Hoofdstuk 12

Hij scheerde over het kalme, vlakke water, terwijl een sterke bries het zeil vulde en hem meetrok naar een lichtblauwe horizon, toen de trillers van zijn ringtoon de droom kapot lieten spatten. Hij opende een waterig oog en keek naar de wekkerradio naast zijn bed. Waarom belden ze hem om kwart voor acht? Hij hoefde pas om elf uur op te draven.

'Ah-ho,' zei hij in het toestel, terwijl hij met de rug van zijn hand over zijn gezicht wreef.

'Heb je de kranten gezien?' Het was een vrouwenstem en een ogenblik lang dacht hij dat het Siobhan moest zijn. Maar natuurlijk was zij het niet.

'Welke kranten? Nee, nee, natuurlijk niet. Christus, ik ben nog niet eens uit bed.'

'Nou, dan kun je ze beter goed bekijken voordat je hierheen komt, vooral de Sunday Herald.'

Brogan verbrak de verbinding. Hij bleef met wazige ogen op de rand van zijn bed naar de wervelende spiraalnevels op het kleed van de slaapkamer zitten staren. Hij steunde zijn hoofd met zijn handen, alsof hij bang was dat het van zijn schouders zou rollen. Waarom had ze dat verdomme gedaan? De vorige avond hadden ze samen met Healy een behoorlijk aantal uren besteed aan het opstellen van een mediaplan, hadden ze de voors en tegens besproken, uitgemaakt wat ze konden prijsgeven en hoeveel ze moesten achterhouden. Uiteindelijk hadden ze besloten dat de enige kans om af te rekenen met de Herald zou bestaan in het houden van een persconferentie waarin ze precies deden wat ze volgens de beschuldiging van Siobhan Fallon hadden nagelaten: het publiek waarschuwen. Tenminste, dat was het voorstel van Mulcahy geweest.

Het was niet zozeer een politieke beslissing als wel een pragmatische. Zodra de tweede aanranding had plaatsgevonden, was het onvermijdelijk geworden dat er iets naar de pers zou lekken. Het meisje kwam uit de stad, haar ontdekking was openbaar, haar familie was van streek en liet steeds sterker van zich horen. Siobhan Fallon bleek die dag niet de eerste verslaggever te zijn geweest die daarover de persdienst van de Garda had gebeld, maar ze was wel de eerste die zich niet liet afschepen met het beetje informatie dat Healy had willen vrijgeven. Zodra ze de pen uit de granaat had getrokken en die naar hen toe had gegooid, was volledige openheid de enige uitweg. Of tenminste, zo volledig als mogelijk was zonder elke geschifte, krankzinnige of perverse gek in de stad openlijk uit te nodigen het zelf ook eens te proberen.

Over dat onderwerp was Brogan bijzonder openhartig geweest.

'Misschien is Mike vergeten wat voor een onverantwoordelijk stelletje hufters de pers in dit land kan zijn met een verhaal als dit, meneer,' voerde ze tegenover Healy aan. 'Vooral de roddelbladen, die zich gegarandeerd op de meer lugubere details zullen storten, om ze buiten alle proporties op te blazen. Het enige resultaat dat het ons waarschijnlijk zal opleveren, is blinde paniek van het publiek en de mogelijkheid van gekopieerde aanrandingen. Onze middelen zijn al beperkt genoeg om ook dat nog op ons bord te krijgen.'

Dat was een goed argument. Ze werden het eens over de details die beslist achtergehouden moesten worden en Healy en Brogan liepen naar beneden voor een haastig belegde persconferentie om halfnegen 's avonds. Intussen lagen alleen de heel late edities nog niet op de persen, maar dat was ook voor de helft de reden om het zo laat te doen. Het zou interessant zijn om te zien wie het nog mee zou nemen. Mulcahy, die meteen naar huis was gegaan, had thuis het hoofdbulletin van het RTE-nieuws aangezet en gezien dat zij het nog niet hadden. Een goed teken, had hij gedacht. Daarna was hij recht in bed geploft. Nu trok hij een grijze katoenen trui, een spijkerbroek en een paar sportschoenen aan. Want, dacht hij, als Brogan de moeite had genomen om hem te waarschuwen, kon hij beter het ergste gaan ontdekken. De straten waren leeg en hij wist dat de winkel waar hij normaal zijn Irish Times en Sunday Tribune kocht, nog niet open zou zijn. Het was al heel lang geleden dat ze na de mis nog kranten buiten de plaatselijke kerk verkochten, maar hij ging toch die kant uit, langs het imposante gebouw van grijze steen met de enkele torenspits waaruit het gemompel van een responsorium al weergalmde door de kille ochtendlucht. En jawel, tegenover de kerk en naast de pub, waarvan de luiken waren gesloten, lag een nieuwskiosk die hij nooit eerder had opgemerkt; en wonderbaarlijk genoeg bleek die ondanks het vroege uur open te zijn. Binnen werd hij vrolijk begroet door een jongen in een T-shirt en een flodderige korte broek die stapels gebundelde kranten tot voor de rekken sleepte, die een hele muur in beslag namen.

'Hallo, goeiemorgen,' zei de jongen zonder op te kijken. Mulcahy gromde alleen maar iets, omdat zijn adem stokte in zijn longen toen zijn ogen over de kranten gingen die voor hem lagen uitgespreid. Bijna elke voorpagina had hetzelfde artikel. Maar de meeste waren een late editie en zagen er haastig in elkaar gedraaid uit in vergelijking met de zware kop onder het logo van de Sunday Heiald. DE PRIESTER! schreeuwde die kop over de volle breedte van de pagina. Daarbij viel de kleinere kop KRANKZINNIGE RELIGIEUZE VERKRACHTER VALT TIENERMEISJES AAN bijna in het niet. Rechts en wat lager stond een kleinere kop SPAANSE TROEPEN IN DUBLIN boven een kolom langs de zijkant van de pagina, waar een rand van woorden de omlijsting vormde van twee korrelige foto's van Jesica en Alfonso Mellado Salazar. O, verdomme.

Siobhans naamregel verscheen overal op de pagina, af en toe samen met die van Paddy Griffin, nieuwsredacteur. Alleen die van haar stond boven het 'exclusieve' hoofdartikel, dat grotendeels ging over de aanranding van Jesica Salazar maar levendig aanknoopte bij de tweede aanranding, van Catriona Plunkett. Toen hij de krant openvouwde, zag hij dat er nog vijf of zes pagina's over het onderwerp gingen, compleet met foto's van Catriona Plunkett, haar familie, meer van de Salazars en zelfs kaarten en tekeningen die aangaven waar de aanrandingen hadden plaatsgevonden. Waar had Siobhan verdomme haar informatie vandaan? En zo snel? Dit was geen lek, maar een gebarsten hoofdleiding. Toen hij verder las, werd Mulcahy met stomheid geslagen door het ongelooflijke mengsel van nauwgezette verslaggeving en wilde gissingen dat Siobhan op papier had gezet - gruwelijke details van de twee aanrandingen gegarneerd met bloedstollende speculaties over de verschrikkingen van 'een maniak in ons midden'. Het was precies zoals Brogan had voorspeld. Er waren zelfs citaten van het medisch personeel dat de twee meisje had behandeld. Nog erger was echter de felheid waarmee op de binnenpagina's de hoofdcommissaris van de Garda en de minister van Justitie onder vuur werden genomen wegens onbekwaamheid en getreuzel. De arme drommels van de Garda-persdienst waren totaal overrompeld - de enige verklaring die ze naar buiten brachten, was de eerste die Healy bij ze had achtergelaten. Daar stond het, woord voor woord, jammerlijk ontoereikend. De kritiek kwam in het rode gebied toen het tijdsverloop tussen de twee aanrandingen werd belicht. Een jaren oude archieffoto van Brendan Healy met een grimmig blik en in uniform had als onderschrift: 'Had hij meer kunnen doen?'

Alsof dat nog niet genoeg was, werd in het hoofdcommentaar venijnig uitgehaald naar de minister van Buitenlandse Zaken, omdat die het hele land te schande had gemaakt door militaire vertegenwoordigers van een buitenlandse mogendheid, ook al was dat een bevriende mogendheid, toe te staan een Iers ziekenhuis binnen te vallen en een patiënt mee te nemen. 'Worden onze medische en juridische systemen door andere EU-naties zo laag aangeslagen, dat ons de zorg voor hun burgers niet kan worden toevertrouwd?' De minister zou toch zeker wel per omgaande zijn ontslag indienen?

Mulcahy wist dat al het politieke gedoe niets om het lijf had, maar dat wilde niet zeggen dat de hel niet zou losbreken. Hij kon zich de onaangename gevolgen maar al te goed voorstellen: twee ministers en een hoofdcommissaris van de Garda op het oorlogspad, honderden daaronder die wanhopig probeerden de regen van kritiek te ontlopen en die koortsachtig op zoek waren naar de antwoorden op de onvermijdelijke stortvloed van vragen die in de Dail zouden worden gesteld en die nog liever zondebokken wilden vinden om de hongerende pers toe te werpen. En de vrouw in wier bed hij woensdag had geslapen, zat achter dat alles. Hoe had dat in godsnaam kunnen gebeuren?

Hij was er nog steeds over aan het piekeren toen hij om elf uur Harcourt Square binnenging. Op de vierde verdieping was de deur van Brogans kantoor gesloten, maar door het matglas was een lamp zichtbaar, dus stak hij zijn hoofd naar binnen. Ze zat aan haar bureau en zag er uitgeput uit. Hij had haar nooit ook maar een blik in een krant zien werpen, maar nu lag er een ordeloze hoop op de vloer naast een bende archiefdozen.

'Hoe gaat het?'

'Ik zit midden in de grootste strontzooi die ik ooit heb meegemaakt, dus hoe denk je dat het gaat?' Ze keek op van het dossier dat ze zat te bestuderen. 'Voer die actie uit, bekijk dat nog eens, controleer dat stomme feit dubbel. Trouwens,' ze zweeg even en wees op de dozen, 'ik heb die uit jouw kantoor teruggehaald.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Is de fall-out erg?'

'Een atoomramp.'

'Kan ik je ergens mee helpen?'

'Nee.' Ze boog haar hoofd weer. Toen zei ze terloops: 'Healy zei dat hij je wilde spreken. Boven, zodra je binnen was.'

'Boven?' Healy vroeg zelden iemand naar zijn kantoor op de zesde verdieping te komen, omdat hij liever af en toe opdook om zijn neus in andermans zaken te steken. 'Enig idee waarom?'

Brogan schudde haar hoofd. 'Ik heh genoeg ellende op mijn bord om me druk te maken over jouw problemen.'

Hij liep terug naar de lift en duwde op de knop voor de bovenste verdieping. Daar was de inrichting wat beter. Zelfs het verschil in kwaliteit van de vloerbedekking was meteen duidelijk. Zijn schoenen zakten weg in hoogpolig Garda-blauw op het moment dat hij uit de lift stapte. Hier op de zesde verdieping was geen open ruimte vol bureaus, hier waren alleen gangen en afzonderlijke kantoren. Voor sommige kantoren was ruimte voor een secretaresse met een bureau en een monitor. Deze waren nu grotendeels leeg, omdat het zondag was. Afgezien van het bureau van Healy, wiens secretaresse, opgestoken haar en een mantelpakje, iets op een scherm zat te typen.

'U kunt meteen naar binnen, inspecteur,' zei ze. Afgezien van de standaardlamp op het bureau had Healy's kantoor niet meer kunnen verschillen van dat van Brogan. Het was vier keer zo groot, met een enorm eiken bureau, een directeursstoel en drie monitors. Aan één zijde stonden een tweepersoonsbank en leunstoelen en verder waren er dossierkasten en boekenkasten. Maar boven alles was het er smetteloos schoon.

'Kom binnen, Mike, kom binnen,' zei Healy, terwijl hij opstond. Hij zag er vermoeid uit, dacht Mulcahy bij het zien van de donkere kringen die onder zijn ogen begonnen te verschijnen. Toen hij een hand uitstak, was dat niet voor een handdruk, maar om te wijzen op de stoel met rechte rug voor zijn bureau. 'Ga daar maar zitten. Kan ik Noreen vragen koffie voor jou te halen?'

Mulcahy sloeg het aanbod af.

'Goed.' Healy ging weer zitten. 'Je hebt de kranten gezien, neem ik aan. Christus, we krijgen er wel van langs. De minister en hoofdcommissaris hebben me verdomme vanaf vanochtend zes uur om de beurt het vuur aan de schenen gelegd. Ik zeg je, als ik die verslaggeefster, die Fallon, in handen zou kunnen krijgen, dan wist ik waar ik de rest van mijn dagen zou slijten: in de gevangenis van Montjoy, omdat ik haar had gewurgd.'

Mulcahy glimlachte zo beleefd mogelijk.

'Waar het om draait, Mike, is dat we ons zulke lekken niet kunnen veroorloven. Ik zei gisteravond nog tegen Claire dat, als dit allemaal was opgelost, ik jou ernaar zou laten kijken om te zien of we die rotte appel eruit zouden kunnen gooien. Ik wil je best vertellen dat je gisteren behoorlijk wat indruk op me hebt gemaakt, dus was ik des te verbaasder toen Claire zei dat ze dacht dat jij Fallon kende. Vervolgens deed je zo laconiek toen ik je ernaar vroeg, dat ik dacht: best hoor, we kennen allemaal journalisten. En toen, verdomme, trof ik dit vanochtend in mijn postvak IN aan tussen de andere e-mails. Jij mag me vertellen wat jij hieruit opmaakt, Mike.'

Healy draaide zijn computerscherm, zodat Mulcahy kon zien dat hij dubbelklikte op een rij e-mails en vervolgens op een bijlage in de e-mail die hij had geopend. Hij had net tijd om de twee woorden 'gehaald uit' te lezen voordat de mediaplayer een zwart venster opende, even haperde en toen een kwalitatief goede video-opname vertoonde van twee mensen, een man en een vrouw, die op straat naar elkaar toe liepen, bleven staan om te kletsen en toen in een open sportwagen stapten. O, verrek.

'Ik herkende jou meteen, Mike.' Er klonk nu ongeloof in Healy's stem door. 'Maar wil je wel geloven dat ik een collegatje moest vragen wie de vrouw was. Ze zei dat het volgens haar Siobhan Fallon van de Sunday Herald was. Vertel me dat het niet waar is, Mike.'

Mulcahy slikte, volledig op het verkeerde been gezet. De video was duidelijk van een van de camera's buiten Harcourt Square en de meelopende datum en tijd gaven aan dat die van afgelopen woensdag was. Daar kon hij niet onderuit. Maar hoe had iemand daar verdomme de hand op kunnen leggen? En nog belangrijker, wie had dit naar Healy gestuurd? Hij dacht meteen aan de blik die Healy en Brogan de vorige avond tijdens de mediavergadering hadden gewisseld.

Hij ging rechtop zitten en keek Healy recht aan.

'Ik heb je gisteravond gezegd dat ik haar kende, Brendan. En ik heb je ook gezegd dat ik haar geen enkele informatie over dit onderzoek heb gegeven.'

Healy snoof. 'Zeker, je hebt gezegd dat je haar kende. Maar je vond het niet nodig om te melden - en dat gold zeker voor gisteravond - dat je nog maar drie dagen eerder een ritje met haar had gemaakt in haar auto. Ik noem dat een verrekt grote nalatigheid, Mike. Ik bedoel, je moet toch inzien wat voor indruk dat maakt.'

Het was Mulcahy's beurt om geïrriteerd te raken.

'Natuurlijk begrijp ik wat voor indruk dat maakt. Het maakt op mij de indruk dat iemand me erin probeert te luizen.'

'Wat wil je daarmee zeggen? Probeer je me te verkopen dat deze ontmoeting niet heeft plaatsgevonden?' Healy prikte nu met zijn vinger naar het scherm.

'Nee, natuurlijk heeft die plaatsgevonden. Maar wat ik zou willen weten, is wie jou dit materiaal heeft gestuurd. Het is duidelijk kwaadaardig bedoeld. Heb je al overwogen waarom iemand wilde dat jij dit zag?'

'Zeker heb ik dat. Goed, ik zal je vertellen wie me dit heeft gestuurd. "Een vriend", staat hier. Niet op te sporen natuurlijk, maar zal ik je eens wat zeggen? Op dit moment begin ik te denken dat het misschien toch een vriend is geweest. En een heel wat betere dan jij bent geweest.'

Mulcahy besloot dat hij het best daarin mee kon gaan. 'Brendan, ik zeg het je nog eens, ik ben niet de bron van dit lek.'

'Het was dus heel toevallig dat je Fallon ontmoette vlak nadat je een informatiebijeenkomst had bijgewoond, en op geen enkel moment heeft zij het onderwerp Jesica Salazar of de Priester ter sprake gebracht?'

'Nee, niet als zodanig.'

Het zou gemakkelijker zijn geweest om te liegen, maar dat kon hij niet. Dat zou op de lange duur alleen maar erger op hem kunnen terugslaan als het ooit uitkwam. En natuurlijk sprong Healy erbovenop als een uitgehongerde kat.

'Wat moet dat verdomme betekenen, "niet als zodanig".'

Daar kon hij slechts één antwoord op geven. 'Het betekent dat ze me vroeg of ik iets wist over een Spaans meisje dat was aangerand en ik weigerde om de zaak op wat voor manier dan ook met haar te bespreken.'

'Jezus christus!' siste Healy tegen hem. 'Ze vroeg jou dit op woensdagavond en je vond het niet de moeite waard om er iets over te zeggen tegen Claire of mij?'

'Nee. Hoe had ik kunnen weten wat Fallon van plan was? Net als jij gisteren dacht ik dat ze alleen maar zat te vissen. Ik dacht niet dat het relevant was.'

Healy stond op. Hij ziedde nu van kwaadheid, zijn stem was schril en hij was nauwelijks in staat zich te beheersen.

'Relevant? Ik zal jou verdomme vertellen wat relevant is. Iemand heeft de hele week als een open riool naar deze teef gelekt en als gevolg daarvan heb ik een douw gekregen en zijn mijn vooruitzichten voor ik weet niet hoe lang naar de filistijnen. En jij vond het niet eens nodig ons te zeggen dat we op onze tellen moesten passen? Ik kan het niet geloven, Mike. Dat juist jij, de man die ik maanden heb gesteund, die ik het gemakkelijk heb gemaakt, zodat je kon wachten tot er een plaats vrijkwam bij je geliefde narcotica-afdeling, hier gisteravond binnen kon komen om me te zien verzuipen en dat het verdomme niet eens bij je opkwam om me een reddingsboei toe te werpen.'

Dat was het wel. Hij kon hier niet gewoon blijven zitten en het over zich heen laten komen. 'Met alle respect, Brendan, maar dat is onzin. Ik heb gisteravond grotendeels mijn hoofd gebroken over een intelligente mediareactie waardoor wij onder die omstandigheden een zo gunstig mogelijk indruk zouden maken. En nu kom ik hier binnen om te ontdekken dat jij liever een of andere anonieme strontsmijter gelooft...'

'Lulkoek/ viel Healy hem weer in de rede met een vinger die in de lucht priemde. 'Dit gaat over loyaliteit, vertrouwen en eerlijkheid. En laat ik je wel vertellen dat ik die nergens ontdek. En ook is het geen fatsoenlijke manier om op verleende gunsten te reageren. Dus ik vertel je nu, Mike, dat je wat mij betreft verder alles op je buik kunt schrijven. Kom in de toekomst mij niet meer om gunsten vragen, want die hoef je van mij niet meer te verwachten.'

Uiteindelijk had Healy niet genoeg mankracht om Mulcahy volledig uit het onderzoek te schrappen. Later die dag belde hij om te zeggen dat hij de verantwoordelijkheid voor de verbindingen met de Spanjaarden terug zou geven aan het kantoor van de minister, maar afgezien daarvan - en de toon tijdens hun dagelijkse ontmoetingen was duidelijk verkild - waren er in de praktijk weinig verschillen met Mulcahy's eerdere rol. Gedurende de volgende paar dagen werd de intensiteit van het onderzoek opgevoerd tot een ongekend niveau. De uren gingen voorbij in een waas van koortsachtige activiteit, af en toe onderbroken door informatiebijeenkomsten, vergaderingen en verder gewoon zwoegen. Healy mocht misschien hebben gedacht dat hij het onderzoek leidde, maar als zijn plaatsbekleder op aarde had Brogan nog steeds de dagelijkse leiding. Tot opluchting van iedereen bleek het gerucht dat ze zou worden vervangen door een zwaargewicht niet uit te komen, omdat Healy's achterhoedegevecht, in wezen een strijd om zelfbehoud, doeltreffender was dan de meesten waarschijnlijk hadden gedacht.

Dus ook al voelde iedereen de druk honderdvoudig toenemen, het meest tastbare effect was een welkome verdere injectie van mankracht en middelen. Voor degenen op de grond leek de storm nu te zijn weggetrokken naar een ander, hoger niveau, waar een woordentwist aan de gang was tussen de pers en politici. Beneden begon een soort bunkermentaliteit te heersen, een waar werd geknarsetand, waar schouders werden gerecht en elk lid van de ploeg zich op slechts één ding richtte - resultaat behalen. Voor wat de buitenwereld betrof, had het Garda-team het idee dat iedereen gek was geworden. Niet alleen de stad Dublin maar heel Ierland was totaal in paniek over de Priester. Vanaf lunchtijd op die zondag was het hele media-apparaat in een absolute tunnelvisie-overdrive gegaan. Elke voorpagina, elk nieuwsbulletin op tv begon met het verhaal. Elk praatprogramma op de radio stortte zich met pornografische vreugde op het onderwerp, nodigde elke te weinig geïnformeerde betweter, elke veel te eigenzinnige academicus en het grote publiek met verbale diarree uit om de bedreiging te bespreken en nog eens te bespreken, te verbasteren en te overdrijven. De programma's waren doorspekt met botte sentimenten en fantasieën en vooral zeurden ze over de onkunde van de Gardai, de regering en alle anderen die ze de schuld maar dachten te kunnen geven.

Mulcahy kon alles verwerken door ongeveer dezelfde houding aan te nemen als de rest. Er werd gesproken over een intern onderzoek om de bron van het lek te achterhalen, maar het bleef bij gepraat. Mulcahy had zijn eigen verdenkingen - hoe kon het anders - maar bij gebrek aan bewijs, of aan de tijd om erachteraan te gaan, nam hij er voor nu genoegen mee de zaken te laten voor wat ze waren. Het ging hem niet zozeer om het zuiveren van zijn eigen naam, als wel om het vermijden van het gevaar dat hij erin werd geluisd door de een of andere ambitieuze gluiperd van Interne Zaken die uit was op een snel en gemakkelijk resultaat. Hij had van Healy de taak gekregen de zaak-Scully opnieuw tegen het licht te houden en bracht talloze uren door met zijn gezicht voor een computerscherm om alle eerste verhoren te lezen en te herlezen, zich blind te staren op negatieve forensische rapporten en met een Garda-rechercheur van de ix-afdeling al het materiaal op Scully's in beslag genomen pc door te nemen. Daarop stond niets van belang, geen verborgen bestanden, geen stiekeme sadoporno, geen met een wachtwoord beschermde portalen naar websites die het martelen en verminken van jonge Spaanse of Ierse vrouwen bepleitten.

Hij werkte zich zelfs door Scully's scriptie over de zogenaamde Ierse inquisitie, waarvan de titel Brogan begrijpelijk bijna een hartverlamming had bezorgd. Maar het was niet meer dan een saai historisch verslag van de vervolging van een jonge, adellijke Ierse vrouw uit Kilkenny die in het begin van de veertiende eeuw was veroordeeld voor hekserij. Scully had duidelijk geprobeerd er iets schokkends van te maken, maar werd daarbij tegengewerkt door het materiaal. Net als al het andere was het een doodlopend spoor, dat Mulcahy weer terugbracht bij de conclusie die hij eerder over Scully had getrokken. Hij was een weerzinwekkende figuur, dat leed geen twijfel, en het was gemakkelijk te begrijpen waarom Brogan tot de overtuiging was gekomen dat er bij hem meer aan de hand was. En dat was er inderdaad: hij was een drugsdealer die bang was op te moeten draaien voor iets wat hij niet had gedaan. En dus sloeg hij op de vlucht. Maar althans voor het moment kon Mulcahy niets vinden om Scully in verband te brengen met de aanranding van Jesica Salazar. Nadat hij zijn conclusies had ingediend bij Healy, kreeg Mulcahy meteen een volgende gifbeker van de hoofdinspecteur. Hij kreeg de leiding over het team dat de tips en aanwijzingen af-handelde. Zoals Brogan had voorspeld, was het resultaat van de hysterie van pers en publiek over de Priester - zeker op het gebied van informatie verzamelen - een pandemonium. Het ging zo ver dat er een werkrooster voor zes agenten was opgesteld om de zondvloed van telefoontjes, brieven en e-mails van het grote publiek in goede banen te leiden en te beantwoorden. Alles moest, voorzover doenlijk, worden bekeken: elke verdachte buurman, elke idioot die zijn gram wilde halen of die alleen maar belde om hen deelgenoot te maken van zijn angsten, vooroordelen en morbide fantasieën. Het idee om weer in het openbaar te worden vernederd omdat een belangrijk stukje informatie, en vooral als dat werd aangereikt door een goedwillende burger, over het hoofd werd gezien, was te erg om over na te denken. Mulcahy werd het filter. Hij moest beoordelen en prioriteiten aanwijzen, eerste reacties opdragen, doorverwijzen naar de geschikte afdeling wat niet meteen thuishoorde in het eigen onderzoek van het team en alles wat wel relevant was doorgeven aan Brogan, die met haar mensen dan het verdere onderzoek zouden doen. Het was zwaar, intensief werk. Het hield hem bezig en maakte hem zo moe dat hij 's avonds thuis niet meer in staat was na te denken over andere dingen in zijn leven. Zelfs niet over Siobhan, ook al wekte de gedachte aan haar nog steeds een maalstroom van tegenstrijdige gevoelens in hem op. Toen ze die woensdagochtend uit het kantoor van Harry Heffernan kwam, straalde Siobhan zozeer dat zelfs de afgestompte verslaggevers opleefden en een blik op haar wierpen. Iedereen had veel meer aandacht voor haar. Ze had het nog nooit zo druk gehad als de laatste paar dagen en was nog nooit tot zo'n hoogte gestegen. Ze zat via de telefoon in radioprogramma's, liet zich beneden bij de hoofdingang interviewen voor het televisiejournaal met het koperen logo van de Sunday Herald op de achtergrond. En één keer zelfs hierboven op de redactie, tot grote ergernis van elke jaloerse collega in het vertrek. Al dat gemopper toen de cameraploeg de lampen opstelde. Ongewild vroeg ze zich af of het kwam omdat ze de rest van hen in de schaduw liet staan.

En nu had Heffernan haar succes eindelijk de erkenning gegeven die enige betekenis had voor hem of voor ieder ander als het daarop aankwam. Hij had haar bij zich op kantoor geroepen en aangekondigd dat hij met de hoofddirecteur ging praten om haar de salarisverhoging te geven die ze wilde hebben. Minimaal twintig procent, had hij gezegd. Dat moest het ook wel zijn. Ze was vanochtend al gepolst door Alan Hanley, de nieuwsredacteur van The Iiish Times. En een vriend bij de Sunday Tribune had gezegd dat haar naam daar ook al was genoemd als een mogelijke versterking. Als de bal haar kant uit bleef rollen, kon ze aan het eind van de week misschien wel haar eigen prijs bepalen. Die gedachte deed haar knieën knikken, maar ze hield haar gezicht in de plooi en zocht naar Paddy Griffin. Ze zag hem op het randje van het bureau van sportredacteur Brian Meany zitten. Met over elkaar geslagen armen zat hij met een half oor te luisteren naar wat Meany zei, maar één oog had haar de hele tijd al gadegeslagen toen ze uit het hol van de leeuw kwam. Ze stak twee duimen naar hem op en haar glimlach werd nog breder. Hij grijnsde en wuifde haar weg met een snelle handbeweging. Hij had haar al alle lof gegeven die hij voor één week kon opbrengen. Hij had haar gisteravond zelfs aangeboden om luxueus met hem te gaan dineren. Op zijn kosten, of liever, zijn onkostendeclaratie. Maar dat was niet gegaan, omdat ze was gevraagd op te treden in Questions and Answers, het politieke discussieprogramma van de RTE. Ze had nooit eerder zoveel aandacht op de televisie gekregen. En ze had de show gestolen. Bij elk woord dat ze zei, had het studiopubliek geklapt. En daarna hadden ze de onderminister uitgejouwd die het ministerie van Justitie had afgevaardigd. Zelfs John Bowman, de presentator, was onder de indruk geweest en had haar na afloop van het programma hartelijk gefeliciteerd. 'We zouden je vaker moeten hebben,' had hij gezegd. Het was jammer dat ze gingen stoppen met het programma net nu zij een voet tussen de deur had.

Toch voelde het succes even goed als ze altijd al had vermoed dat het zou voelen.

Zelfs Siobhan was onthutst door de felle reactie van het publiek. Het bleef niet bij interviews en telefonische reacties voor elk praatprogramma van de RTE - en de Heer mocht weten dat zij je zo bezig konden houden dat je aan twee levens nog niet genoeg had - want het verhaal begon nu ook door te sijpelen naar de rest van de wereld. Sky News had het opgepakt, net als de BBC. Ze was zelfs geïnterviewd door een Spaans radiostation waarvan ze nog nooit had gehoord. Uit eigen ervaring wist ze hoe sommige verhalen vleugels kunnen krijgen, om dan een eigen leven te gaan leiden. Het gebeurde de hele tijd, wanneer een klein kind werd vermist of een politicus werd betrapt met zijn hand in de broek van een schandknaap. Maar je kon nooit met zekerheid zeggen welke verhalen echt vlam zouden vatten, om dagen en zelfs weken achtereen de voorpagina's en de nieuwsbulletins te beheersen.

Ze had een goed gevoel gehad bij de Priester, maar iets dergelijks had ze bij lange na niet verwacht. Elke vrouw in Dublin, jong of oud, leek in paniek te zijn en over haar schouder te kijken uit angst voor God of de duivel of wat er verder nog op de loer mocht liggen in hun gesublimeerde angsten en verlangens. En alle andere broodschrijvers in de stad, van de minste verslaggever tot de voornaamste culturele commentator, leken hun stinkende best te doen om het bij elke gelegenheid die zich voordeed, nog verder op te kloppen. Voordeuren werden versterkt, er was een stormloop geweest op sloten in doe-het-zelfwinkels, radioprogramma's waarnaar je kon bellen werden overspoeld met telefoontjes van jonge meiden die zeiden dat ze 's nachts nauwelijks konden slapen van angst. Van haar kant probeerde ze de zaken eigenlijk een beetje te kalmeren. Steeds wanneer ze de kans kreeg, wees ze erop dat deze kerel pas twee keer had toegeslagen en dat hij - voorzover bekend - nooit iemand in haar eigen huis had aangerand. Maar het maakte geen enkel verschil. Hysterie had toegeslagen en het zag er niet naar uit dat het snel minder zou worden. Wat kon ze anders doen dan zich door de stroom laten meevoeren?

Succes had echter ook zijn mindere kanten. Hoe opwindend en vleiend alle aandacht ook was, het feit dat de hele wereld met aanhang zich tot Siobhan Fallon richtte wanneer men iets wilde weten over de Priester, begon een behoorlijke druk te geven. Ze had niets nieuws meer te vertellen en steeds hetzelfde verhaal opdreunen was gewoon stierlijk vervelend. Gelukkig kon ze voldoende munitie halen uit het enorme percentage ongemelde zedenmisdrijven in Ierland, de schandalig gebrekkige financiële middelen waarmee dit gevoeligste terrein van de wetshandhaving door de regering werd ondersteund en ga zo maar door. Ze meende elk woord ervan. De feiten spraken voor zich, vooropgesteld dat je ze boven water kon halen. En ze besteedde elke vrije seconde aan het ontdekken van meer feiten. Ze zocht in statistieken en rapporten van de overheid, verzamelde informatie van elk crisiscentrum voor verkrachtingen in het hele land, handelde telefoontjes af van deskundigen en academici die er alles voor over hadden om hun naam in een van haar artikelen te krijgen. Sommigen waren ook gewoon onplezierig en beschul-digden haar van allerlei schandelijke en slechte dingen. Nou, zo'n reactie kreeg je op veel verhalen. En het was echt niet zo dat ze een spreekbuis wilde zijn voor elke vrouw in het land. Laat dat maar over aan de sociale wetenschappers en sprekers in Belfield, de wijk van Dublin waarin de universiteit was gevestigd. Nee, dit was haar opgedrongen. Ze had iets aangeboord wat dieper ging dan alleen een verhaal. En ze zou blijven graven tot ze de laatste centimeter aan fatsoenlijke kopij eruit had gehaald. Maar het was wel verrekte uitputtend en de afgelopen twee dagen was ze nauwelijks gestopt om na te denken. Nu ze van Heffernans kantoor terugliep naar haar bureau, was haar hoofd al weer tot de rand gevuld met dingen die ze moest doen. Maar eerst een persoonlijke genoegdoening: een e-mail naar Vincent Bishop om hem te vertellen waar hij zijn stomme grammofoonnaald kon stoppen. Hij was sinds zondag sms'jes en e-mails blijven sturen. Eerst felicitaties, toen chagrijnige stekeligheden waarom ze geen contact opnam - alsof dat niet duidelijk genoeg was. Niet in het minst was het omdat ze het veel druk had voor iets anders dan werk. En toen gisteravond, toen ze net thuis was gekomen van de RTE-studio en zich in de zevende hemel voelde na haar triomf bij Questions and Answers. Haar telefoon was gegaan en ze had opgenomen - naïeve sukkel die ze was - omdat ze dacht dat iemand belde om haar te feliciteren en daar was het weer, het krassen en sissen van de grammofoon gevolgd door die stomme Roy Orbison, die deze keer 'Love Hurts' tegen haar kweelde.

'Het is verdomme genoeg geweest, als je hier verdomme niet mee stopt...' had ze door de telefoon geschreeuwd - de paar glazen die ze in de artiestenfoyer van RTE had gedronken, hielpen daaraan mee. Maar Roy bleef gewoon zingen en ze had de hoorn op de haak gesmeten. Dat was het vreemde eraan. Het had geleken alsof het niet uitmaakte of ze er was om de telefoon op te pakken of niet. De plaat werd toch gedraaid. Was er zelfs wel iemand aan de andere kant van de lijn? Ze liet de telefoon het nummer terugbellen, maar natuurlijk was het geblokkeerd. Omdat ze zich vies en moe voelde, had ze het bad vol laten lopen en toen ze daarin zat, had ze naar het late nieuws op de radio geluisterd, wat ten slotte alle gedachten eraan uitwiste. Maar nu, met een salarisverhoging op zak en haar zelfvertrouwen op het allerhoogste niveau, werd het tijd om dit voorgoed de kop in te drukken, dacht ze. Met alle aandacht die ze nu kreeg, zou ze zich niet meer hoeven op te houden met lui als Bishop om aan fatsoenlijke verhalen te komen. Die zouden vanzelf komen. Ze tikte op de spatiebalk om de e-mail op te stellen. Toen dacht ze: barst maar en ze pakte haar telefoon. Dit was een boodschap die ze liever persoonlijk overbracht.

'Iemand wil praten met de hoogste rang,' riep iemand van het team door het vertrek naar Mulcahy, waarbij hij een denkbeeldige telefoon omhooghield als vervanging voor de headset die hij droeg.

'Waarom?' vroeg Mulcahy geërgerd, omdat hij zijn aandacht van de prioriteitenlijst moest halen die hij op zijn computer probeerde samen te stellen.

'Een of andere oude smeris die niet met een simpele sterveling als ik wil praten,' zei de agent spottend.

'Oké, geef maar door.'

De stem was zwak maar vriendelijk en het accent kwam van ergens uit Munster. 'Bent u bezig met die zaak van de Priester?'

'Ja, ik ben inspecteur Mulcahy. Wat kan ik voor u doen, meneer?'

'O, noem mij geen meneer. Ik heb het niet verder gebracht dan brigadier voordat ik met pensioen ging.'

Mulcahy werd een stuk toeschietelijker. 'U zat bij de politie?'

'Inderdaad ja/ antwoordde de man, die er zo te horen nog altijd graag bij had gezeten. 'Brigadier Pat Brennan, gepensioneerd. Dat is trouwens al weer wat jaartjes geleden - en ik ging pas toen ik eruit moest.'

'Goed zo. Mijn oude heer is ook tot het eind doorgegaan. En eerlijk gezegd brak het zijn hart toen hij weg moest. Misschien heeft u hem gekend, inspecteur John Mulcahy.'

Er viel een nadenkende stilte aan de andere kant van de lijn, een man die in gedachten alle mogelijke bekenden naging, en toen: 'Ach nee, toch niet Johnny Mulcahy van Dun Laoghaire!

Ben jij zijn zoon?'

Mulcahy liet zich maar al te graag meedrijven op de golf van nostalgie die uit de telefoon spoelde. Hij vond het heerlijk om verhalen over zijn vader en diens collega's en over die tijd te horen. Hij was ermee opgegroeid. Onveranderlijk klonken ze alsof ze uit een goede oude tijd van onschuld stamden, voordat drugs, georganiseerde misdaad en serieverkrachters het heilige eiland Ierland hadden bezoedeld. Deze kerel was van een iets jongere generatie, maar hij had vrijwel zijn hele carrière op één plaats gezeten, het Garda-bureau van Rathgar. Tegenwoordig kwam dat bijna niet meer voor, omdat agenten regelmatig werden overgeplaatst.

'Waar het om gaat, is dat als je zo lang op één plek zit, je dingen te zien en te horen krijgt die je anders zouden ontgaan. Je krijgt een bepaald gevoel voor de mensen, weet je?'

'Jazeker,' zei Mulcahy. 'Maar wat hebt u voor ons?'

'Nou, we gaan nu een paar jaar terug, maar kent u Palmerston Park?'

'Zeker, ik ben opgegroeid in Milltown.' Mulcahy was op weg van huis naar school vaak langs de elegante halve cirkel van Victoriaanse villa's gelopen.

'Zoals ik zei, dit is een paar jaar geleden, maar er woonde daar een jonge kerel. Sean Rinn heette hij, van een heel goede familie.'

De naam klonk Mulcahy vaag bekend in de oren.

'Zijn grootvader was rechter bij het hooggerechtshof,' ging de brigadier verder. 'Maar de jongen was een etterbak. Heeft indertijd een paar keer met mij te maken gehad, maar natuurlijk bemoeide de opperrechter zich er altijd mee en fluisterde wat in een hooggeplaatst oor om hem weer vrij te krijgen.'

Er begon een klagerige wrok in de stem van de oude man door te klinken, dezelfde toon die in zoveel van de telefoontjes die ze hadden gekregen te horen was geweest. Mulcahy was meteen geneigd er een eind aan te maken.

'En wat heeft dit precies te maken met de zaak waarover u belt?'

Hij moest het een beetje bot hebben gezegd, want de oude kerel begon zich te verontschuldigen. 'Ach, mijn vrouw zei al dat ik jullie niet moest lastigvallen met mijn oude verhalen. Natuurlijk, wat zegt jullie een naam? Het is mij ook nooit gelukt hem voor iets te pakken. Alleen toen ik dat allemaal in de krant las over de Priester, moest ik meteen aan Rinn denken en ik vond dat ik jullie een belletje moest geven voor het geval dat.'

Mulcahy voelde zich wat schuldig. De man deed immers alleen zijn plicht. 'Goed, geef me wat u hebt en we zullen ernaar kijken.'

Maar het enige waarmee de brigadier kwam, waren een paar vage, twijfelachtige verhalen over een aantal gewelddadige, 'seksueel getinte' aanvallen, zoals hij het noemde, die van halverwege tot eind jaren tachtig in en rond Palmerston Park hadden plaatsgevonden en die volgens zijn overtuiging het werk waren van die Rinn, die er nooit voor was gepakt.

'De rechercheurs van de cro weigerden ernaar te kijken vanwege zijn grootvader/ zei Brennan. Wat in die tijd niets vreemds was geweest, wist Mulcahy, hoewel de afwezigheid van ook maar een greintje bewijs waarschijnlijk van nog grotere invloed was geweest.

'Of misschien had hij het niet gedaan/ opperde Mulcahy.

'O jawel, hij was het. Eén meisje had hem goed kunnen zien en gaf ons een beschrijving die mij overtuigde. Maar ik had niets anders om het hard te maken. Niet met de rechter die ons op onze nek zat.'

'Wat is er toen gebeurd?'

'Nou, niet zoveel meer, behalve dat de aanrandingen een paar maanden later gewoon ophielden - zomaar ineens. En raad eens wie in precies diezelfde tijd was weggestuurd?'

'Weggestuurd achter slot en grendel?'

'Nee, helaas niet/ mopperde de brigadier verbitterd. 'Nee, gewoon weggestuurd door zijn grootouders. Ze stuurden hem naar All Hallows om voor priester te studeren.'

'Voor priester?' Mulcahy spitste zijn oren weer.

'Ja, goed gehoord.'

'Over hoe lang geleden hebben we het, brigadier?'

'Nou, achtentachtig of negenentachtig, denk ik. Niet later.'

'En daarna? Nog meer aanrandingen?'

Het bleef een tel of twee stil op de lijn. 'Nee, die stopten.' De oude brigadier klonk defensiever dan ooit. 'Maar daar gaat het juist om.'

'En dat is alles? Dat is het verband dat u met de Priester legde?'

Mulcahy sloeg zijn ogen op naar de hemel.

'Ja, maar...'

Mulcahy's mobieltje ging over. Hij greep het van zijn bureau en zag dat het Brogan was die belde.

'Het spijt me, brigadier, ik krijg een ander telefoontje binnen. Geef me uw nummer, dan bellen we u terug.'

Hij vroeg Brogan even te wachten terwijl hij het nummer neerkrabbelde en de oude man beloofde dat iemand hem zou terugbellen voor de details.

'Claire, wat kan ik voor je doen?'

'Enig teken dat het daar wat rustiger wordt?'

Een zoevend geluid op de achtergrond gaf hem de indruk dat ze vanuit een auto belde.

'Je maakt zeker een grapje?'

'Ik zou wel willen. De jongens van de persdienst ontploffen bijna. Blijkbaar is het daar helemaal een gekkenhuis. Ze willen een extra man om verzoeken van de pers af te handelen. Ik dacht dat jij misschien een van jouw mensen kon missen.'

'Vergeet het maar. De telefoons rinkelen zonder ophouden.'

'Christus, wat een zooi. Ik heb je gezegd dat dit zou gebeuren.'

'Ja, dat heb je inderdaad,' zei hij.

'Waar heb je het in godsnaam over, Siobhan?'

Ofwel Vincent Bishop was de beste acteur die ze ooit de pech had gehad te ontmoeten of hij had eerlijk, oprecht en absoluut geen idee waar ze het over had.

'Luister, kalmeer. Of ga tenminste zitten, wil je? Je maakt er voor iedereen een vertoning van. Wat is er aan de hand? En wat heeft Roy Orbison verdomme met dat alles te maken?'

Hij hield het cd-doosje voor haar omhoog en de verpakking van helder plastic schitterde onder de lampen van het restaurant. Hij schudde zijn lange, smalle hoofd met het sluike haar alsof ze hem een klap in zijn gezicht had gegeven of zoiets. En zoiets had ze eigenlijk ook gedaan. Het had op weg hierheen zo'n geweldig idee geleken: vol verwachting was ze de platenzaak binnengestapt om een exemplaar van Roy Orbison's Greatest Hits te kopen en daarna de golf van voldoening toen ze bij het tafeltje kwam en hem die had toegestoken onder het sissen van: 'Koop verdomme een cd-speler, Vincent, je hebt er het geld voor.'

Nu leek het niet meer zo'n geweldig idee. Ze had meer dan genoeg open monden van schrik en verbazing gezien in alle jaren dat ze mensen voor haar werk had overvallen. Het hele scala. Echt en gespeeld. Maar ze was nooit eerder getuige geweest van zo'n blik van onverhuld onbegrip, die de fletse trekken van Vincent Bishop nu tot een gapend toonbeeld van verwarring maakte. Dat kon hij niet veinzen, nooit.

Ze was van plan geweest meteen weer naar buiten te lopen. Nu stond ze verstard alsof haar schoenen waren vastgelijmd aan de vloer. En dat ook nog midden in het afgeladen volle restaurant van Marco Pierre White's. De helft van de gezichten die haar nu fluisterend, knikkend en gniffelend boven hun lunch van de andere tafeltjes aanstaarden, waren collega-verslaggevers, godbetert. Wat was er in hemelsnaam in haar gevaren dat ze dit hier deed? 'Kom nou, Siobhan. Dit is echt niet acceptabel. De hele zaal zit ons aan te staren alsof we een getikt stelletje zijn. Of erger. Ik vind dat je me een verklaring verschuldigd bent, en wel nu.'

O, lieve jezus...

Pas een paar uur later drong het tot Mulcahy door. Hij was naar buiten gelopen om wat te halen voor de lunch en teruggekomen met een koffie verkeerd in de ene hand en een broodje met rosbief en koolsla in de andere, terwijl de hele tijd door zijn hoofd speelde hoe hij de vorige avond uitgeput, met te veel wijn in zijn lijf en na weer een afhaalmaaltijd thuis Siobhan had gebeld om haar te vertellen wat hij van haar dacht. Maar toen hij werd begroet door haar voicemail, had hij ineens met een mond vol tanden gezeten en opgehangen. In plaats daarvan had hij haar een sms'je gestuurd met de tekst: Ik denk dat we elkaar niet meer moeten zien. Een daad die hem nu iedere keer dat hij eraan dacht het schaamrood naar de kaken joeg. Niet alleen laf, maar ook nog verrekte aanmatigend.

Dat speelde de hele tijd door Mulcahy's hoofd, toen het hem ineens en totaal onverwacht trof. Vanuit het niets. Wat die oude brigadier, Brennan, eerder door de telefoon tegen hem had gezegd. Over de een of andere jonge gast die Rinn heette. Hij was de naam Rinn eerder ergens tegengekomen, dat wist hij zeker. Ergens op papier. Hij pijnigde zijn geheugen, maar hij kon er niet op komen.

Het eerste wat hij deed bij terugkomst op Harcourt Square, was Brogans kantoor in lopen. Ze was ergens naartoe, maar de archiefdozen met dossiers stonden nog waar hij ze het laatst had gezien. Er was echter ook een bode die ze op een karretje wilde laden. Hij was een kleine, tengere man van midden vijftig met een kalend hoofd dat een glanzend netwerk was van met gel vastgeplakte en platgekamde haren.

'Dit zijn zeker de dozen die terug moeten naar het archief?'

vroeg de bode aan Mulcahy met zo'n zwaar accent van het oude Dublin, dat er een stempel van monumentenzorg op had moeten zitten.

'Dat zal wel als ze je dat hebben verteld,' zei Mulcahy. 'Maar wacht even, uit één ervan moet ik iets pakken.'

De bode klakte luid met zijn tong en zette een moeilijk gezicht op. Inmiddels had Mulcahy een derde van de dossiers uit de grootste doos gehaald en op de vloer uitgespreid. 'Luister, kan ik ze nou meenemen of niet?'

'Ik ben zo klaar,' hield Mulcahy vol. 'Ik weet wat ik wil hebben als ik het zie. Waarom ga je niet even een sigaret roken of zoiets terwijl je wacht.'

'Nou ja, dat weet ik niet.'

Mulcahy stopte zijn hand in zijn zak en haalde er snel zijn pakje sigaretten en aansteker uit.

'Hier, ga bij het raam staan. Niemand die het te weten komt.'

De man knikte, keek voor alle veiligheid om zich heen, pakte toen een sigaret en slenterde naar het raam. Mulcahy haalde de laatste armvol dossiers tevoorschijn en bingo, daar had hij het in handen. Hij wist het meteen weer: een bruine map met de krabbels van vorige ontvangers op de voorkant en een paar losse getypte vellen erin. Zaak Nr 6B420703SSA: Coyle/Temple Road, D6, 03/08/09. In het statusvakje was het met de hand geschreven woord 'Actief' bijna verdwenen onder een rode stempel

- GVA, geen verdere actie.

Snel opende hij de map en hij herinnerde zich de details zodra hij begon te lezen. Hij keek het eerste vel snel door. Mevr. C. Coyle die naar huis liep van de Luas-halte in Milltown... aangerand... een tuin in gesleurd... gegil alarmeerde de bewoner en een voorbijganger... aanrander rende weg... slachtoffer had blauwe plekken... gescheurde kleding. Hij bladerde verder door de papieren tot hij zag wat hij wilde. Twee vellen papier met aan de bovenkant de opdruk Getuigenverklaring.

De eerste verklaring was van de bewoner, Quigley, die de aanrander had weggejaagd. Niets bijzonders hier. Maar de tweede, die was het. Een taxichauffeur die zei dat hij gegil had gehoord toen hij voorbijreed en te hulp was geschoten, waarop hij de bewoner vond die bezig was het slachtoffer te verzorgen. De aanrander was nergens te zien. Mulcahy draaide het vel om en daar stond het aan het eind van het document, de getypte naam van de taxichauffeur en onderaan de handtekening naast het adres dat hij had opgegeven. De naam die de brigadier hem had gegeven, Sean Rinn. En hij woonde nog steeds in Palmerston Park, vlak om de hoek waar de vrouw was aangerand.

Mulcahy hoorde een kuch en keek op. De bode stond bij het raam en drukte zijn peukje uit op de metalen vensterbank aan de buitenkant.

'Ze zeggen altijd dat ze het voor me klaar hebben staan/ klaagde hij tegen de niet luisterende stad buiten. 'Maar dat gebeurt verdomme nooit.'

Het huis in Palmerston Park was een half vrijstaande villa, en grotere en mooiere waren er in Dublin nauwelijks te vinden. Een laat-victoriaans, stevig bakstenen gebouw met over drie verdiepingen openslaande ramen, waarvan de bovenste aantrekkelijke bogen vertoonden en uit een mooi mansardedak staken. Net als alle huizen die uitkeken op het typische, halfronde park aan de overkant, werd het van de weg gescheiden door een lage granie-ten muur met daarop een spitsgepunt ijzeren hek. Alleen de keus van de haag erachter verschilde. Bij sommige was het laurier. Bij andere liguster. Voor deze was de keus gevallen op een ondoordringbare, glad gesnoeide Ierse taxus. Een verrekt vreemde plaats voor een taxichauffeur om te wonen, dacht Mulcahy toen hij door de open poort liep en het lekkere knarsen van grind hoorde toen hij op de inrit stapte. Maar hij bleef meteen staan. Een smalle boog gras was alles wat er van het gazon aan de voorkant was overgebleven. Het grootste deel van de tuin was verdwenen voor meer parkeerruimte, hoewel die er al meer dan genoeg was voor de enorme vrijstaande garage, een omgebouwd koetshuis, aan de linkerkant. Wat hem tot staan bracht, was een busje - een vuile, maar nog wel herkenbaar witte Transit - dat voor de garage geparkeerd stond. Het was hetzelfde type dat door de ooggetuige was beschreven in de zaak-Jesica Salazar en dat aan de rand van het beeld van een bewakingscamera zichtbaar was, toen dat busje was gestopt op de plaats waar Catriona Plunkett in Fairview Park was achtergelaten. Natuurlijk reden er duizenden van dergelijke modellen door de stad en ze hadden nog steeds niet precies vastgesteld welk merk of model ze zochten, maar de aanwezigheid ervan op de oprit maakte Mulcahy meteen waakzaam en zijn nekharen gingen overeind staan. Hij liep de dubbele trap op naar de zware deur met zes panelen en duwde op de grote koperen belknop. Hij werd beloond met een ouderwets gerinkel van ergens achter in het huis - maar verder niets. Hij wachtte een minuut en probeerde het toen nog eens. Geen reactie. Hij dacht weer aan het busje en vroeg zich af waarom niemand de deur opende, toen hij iets dacht te horen, gerammel van gereedschap misschien, dat van achter het huis kwam. Natuurlijk, het was een mooie dag - ze hadden de bel misschien niet gehoord, omdat ze achter in de tuin waren. Mulcahy liep naar een smalle doorgang tussen huis en garage, waar een houten poort openstond. Hij liep erdoor en kwam aan het eind van de doorgang uit op een prachtige tuin van minstens vijftig meter lengte met volwassen beuken en appelbomen, een overdaad aan kleurrijke bloembedden en een ontwerp dat recht uit een tijdschrift voor huis en tuin kwam. Pas toen hij op de patio stapte zag Mulcahy een man tussen planken, een berg zand en andere bouwmaterialen op zijn knieën achter in de tuin werken. Hij droeg een camouflagebroek en een dun, erg vuil wit T-shirt en de spieren rimpelden op zijn armen en rug door het werk.

'Meneer Rinn?'

De man rechtte zijn rug even plotseling alsof hij met een zweep was geslagen, maar verder bleef hij in dezelfde positie zitten met een zware hamer in zijn uitgestrekte arm zonder zich zelfs om te draaien.

'Meneer Sean Rinn?' probeerde Mulcahy het nog eens. Nu draaide de man zich langzaam om. Zijn ogen werden beschut door de sjofele klep van een baseballpet.

'Eruit! Eruit of ik jaag de Garda op je dak,' schreeuwde hij plotseling met een van woede vertrokken gezicht. Of was het angst?

Hij stond op en kwam aanlopen met een dreigend wijzende hamer tot Mulcahy een hand opstak en zijn kaart liet zien.

'Ik ben van de Garda,' zei Mulcahy. 'Leg nu die stomme hamer neer en doe niet zo onnozel. Ik moet met u praten.'

Dat scheen heel snel te werken. De man liet de hamer met een klap op de patio vallen en begon meteen zijn handen te wringen. Er klopte hier iets niet.

'Bent u Sean Rinn?' vroeg Mulcahy, terwijl hij hem voorzichtig naderde. De man schudde zijn hoofd en de klep van zijn baseballpet zwiepte door de lucht voor hem.

'Nee, meneer, hij is uit. Ik doe alleen wat werk voor hem, zoals het pad leggen.' Zijn accent was plat en ongeschoold, met de scherpe nasale klank van het Ierse binnenland. Door de manier waarop hij praatte, dacht Mulcahy dat hij niet de slimste van de klas was. Waarschijnlijk had hij ook eerder problemen met de Gardai gehad, gezien de angst die hij nu tentoonspreidde.

'Enig idee wanneer hij terugkomt?'

'Heeft hij niet gezegd, meneer.'

Mulcahy keek om zich heen. Alles scheen nu heel normaal. Hij had de kerel gewoon laten schrikken. 'Werk je hier regelmatig?'

'Eén keer per week in de tuin. Ik doe gewoon wat hij me opdraagt.'

Mulcahy knikte. 'En dat is jouw busje buiten, niet dat van meneer Rinn?'

'N-nee, meneer,' stamelde de tuinman, die weer leek te worden overmand door angst. 'Dat is van mij, meneer.'

'Goed, dan kan ik je beter weer aan het werk laten,' zei Mulcahy, die vond dat dit gesprek hem niet verder bracht. Hij krabbelde een berichtje achter op een visitekaartje waarin hij Rinn vroeg contact met hem op te nemen en gooide dat in de brievenbus. Hij ging in zijn auto zitten en schudde zijn hoofd. Hoe kon een taxichauffeur in godsnaam in zo'n huis wonen?

Om over het in dienst hebben van een tuinman maar te zwijgen. Hij keek naar het dossier dat op de passagiersstoel naast hem lag. Wat moest hij doen? Hij genoot van deze momenten buiten het kantoor, weg van de onophoudelijk rinkelende telefoons en zijn computerscherm. Maar het kon evengoed zijn dat de oude brigadier Brennan gewoon een rancuneuze oude mopperkont was en dat Rinn volledig toevallig getuige was geweest van een aanranding.

Mulcahy keek op zijn horloge. Tijd genoeg en bovendien was hij hier nu toch. Hij greep de map, sloeg die weer open en las de verklaring van het slachtoffer door. De vrouw had duidelijk verklaard dat geen van haar bezittingen was ontvreemd. Geen kruisje aan een ketting dat ontbrak en er werd ook niet over gerept. Hij bladerde terug naar haar gegevens. Caroline Coyle, 22

Cowper Road, Dublin 6. Maar een minuutje rijden. Geboortedatum 17/6/78. Dan was ze nu dus, eh, eenendertig - dertig ten tijde van de aanranding? Ze paste helemaal niet binnen het slachtofferprofiel, want alle anderen waren tieners geweest. Zelfs Grainne Mullins was een tiener toen ze werd aangerand. Hij dacht aan wat zijn bezoek aan Grainne had opgeleverd en dacht dat dat hier waarschijnlijk geen herhaling zou krijgen. Het slachtoffer was duidelijk een fatsoenlijke, onderlegde vrouw. Het onderzoek was, voorzover hij kon beoordelen, grondig geweest. Maar ze hadden niets wat hen verder kon brengen. Zij was aangerand. Haar aanrander was op de vlucht gejaagd zonder een spoor achter te laten. Zoiets kwam voor. Een vrouw van die leeftijd zou op dit uur van de dag waarschijnlijk werken en niet thuis zijn. Maar het kon toch geen kwaad om het te proberen?

Hij pakte zijn mobieltje uit zijn zak en toetste het nummer in dat in het dossier stond vermeld.

Het eerste wat Mulcahy aan Caroline Coyle opviel, was hoe rijk ze eruitzag. Hij had het half verwacht, gezien de glanzende Jaguar coupé die geparkeerd stond op de oprit van 22 Cowper Road, een klassiek herenhuis in Rathgar met een waaier van witte granieten treden voor een voordeur tussen twee zuilen. Maar toen ze de glimmend rode deur opende, werd Mulcahy bijna omvergeworpen door de windstoot van geld en verfijning die naar buiten dreef. En ook door haar eigen goedverzorgde persoontje. Ze nodigde hem uit om 'door te komen' en zijn ogen konden nauwelijks besluiten waarop ze zich zouden richten. Alles in zijn gezichtsveld was verbluffend, van het handgeweven kleed op de vloer tot het glanzend geboende en vergulde antiek dat in elk hoekje stond te glimmen. Hij dacht in de hal een schilderij van Paul Henry te herkennen en hij wist zeker dat het enorme olieverfschilderij boven de open haard in de zitkamer waar ze hem naartoe bracht, van William Orpen was: een schitterend tafereel van een jonge vrouw in een witte jurk die in een door de zon bespikkelde groene tuin zat te lezen. Hij had een maand geleden net zo'n schilderij gezien op een antiekbeurs en daar hing een astronomisch prijskaartje aan.

Pas toen mevrouw Coyle haar jurk gladstreek over haar heupen en op de bank tegenover hem ging zitten, viel hem op hoe jong ze eruitzag. Over de telefoon had ze haar verrassing laten blijken dat hij na een jaar nog eens terugkwam op de aanranding, maar hij had gezegd dat het routine was. Op het moment dat ze de deur had geopend, had hij haar min of meer geschrapt als een mogelijke gegadigde voor de ziekelijke aandacht van de Priester. Maar nu was hij niet meer zo zeker. Achter de pose, de make-up en de volmaakt gekapte haren school een gezicht dat waarschijnlijk gemakkelijk kon doorgaan voor dat van een achttienjarige. Toen ze hem vertelde dat ze na een gekostumeerd feestje vroeg op weg was naar huis, spitste hij zijn oren.

'Ik was gegaan als hoertje,' zei ze. 'Als in "predikanten en hoertjes", u weet wel. Daithi, mijn man, zou als de predikant gaan.'

'Predikanten en hoertjes?' vroeg Mulcahy verbaasd.

'Dat is iets Engels uit Bridget Jones' Diaiy wat we altijd deden toen we samen op Trinity College zaten, en een van onze vrienden besloot het nieuw leven in te blazen. De jongens gaan gekleed als predikanten en de meisjes als, nou ja, sletten, zeg maar. Maar Daithi werd opgehouden in de operatiekamer - een of andere noodingreep die hij moest uitvoeren - en ik was gedwongen alleen naar het feestje te gaan en op hem te wachten.'

Ze had Mulcahy al verteld dat haar man chirurg was, wat tot op zekere hoogte een verklaring was voor hun rijkdom, maar hij kon zich nog steeds niet voorstellen hoe de man zo veel had kunnen vergaren met alleen maar in patiënten snijden.

'Ik was daar al een poosje, toen een van Daithi's assistenten belde om te zeggen dat er een complicatie was opgetreden en dat hij helemaal niet zou komen. Ik vond het helemaal niet meer leuk om zonder hem te blijven.' Ze zweeg even en beet een beetje verlegen op haar onderlip. 'Ik denk dat ik iets te veel champagne had gedronken. Eigenlijk weet ik het wel zeker, want normaal zou ik recht in een taxi zijn gesprongen. Vooral omdat ik die kleding droeg - hoewel ik ook een jas aanhad. Maar om de een of andere reden nam ik de Luas. De tram was een nieuwtje voor mij en ik wist dat er een halte aan het eind van de straat was en ik wilde het uitproberen en... wat een vreselijk grote stommeling ben ik geweest.'

Mulcahy wilde mevrouw Coyle verzekeren dat mensen die gebruikmaken van openbaar vervoer even veel recht hebben op een veilige thuiskomst als ieder ander, maar ze vertelde haastig verder dat ze zich een 'beetje suf' had gevoeld en haar halte had gemist, maar op tijd was wakker geworden om bij de volgende uit te stappen en naar huis te gaan lopen.

'Intussen was ik blij met de kans wat frisse lucht te krijgen. En ik liet zelfs de kans voorbijgaan om met een taxi thuis te komen. Ongelooflijk, nietwaar? God, wat heb ik me later verwijten gemaakt dat ik die niet heb genomen,' verzuchtte ze.

'Een taxi?' vroeg Mulcahy. 'Ik heb in uw verklaring niets over een taxi gelezen.'

'Nee, dat zal ook wel niet. Zoals ik al zei, ik heb hem niet genomen. Ik heb tegen hem gezegd dat ik te veel genoot van de frisse lucht en dat het nog maar een paar honderd meter was.'

'Wat bedoelt u met "ik heb tegen hem gezegd"? Wilt u zeggen dat de taxichauffeur u een lift aanbood?'

Het was een ondergeschikt punt, maar wel een dat gezien de omstandigheden alarmbellen liet rinkelen. Het was taxichauffeurs wettelijk verboden om naar ritjes te hengelen en een chauffeur die daarop betrapt werd, liep het risico zijn licentie kwijt te raken.

'Nou, misschien was het een beetje ongebruikelijk, nu u het zegt,' reageerde ze, en hij zag iets van schrik opvlammen in haar ogen. 'Maar zijn lampje was aan toen hij stopte en ik heb er verder niet bij nagedacht. Ik zei gewoon "nee, bedankt" en ben verder gelopen. U denkt toch niet dat hij het was?'

'Ik weet niet wat ik moet denken/ zei Mulcahy snel, omdat hij de volgende vraag wilde stellen. 'Hebt u toevallig een blik op de chauffeur kunnen werpen?'

Op haar gezicht kon hij zien dat allerlei bange gedachten door haar hoofd speelden, waardoor haar bleke, goed verzorgde huid verstrakte en ze er nog meer uitzag als een kind in volwassen kleren.

'Eh, ik... ik weet het niet. Ik bedoel, het was intussen donker. Ik herinner me dat hij naast me stopte en dat hij zijn raampje had opengedraaid. Maar hij zat aan de andere kant, op de plaats van de bestuurder. Ik geloof dat ik niet eens naar binnen heb gekeken. Waarom zou ik? Ik herinner me alleen dat hij me riep en me een lift aanbood en dat ik zei: "Nee bedankt, het is een veel te mooie avond." En...'

Haar stem stierf weg en ze trok rimpels van concentratie in haar voorhoofd. Mulcahy kon zien dat de aanranding haar dieper had geraakt dan ze aanvankelijk had willen toegeven. Maar hij moest het toch nog een keer met haar doorlopen.

'Reed hij meteen door? Weet u nog wat voor auto het was?'

'Nee, echt niet. Alleen dat hij het aanbood. Het enige waar ik aan dacht, was hoe heerlijk ik de avondlucht op mijn gezicht en benen vond... O, ik moet erg dronken zijn geweest en ik besefte het niet eens. En ook nog in dat stomme kostuum. Ik had net zo goed kunnen gaan bedelen om aangerand te worden.'

Ze verborg haar gezicht in haar handen en Mulcahy dacht dat ze misschien wel huilde. Maar toen ze haar handen weer weghaalde en hem aankeek, zag hij geen spoor van tranen, alleen beschaamdheid.

'Misschien kunt u me vertellen wat er daarna gebeurde.'

Mulcahy wist het al doordat hij haar verklaring had gelezen, maar hij wilde het haar zelf nog een keer horen vertellen. Ze was verder gelopen, zei ze, langs de grote huizen op Temple Road met hun enorme voortuinen. Ze had gedacht dat ze zich nergens zor-gen over hoefde te maken en toen was het heel plotseling gebeurd. Haar aanrander was van achteren gekomen, had een arm om haar nek geklemd en haar een van de tuinen in gesleurd waar het pikdonker was. Op haar gegil was de bewoner naar buiten gekomen. In reactie op het aandringen van Mulcahy moest mevrouw Coyle bekennen dat ze zich niets kon herinneren van de tweede man, die haar te hulp was geschoten. Ze had alleen gehoord dat hij uit de buurt kwam en nee, ze zou zich ook de eerste, meneer Quigley, niet hebben herinnerd als ze een maand of zo later niet bij hem langs was gegaan om hem te bedanken dat hij haar had gered. Het was zo'n vreselijke schok geweest. Mulcahy glimlachte meelevend en constateerde met belangstelling dat haar kennelijk niet was verteld dat een van haar redders taxichauffeur was. Hij was ook niet van plan het haar nu te vertellen en vroeg zich in gedachten af hoe groot de kans was dat het dezelfde man was die haar de lift had aangeboden. In dat geval zou het Rinn zijn geweest. Was het mogelijk dat hij haar was gevolgd?

Mulcahy besloot een eind te maken aan het gesprek. Mevrouw Coyle begeleidde hem naar de deur, toen hij haar vroeg of ze er zeker van was dat de aanrander niets van haar had afgepakt of dat ze later had gemerkt dat ze iets miste. Ze glimlachte en schudde haar hoofd, maar toen ging haar hand over haar borst met een onbewust grijpende beweging en ze leek vreemd afwezig toen ze de deur opende.

'Waarom vraagt u me dat?'

'Wat?'

'Of ik iets miste?' Er klonk een trilling door in haar stem en een blik van echte angst verscheen in haar ogen. 'Denkt u dat het misschien die vent was, de Priester, die de hele tijd in het nieuws is?'

Mulcahy werd verrast, maar wilde niet toegeven dat het de enige reden was waarom hij haar zaak weer had opgediept. 'Het is één uit een aantal mogelijkheden.'

Ze knikte en hoestte toen hard achter haar hand.

'Jezus christus, hij had dat mij ook aan kunnen doen/ fluis-terde ze. En plotseling leken haar benen het te begeven, maar Mulcahy pakte haar voordat ze viel. Hij hielp haar weer naar binnen en liet haar op een stoel in de hal zitten. Ze beefde als een riet.

'Dat zou hij hebben gedaan, nietwaar?' zei ze met een doodsbleek gezicht onder de make-up.

'U bent er hoe dan ook gelukkig aan ontkomen, mevrouw Coyle, maar deze andere aanrandingen zijn pas kortgeleden begonnen en het is zeer waarschijnlijk dat het niet dezelfde man was.'

Alles om haar gerust te stellen.

'Nee/ hield ze vol, 'u begrijpt het niet. Het moet hem geweest zijn.'

Hij zette een stap terug. Er klonk zo veel stelligheid in haar stem door. 'Waarom zegt u dat?'

'Toen ik de kostuums een paar dagen later terugbracht naar de winkel, maakten ze daar een heleboel drukte, omdat het crucifix van Daithi's kostuum ontbrak. Het kruis. Ze wilden een belachelijk bedrag van vijftig euro ervoor hebben om het te vervangen. Ik dacht dat ze het zelf kwijt hadden gemaakt, omdat Daithi zijn kostuum niet eens had gepast. Maar toen herinnerde ik me dat we er de avond dat we ze in huis kregen, samen naar hadden gekeken en erom hadden gelachen. En ik wist dat ik het had gezien - een groot, goedkoop koperachtig ding. Dus heb ik betaald, met de gedachte dat het uiteindelijk wel een keer tevoorschijn zou komen. Maar dat kwam het nooit. En nu denk ik dat ik het die avond voor de grap best zelf kan hebben gedragen. U weet wel, in combinatie met het kostuum van een slet. En naderhand kon ik me er niets meer van herinneren. Misschien door de schok? Ik heb dat verband nooit eerder gelegd. Ik bedoel, ik kan er niet zeker van zijn. Het is nooit eerder bij me opgekomen.'

Weer in zijn auto bleef Mulcahy zitten wachten tot zijn hart niet meer bonsde en hij vroeg zich af wat hij verdomme nu moest doen. Hij had zijn best gedaan om Caroline Coyle te kalmeren en haar daarna alleen gelaten met haar eigen gedachten. Maar wat ze had gezegd, had hem van zijn stuk gebracht. Het was niet wat hij had verwacht. En was het er allemaal niet een beetje te gemakkelijk uit gekomen? Hij besloot dat hij beter even op de rem kon trappen om de zaak goed te overdenken. Ook mevrouw Coyle zelf was niet honderd procent zeker geweest over het kruis. Ze had toegegeven dat het haar nu voor het eerst was opgevallen. Er waren wel vreemdere dingen gebeurd. Mensen zagen iets op televisie of lazen iets in de krant en dachten dat hun hetzelfde was overkomen. Het was iets waar ze op Harcourt Square steeds weer mee te maken kregen bij het amandelen van de tips. Niemand besefte beter dan hij hoe sommige mensen in staat waren gebeurtenissen van buiten op te nemen en ze met hun eigen persoonlijke verhaal te verweven. Maar het was schokkend om het voor zijn eigen ogen te zien gebeuren - als dat inderdaad hier had plaatsgevonden. Volgens hem verdiende het echter nog steeds verder onderzoek. Zorgvuldig, objectief onderzoek. Als hij terug was, zou hij Brogan moeten overhalen om er iemand op te zetten. Maar hij wist ook dat hij het bij Brogan voorzichtig zou moeten brengen. Ze had prikkelbaar tegen hem gedaan sinds hij voor Healy de zaak-Scully opnieuw had bekeken en het laatste wat zij zou appreciëren, was als hij haar kwam vertellen dat hij een ander konijn uit de hoge hoed had getoverd. Nu hij er wat afstand van nam, kon hij zien dat het een vergissing was geweest om het gezeur van brigadier Brennan zo serieus te nemen. Zelfs als mevrouw Coyle die avond was aangeroepen door een taxichauffeur, zelfs als het die Rinn was geweest, wie kon dan zeggen dat hij ook de aanrander was geweest?

En wat de Priester betreft, het enige wat ze zeker van hem wisten, was dat al zijn doelwitten tienermeisjes waren geweest. En hij gebruikte trouwens een busje en geen taxi verdomme. Grainne Mullins doemde weer uit zijn herinnering op. Had zij niet gezegd dat ze net was afgezet door een taxi toen ze werd aangerand?

Maar de taxichauffeur was toen al weg. Hij had haar eerder afgezet om te kunnen tanken. Kon dat een smoes zijn geweest? Had de chauffeur zijn taxi misschien ergens geparkeerd en was hij toen voor haar teruggekomen? Christus, het was allemaal: zou kunnen en misschien en als. Het beste wat hij kon doen, was het aan Brogan voorleggen als hij terug was. Dan kon hij aan zijn kant van de streep blijven en zij kon ermee aan de slag gaan als ze dat wilde. Als er iets uit kwam, mocht zij het op haar conto bijschrijven.

Hoofdstuk 13

Elke angst die Siobhan misschien had gekoesterd dat de Priester door een groter verhaal van de voorpagina verdreven zou worden, bleek op niets gebaseerd te zijn. Ze had het drukker dan ooit. Zelfs haar beschamende botsing met Vincent Bishop in Marco Pierre White's had een paar voordelen gehad. Het voornaamste was natuurlijk geweest dat Bishop sneller was afgekoeld dan een streaker in een sneeuwstorm. Bespottelijke uitbarstingen in openbare gelegenheden hoorden absoluut niet volgens hem. Hij had dat heel duidelijk gemaakt, ook al had ze meteen en ter plaatse hakkelend haar verontschuldigingen aangeboden - waarbij ze haar ongepaste uitbarsting had toegeschreven aan kortsluiting, stress, overwerkt zijn en verder alles wat ze kon bedenken, terwijl ze bezorgd het grootste deel van de fles St. Emilion Grand Cru naar binnen klokte die hij had besteld bij de medium gebraden ribeye die onaangeroerd op zijn bord lag. Ze had na die tijd niets meer van hem gehoord, wat zij best vond. Maar er waren ook andere voordelen. Zoals verwacht verschenen er, gezien het aantal collega-journalisten die er getuige van waren geweest, een paar kribbige commentaren over haar uitbarsting in de Irish Independent, de Mail en de Sun - PRIESTERVANGSTER VALT OVER BISHOP en dat soort dingen. Omdat ze echter niets hadden om het incident op terug te voeren en Bishop zich net als zij van commentaar onthield, doofde dat geroddel even snel uit als het was opgevlamd. Maar een optreden in de roddelrubrieken was een primeur voor haar en kon worden beschouwd als een andere aanwijzing van haar sprong tot in de mediastratosfeer. Het had zeker Heffernans vaste besluit om voor haar een salarisverhoging uit het vuur te slepen niet ondermijnd. Eerder het tegendeel. De volgende ochtend was hij naar haar bureau geslenterd en had met een knipoog gezegd: 'Ik zag dat je bezig bent aan het in stand houden van je profiel. Heel aardig.'

Hij had zelfs even met Griffin gesproken en hem opgedragen een paar redactieassistenten aan te wijzen om haar te helpen bij het onderzoek naar het vervolg. Het waren nog maar jochies die nergens kaas van hadden gegeten, maar ze waren tenminste in staat om haar te helpen met het monnikenwerk - met name voor een artikel dat ze in de steigers had staan over de schaamteloos lage percentages gepakte en veroordeelde verdachten als het ging om huiselijk en seksueel geweld in het algemeen. Ze wist dat daar meer dan genoeg ruimte voor een paar flinke koppen in zat, maar het was niet iets wat andere kranten ook niet in elkaar konden draaien. Waar ze echt behoefte aan had, was iets nieuws en exclusiefs over de Priester.

Dat was haar grootste probleem. Wat ze Griffin of Heffernan niet had verteld, was dat haar bron bij de zedenafdeling van de Garda niets meer van zich liet horen. De bron was opgedroogd. De schijnwerpers waren ineens te fel om ook maar het kleinste lekje toe te staan. En er was niets wat ze daaraan kon doen. Normaal zou ze intussen enige vat op zo'n informant hebben gekregen, al was het maar vanwege het feit dat hij haar geld had aangenomen. Maar deze had haar alles op een bordje aangereikt en was toen verdwenen. Hij was niet eens gekomen om zijn geld op te halen. Nog niet tenminste. Verdomme.

Maar ze kon het de kerel nauwelijks kwalijk nemen dat hij uit de buurt bleef. Het leek wel of de hele Garda Siochana was overgeschakeld in een paranoïde overdrive nadat haar primeur over de Priester was gepubliceerd. Zelfs die gluiperd van een Des Consodine weigerde met haar te praten. En wat Mike Mulcahy betrof, hij gaf haar net als de hele rest van hen de schuld van alles. Ze had geen idee waarom hij het zo persoonlijk moest opvatten. Wat had ze verkeerd gedaan? Ze was voorzichtig geweest. Ze had er heel zorgvuldig voor gezorgd dat zijn naam overal buiten was gebleven. Als hij dat niet wilde geloven, dan moest het maar. Maar pijn deed het wel. Vooral omdat hij haar ook nog had gedumpt met een stom sms'je. Hij had haar niet eens de kans gegeven om het uit te leggen. Misschien dat als ze op afstand bleef tot de volgende grote zaak en alles weer zijn gang ging, hij het na een poosje in perspectief ging plaatsen. Het andere minpunt was dat Roy Orbison ook nog steeds belde. Ze had nog twee telefoontjes gehad. Maar op het antwoordapparaat toen ze laat van het werk thuiskwam. Het eerste was ironisch genoeg maar een paar uur nadat ze ten onrechte Bishop de mantel had uitgeveegd - alsof ze nog extra bewijs had moeten hebben. Ze had er zo ingespannen naar geluisterd, omdat ze wilde proberen te achterhalen wie er anders achter kon zitten, dat het een minuut of twee duurde voordat ze hoorde wat de song zelf haar probeerde duidelijk te maken, voordat ze besefte dat elk refrein eindigde met dezelfde zin - de titel van de song:

'You Don't Know Me' - je kent me niet.

'Dat had je me wel eens eerder kunnen vertellen, want dat had me veel ellende bespaard,' had ze grimmig in de telefoon gefluisterd voordat ze het bericht had gewist. Maar iets in dat bijzondere ogenblik had goed gepast bij haar eigen zwarte gevoel voor humor en ze had er ook om moeten lachen. En ook al waren de telefoontjes nog steeds bizar en echt niet dragelijker nu ze wist dat Bishop er niet achter zat, daarna leken ze ook een stuk minder serieus. Zozeer zelfs dat het volgende nauwelijks bleef hangen. Ze hoorde de eerste vijf seconden, drukte op 'verwijderen' en vergat het daarna helemaal. Misschien dat het allemaal veel meer door haar hoofd gespeeld zou hebben als ze het minder druk had gehad. Maar zoals het er nu voor stond, had ze nauwelijks tijd om naar de wc te gaan. Ze keek om zich heen in de nog steeds drukke redactie van de Herald en keek toen op haar horloge. Ze wilde zeker weten dat ze nog tijd had om even naar de Dames te wippen voordat ze live werd verbonden met Crime Week, het radioprogramma van Gerry Finucane op 2FM. Ze was haar tas aan het pakken toen de telefoon op haar bureau rinkelde. Verdomme. Ze gaven de voorkeur aan een vaste telefoonverbinding. Waarschijnlijk lieten ze haar nu een eeuwigheid in de wacht staan tot ze klaar waren. Maar ze pakte toch op.

'Siobhan Fallon?' De stem klonk beschaafd, naar Dublinse maatstaven - het moest iemand zijn van het mediacentrum in Montrose House.

'Spreekt u mee/ zei ze. 'Maar luister, schat, denk je dat je me een paar minuten zou kunnen geven en dat je me dan terugbelt?

Ik moet heel erg...'

'Deus non irridetui.'

Siobhan schudde haar hoofd alsof er iets loszat in haar oor.

'Neem me niet kwalijk?'

'Deus non irridetur,' dreunde de stem. 'In de woorden van de Heilige Paulus: "God laat niet met zich spotten.'" Ach, in hemelsnaam, dacht Siobhan. Niet weer eentje. Sinds ze haar opwachting had gemaakt bij Questions and Answers waren de excentriekelingen en griezels uit de lucht komen vallen. Ze was gaan aanvaarden dat het aantrekken van gekken de prijs was van zelfs haar kleine beetje roem. En ook al had ze de telefonistes gevraagd geen anonieme telefoontjes meer door te geven naar haar toestel, zodat de nieuwsredactie die kon filteren, er kwamen er nog steeds een paar door - dit was de vierde of vijfde halvegare die ze die dag aan de lijn had. Allemaal mannen uiteraard en allemaal zeiden ze dat die smerige jonge lellebellen alles verdienden wat ze van de Priester kregen - of vuilspuiterij van hetzelfde kaliber.

'Luister, makker, waar je ook op uit bent, ik heb geen interesse.'

Een zachte, grommende lach klonk over de lijn. 'Je zou er in geïnteresseerd moeten zijn. Jij verdient je brood met het rondstrooien van vuiligheid, nietwaar?'

'Is dat wat je wilt hebben, wat vuiligheid?'

Weer die vreselijke lach, maar de stem die erachteraan kwam, klonk scherper.

'Ik heb geen vuiligheid in mijn leven, afgezien van wat jij en jouw soort erin brengen. Ik zag jou een paar avonden geleden op televisie, toen je al die vuiligheid spuide over die zogenaamde Priester. En daar zat je opzichtig met je laag uitgesneden topje en je hoerige lippenstift het symbool van Christus' offer dat je om je nek draagt te bezoedelen. Betekent dat dan niets voor jou?'

Siobhan bracht ongemakkelijk een hand naar haar hals en pakte automatisch het zilveren kruisje om zich veilig te voelen, hoewel ze met haar gedachten elders was en steeds bozer werd.

'Ik zal je zeggen wat voor mij niets betekent, vriend/ snauwde ze terug. 'Zeikerds als jij die me opbellen en een grote bek opzetten, omdat je te zielig bent om op een andere manier aan je gerief te komen.'

Normaal zou dat genoeg zijn geweest. Maar niet voor deze figuur.

'Jij spuit stortbuien van verderf, elk woord van jou druipt ervan. En jij blijft blind voor de boodschap. Jij hebt de brutaliteit een rechtschapen man te veroordelen.'

Zijn stem werd nu amechtig, zijn ademhaling zwaarder. Ze kon zich maar al te duidelijk voorstellen wat er aan de andere kant van de lijn plaatsvond.

'Rechtschapen, zei je? Dat is een lachertje. Denk je dat ik niet weet waar je mee bezig bent? Denk je dat ik je niet kan horen, zielige rukker? Ik zal je een advies geven - flikker op en ga in de tijd van iemand anders met jezelf spelen. Anders zal ik dit telefoontje laten natrekken en dan zal het niet jezelf zijn die je plezier verschaft, maar een of andere verslaafde kontneuker van twee meter in een gevangeniscel!'

Ze smeet de hoorn op de haak. Achter zich voelde ze de geruststellende aanwezigheid van Paddy Griffin, die aan kwam lopen en een hand op haar schouder legde. Zijn neus voor problemen was nog steeds even scherp.

'Alles goed, schat? Waar ging dat allemaal over?'

'Je mag één keer raden.' Ze keek naar hem op en de glimlach verscheen automatisch weer op haar gezicht. Laat nooit iemand merken dat je van streek bent - zijn advies, herinnerde ze zich.

'Een vreemde snoeshaan, hè?' begreep Griffin. 'Nou, zo te horen zullen zijn oren nog wel even tuiten.'

'Ik maakte me meer zorgen over wat hij in zijn hand had.' Ze balde haar rechterhand tot een vuist en rukte die op een obscene manier op en neer.

'O god.' Griffin trok een grimas. Zijn lach was grotendeels vermengd met medeleven. 'Dat is dan ons Heilige Christelijke Ierland - vol met krankzinnige rukkers.'

'Ja,' zei ze afwezig. Met haar hoofd was ze al weer bij het radiointerview en ze vroeg zich af hoeveel tijd ze nog had. Ze keek op haar horloge en zag dat ze nog een minuut te gaan had. Toen pas merkte ze dat haar hand nog steeds beefde.

'Paddy,' zei ze, en ze greep haar tas. 'Zou jij even op mijn telefoon kunnen letten? De RTE moet bellen voor dat CrimeWeek- gedoe, maar ik moet vreselijk nodig plassen.'

De deur van Brogans kantoor stond open, dus klopte Mulcahy alleen en liep naar binnen. Ze zat ingespannen naar haar computerscherm te staren en toen ze opkeek, schonk ze hem die vermoeide, behoedzame glimlach die hij de laatste paar dagen steeds van haar had gekregen wanneer hij bij haar langsging om de beste aanwijzingen die over de telefoon waren binnengekomen, met haar door te nemen.

'Heb je iets voor me?' vroeg ze.

'Ja, misschien,' zei hij. 'Hoe gaat het? Zijn er vorderingen vandaag?'

Ze hadden nog een paar uur te gaan voor de grote avondbijeenkomst en ze had hem kunnen vragen tot dan te wachten, maar in plaats daarvan glimlachte ze en vroeg hem te gaan zit-ten, terwijl zij door haar e-mails scrolde en er een opende. 'Zo te zien had je trouwens gelijk wat Scully betreft/ zei ze. 'We hebben eerder vandaag een telefoontje gekregen van de Engelse politie - Scully's pinpas is gebruikt om tweehonderdvijftig pond op te nemen bij de terminal van de veerboot van Harwich in Essex aan de oostkust. Tegen de tijd dat ze doorhadden met wie ze te maken hadden, was hij verdwenen. Naar het vasteland, neem ik aan, maar niet onder zijn eigen naam. Tenminste niet volgens de passagierslijsten.'

'Er is een veerdienst naar Hoek van Holland, dus ik gok op Amsterdam. Dat is echt zijn stad. We kunnen de Nederlanders altijd vragen daar de hotels te controleren.'

'Heeft weinig zin,' antwoordde ze. 'Healy zegt dat we de hele zaak moeten overdragen aan Narcotica, omdat het nu voornamelijk voor hen van belang is.'

In reactie op Mulcahy's vragende blik wees ze op een ander document dat ze had geopend. 'We hebben vandaag de laatste forensische resultaten van het busje binnengekregen. Brandschoon. De haar is zeker niet van Jesica - dus dat betekent wel het einde daarvan. Want ook al was de bloedspat een bloedspat, die kwam overeen met het bloed van Scully's vader, die ons gisteren eindelijk een monster wilde geven. Het lijkt erop dat hij zijn hand had opengehaald aan een stuk pijp.'

Mulcahy schonk haar een meelevende glimlach, maar zei niets. Hij had eigenlijk geen ander resultaat verwacht.

'En ze hebben ook niets kunnen maken van die vezels,' vervolgde Brogan. 'In het busje is niets aangetroffen wat er ook maar in de verte op leek.'

'Weten ze al wat het is?'

Brogan schudde haar hoofd. 'Ze zeggen dat ze niet zeker zijn

- wat wil zeggen dat ze geen flauw idee hebben. Het enige wat het Technisch Bureau kwijt wil is dat de vezels die zijn aangetroffen op de kleren van Jesica precies overeenkomen met de vezels die op het topje van Catriona Plunkett zijn aangetroffen.'

'Dat is al iets. Vind de vezels en je hebt de man, zou ik zeg-gen. Hoe gaat het trouwens met haar - met Catriona? Al verbetering?'

Brogan schudde weer haar hoofd. 'Ze wordt nog steeds kunstmatig in coma gehouden en ze zeggen dat ze haar nog wel dagen zo moeten houden. Minstens tot een paar van de brandwonden wat beginnen te helen en ze het zelf niet erger kan maken als ze beweegt. Ze is er vreselijk aan toe, het arme kind.' Brogan zuchtte diep en knikte naar haar scherm. 'Ik zat net nog eens naar de opnamen van haar op de bewakingscamera buiten de Kay Club te kijken.'

Ze klikte op het zwarte venster op haar monitor en Mulcahy zag een korrelig beeld met een schok tot leven komen. Een jonge vrouw stond wankel op hoge hakken buiten een open deur. Een dik koord dat tussen twee borsthoge roestvrijstalen palen hing, gaf het gebied aan waar mensen die naar binnen wilden, in de rij stonden. Ze keek de andere kant op en haar hoofd draaide eerst naar de ene en toen naar de andere kant van de straat. Ze was alleen, afgezien van een grote, in het zwart geklede man met een kaalgeschoren hoofd die bij de deur achter haar stond.

'De uitsmijter?' vroeg Mulcahy.

'Ja.' Brogan knikte. 'Maar moet je dit zien.'

Ze keken samen in stilte hoe het meisje zich omdraaide en zo te zien de portier vriendelijk aansprak, die reageerde met een paar handgebaren. Brogan zette het beeld stil. 'Goed, volgens de uitsmijter vroeg ze hem hier waarom er niet net als anders taxi's buiten stonden te wachten en daarop vertelde hij haar dat er geen taxi's zouden komen, omdat de plaatselijke bedrijven hadden besloten de pubs en clubs in Killester te boycotten.'

'Boycotten?'

Brogan knikte. 'Kennelijk waren twee of drie taxichauffeurs in Killester onder bedreiging van een mes beroofd en daar maakten ze zich allemaal erg druk over. Ik heb het gecontroleerd en het klopte inderdaad, alleen duurde de boycot maar een paar avonden, omdat de plaatselijke chauffeurs het te hard in de portemonnee voelden. Maar deze vrijdag was de eerste en de enige avond dat de boycot algemeen werd nageleefd.'

'Dus reden er die nacht helemaal geen taxi's in Killester?'

'Geen van de plaatselijke die de clubs bedienden. Eerlijk gezegd had ik dat tot nu toe niet als een factor gezien, omdat Catriona maar een paar honderd meter verder woonde. En kijk, hier draait ze zich om en loopt, zoals je zou verwachten, in de richting van haar huis.'

En inderdaad had de bewakingscamera Catriona vastgelegd die zich omdraaide, wegliep en met een flirtend vingergebaar de uitsmijter goedenacht wenste. 'Daar gaat ze,' zei Brogan. 'We dachten dat dit het laatste was wat we van haar op camera hadden, maar moet je dit zien. Een van Maura's mensen kwam vanochtend iets anders tegen. Het is van een verkeerscamera een honderdtal meters verderop langs dezelfde straat. Het gaat slechts om een paar seconden, daarom is het de eerste keer over het hoofd gezien. Moet je kijken...'

Ze klikte op een ander venster en daarop verscheen een korreliger, grijzer groothoekbeeld van een meisje - hetzelfde meisje, als je scherp keek - dat over straat naar de camera toe liep en met haar handtas zwaaide. Er leek geen verkeer op straat te rijden. En toen, vlak voordat ze de camera passeerde, hief ze haar hoofd op, draaide zich plotseling om en stak haar rechterarm op. Op datzelfde moment verdween ze uit beeld.

'Laat me dat nog eens zien,' zei Mulcahy belangstellend. Brogan draaide de video nog een keer af, maar nu op halve snelheid. 'Zie je wat ik bedoel?'

'Ja,' zei hij, nog steeds niet zeker toen ze het een derde keer en nog langzamer voor hem afdraaide.

'Wat denk je dat ze doet?' vroeg Brogan.

'Nou, als ik niet beter wist, zou ik zeggen dat ze een taxi aanroept. Ofwel dat of ze heeft iemand herkend die toevallig langsreed.'

'Precies mijn idee,' zei Brogan.

'Ik gok op een taxi,' zei Mulcahy. 'Misschien iemand die niet wist dat er die avond eigenlijk een hoycot was?'

'Hoe bedoel je dat?' vroeg ze een beetje gepikeerd. 'We zijn het grondig nagegaan. Geen enkele auto was die nacht op straat.'

'Nee, daar gaat het juist om. Het heeft te maken met iets wat ik vandaag heb ontdekt. Het is louter een ingeving, maar als je een paar minuten hebt...'

Hoofdstuk 14

Ze kreeg het telefoontje rond kwart over twee 's nachts. Haar mobieltje begon op het nachtkastje te trillen en onderbrak een wazige droom over iets wat haar steeds ontglipte.

'Ga zet-es-em naar de Furry Glen/ droeg de stem op, 'als je iets interessants wilt zien.'

De stem was net als eerder vervormd, maar meteen herkenbaar als die van haar ongrijpbare bron. Een instructie van vier seconden die door haar slaap drong als een mes dat door vlees sneed, daarna een klik en het grote niets van de verbroken verbinding. Siobhan was meteen klaarwakker en tastte in het donker naar haar jeans, die ze nog maar vier uur eerder had uitgetrokken. Ze was erop gebrand te weten wat er aan de hand was en kon nauwelijks wachten tot ze daar was om dat te ontdekken. Ze stopte niet eens voor een kop koffie. Ze had een blikje Red Buil in de auto, mocht ze later iets nodig hebben. Nu werd de adrenaline met grote kracht door haar heen gepompt en dat was meer dan genoeg. Ze sprong achter het stuur en stoof met brullende motor over de oprit de garage uit, zonder te denken aan de mensen die in de flats boven haar lagen te slapen. Onderweg ging er van alles door haar hoofd en woog ze de mogelijkheden af. Waarom de Furry Glen? Overdag was het een overgewaardeerde idyllische plek in Phoenix Park. 's Nachts vormden de rustige, beboste paden een favoriet trefpunt voor homo's. Had de Priester belangstelling gekregen voor de andere kant? Was deze keer een jongen misschien zijn doelwit geweest?

Ze remde af toen ze bij de verkeerslichten onder aan Grand Canal Street kwam, gaf vervolgens weer gas en reed door rood over de brug. Ze zou de tip niet hebben gekregen als ze niet dachten dat het iets met de Priester te maken had. En als ze op weg was naar een plaats delict, dan waren ze daar waarschijnlijk al een poosje. Wat inhield dat er een redelijke kans was dat wat er ook voor belangwekkends was, het er waarschijnlijk ook nog zou zijn. Niet in een ziekenhuis. Was het een dood lichaam? Was dat het?

Ze reed verder door de lege, stille straten van de stad met al-leen het korte flitsen van de oranje verkeerslichten als begeleiding en haalde slechts de zeldzame keren dat ze een ander voertuig tegenkwam haar voet van het gaspedaal. Enkele tellen nadat ze de rivier was overgestoken en Phoenix Park in was gereden, kon ze zien dat er iets belangrijks aan de hand was. De toegang tot Wellington Road, die een paar kilometer langs de zuidelijke rand van het park tot aan de Furry Glen liep, was afgezet door een Garda-auto, waarvan de blauwe zwaailichten door de nacht flitsten. Ze reed verder over Chesterfield Avenue, de hoofdweg die het park in tweeën deelde, maar zag een soortgelijke blokkade bij de volgende afslag en daarna nog één - politiewagens die in de zijstraten dwars over de weg waren geparkeerd en de doorgang versperden. En telkens leunde een geüniformeerde Garda tegen de motorkap of zat in de auto met de raampjes open. Ze wist toen wel dat het geen zin had om te proberen met de auto verder te gaan, dus stopte ze op het gras van de berm in de schaduw van een bosje kreupelhout en zette de motor uit. Van daar was het twintig minuten lopen over vlak gras en rond dichte plukjes bos van het park naar de kloof van de Glen. Hoe ze het haalde, wist ze eigenlijk niet zeker, maar ze dankte God voor het licht van de volle maan en zichzelf voor de verstandige beslissing om sportschoenen aan te trekken en niet de muiltjes die ze de vorige dag had gedragen. Aan de andere kant voelde het een beetje dwaas dat er een handtas aan haar arm bungelde. Maar het was intussen te laat om nog terug te gaan en ze begon al in de buurt van haar doelwit te komen, waar ze van enige afstand naartoe werd geleid door de onmiskenbare gloed van schijnwerpers, een koepel van licht in het duister van de nacht voor haar. Toen ze eindelijk Upper Glen Road bereikte, zag ze nog twee politieauto's, maar die stonden zeker tweehonderd meter uit elkaar aan beide uiteinden van de toegangswegen naar de Glen. Niemand had eraan gedacht bewaking in te stellen tegen mensen die te voet door het park kwamen. Ze stak de weg ongemerkt over en verdween in de schaduw van de bomen aan de andere kant. Ze liep helemaal door tot de rand van een brede en steil aflopende kom in de grond, die met een meter of tien bijna even breed als lang was. Verscholen achter de ruwe bast van een boom en tegen de stam leunend voor steun, nam ze het tafereel onder zich op, dat fel werd verlicht door een batterij booglampen die aan de tegenover elkaar gelegen randen van de uitholling stonden opgesteld. Er waren acht, misschien tien mannen daarbeneden, allemaal van top tot teen gekleed in spookachtige witte overalls. Sommigen stonden, ande-ren namen foto's, weer anderen waren op hun knieën aan het zoeken. Een witte tent van de forensische dienst was een beetje scheef opgesteld over een dikke betonnen pijp die onder de uitholling door liep. Siobhans hart sloeg over bij de gedachte aan wat eronder zou zitten en hoe ze zich in een positie kon manoeuvreren om er een blik in te kunnen werpen. Waarschijnlijk kwam het door haar fantasie die overuren maakte dat al haar zintuigen de beweging achter haar misten. De opdoemende gestalte. De lange arm die werd uitgestoken om haar te grijpen. Ze maakten behoorlijk korte metten met haar, ondanks haar goed ingestudeerde protesten. De jonge agent die haar te pakken had gekregen, was aardig genoeg. Het was zelfs zo dat hij erger geschrokken was omdat hij haar in het donker was tegengekomen, dan zij omdat ze was betrapt. Maar hij liep met haar naar een brigadier die uit heel ander hout was gesneden - borstelkuif, rode nek en op zijn strepen staand, het type dat graag vragen stelde waarop hij het antwoord al wist.

'Waar denkt u verdomme dat u hier mee bezig bent?' Zijn accent uit Sligo was even zwaar als zijn nek dik was. Hij stond naar haar perskaart van de Sunday Herald en haar identiteitsbewijs te staren alsof het smerige vegen op zijn hand waren. 'Ik doe mijn werk, brigadier. Volgens mijn beste weten hebben ze daartegen nog geen wet aangenomen.'

En terwijl ze stond te wachten tot hij een of andere vernietigende reactie had bedacht, zag ze hen: drie gestalten - twee mannen en een vrouw - die ongeveer vijftig meter verder uit de duisternis opdoken en naar de uitholling liepen. Een van hen, in dezelfde witte overall die ze de mannen daarbeneden had zien dragen, praatte en gebaarde tegen de anderen alsof hij bezig was met een of andere ingewikkelde uitleg. De andere twee waren gewoon in burger, maar zonder enige twijfel rechercheurs. Toen ze bij de rand van de uitholling kwamen en over de rand tuurden, tekende het licht van beneden hun gelaatstrekken scherp in reliëf. Siobhan wist zeker dat ze een van hen herkende - maar niet zeker genoeg.

'Dadelijk staan we hier de hele nacht tot u iets hebt besloten, brigadier,' zei ze. 'Eh, zie ik daar niet inspecteur Brogan? Zij kent me goed.' Ze schonk hem die speciale stralende glimlach om de leugen te verhullen.

De brigadier volgde de richting van haar wijzende vinger. Hij tuurde, keek naar haar en toen weer naar Brogan. Zijn scepsis bleek uit een hoog opgetrokken wenkbrauw.

'Zij kent u, hoe?'

'O, zeker, we zijn goede vriendinnen. Al heel lang. Ik weet zeker dat ze graag met mij wil praten. Kunt u niet naar haar toe gaan om het voor mij te vragen?'

'Ze is druk bezig,' zei de brigadier, terwijl hij haar de kaarten teruggaf.

Hij had gelijk. Op dat moment verschenen twee in het wit gehulde hoofden over de rand van de uitholling en de anderen deden een stap terug om hen eruit te laten klimmen. Ze draaiden zich om en trokken iets omhoog wat een lichtgewicht metalen brancard bleek te zijn die van beneden voorzichtig omhoog werd geduwd door twee mannen die hun armen uitgestrekt hielden om de brancard zo horizontaal mogelijk te houden. Alle vier deden ze moeite om hun last in evenwicht te houden en pas toen ze er allemaal uit waren en rechtop stonden, kon Siobhan goed zien wat ze op de brancard hadden vastgemaakt. Een lijkenzak, daar kon geen twijfel over bestaan.

'Heilige Moeder Gods,' zei de brigadier naast haar op een fluistertoon. Hij sloeg een kruis en bracht een denkbeeldig crucifix naar zijn lippen. Net als Siobhan en de rest van de geüniformeerde agenten die op enige afstand stonden, bleef hij als aan de grond genageld staan toen de dragers met de brancard bij de wachtende rechercheurs halt hielden. Degene die aan het praten was geweest, ritste de zak aan de bovenkant open en maakte enkele snelle handgebaren naar wat volgens Siobhan alleen hoofd en borst van een dood lichaam konden zijn. De brigadier, die eraan dacht dat ze een vreemdeling in hun midden hadden, draaide zich met een dreigende blik naar haar om.

'Zoals ik zei, ik geloof niet dat de inspecteur nu gestoord wil worden.'

'Ja, misschien hebt u gelijk,' gaf Siobhan toe, en ze opende de flap van haar tas en schoof haar blocnote, pen en kaartjes erin. Ze was in de verleiding geweest om te schreeuwen, om iets te doen om een citaat van Brogan te krijgen, maar ze had het gevoel dat ze voor al die moeite alleen maar ergens in een ijskoude cel zou worden gestopt. Nu was niet het moment om drukte te maken. Ze had al meer dan genoeg gezien. Haar prioriteit was nu zo snel mogelijk weg te komen en het verhaal op papier te zetten

'Dan zal ik nog even moeten rondhangen,' zei ze tegen de brigadier. 'Alles bekijken. Tenzij een van uw mannen me een lift terug kan geven naar mijn auto.'

De brigadier keek naar de vijf of zes patrouillewagen, die achter hem aan de kant van de weg stonden geparkeerd, met de bestuurders ernaast of ertegenaan geleund en nog steeds in beslag genomen door de brancardiers die hun last nu achter in een ambulance schoven. De rechercheurs waren al verdwenen.

'Voor een vriendin van inspecteur Brogan?' zei de brigadier met een vriendelijke klank in zijn stem. 'Waar zei u dat uw auto stond?'

'Daarginds op de hoofdweg/ zei ze met een zucht en een pruillip voor het effect. 'Het heeft me een halfuur gekost om hierheen te lopen, dankzij al jullie blokkades.'

'Ach ja, zoals u zelf zei, we doen allemaal alleen ons werk. En zal ik u wat zeggen?'

Zijn glimlach was nu bijna die van een heilige en had zijn gelaatstrekken totaal veranderd.

'Ja, wat?'

'Daar hoort niet bij dat we voor taxi gaan spelen voor uitschot als jij.'

Ze werd zo overdonderd door de snauw waarmee hij dat zei dat ze met stomheid werd geslagen. Tegen de tijd dat ze zich voldoende had hersteld om te reageren, had de brigadier de palm van zijn enorme kolenschop van een hand voor haar gezicht opgestoken en draaide zich om naar de dezelfde Garda die haar in het bos had gevonden.

'Crilly,' zei hij, 'breng deze verrekte parasiet even naar de plek waar je haar hebt gevonden en geef haar een zetje in de richting waar ze vandaan kwam. Dan blijf je daar en zorgt ervoor dat ze niet meer terugkomt. Want als ze dat doet dan eet ik jouw ballen voor het ontbijt.'

Ze mocht hem dan de hele weg terug naar de auto naar de allerdiepste hel hebben vervloekt, maar goeie genade, het was de brigadier met zijn rode nek die Siobhan die ochtend haar tweede en kostbaarste geschenk gaf. Want als hij haar niet had gedwongen dezelfde route terug te lopen door het drassige park zonder paden, zou ze het nooit hebben gezien. Ook al was ze hondsmoe en voelden haar benen aan als loden pijpen die aan haar heupen waren gelast, toch kwam ze goed vooruit. Al enige tijd had de dageraad de duisternis verdund en het roze schijnsel van de dag aan de hemel werd met de minuut bleker. Toen ze om een dicht bosje verwarde vegetatie liep, bleef Siobhan plotseling als aan de grond genageld staan. Voor haar kwam een kleine kudde damherten langzaam grazend tussen de bomen uit, terwijl hun neuzen voorzichtig aan de dunne laag witte mist snoven die toppen van het gras kietelde. Maar daarachter, aan de andere kant van een groot open gebied dat zich naar het oosten uitstrekte, lag wat haar zo volledig de adem benam dat ze alleen maar kon blijven staan om vol verbazing te staren.

In de verte, op een afstand van een kleine kilometer, torende groot tegen de lege hemel en de opkomende zon erachter het enorme stalen kruis op dat daar in 1979 was opgericht voor het bezoek van paus Johannes Paulus n aan Ierland. Haar vader en moeder hadden haar meegenomen naar Phoenix Park op die bijzondere dag toen bijna de helft van de bevolking, anderhalf miljoen mensen, was samengestroomd vanuit alle hoeken van het land om de charismatische vader van de katholieke Kerk in de openlucht de mis te zien en horen opdragen. Ze was zes jaar oud, in haar witte communiejurkje met dezelfde kleur als de pauselijke gewaden en dezelfde kleur als het kruis, en ze herinnerde zich de druk van de reusachtige menigte, het flapperen van de banieren en vlaggen in de bries, de opgewonden kreten die harder en zachter klonken toen de pausmobiel steeds rondjes bleef rijden om hem op kijkafstand van alle mensen te brengen. Maar het best herinnerde ze zich toch het moment dat de Heilige Vader eindelijk bij het altaar stond en haar eigen vader die juichte als een gek en haar in zijn lange, sterke armen hoog boven zijn hoofd hield, terwijl het gebrul van de menigte haar steeds hoger en hoger tilde en ze zich voelde als een engel die opsteeg naar de hemel.

'Jonge mensen van Ierland, ik hou van jullie,' had de paus gezegd, en een hele natie lag aan zijn voeten. Waar was al dat gevoel, die levenskracht gebleven, vroeg ze zich af. Daarna had ze nooit meer zoiets ervaren. Ze kon zich niet voorstellen dat het vandaag de dag zou gebeuren. Ierland was toen totaal anders. Het was nu een land als alle andere. Mensen zouden zich die dag nog maar nauwelijks herinneren als dat pauselijke kruis er niet had gestaan. Ze keek er nog eens naar, naar het witte staal dat het diepste zwart vormde tegen de felrode schijf van de opkomende zon die er enorm groot achter stond. Het kruis was in die tijd het symbool van hoop en geloof geweest. Vanochtend was het echter veeleer een vreselijk teken van een toornige, oudtestamentische God. De lange schaduw werd door het park geworpen als een vinger die beschuldigend naar haar en de dood en de Garda-bezigheden in de Furry Glen achter haar wees.

Een luguber beeld dat paste bij lugubere omstandigheden, dacht Siobhan, die er meteen de waarde voor een sensatieblad in zag.

'Goed, mensen, kom erbij. Dit is belangrijk. Kom op, wakker worden.'

Er moesten vijftig mensen opeengepakt in de kleine recherchekamer hebben gestaan, maar toen Brogan in haar handen klapte, stopte het geroezemoes snel. In een gekreukt pakje en met een kapsel dat een warboel was, zag ze eruit alsof ze de hele nacht op was geweest. Haar gezwollen ogen stonden echter ook heel alert. Ze had iets geslikt, dat was zeker, dacht Mulcahy, die hoopte dat het legaal was. Ook Cassidy straalde een felle energie uit. Hij hield iets opgerold in zijn hand en een vreemde uitdrukking van verwachting rimpelde zijn gezicht.

'Sommigen van jullie zullen dit al op het nieuws hebben gehoord, maar voor degenen die het niet hebben gehoord, er is afgelopen nacht in Phoenix Park een lijk gevonden. Een stelletje dat de hond uitliet - ik zal er niet over uitweiden, jullie kennen dat wel - vond de stoffelijke resten van een jong meisje, een tiener, verpakt in plastic en weggestopt onder een afvoerpijp in de Furry Glen. Wij hadden het vanaf het begin vermoed, maar zodra we haar naar het mortuarium hadden gebracht, was er geen enkele twijfel meer. Het was inderdaad het werk van onze man.'

Toen Cassidy de afdruk openrolde die hij vasthield, werd er in het vertrek gedempt naar adem gesnakt. Het beeld bevatte alle stilte van de dood. Een in helder plastic gewikkeld meisje dat opaalachtig glansde door de flits van een camera die weerspiegelde op de lagen die van haar naakte hoofd, schouders en torso waren gehaald. Haar haren waren donkerbruin, dik en golvend en omlijstten een gezicht dat wit als albast was - engelachtig bijna, de ogen gesloten alsof ze sliep - met uitzondering van een vuile veeg op haar voorhoofd. De vredige uitdrukking op het gezicht vormde een schril, bijna ongelooflijk contrast met de afgrijselijke verwondingen die waren toegebracht op wat zichtbaar was van haar borst en bovenarmen. Alle aanwezigen hadden die eerder gezien, bij Jesica Salazar en Catriona Plunkett - de vreselijke resultaten van witheet metaal dat op vlees wordt gedrukt maar deze leken met nog meer woede te zijn toegebracht. Er was nauwelijks een stukje huid dat niet was verbrand met afzichtelijke zwarte blaren. Mulcahy vermoedde dat hij niet de enige was die in stilte bad dat de dood snel was gekomen en het meisje had beschermd tegen het ergste.

'Zoals jullie dus kunnen zien, is deze zaak nu een moordonderzoek geworden.' Brogan zweeg even om het te laten doordringen. 'Ik kreeg vannacht om drie uur een telefoontje om het vermoeden van de afdeling Moordzaken te bevestigen dat dit het werk van onze man was - hoewel ze met alle berichten in de pers eigenlijk geen enkel moment de illusie hadden dat het iemand anders kon zijn. Of de berichtgeving in de pers daadwerkelijk heeft bijgedragen aan een escalatie in de campagne van de Priester, is iets wat nog moet worden bekeken.'

Een vloed van woedend gefluister golfde door het vertrek.

'Oké, oké, stilte,' zei Brogan. 'Wat gebeurd is, is gebeurd en er is geen weg terug. Laten we nu verdergaan. Het tijdstip van overlijden moet nog worden vastgesteld, maar omdat de rigor mortis behoorlijk ver was ingetreden toen ze werd gevonden, wilde de forensische geneeskundige wel als eerste onofficiële schatting geven dat ze vierentwintig tot achtenveertig uur geleden is vermoord. Dat is dus ruwweg tussen dinsdag middernacht en woensdag middernacht, hoewel het ernaar uitziet dat de verschrikking voor het arme kind veel eerder is begonnen. De punten waar het om draait - en dat zijn er twee - zijn dat onze man sinds zijn optreden in de pers heeft besloten de lat een stuk hoger te leggen en een grens te overschrijden waarvan geen weg terug is. Hij heeft gedood. Het tweede punt is dat het als gevolg hiervan nu een moordonderzoek wordt en dat de zaak opnieuw wordt toegewezen.'

'Ach, verdomme nog aan toe!' riep Hanlon ongelovig. Hij was niet in staat zijn gevoelens in bedwang te houden en verwoordde eigenlijk wat iedereen in het vertrek dacht. 'Weten ze dan niet dat we ons hiervoor uit de naad hebben gewerkt?'

'Stil.' Brogan gebaarde met haar handen om het opzwellende geluid van misnoegde stemmen tot bedaren te brengen. 'Ik be-grijp jullie teleurstelling, maar jullie kennen allemaal de regels. Moord is moord.' Terwijl ze wachtte tot dat was doorgedrongen, keek ze naar Cassidy, die om de een of andere reden moeite moest doen om niet te grijnzen. Mulcahy begon zich af te vragen of hij niet hallucineerde of droomde, toen Brogan zich weer naar de mensen keerde en ook zij glimlachte.

'Nog iets anders,' zei ze. 'Ik wil dat jullie vanaf nu beter naar me luisteren. Ik zei dat de zaak opnieuw werd toegewezen. Ik heb niet gezegd dat wij niet meer mee mochten doen. Ik heb er juist op aangedrongen ons erbij te nemen als versterking. We zitten bij de moordafdeling, sloom stelletje nietsnutten. Ze gooien alles in de strijd wat we hebben.'

Er klonk een gebrul van triomf en overal in het vertrek werd geglimlacht en geklapt. Zo was het altijd, wist Mulcahy: hoe groter en bloediger de zaak was, des te liever wilde elke fatsoenlijke diender er helemaal tot het eind bij betrokken zijn. Vooral wanneer er zoveel tijd en emotie in was geïnvesteerd als door deze groep. Voor de meeste rechercheurs was werken aan een moordzaak het beste en opwindendste waarop ze ooit konden hopen. Het feit dat het meisje dood was, werd niet vergeten. Ze wisten alleen dat ze nu een nog grotere en belangrijkere taak hadden. Cassidy zwaaide om een beetje stilte en hij hield Brogans arm omhoog alsof ze net een beker had gewonnen.

'En ze heeft zichzelf tot tweede onderzoeksleider laten benoemen, mensen - we zullen dus niet naar de zijkant worden geduwd.'

Weer klonken luide instemming en applaus.

'Goed, verzamel al jullie paperassen en diskettes,' ging Brogan verder. 'Wie een laptop heeft, neemt die mee. De hoofdrecherchekamer is nu op het Garda-bureau van Kilmainham. Maak je klaar om daar om elfhonderd uur bijeen te komen voor volledige instructies door hoofdinspecteur Lonergan. Zorg ervoor dat je van tevoren belt, zodat jullie de auto kunnen parkeren. Brigadier Cassidy heeft het nummer.'

Terwijl het geluid van schrapende stoelpoten en mensen die opgewonden door elkaar begonnen te lopen het vertrek vulde, merkte Mulcahy dat Brogans ogen hem zochten, en met een hoofdbeweging wenkte ze hem naar opzij.

'Gefeliciteerd,' zei hij. 'Goed gedaan.'

'Ja, bedankt.'

'Een beetje bizar, vind je niet? Dat hij het lichaam op zo'n manier verbergt. Vooral nadat hij al die moeite had gedaan om haar te verminken en zo.'

'Heel vreemd/ gaf ze toe. 'Dezelfde gedachte was ook bij mij opgekomen. Ze had daar maanden onder die pijp kunnen liggen, voordat iemand haar had gevonden.'

'Het is wel helemaal het tegendeel van wat hij in Fairview heeft gedaan.'

'Ik weet het, ergens klopt het niet. Waarom zou hij haar willen verbergen?'

'Waarom wil iemand iets verbergen?'

Ze keek hem recht aan en probeerde te ontdekken wat hij daar precies mee bedoelde. 'Denk je dat al die mediabelangstelling misschien te veel voor hem was? Dat het hem te heet onder de voeten werd?'

Mulcahy haalde zijn schouders op. 'Ik betwijfel het. Hij heeft verder alles op zo'n manier gedaan, dat je zou moeten denken dat hij het zo snel mogelijk bekend wilde hebben.'

'Dus je denkt dat hij zich er misschien ineens voor schaamt?

Hoe waarschijnlijk is dat, in aanmerking genomen wat hij al met de anderen had gedaan? Hij heeft ze misschien niet vermoord, maar wel voor dood achtergelaten.'

'Misschien ziet hij het niet op die manier. Misschien was het om de een of andere reden belangrijk om de meisjes niet echt te doden, wie zal het zeggen? En nu is hij over die grens gestapt. Werd hij meegesleept of zoiets? Ik weet het niet. Misschien maakte het geen deel uit van zijn plan.'

'Wat het dan ook mag zijn.' Brogan knikte. Ze sloeg het gesprek op om er in de toekomst nog eens over na te denken. 'Waar het om gaat, Mike, is dat ik vanochtend heb gevraagd hoe het met jou moet, omdat je geen deel uitmaakt van het team en zo, en Healy zei dat jij niet meegaat. Je wordt niet met de rest van ons opnieuw ingedeeld. Ik weet niet waarom dat is. Ik weet alleen dat hij heeft gezegd dat hij de hele ochtend vastzit in ver-gaderingen over de overdracht, maar ik moest van hem aan jou vragen in de buurt te blijven - om "te wachten op verdere instructies", zoals hij het zei. Sorry.'

Ze zei het alsof ze verwachtte dat Mulcahy het vreselijk zou vinden, maar zijn reactie op het nieuws was precies het tegenovergestelde. Het enige wat hij voelde - in het licht van Murtagh en de vrijkomende baan in de zuidelijke regio - was opluchting. Jezus, als hij naar Moordzaken was gestuurd voor een of andere zware tijdelijke overplaatsing, had het hem maanden kunnen kosten om zichzelf daaruit los te weken.

'Dat is prima, Claire. Ik weet zeker dat ik iets nuttigs zal vinden om te doen.'

'Ja?' zei ze, en ze keek hem aan alsof ze maar moeilijk kon geloven dat hij het zo goed opnam.

'Ja,' zei hij. 'Ik kom er wel.'

'Nou ja, ik weet dat we het niet altijd eens waren, Mike, maar...'

Ze wilde bijna iets aardigs zeggen, maar werd gered omdat Cassidy tussenbeide kwam met een roep van de andere kant van het vertrek.

'Baas?'

Ze keek die kant op en toen weer naar Mulcahy. Hij besloot haar te verlossen. 'Ga maar, Claire. Ik zal je nog wel eens zien.'

Ze was zich aan het omdraaien toen hij er ineens aan moest denken. 'O, nog één ding. Ik neem aan dat je geen tijd hebt gehad om naar die zaak te kijken waarover we het gisteravond hebben gehad - Caroline Coyle?'

Ze knipperde met haar ogen en leek even niet te weten waar hij het over had. Kennelijk hadden de gebeurtenissen van later die nacht haar herinnering eraan tijdelijk uitgewist.

'O, verrek. Nee, Mike, het spijt me. Het klonk echt veelbelovend, maar je weet dat ik de hele nacht op ben geweest voor dit. Het is me helemaal door het hoofd geschoten. Zou je het in een e-mail voor me kunnen zetten? Ik zal er meteen iemand op zetten, Goed?'

'Prima,' zei hij, en hij keek naar haar rug, terwijl ze wegliep. Hij zag ook dat Andy Cassidy met een triomfantelijke grijns van de andere kant van het vertrek naar hem keek. De zak. Het zou hem zeker niet spijten zijn rug te zien. Wat hij echter met brigadier Brennan moest doen, wist Mulcahy niet zo goed.

'Dat is het, Siobhan, je bent klaar.' Het was de lichaamloze stem van producer Seosamh Gaffney die haar oren in dreef. Ze kon gelukkig nog wel oogcontact maken met de nieuwspresentatoren in de glazen studio voor haar kleine interviewhokje. Maar Gaffney, die haar hier naar binnen had gebracht en haar had laten plaatsnemen om met steeds grotere ogen te bespreken wat zij voor hem had terwijl zij een microfoon kreeg, was nergens te bekennen. Hij was ervandoor gegaan om tijdens het hele programma in de nabijgelegen regiekamer op knopjes te drukken.

'En nogmaals duizendmaal dank. We hebben in eeuwen niet zo'n opwindende primeur uitgezonden.'

Ze haalde de schelpen van haar hoofd en wreef over haar tintelende oren. Ze had een hekel aan koptelefoons, omdat ze niet hield van de manier waarop haar stem dan teruggalmde in haar gehoorgang. Maar zo deden ze het bij Morning Iieland en Gaffney had erop gestaan. Vooral omdat ze wilden dat ze zich zonder meer kon mengen in elke discussie met anderen die ze telefonisch hadden kunnen bereiken voor een interview. Het was een verrekt goede uitzending geweest en iedereen in de kleine nieuwsstudio van RTE wist opgewonden dat ze een gouden primeur in handen hadden, iets waarvan geen enkele andere zender of nieuwsdienst al lucht had gekregen. De twee presentatoren, Lawlor en MacCoille, hadden haar de oren van het hoofd gevraagd, omdat ze er alles uit wilden halen. Ze wisten hoeveel mensen geschrokken wakker zouden worden en in bed bleven liggen of hun cornflakes zouden laten staan uit angst ook maar het kleinste detail te missen door een verkeerd ingeschat geknars tussen de kiezen. Dit was tenslotte het meest beluisterde radioprogramma van het land. Het programma dat de hele nieuwsagenda van die dag vaststelde. En bij RTE betekende dat de radio-uitzendingen van de hele dag, want wat werd uitgezonden tijdens Morning Ireland werd eindeloos herhaald en herkauwd in elk praatprogramma dat er in de loop van de dag op volgde. Ze had Gaffney gebeld, een oude vriend van de school voor journalistiek, zodra ze terug was bij haar auto in Phoenix Park. Hij was bijna op zijn knieën gegaan toen hij haar smeekte naar de studio te komen en had zelfs aangeboden een limousine te sturen om haar op te halen. Maar wat had dat voor zin als ze haar eigen auto had? De rit zou haar trouwens de gelegenheid geven alles op een rijtje te zetten en haar verhaal klaar te hebben. En natuurlijk zou ze dan tijd hebben om Paddy Grif f in te bellen en toestemming te krijgen. Ze moest lachen om zijn getier over de telefoon, omdat hij het vervloekte de nieuwsredacteur van een zondagskrant te zijn. Nauwelijks negentig minuten nadat ze een figuurlijke schop had gekregen van die botte brigadier, zat ze koffie te drinken in de RTE-studio in Donnybrook en te kletsen met Gaffney, terwijl een andere kerel het geluid van haar microfoon controleerde. En na een inleiding, waarin ze werd omschreven als

'de briljante sterverslaggeefster Siobhan Fallon van de Sunday Heiald, begon ze zeer gedetailleerd alles te beschrijven waarvan ze eerder die ochtend in de Furry Glen getuige was geweest. Natuurlijk noemde ze de naam van de Heiald zoveel mogelijk - ze wilde niet het gevaar lopen Harry Heffernan tegen zich in het harnas te jagen tot ze de salarisverhoging in steen gebeiteld had maar ze zorgde er ook voor dat ze zelf het leeuwendeel van de erkenning kreeg. Dat had ze ten volle verdiend. Ze moest alleen hier en daar een gaatje stoppen. Ze had geen tekort aan kleuren om de vage contouren van wat ze had gezien in te vullen: de verblindende gloed van de booglampen in de nacht, het spookachtige heen-en-weergeloop van de onderzoekers in de uitholling, het trieste schouwspel van het lichaam op de brancard dat werd weggedragen. Maar bovenal was het dat reusachtige pauselijke kruis dat ze gebruikte om haar verhaal te illustreren. Het beeld ervan dat zwart werd gebrand tegen de opgaande zon. En het verwekte een storm.

Zelfs zozeer, dat toen ze haar vroegen te blijven voor de show van Pat Kenny; de oude rot zelf begon met het beeld van het brandende kruis. En zo ging het de rest van de ochtend door. Ze sjouwde van studio naar studio, van radio naar tv en weer terug en haalde er alles uit wat erin zat tot ze letterlijk niet meer de kracht bezat om er nog een woord over te zeggen. Dat was het moment waarop ze Gaffney belde en hem vertelde dat hij die limousine mocht sturen die hij haar had beloofd. Ze wilde naar huis. Nog terwijl ze naar haar flat zweefde in het zachte, omhullende comfort van nieuw leer in een luxe Mercedes en nauwelijks nog in staat was haar ogen open te houden, hoorde ze op de radio hoe het verhaal werd overgenomen door anderen, hoe het steeds verder rolde, steeds groter werd, dat beeld van het pauselijke kruis dat een eigen leven begon te leiden. Ze wist toen dat het tegen het eind van de dag, als zij al lag te slapen, op de ethergolven zou zijn overgenomen door elke journalist en ingehuurde commentator als een soort allesomvattend stenoteken, een symbool van elke vorm van malaise waarmee Ierland misschien ineens te maken kon krijgen. En ze wist ook dat, hoe groot het verhaal ook al in het begin was geweest, deze moord en dat beeld van een brandend kruis de Priester tot de grootste bron van verontwaardiging zouden maken die Ierland in een verrekt lange tijd had meegemaakt. Er ging niets boven een maatschappij die vond dat iets meteen bij elke gelegenheid weer aangepakt moest worden, maar die het aan een ander overliet zich daar het hoofd over te breken. En in Ierland was het katholicisme nog steeds zoiets wat in staat was elke knop in te drukken, elke klok te luiden en aan elke hendel te trekken die er ooit was geweest, met daarbij gevoegd de woede van degenen die zich nu boven dat alles verheven voelden - maar dat niet waren. Toen ze eindelijk achter in de limousine in slaap viel, wist ze zeker dat ze haar naam zag, Siobhan Fallon, alsof die door engelen op werd gehouden en omhoog werd gedragen om zijn gerechtvaardigde plaats tussen de sterren in te nemen. 

Hoofdstuk 15

'Ha, zeker, toen we dit huisje kochten, was het net ons vakantiehuisje buiten. Nu met alle ontwikkelingsprojecten die hier zijn geweest, is het nauwelijks beter dan wonen in een buitenwijk.'

'Het ziet er voor mij heel wat aardiger uit,' zei Mulcahy. De gepensioneerde brigadier Pat Brennan had het helemaal niet slecht gedaan, vond Mulcahy. Hij stond buiten het huis van de man, hoog op de beboste hellingen buiten het dorp Killpedder, iets meer dan dertig kilometer ten zuiden van Dublin. Het huis zelf zag er niet bijzonder uit, een van die standaard witte bungalows die als pokken de onderste hellingen van de Wicklowbergen ontsierden. Maar de ligging - aan het eind van een slingerende oprit op wat een perceel van bijna anderhalve hectare moest zijn met een mooi uitzicht op Bray Head, Greystones en de ronde baai daarachter - was spectaculair.

'Ik heb er in het begin van de jaren tachtig ook niet al te veel voor betaald. De eigenaren wilden met alle geweld naar Engeland om werk te zoeken. De hemel mag weten wat het nu waard is,' zei Brennan met een opgetrokken wenkbrauw. Vergeet het maar, dacht Mulcahy. De sluwe oude vos kent de waarde waarschijnlijk tot op de laatste cent. Zelfs met de ineenstorting van de huizenprijzen moest het nog met gemak een paar miljoen waard zijn. Een seconde lang viel het Mulcahy in dat hij nog niets had gehoord van zijn eigen makelaar sinds ze hadden gezegd dat ze die bezichtigingen hadden geregeld... hoeveel dagen geleden? Hij kon het zich niet herinneren. De gedachte eraan was al weer vergeten toen hij de brigadier door de voordeur naar binnen volgde.

De persoonlijke ontmoeting met brigadier Brennan had ertoe geleid dat Mulcahy de indruk die hij over de telefoon van hem had gekregen, moest herzien. Om te beginnen bezat hij een levendigheid die uit zijn stem niet was gebleken. Als persoon was Brennan fit, gebruind, goed gekleed en recht van rug. Hij was nog steeds heel kortgeknipt, net als waarschijnlijk gedurende het grootste deel van zijn vier decennia bij de politie om zijn pet zo goed mogelijk te laten passen, en hij zag er minstens tien jaar jonger uit dan de ruim zeventig die hij moest tellen als hij inderdaad met zestig was gepensioneerd zoals hij had gezegd. Hij leek in niets op de verbitterde oude zeur die Mulcahy zich had voorgesteld. Hij scheen het helemaal niet erg te vinden dat er enige tijd was verstreken sinds hij met Mulcahy had gesproken. In feite leek hij vreemd in zijn schik, alsof de wachttijd het feit dat hij terug was gekomen, nog belangrijker maakte.

'Ik wist dat jullie uiteindelijk bij me terug zouden komen. Daarom wilde ik ook met iemand praten zoals u, die de waarde van goede informatie kent. Die jonge lummel met wie ik het eerst sprak, had me al afgeschreven op het moment dat ik mijn mond opendeed. Tegenwoordig moet je meteen naar de top gaan als je iets gedaan wilt hebben.'

'Ja, goed, er is de laatste paar dagen veel gebeurd,' reageerde Mulcahy. 'Misschien kunt u me nu iets meer vertellen over die Rinn?

Zei u niet dat hij een opleiding volgde om priester te worden?'

Dat zat Mulcahy nog het meeste dwars. In het dossier stond dat Rinn taxichauffeur was. Hoe sloot dat verdorie op elkaar aan? Maar hij kon zich niet veroorloven Brennan iets te vertellen over het dossier of over iets anders wat met Caroline Coyle te maken had. Hij wilde het toch al gekleurde oordeel van de man niet nog verder beïnvloeden.

'Nou, ik wilde daar net over beginnen toen u moest opleggen. Zijn grootouders stuurden hem naar All Hallows, maar hij heeft het nooit gehaald. Ik bedoel, hij volgde daar een paar jaar het seminarie, maar hij is nooit tot priester gewijd.'

Mooi, dat was de verklaring. Mulcahy keek om zich heen in de keuken en vroeg zich af wat hij nu moest aansnijden. 'U zei dat hij een grootvader met veel connecties had, maar waar waren zijn ouders?'

Brennan ademde diep in en toen langzaam weer uit. 'Tja, daar gaat het juist om. Het was eigenlijk een tragisch geval. De ouders kwamen om bij een auto-ongeluk, allebei, toen Sean nog maar zes of zeven was. Het was tijdens een vakantie in Killarney. Vreselijke geschiedenis. De jongen zat ook in de auto en raakte zwaargewond, toen die in brand vloog. Maar hij heeft het overleefd.'

'De grootouders hebben hem dus opgevoed?'

'Inderdaad. Hij was enig kind, net als zijn vader, dus ging hij naar hen. En normaal gesproken zou je alleen maar medelijden voor hem kunnen voelen. Ik weet niet of het is gekomen door het ongeluk, of dat het er altijd al in had gezeten, maar er was iets mis met die jongen - hij had een of andere kronkel.'

Mulcahy zei niets, niet zeker of hij Brennan nog verder wilde aanmoedigen, maar hij vond wel dat de jonge Rinn dan een rare kandidaat voor het priesterschap was. Alsof hij zijn gedachten las, pakte de oude brigadier de draad weer op.

'Ze moeten hebben gedacht dat hij behoefte had aan goddelijke interventie om hem zo jong in handen van de priesters te geven. Hij was pas veertien of zo. Maar ik vond het absoluut niet erg. Alles bleef drie of vier jaar rustig en toen dook hij weer in Rathgar op - in burgerkleren. Ik deed wat onderzoek en hoorde fluisteren dat hij van All Hallows was getrapt. Een of ander vreselijk schandaal, zeiden ze, maar het is allemaal door de priesters en andere betrokkenen in de doofpot gestopt. Ongetwijfeld heeft rechter Rinn aan een paar touwtjes getrokken om ervoor te zorgen dat de familienaam onbezoedeld bleef. Maar goed, ik vroeg een maat van mij in Drumcondra om een paar vragen te stellen aan contacten die hij binnen de instelling had. Wat hij hoorde

- let wel, enkel geruchten - was dat de jonge Rinn 's zomers betrokken was geraakt bij een voorval in het vakantiehuis van de rechter in Gweedore en dat de priesters er lucht van hadden ge-kregen en hem hadden gevraagd het seminarie te verlaten. Dat was alles wat hij kon ontdekken. Dus probeerde ik zelf wat onderzoek te doen, maar ik had geen contacten in dat deel van het land en, nou ja, ik kwam geen steek verder. Het was heel duidelijk dat daarginds iets was gebeurd, maar met de beste wil van de wereld kon ik niemand aan het praten krijgen. Maar ik kan u wel vertellen dat ik hem daarna beter in het oog hield.'

'En?'

'En niets. Een paar maanden later werd hij weer weggestuurd, naar de pedagogische academie in Maynooth deze keer, en daarna heb ik nooit meer iets van hem gehoord. Ik ben hier in Kilpedder gaan wonen nadat ik in vijfennegentig met pensioen ging - voordat hij was afgestudeerd. Maar ik neem aan dat hij dat heeft gedaan en leraar is geworden. Een mooi rolmodel voor kinderen, vindt u ook niet?'

'Misschien. Ik weet het niet,' zei Mulcahy. 'Maar om eerlijk te zijn - en ik hoop niet dat u het me kwalijk neemt, brigadier heeft u nooit enig bewijs gehad dat hij iets verkeerds had gedaan, nietwaar?'

'Alleen het bewijs van mijn eigen ogen. En als u de toestand had gezien waarin sommige van de jonge vrouwen verkeerden die naar mijn bureau werden gebracht, zou u het ook geloven. Ze waren kapot. En de kilheid in zijn ogen, toen ik hem verhoorde. U zou hetzelfde denken. Lieve help, de kleine rotzak heeft het tegenover mij zelfs nooit ontkend. Hij wachtte gewoon tot zijn grootvader hem kwam halen, terwijl de CID weigerde om ook maar een vinger uit te steken. Ik kan u wel vertellen dat er momenten zijn geweest dat ik hem met alle plezier zelf zou hebben opgeknoopt.'

Mulcahy haalde terug wat de brigadier hem door de telefoon had verteld: de botsingen die hij volgens eigen zeggen aan het eind van de jaren tachtig met Rinn had gehad. Ze hadden niet al te ernstig geklonken en hadden voornamelijk betrekking op voorvallen in Palmerston Park, de afgeschermde paar hectare met goed onderhouden gazons en bloembedden met rozen voor het huis van Rinns grootvader. Brennan vertelde hem opnieuw hoe tijdens de paar maanden dat Rinn thuis was geweest bij de overgang van de ene naar de andere school, een aantal 'vrijende stelletjes' na donker in het park was aangevallen. Als gevolg daarvan was één jongen in het ziekenhuis beland nadat hij met een baksteen op zijn hoofd was geslagen.

'U zei dat een meisje hem goed had gezien/ zei Mulcahy. 'Hoe kwam ze zo dicht bij hem?'

'Ze was het meisje van wie de vriend gewond raakte. Susan Roche.' Alle woede was nu uit Brennans stem verdwenen. 'Ik herinner me het nog alsof het gisteren was. Ze huilde om haar jonge knul in het donker, terwijl wij op een ambulance wachtten. Ze zat onder het bloed, had zelf ook een klap gehad, maar gelukkig had die haar alleen maar geschampt. Het vriendje lag boven toen hij de eerste klap kreeg en hij had haar tegen het ergste kunnen beschermen. Ik ben met haar naar het ziekenhuis gegaan en in de ambulance vertelde ze me dat ze het gezicht van hun aanvaller had gezien toen hij over hen heen gebogen stond. Uit haar beschrijving kon ik duidelijk opmaken dat het Rinn was. Maar de zaak werd meteen overgedragen aan de CID en die kerels... o, ze hebben hem verhoord, maar je kon merken dat ze benaderd waren. Die verrekte rechter Padraig Rinn weer. Nooit werd het recht zoveel onrecht aangedaan door iemand uit de rechterlijke macht.'

'Het kan voor u niet gemakkelijk zijn geweest,' zei Mulcahy meelevend. Hij had zelf bij een of twee gelegenheden een vergelijkbare frustratie gevoeld, omdat het systeem dat hij met al zijn inzet in stand probeerde te houden, zich opzettelijk leek af te wenden van de goede kant.

'Helemaal gelijk,' zei Brennan. 'Ik heb er bijna de brui aan gegeven. Ik heb echt een rottijd gehad. Maar uiteindelijk ben ik toch gebleven. Want het meisje, jonge Susan, kwam een paar maanden later naar me toe om me te bedanken voor wat ik had gedaan. Ze zei zelfs dat ze zich wel teleurgesteld voelde door het onderzoek, maar dat ze wist dat ik mijn best had gedaan. Ze was een lief kind dat dat niet verdiende. Ze zei zelfs dat ze het hem op een dag misschien wel kon vergeven. "Misschien kom ik er nog wel eens toe om voor hem een Onze Vader te bidden, brigadier", dat zei ze. Een Onze Vader. Dat maakte echt indruk op me.'

'Waarom dat?' vroeg Mulcahy, die zich verbaasde over de plotselinge emotie in de stem van de oude man.

'Omdat Rinn dat de hele tijd schreeuwde, terwijl hij haar vriend met die baksteen sloeg.'

Hoewel ze thuis in haar flat maar een paar uur slaap had gehad, zag Siobhan er onberispelijk uit toen ze even na drieën bij de Sunday Herald uit de lift stapte in een laag uitgesneden topje van Betty Jackson, een eenvoudige zwarte broek en een paar puntige zwarte Christian Louboutins waarvoor ze een paar maanden geleden haar budget flink had overschreden, maar die er nog zo goed als nieuw uitzagen. Ze stapte door de open ruimte van de redactiekamer en dankte de hemel voor de reanimerende wonderen van make-up en een krultang. Nog bijna voordat ze de tas op haar bureau had gezet, stond Paddy Griffin naast haar. Hij sloeg een lange arm om haar schouders en trok haar even tegen zich aan.

'Goed gedaan vanochtend, meisje - vooral dat geleuter over het pauselijke kruis. Aardige vondst. Alleen jammer dat we het allemaal voor niets aan RTE moesten geven.'

Siobhan maakte zich zo beleefd mogelijk los en boog zich over het bureau om haar computermonitor aan te zetten. 'Het was niet voor niets en dat weet je heel goed. Trouwens, er zit nog heel veel in de tank voor zondag, maak je maar geen zorgen.'

Griffins ogen begonnen meteen te stralen. 'Wat heb je nog?'

Siobhan keek hem aan en lachte. 'Je wilt niet al te veel, hè?

Nog een primeur? Vergeet het maar. Ik bedoelde alleen dat ik wat ik heb, kan uitwerken tot iets speciaals. "Exclusief ooggetuigenverslag: angst en weerzin in de Furry Glen".' Ze lachte. 'Je kent het wel. Alle smerige details. Ze zullen er komende zondag van smullen. Heb je zelf iets?'

Griffin zuchtte en zwaaide door de lucht voor hem.

'Niet echt. Buitenlandse Zaken heeft het moeilijk gehad in de Dail, omdat sommigen een officieel onderzoek eisten naar de

"Spaanse invasie". Er wordt gezegd dat ze er misschien mee instemmen, al was het maar om alle media-aandacht te stoppen, omdat het dan sub judice is geplaatst. Ik heb een paar van de jongens opdracht gegeven ernaar te kijken. Eigenlijk vroeg ik me af of jij later wat tijd hebt om ze ermee te helpen.'

'Ach, kom nou, Paddy, wek ik de indruk dat ik het niet druk heb of zo? Of vind je om twee uur 's nachts opstaan niet genoeg?

Ik heb je alleen maar het beste verhaal van de week gebracht.'

'Tot dusver,' zei Griffin nors.

'Tot dusver,' praatte Siobhan hem na, en ze boog voorover om haar bureaublad vanonder aan te raken - hoewel het enige ongeverfde hout in de buurt de spaanplaat onder het laminaat was.

'En wat voor mogelijkheid krijg ik om het verder uit te diepen als ik de hele tijd de waarschijnlijkheid van een doodsaaie parlementaire enquête moet beoordelen?'

'Oké, oké!' Griffin stak bij wijze van overgave zijn handen omhoog. 'Christus, ik was even vergeten dat je nu zo'n verrekte celebrity bent en dat jij je niet aan dezelfde regels hoeft te houden als wij gewone stervelingen. Vergeet het maar.'

Siobhans triomfantelijke glimlach werd onderbroken door het trillen van haar mobieltje. Ze stak een hand op om Griffins geklaag te onderbreken.

'Ja, met mij,' zei ze in de telefoon, en toen werden haar ogen groot. 'Meen je dat? Wanneer? ... Ja, natuurlijk... Hoe laat? ... Geweldig, ja, bedankt.'

Siobhan klapte haar telefoon dicht, keek op haar horloge en wendde zich toen weer tot Griffin. 'Misschien hebben we dat artikel over die parlementaire enquête helemaal niet nodig.' Ze greep haar tas van het bureau en zette haar monitor weer uit.

'Dit geloof je niet.'

Zodra hij weer over de NI l in noordelijke richting reed, trapte Mulcahy het gaspedaal in en liet de auto door het drukke verkeer richting Dublin zigzaggen in een poging tijd te winnen. Wat tegen had gezeten, was de komst van mevrouw Brennan, een petieterig vrouwtje dat er even fit uitzag als haar man, met een groot bord vol sandwiches met gerookte zalm en een pot thee. Ze had erop gestaan dat hij samen met hen lunchte. Hoe aardig ook, vanaf dat moment had het gesprek gestokt. Brennan was niet het type om over werk te praten in het bijzijn van zijn vrouw en Mulcahy kwam tot de ontdekking dat hij beleefd zat te praten over het prachtige weer dat ze hadden, terwijl hij zich afvroeg waar hij verdorie in verzeild was geraakt. Alles wat Brennan hem over Rinn had verteld, had uiteraard alarmbellen laten rinkelen. Maar hij begreep nog steeds niet waarom Rinn, als hij echt zo uit de band was gesprongen als Brennan beweerde, niet was opgepakt - ongeacht wie zijn machtige grootvader was. Het waren de jaren tachtig toen dit allemaal zou hebben plaatsgevonden, niet de godvergeten middeleeuwen. Waarom was Rinn verdomme in de tussentijd niet actief geweest? Iemand moest daar toch wel vraagtekens bij hebben gezet?

Het enige wat de hele tijd aan hem bleef klagen was de connectie met Caroline Coyle, want daar klopte iets niet. Iedereen, van zijn vader tot de slavendrijvers die hem hadden getraind in Templemore, had het bij hem erin gestampt: geloof nooit in toeval. Zijn eigen moeizaam verkregen ervaring had hem geleerd die stelregel te verzachten met een behoorlijke dosis gezond verstand, wat hem tot de overtuiging had gebracht dat het leven soms voor totaal willekeurige verbindingen kon zorgen. Maar ook dan nog voelde hij op zijn klompen aan dat er iets niet klopte in de zaak-Coyle.

Hij probeerde zich net langs een inhalende vrachtauto te manoeuvreren, toen hij de piepjes hoorde van het nieuws op de radio.

'Er wordt melding gemaakt van een arrestatie in de zogenaamde Priester-zaak.'

Mulcahy drukte op het knopje op zijn stuur om het volume te verhogen en zou willen dat de nieuwslezer het sneller uit zijn mond kreeg.

'Een woordvoerder van de Garda heeft enkele ogenblikken geleden aangekondigd dat de Gardai eerder vandaag een man hebben aangehouden in zijn huis in Chapelizod en dat hij rechercheurs van de Garda nu helpt bij hun onderzoek met betrekking tot de zogenaamde Priester-zaak. De woordvoerder zei dat na de ontdekking van het lichaam van een jonge vrouw in Phoenix Park vanochtend in alle vroegte, de zaak in een stroomversnelling was geraakt, wat resulteerde in een arrestatie. Er zijn op dit ogenblik geen andere details beschikbaar, maar verdere mededelingen zullen worden gedaan tijdens een persconferentie later vandaag. In samenhang daarmee duurt de rel over de Spaanse militaire eenheid die toestemming kreeg om op Ierse bodem te opereren nog steeds voort. In de Dail verzette de minister van Buitenlandse Zaken zich vandaag...'

Mulcahy liet een lang, zacht gefluit horen en draaide het volume terug. Godallemachtig, dat was snel. Wat was er verdomme gebeurd dat er zo snel een arrestatie had plaatsgevonden? Hij zag een parkeerplaats en stopte daar. Hij moest onmiddellijk weten wat er aan de hand was. Hij scrolde door naar het nummer van Brogan en drukte op de beltoets, maar werd meteen doorverbonden met de voicemail. Natuurlijk. Iedereen zou haar nu willen spreken. Hij liet een boodschap achter met het verzoek hem terug te bellen. Hij had de verbinding net verbroken, toen zijn telefoon overging.

'Met inspecteur Mulcahy?'

Het was een zachte en beschaafde mannenstem met de ronde klinkers van het accent van Dublin 4. Mulcahy had voordat hij opnam even naar het nummer gekeken. Hij kende het niet.

'Daar spreekt u mee.'

'Mijn naam is Sean Rinn. U hebt gisteren een kaartje bij mij thuis in de bus gestopt met het verzoek u te bellen.'

Het was niet zozeer een verklaring, als wel een vraag: waarom? Mulcahy leunde achterover in zijn stoel en vroeg zich af wat hij moest zeggen. Door het nieuws van de arrestatie waren alle gedachten aan Rinn uit zijn hoofd verdwenen, om plaats te maken, leek het wel, voor een vacuüm.

'Eh, ja, meneer Rinn. Bedankt dat u me belt. Het hield verband met een voorval waarvan u vorig jaar getuige bent geweest. Ik was de zaak opnieuw aan het bekijken en wilde u daar even over spreken, als dat mogelijk is?'

'Is dat echt nodig?' klaagde Rinn. 'Ik heb de Gardai toen alles verteld wat ik wist. Het staat allemaal in mijn verklaring. Er is sindsdien toch niets veranderd?'

Iets in de manier waarop hij het zei, prikkelde Mulcahy. Een vluchtige herinnering aan het gezicht van Caroline Coyle toen ze bijna flauwviel bij haar eigen voordeur, flitste door zijn hoofd. Gevolgd door een aan Brennan die een jongen beschreef die een ander met een baksteen bewerkte.

'Het is routine maar nodig, ja, meneer Rinn.' Hij keek op zijn horloge. Iedereen in Harcourt Square zou nog uren in beslag worden genomen door de arrestatie. Misschien was het wel de laatste kans die hij kreeg om er iets aan te doen. Verrek ook, waarom niet?

'Luister, ik ben over een halfuur bij u in de buurt, meneer Rinn. Bent u dan thuis?'

Toen hij deze keer aan de bel trok, werd hij beloond met het geluid van voetstappen die aan kwamen lopen door een betegelde gang. De deur zwaaide open en de man die opendeed was totaal niet wat Mulcahy had verwacht: niet direct een kleine man, ongeveer een vijfenzeventig, half tot eind dertig, slank postuur, ros-sig haar en een smal gezicht dat alleen maar opviel door een soort afwezigheid van gelaatstrekken en dat op foto's in de achtergrond verdwijnt. Uit Brennans beschrijving had hij op de een of andere manier opgemaakt dat hij heel anders zou zijn - zeker jonger. Het enige opvallende aan deze vent was dat hij zich nogal ouwelijk kleedde voor zijn leeftijd; een rode coltrui hing aan zijn magere lijf en een nogal afgedragen corduroy broek viel over afgetrapte bruinieren gaatjesschoenen.

'Meneer Rinn?'

'Inderdaad.'

'Ik ben inspecteur Mulcahy. We hebben eerder met elkaar gesproken...'

'Ja,' zei hij, en keek naar de politiekaart die Mulcahy omhooghield.

'Mag ik binnenkomen?'

'O,' zei Rinn, alsof die gedachte nooit bij hem was opgekomen.

'Ja, natuurlijk. Ja, kom binnen.' Hij deed een stap achteruit om Mulcahy door de voordeur toe te laten in een enorme hal. De vloer was een versleten mozaïek van bruine en witte tegels die doorliepen naar een mooie mahoniehouten trap waarop een kale lichtgroene loper lag. Het meubilair in de hal zag er gedateerd uit - donker, zwaar antiek - en de schilderijen en prenten aan de muren oogden vreselijk somber.

'Neem me niet kwalijk, inspecteur,' zei Rinn. 'Ik krijg niet veel bezoek. Waarom gaan we niet naar de zitkamer, daar staan de deuren naar de tuin open.'

Mulcahy volgde hem naar een iets lichtere kamer. Daarin leek het meubilair om de een of andere reden minder zwaar; de gebeeldhouwde marmeren schoorsteenmantel bezat een zekere lichtheid, net als de lichte zijden kappen van de tafellampen, waaraan kwastjes en franjes hingen. Het was een kamer die aanvoelde alsof een vrouw er de hand in had gehad.

'U hebt echt een mooi groot huis en een mooie tuin, meneer Rinn/ zei Mulcahy, die naar de openslaande deuren liep en over de brede, hier en daar bemoste stenen trap naar de lager gelegen tuin keek. Vanaf deze hogere plaats zag die er zelfs nog schitterender uit dan bij zijn vorige bezoek. Alleen het half bestrate pad voor de borders aan de linkerkant deed een beetje afbreuk aan de elegantie.

'Ja, mijn grootouders hebben het mij nagelaten. Ik heb geluk gehad, neem ik aan. Ik heb een hele tijd in het buitenland lesgegeven en nooit echt in luxe geleefd. En toen kwam ik terug naar dit. Ik rommel een beetje aan en zowel het huis als de tuin vergt nogal wat onderhoud. Maar het is de moeite waard. Wilt u gaan zitten?'

Mulcahy koos de leunstoel die het dichtst bij de deuren stond.

'U hebt in het buitenland gewoond, zei u?'

'Ja, tot een paar jaar geleden.'

'En nu woont u hier,' vervolgde Mulcahy. 'Alleen?'

'Ja, inderdaad,' zei Rinn. 'Waarom?'

Mulcahy haalde zijn schouders op. 'Zoals u zei, het is groot voor één persoon.'

Rinn gaf daar geen antwoord op, dus ging Mulcahy verder.

'Zoals ik zei, ben ik hier voor de aanranding op Temple Road van afgelopen jaar.'

'Ja,' zei Rinn, 'akelig voorval. Ik hoopte eigenlijk dat u er eindelijk iemand voor had gepakt, toen ik uw kaartje zag.'

'Ik vrees van niet. Maar we zijn de zaak opnieuw aan het behandelen. Ik vroeg me af of we nog een keer een paar details in uw verklaring kunnen doornemen.'

'Ik vind het best. Alleen weet ik niet zeker of ik wel precies weet wat ik toen heb gezegd.'

'Dat maakt niet uit. Ik heb hier een kopie.' Mulcahy tikte op de dunne dossiermap voor hem. 'Maar misschien kunt u het me nu eerst vertellen zoals u het zich herinnert - om te kijken of we iets nieuws ontdekken.'

'Best, als u dat wilt.' Rinn krabde op zijn hoofd en haalde diep adem. 'Ik weet nog dat ik toen over Temple Road reed. Het moet een warme avond zijn geweest, want ik had mijn raampje open. Ik hoorde gegil in een van de tuinen en, nou ja, het klonk als een vrouw in moeilijkheden, dus stopte ik, sprong uit de auto en rende terug, tot ik bij een man kwam die over een jonge vrouw gebogen stond die op het gras zat. Ze huilde en beefde en de man probeerde haar te kalmeren.' Hij zweeg even, alsof hij het tafereel nog een keer in zijn hoofd afspeelde alvorens verder te gaan.

'Het was zo donker dat het moeilijk was om precies te zien wat er aan de hand was, dus riep ik naar ze en de man zei dat de vrouw was aangerand en dat de Gardai eraan kwamen. Ik kende de man niet, maar de voordeur stond open en het licht was aan, dus ik nam aan dat het zijn huis was. Ik vroeg hem of hij de aanrander had gezien en hij zei nee en dat die in paniek weggerend moest zijn. Dus bleef ik samen met hen wachten tot de politieauto en de ambulance er waren; en de volgende dag heb ik een verklaring afgelegd op het Garda-bureau van Rathmines, zoals me was gevraagd. En dat was het wel, ben ik bang, inspecteur. Ik heb verder niets gezien of gehoord.'

'Dank u, meneer Rinn. Niemand is u gepasseerd toen u na het stoppen terugrende?'

'Niet dat ik weet. Misschien is hij de andere kant op gegaan...'

'Dat zou de richting zijn waaruit u kwam aanrijden. U hebt toen ook niets gezien?'

'Nee,' zei Rinn kort.

'Heel sociaal van u om te stoppen.'

'Nou, zoals ik zei, het klonk alsof de jonge vrouw in moeilijkheden was.'

'En er is u verder niets ingevallen over het voorval sinds u die verklaring hebt afgelegd? Soms komen dingen terug, kleine dingen die...'

'Herinneringen die in alle rust terugkomen?' viel Rinn hem in de rede, en hij liep bij de schoorsteenmantel vandaan om door de open deuren over de tuin uit te kijken.

'Zo kunt u het ook noemen.'

'Nee. Ik heb er toen lang en diep over nagedacht. Ik was eigenlijk behoorlijk van streek door het voorval. Zoals u zich kunt voorstellen, gebeuren dergelijke dingen niet al te vaak in deze buurt.'

Mulcahy keek hem aan en vroeg zich af hoe diep Rinn er naderhand over had nagedacht en hoe vaak.

'Ik hoopte dat u me misschien wat gedetailleerder kon vertel-len hoe u bij de gebeurtenis verzeild raakte, meneer Rinn. Ik kon dat niet goed opmaken uit uw verklaring.'

Rinn draaide zich snel naar hem om met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht. 'Nee? Ik dacht dat ik dat heel duidelijk had gezegd.'

Mulcahy zei niets.

'Nou, zoals ik zei, reed ik gewoon door de straat.'

'Waarnaartoe? Waarvandaan?' drong Mulcahy aan.

'Ik ben bang dat ik het me niet herinner, inspecteur. Ik neem aan dat ik ergens vandaan naar huis reed.'

'U was niet aan het werk?'

'Aan het werk?' Rinn klonk oprecht verbaasd. 'Dit gebeurde allemaal om tien uur 's avonds.'

'Kwart voor tien/ merkte Mulcahy behulpzaam op.

'Maakt niet uit,' zei Rinn, nu lichtelijk gepikeerd. 'Waar het om draait, inspecteur, is dat tijd onbelangrijk is, omdat ik hoe dan ook toch niet zou hebben gewerkt. Ik wil daarmee zeggen dat ik gewoon niet werk, omdat ik erg veel geluk heb gehad. Mijn grootouders hebben me goed verzorgd achtergelaten. Ik hoef niet te werken, dus doe ik dat ook niet.'

Nu was het Mulcahy's beurt om verbijsterd te zijn. 'Maar in uw verklaring staat dat u van beroep taxichauffeur bent.'

Hij had zelden een mond zo snel open zien vallen als die van Rinn, gevolgd door een daverende lach. 'Taxichaffeur? Ik? U

moet me verwarren met iemand anders, inspecteur. Of misschien heeft een collega u voor de gek gehouden. Waar staat dat?

Mag ik het zien?'

Mulcahy sloeg de map open en controleerde de verklaring. Inderdaad, in het vakje met de aanduiding 'beroep' stond het woord

'taxichauffeur' getypt. Hij liet het aan Rinn zien en wees op zijn handtekening onder aan het vel papier.

'Het spijt me, inspecteur, maar degene die deze verklaring heeft getypt, heeft een fout gemaakt. Als ik het toen had gezien, had ik het uiteraard niet ondertekend. Maar ik weet zeker dat u in mijn verklaring daar geen verwijzing naar zult vinden. Dat kan niet. Ik weet zeker dat ik die toen grondig heb nagelezen.'

Mulcahy keek snel het hoofdgedeelte van de verklaring door en zoals Rinn had gezegd, stond er niets in over een taxi, alleen dat hij in een auto had gereden. Hoe had hij dat verdorie over het hoofd kunnen zien? Op de een of andere manier moest de Garda die de verklaring had opgenomen, de verkeerde gegevens hebben ingevoerd. En nu was Mulcahy een volledig verkeerde weg ingeslagen. En dat niet alleen, hij had als klap op de vuurpijl tegenover Rinn ook een volledig idioot figuur geslagen. Mulcahy stond op, bood Rinn zijn verontschuldigingen aan dat hij hem had gestoord en liep naar de deur, toen zijn oog op een klein, lichtgetint schilderij aan de muur viel: een weelderig kustlandschap met op de voorgrond een zeilboot die door het blauwgroene water sneed. Het deed hem zo sterk denken aan de zomervakanties in Cork toen hij als jongen met zijn vader ging zeilen, dat hij gewoon moest blijven staan om te kijken. Op de een of andere manier had de kunstenaar in één enkel beeld al het plezier van zeilen vastgelegd.

'Wat een prachtig schilderij.' Mulcahy boog zich er dichter naartoe om het koperen plaatje op de lijst te bekijken. Gweedore Sum- mei dooi Padraig Rinn, stond erop.

'Ja, mijn grootvader was een talentvolle amateurschilder,' zei Rinn.

'Dat zie ik.' Mulcahy's ogen werden nog steeds geboeid door het wervelende blauw en groen op het doek, maar niet zo sterk dat de andere helft van hem niet een bezorgde beweging van Rinn naast hem kon voelen. De stemming van de man leek van het ene ogenblik op het andere te zijn omgeslagen.

'Het is zo zomers/ zei Mulcahy. 'Je kunt het licht praktisch van het water voelen stuiteren.'

'Zeker.' Rinn leek zich nu ondragelijk ongemakkelijk te voelen en friemelde aan de col van zijn trui alsof hij voor het eerst voelde hoe warm de dag was. Gedurende een tel ving Mulcahy een glimp op van wat een spectaculair litteken van paars gerimpelde huid rond zijn keel leek en hij moest denken aan wat Brennan had verteld over de zware verwondingen die Rinn had opgelopen tijdens het ongeluk waarbij zijn ouders het leven hadden verloren. Dat was tenminste een verklaring voor de coltrui. Toen wist hij het weer - Brennan had iets gezegd over Gweedore. Een of ander voorval.

'Gweedore?' zei Mulcahy, terwijl hij Rinn recht aankeek. 'Dat ligt toch in Donegal?'

'Inderdaad,' antwoordde Rinn op een enigszins gespannen toon.

'Hebt u daar familie?'

'Mijn grootvader is er opgegroeid. Hij sleepte ons er elke zomer een maand lang naartoe als de rechtbanken geen zitting hadden. Stranden, veilig zwemmen, roeiboten om uit vissen te gaan. En natuurlijk het zeilen waarvoor hij een passie had.'

'Dat is te zien,' zei Mulcahy, die vond dat Rinns stem niet direct een toonbeeld van enthousiasme was. 'Ik begrijp dat u daar zelf niet erg vaak naar teruggaat?'

'Nee,' antwoordde Rinn. 'Ik ben er in jaren niet geweest. Waarom vraagt u dat?'

Weer kon Mulcahy de spanning voelen die Rinn uitstraalde.

'Zomaar,' zei Mulcahy. Wat een vreemde reactie. Waarom deed hij verdorie zo afwerend? De grootvader, misschien?

'Is dit de man in eigen persoon?' Mulcahy wees op een vergeelde oude foto in een glazen lijstje op de schoorsteenmantel. Het was een portret met hoofd en schouders van een nors kijkende man met glad naar achteren gekamd haar, een grote, vlezige neus, een zware bril met schildpadmontuur en een uitdrukking die even stijf en onbuigzaam was als de gesteven kraag van zijn overhemd die in zijn nek duwde. Ernaast stond een andere foto, handmatig ingekleurd met zachte tinten, waarop een groep jonge mannen in een soort groen uniform strak in de houding stond. Mulcahy herkende de man in het midden als degene van het portret. Hij was hierop jonger, maar met dezelfde zware bril en zo te zien een gouden ambtsketting om zijn nek. Op de achtergrond hing een lang wit spandoek met de tekst: INTERNATIONAAL EUCHARISTISCH CONGRES 1932. Rinn had geen antwoord gegeven op zijn vraag, dus draaide Mulcahy zich om en stelde hem nog eens. 'Is dit uw grootvader, meneer?'

'O, in hemelsnaam...' sputterde Rinn, nu echt nerveus. 'Ja, dat is hij. En nu alstublieft, inspecteur, als u verder niets be-langrijks meer te vragen hebt, dan heb ik echt iets anders te doen.'

Mulcahy keek Rinn een paar tellen strak aan. Toen wierp hij een laatste blik op het schilderij van de boot op het water en liep door de donkere gang naar de voordeur.

'Goed, meneer Rinn. Als u nog iets mocht invallen, dan weet u hoe u mij kunt bereiken.'

Hij zat nog buiten in zijn Saab te bedenken hoe hij Brogan moest vertellen dat zijn geweldige tip over een taxichauffeur niets anders bleek te zijn dan een typefout van een of andere stommeling in uniform, toen zijn telefoon ging. Weer een stem die hij niet herkende, van een vrouw deze keer.

'Noreen van het kantoor van hoofdinspecteur Healy, inspecteur. Hij wil met u praten.'

Mulcahy keek op zijn horloge. Vijf over halfdrie. God alleen wist hoe het verkeer zou zijn.

'Ik ben net op de terugweg, Noreen. Het zal me waarschijnlijk een halfuur kosten.'

'Zullen we dan drie uur zeggen?'

'Ja, prima.'

De verbinding werd verbroken. Hij startte de auto en reed weg. Dit was een ontmoeting waarvoor hij echt niet te laat wilde komen.

Zijn mobieltje ging weer over toen hij in Harcourt Square in de lift wilde stappen. Het was Brogan, die hem eindelijk terugbelde. Hij liet de lift vertrekken en liep naar een rustig hoekje. Nadat hij haar had gefeliciteerd met de arrestatie, vroeg hij haar naar meer details. Uit de snelheid waarmee ze praatte, kon hij opmaken dat ze er nog steeds vol van was.

'Om eerlijk te zijn,' zei ze, 'was het meer het werk van Lonergan dan van ons. Die kerel heeft geluk. Ik kan er nog steeds niet bij hoe snel het allemaal is gegaan. Toen de mensen van het Technisch Bureau het lichaam van het meisje klaarmaakten voor het postmortaal onderzoek, zag een van hen een stukje papier dat aan een hoekje van het pakplastic vastzat. Het was helemaal gescheurd, maar er stond een half leesbare getypte tekst op en een of andere code. Ik zal je vertellen, Mike, dat die lui bliksemsnel kunnen werken als ze willen. In nog geen uur hadden ze het gekoppeld aan een groothandel in tuinartikelen - Hartigans in Chapelizod. Je weet hoe dicht dat bij Phoenix Park ligt. Dus zetten we met ons allen die zaak op stelten en dat slungelige ventje bij Hartigans zegt: "O ja, dat het is het laatste gedeelte van een van onze leveringsnummers," alsof het totaal niet belangrijk is.'

Hij hoorde haar stoppen aan de andere kant van de lijn en gedempt iets tegen iemand anders zeggen. Toen kwam ze terug.

'Ben je er nog?'

'Ja, ga verder.'

'Goed, luister, ik moet er zo vandoor, dus ik kan niet in details treden, maar hier is het in een notendop. De vent van Hartigans kijkt in hun gegevens en zegt: "Ja, hier hebben we het: een levering van een halve ton kokosbastsnippers aan een hovenier die Emmet Byrne heet." En een van de plaatselijke agenten die hem kent, zegt dat Byrne een strafblad heeft voor aanranding. Dus racen we allemaal naar zijn zaak en als we daar komen, is het eerste wat we zien een wit Transit-busje waarvan de zijdeur openstaat. En op de vloer van dat busje staat niets anders dan een lading zakken met dat spul van kokosbast. En waar zijn die zakken van gemaakt? Precies dezelfde rode plastic vezels die we op de andere slachtoffers hebben aangetroffen. Ik bedoel, ze zijn zo apart dat ze letterlijk nergens anders van konden zijn. Dus hadden we hem in één klap. Het was verbazingwekkend.'

Mulcahy lachte toen ze weer stopte, haar enthousiasme werkte zelfs door de telefoon aanstekelijk. Toen moest ze afsluiten.

'Lonergan is me aan het bellen. We gaan nu de persconferentie geven. Ik moet ervandoor.'

'Ja, veel succes met...'

Maar ze had al opgehangen voordat hij de zin kon afmaken. Healy liet hem een paar minuten wachten voordat de telefoon van Noreen zoemde en hij naar binnen kon. Deze keer was het kantoor half in duisternis gehuld. Alleen het licht van een enorm plat tv-scherm aan de muur zorgde voor wat aanvulling op het beetje daglicht dat door de dichtgetrokken gordijnen voor de grote ramen viel. Healy stond bij zijn bureau met een afstandsbediening in zijn hand en zette het volume harder van wat een persconferentie bleek te zijn. De camera's toonden een lange tafel op een verhoging waarachter vier mensen zaten - één in een uniform met veel tressen, drie in burger - die met microfoons voor zich vragen beantwoordden. Een van hen was Brogan.

'Brendan, ik hoorde net...'

Healy bracht een vinger naar zijn lippen en gebaarde naar de stoel voor zijn bureau. 'Ga daar even zitten, Mike, dit is zo afgelopen. De RTE zendt deze persconferentie live uit.'

In close-up verscheen de man voor wie ze allemaal werkten. Thurloch Garvey, de zwaargebouwde hoofdcommissaris van de Garda, met zijn gerimpelde voorhoofd en zijn rookgrijze uniform met genoeg goudgalon om de economie van een derdewereldland op peil te brengen, leek graag een eind te willen maken aan de bijeenkomst toen hij vroeg of er nog vragen waren. De camera zwaaide naar het vertrek en een heleboel opgestoken armen, waarna één persoon uit de groep aandacht vragende journalisten werd uitgekozen. Mulcahy herkende meteen het zwarte, krullende haar en welgevormde lichaam van Siobhan Fallon. Dat was verdorie net wat hij nodig had met Healy naast zich.

'Vindt u het allemaal niet erg gemakkelijk, commissaris Garvey?' vroeg Siobhan met haar vertrouwde glimlach. 'Ik bedoel, een moord afgelopen nacht en u pakt tegen de lunch een verdachte op. En dat ondanks het feit dat een ander team rechercheurs al wekenlang op zoek is naar de Priester?'

Garvey steigerde. 'Dat is een belachelijke bewering. Natuurlijk is het geen kwestie van gemakkelijk of niet. Volgende vraag, alstublieft.'

De camera ging weer over de menigte verslaggevers, waaruit een verontwaardigd geroep kwam. Siobhan probeerde een aansluitende vraag te stellen, maar hoofdcommissaris Garvey negeerde haar gewoon. 'Goed,' zei hij in de microfoon. 'Als er verder niets meer is, zullen we dit nu afsluiten. Verdere vragen zullen worden behandeld door hoofdinspecteur Lonergan via de Garda-persafdeling. Dank u wel.'

Terwijl zij hun paperassen verzamelden en het vertrek verlieten, kwam de nieuwspresentator van de RTE weer in beeld en Healy richtte de afstandsbediening op de tv om het volume lager te zetten.

'Ze weet mensen wel op stang te jagen, dat meisje,' zei hij, toen hij om zijn bureau liep en in zijn draaistoel ging zitten. Mulcahy vond het verstandiger om daar niet op 15,5 te reageren.

'Het is hoe dan ook een geweldig resultaat voor ons allemaal,'

ging Healy verder.

'Zo te horen wel - en ook onderbouwd.'

'Je hebt met Claire gesproken?'

Mulcahy knikte.

'Zodra het forensisch materiaal beschikbaar is/ zei Healy, 'zal het gepiept zijn. Lonergan heeft me dat persoonlijk verteld.'

'Alleen jammer dat zijn groep met alle eer gaat strijken.'

Er was gekraak van leer van de stoel te horen toen Healy naar voren leunde, zijn ellebogen op het bureau plantte, zijn vingers tegen zijn neus drukte en Mulcahy aankeek.

'Weet je, eerlijk gezegd spijt me dat niet zo heel erg. Het zal nog een lang traject zijn om de zaak voor te bereiden voor het OM en dit hele geval is vanaf het begin slecht gelopen. Het is nooit goed als politici er te zeer bij betrokken raken.' Terwijl hij dat zei, maakte Healy een handbeweging alsof hij iets denkbeeldig in zijn prullenbak gooide. Mulcahy vroeg zich af of Healy echt vond dat het leven van een meisje de prijs was die betaald mocht worden om Lonergan en de afdeling Moordzaken de zwartepiet toe te spelen.

'Maar goed, alles is nu weer een stap verder,' vervolgde Healy.

'Alle onderzoeken worden met elkaar in verband gebracht en onder één paraplu behandeld door Lonergan en zijn team. Maar er is nog steeds een onafgewerkte zaak en dat is een zaak die de minister zo snel mogelijk achter de rug wil hebben. Dat is de Spaanse betrokkenheid, die, zoals je weet, de regering nog behoorlijk wat kopzorgen geeft. Voornamelijk dankzij jouw vriendin Fallon en haar collega's.'

Er moest een barstje zijn verschenen in de pokerface die Mulcahy dacht te hebben opgezet, want Healy glimlachte en leunde achterover in zijn stoel.

'Maak je geen zorgen, Mike. We willen alleen dat je naar Madrid gaat en een verklaring opneemt van de jonge Jesica Salazar. Ik heb vanochtend een telefoontje gehad met de mededeling dat ze voldoende hersteld is om formeel te worden ondervraagd.'

'Ik dacht dat u dat nu allemaal zelf behandelde, meneer?'

Healy schoof een beetje ongemakkelijk op zijn stoel. 'Ja, maar volgens die kerel Martmez die ons belde, staat senor Salazar erop dat het vraaggesprek wordt gevoerd door iemand die het meisje kent, namelijk door jou. Daarbij speelt ook het voordeel van samenhang in het bewijsmateriaal en de minister legt er bijzonder de nadruk op dat er geen mazen in het juridische proces mogen zitten als gevolg van de, eh, onorthodoxe manier waarop zij aan onze jurisdictie is onttrokken. Vooral met het oog op de mogelijke dreiging van een parlementaire enquête. Dus omdat jij haar eerder hebt ondervraagd en de gevoeligheden van alle betrokkenen kent, dachten wij dat jij de juiste man voor die taak zou zijn.'

Mulcahy moest zich ervan weerhouden om te glimlachen. Hij wist donders goed dat dit alleen het werk van Javier Martmez kon zijn. Hoeveel connecties moest hij hebben aangesproken om dat erdoor te krijgen?

'Nou? Heb je daar niets op te zeggen?'

'Ja. Ik bedoel, nee, meneer/ stotterde Mulcahy. 'Gaat er nog iemand anders mee?'

'Nee, je gaat daar alleen naartoe om een verklaring van haar op te nemen. Iemand anders kan er als getuige bij aanwezig zijn. Ik zal Lonergan vragen of hij jou een paar foto's wil meegeven van de kerel die ze hebben gearresteerd, zodat je kunt proberen een positieve identificatie te krijgen. Maar misschien is dat in dit stadium niet noodzakelijk. Er wordt gezegd dat het meisje zich nog steeds niet veel kan herinneren van het gebeuren. Dus is het grotendeels een formaliteit, maar we moeten laten zien dat we snel op hun aanbod reageren. Lonergan kan altijd een van de ondergeschikten van zijn afdeling sturen als ze daarna nog met iets nieuws komt. Ik wil alleen dat het nu van onze kant wordt afgesloten, goed?'

'Natuurlijk.'

'Goed. Praat buiten met Noreen over de reis. Alles is geregeld en je vertrekt morgen. De termijn is kort, ik weet het, maar we willen dit zo snel mogelijk achter de rug hebben.'

'Geen probleem.' Mulcahy wierp een blik op Healy, die nu blijkbaar weer in beslag werd genomen door het zwijgende televisiescherm aan de muur. 'Is dat alles, Brendan?'

'Nee, Mike, er is nog één ander ding.' Healy leunde voorover in zijn stoel. 'Ik kreeg vanochtend een telefoontje van hoofdinspecteur Murtagh van de zuidelijke regio. Hij zei dat er in Cork een baan was vrijgekomen, waarop jij zou willen solliciteren.'

Mulcahy's stemming steeg. Dowling moest eindelijk hebben ingestemd met het compensatiepakket - en zijn timing had niet beter kunnen zijn. 'Ja, hoofd van de afdeling Narcotica van de zuidelijke regio. Hij denkt dat ik er geschikt voor zou zijn.'

'Ik twijfel er niet aan dat je dat bent, Mike,' zei Healy met een glimlach. 'Ik twijfel er geen moment aan. Maar zoals ik tegen hoofdinspecteur Murtagh zei, ben ik bang dat je niet beschikbaar zult zijn om zijn aanbod aan te nemen.'

Mulcahy voelde zich ineens heel leeg vanbinnen en zijn hoofd leek vol lucht te zijn gepompt.

'Neem me niet kwalijk?'

'Ik zei dat ik tegen Murtagh heb gezegd dat je niet vrij zou zijn om dat aan te nemen.'

'Waarom verdorie niet?'

'Nou, ik zou zo denken dat dat voor zich spreekt. Met Brogan die in de nabije toekomst niet beschikbaar is, omdat ze bij Lonergan zit, komen we hier een inspecteur tekort, dus kan ik het me uiteraard niet veroorloven jou ook nog kwijt te raken. Vooral niet in het huidige klimaat. Je zult bij de afdeling Zedenmisdrijven moeten blijven tot we Brogan terug hebben.'

Het raakte hem als een stomp in zijn maag, een echte rake stomp, waardoor Mulcahy voelde hoe de lucht uit zijn lijf werd gedreven.

'Maar in hemelsnaam, Brendan, dat zou een eeuwigheid kunnen duren. Hoe zit het dan met die baan? Ik heb maanden op een dergelijke mogelijkheid gewacht.'

'Ik weet dat het niet leuk is, Mike, maar ik kan het me echt niet veroorloven je nu te laten gaan. Zelfs als ik je een gunst had willen bewijzen' - hij zweeg even en vulde de korte stilte met een wraakgierig lachje - 'zou ik niet in de positie hebben verkeerd om het te doen. Tenzij ik mijn eigen graf had willen graven. En Murtagh was trouwens erg begripvol en ik weet zeker dat hij je dat zelf ook zal vertellen. Dus als je terug bent uit Madrid, kun je Brogans kantoor nemen en dan zal ik contact met je opnemen over haar takenpakket. We zullen je natuurlijk ook wat mensen moeten geven, omdat zij al haar mensen heeft meegenomen.'

Mulcahy hoorde de rest zelfs niet meer. Een vreselijk gebons in zijn hoofd blokkeerde al het andere.

Hij moest ergens naartoe, ergens waar hij rustig kon gaan zitten om die folterende pijn die zich in zijn schedel leek te hebben gevestigd, te stoppen. Jezus, wat een idioot was hij geweest. Hoe was het mogelijk dat hij het niet had zien aankomen? Hij had Murtagh zelf moeten bellen zodra hij had gehoord dat Brogan werd overgeplaatst, om hem te vragen wanneer hij misschien nodig was. Dan had hij tenminste voorbereid aan dat gesprek met Healy kunnen beginnen en een soort fait accompli bij de hand kunnen hebben. Maar nu? Nu was hij stomweg geflest. Hij keek naar het reisschema in zijn hand. Noreen was meteen van wal gestoken toen hij het kantoor uit kwam. 'Het is de Aer Lingus-vlucht naar Madrid van negen uur vijftien, inchecken om kwart over acht, aankomst...' Weer bleef er bijna geen woord van hangen. Zonder nadenken was hij naar beneden gegaan, naar de vierde verdieping. Hij zag dat de deur van de recherchekamer openstond en wist dat het de enige ruimte was die nu gegarandeerd leeg was. Maar hij had het weer mis. Zo verrekte mis.

'Hoe gaat-ie, inspecteur?'

Godallemachtig, wat deed Cassidy hier verdomme?

'Brigadier, ik had gedacht dat we jou nooit meer zouden zien.'

'Dat is dan pech hebben,' bromde Cassidy, die een A3-vergroting van Catriona Plunkett van het bord haalde en oprolde. Gedurende een tel schoot de afschuwelijke gedachte door Mulcahy's hoofd dat ook Cassidy misschien niet naar Moordzaken ging en dat van hem werd verwacht dat hij in de nabije toekomst met de man ging samenwerken... maar het leek erop dat hem die vernedering tenminste bespaard bleef.

'Ik was net op de terugweg van het postmortaal onderzoek van het meisje/ zei Cassidy. 'Ik dacht dat ik net zo goed even hier langs kon gaan om nog wat dingetjes op te halen. Ze was pas veertien, weet u.'

Er klonk echte woede in Cassidy's stem door, een vage hint dat ook hij de toevlucht van een lege recherchekamer had gezocht om enigszins tot rust te komen. Mulcahy dacht aan het dode meisje en voelde het gewicht van een tragedie die aanzienlijk groter was dan zijn eigen carrièreproblemen die op hem drukken.

'Christus, dat is jong,' zei hij. 'De identificatie is dus vrij snel gegaan?'

Cassidy knikte, haalde een paar fotokopieën van forensische rapporten van de muur en legde die op de stapel voor hem. 'Paula Halpin uit Dartry. Ze stond geregistreerd bij Vermiste Personen. Dinsdagavond was ze door haar ouders als vermist opgegeven. Ze zou sigaretten voor haar moeder gaan kopen en kwam niet terug.'

'God, hoe moet je daarmee verder leven?' zei Mulcahy, die dacht hoe schuldig de moeder zich moest voelen. 'Uit Dartry, zei je?'

Om de een of andere reden was het vreemd. Maar aan de andere kant bestond er geen speciaal geografisch verband tussen de slachtoffers van de Priester. Cassidy keek hem aan alsof hij wilde zeggen: en wat dan nog?

Mulcahy besteedde er geen aandacht aan. 'En hoe ging het PO?

Is er een doodsoorzaak?'

Cassidy bleef hem aanstaren alsof hij niet zeker wist of hij het hem wel ging vertellen. Ten slotte draaide hij zich weer om en knikte. 'De eerste resultaten wijzen erop dat ze is overleden aan een ernstig myocardiaal infarct.'

'Een hartaanval?'

'Ja, teweeggebracht door de shock van de ernst van haar verwondingen, zei de arts. Schijnbaar leed ze vanaf haar geboorte aan hartruis. Blijkbaar was dat voor haar genoeg - maar ze onderzoeken dat nog.'

'Het arme kind.' Mulcahy schudde zijn hoofd.

'Zeg dat wel,' zei Cassidy onder het weglopen.

De Long Hall was verlaten, omdat de drukte van de lunchtijd allang voorbij was en het nog te vroeg was voor de stamgasten van na het werk. Mulcahy, die dankbaar was voor het gevoel ein-delijk alleen te zijn, klom op een kruk aan de lange mahoniehouten bar en bestelde een pint bier. Hij dacht aan de laatste keer dat hij hier was geweest met Siobhan Fallon en aan die andere avond - die avond en nacht die ze samen hadden doorgebracht voordat die hele zaak over de Priester tot een uitbarsting kwam. Christus, wat een regelrechte puinhoop waren de afgelopen weken geweest. De barkeeper keek hem op een vreemde manier aan toen hij het glas neerzette en Mulcahy besefte dat hij over de bar geleund had gezeten, over zijn slapen had gewreven en als een krankzinnige in de enorme Victoriaanse spiegel achter de bar had zitten staren. Hij ging rechtop zitten, rekte zich uit, ademde diep in en toen weer uit. Hij greep het glas en nam een grote slok. Meteen had de stroom koud bier een kalmerend effect op zijn systeem. Toen deed de gedachte aan het verlies van de baan in de zuidelijke regio zijn maag weer draaien. Hij nam nog een teug en probeerde de situatie rationeel te overdenken. Het kon Brogan en de anderen maanden kosten om de zaak voor het OM voor te bereiden, aangenomen dat ze de juiste man te pakken hadden. En nu ze die Byrne in hechtenis hadden, kon je er zeker van zijn dat ze de tijd zouden nemen om het goed te doen. Vanwege Healy's onbuigzaamheid zou intussen elke gelegenheid die zich bij Narcotica voordeed, voor hem taboe zijn. Met andere woorden, hij kon geen kant op en zou al zijn tijd moeten besteden aan het jagen op mannen die hun vrouw sloegen, aanranders en kinderverkrachters.

Mulcahy begon in gedachten door zijn adresboek van invloedrijke kennissen te bladeren. Wie kon hij bellen om hem te helpen uit deze impasse te raken? Maar hij wist dat het zinloos was. Hij had zijn hele voorraad verleende gunsten opgebruikt toen hij terugkwam uit Madrid en het enige wat hij daarmee had bereikt was een plaats bij de NBCI, waar hij verantwoording verschuldigd was aan Brendan Healy. Hij nam weer een grote slok. De gedachte aan zijn carrière die naar de bliksem ging - waarbij Healy vrolijk aan de touwtjes trok - was bijna te erg om te verdragen. Misschien werd het tijd om het onvermijdelijke onder ogen te zien, dacht hij, terwijl hij het laatste restje bier in zijn glas liet ronddraaien. Misschien werd het tijd om de handdoek in de ring te gooien.

Hij wilde nog een bier bestellen, toen hij weer een glimp van zichzelf in de spiegel opving en er iets in zijn hoofd klikte. Wat had hem dwarsgezeten toen Cassidy het eerder over het vermoorde meisje had? Paula Halpin. Uit Dartry. Dat was het. Dar-try was niet ver uit de buurt van het huis van zijn ouders. Beter gezegd, het lag kilometers verwijderd van Chapelizod, waar Byrne woonde en werkte, maar was slechts een paar honderd meter van Palmerston Park en Rinns huis.

Hij probeerde de gedachte van zich af te zetten. Het was zinloos om zich daarop te concentreren. Er was iemand gearresteerd. En ook al deed Rinn een beetje vreemd over zijn verleden, verder leek hij een heel fatsoenlijke vent. Er was zelfs nauwelijks sprake van een toevallige samenloop van omstandigheden. Toch bleef het feit onstuitbaar door zijn hoofd spelen: Dartry. In gedachten zag hij een jong meisje van veertien met een melkwitte huid en bruin krullend haar vanaf Milltown Bridge over Dartry Road slenteren langs de oude Laundry Mills en Trinity Hall. In haar hand hield ze een rood plastic portemonneetje dat leek te kloppen en bonzen en om haar hals hing een glinsterend kruis. Maar in plaats van de heuvel op te lopen naar licht en leven, sloeg ze af om een kortere weg te nemen door...

'Wilt u er nog eentje, baas?'

Geschrokken werd Mulcahy uit zijn gedachten gerukt door de barkeeper, die een leeg glas ophield. Hij schudde zijn hoofd, stopte zijn hand in zijn zak en haalde zijn telefoon tevoorschijn.