dossiers uit de dozen halen en ze met een frons van concentratie op zijn bureau rangschikken.

'Nee, hij vindt het best. Hij weet dat hij wat meer van de achtergronden moet weten als hij hier een bijdrage wil leveren, hoe kort de tijd ook is.'