16
‘Een labyrint,’ zei Teresia, ‘daar lijkt het nog het meest op.’
Ze stonden gefascineerd te kijken naar het eerste van de drie resterende vellen papier, dat nu langzaam zijn geheim begon prijs te geven door het poeder dat Fadl erin wreef. Het vulde zich met tekens precies zoals het blad met de tekst van de filosoof Porfyrius. Alleen stonden deze tekens los van elkaar, zoals El Royol de beeldgedichten van de dichter Porfyrius had beschreven, wat in het Arabisch vrijwel onmogelijk zou zijn. De teleurstelling was op Fadls gezicht te lezen. De Latijnse tekst bleef voor hem onleesbaar. Met al zijn kennis van letters en hun vormen voelde hij zich tamelijk onbenullig.
‘Wat is de volgorde?’ mompelde hij, terwijl hij in gedachten de figuren van Yasirs plafond op de tekst probeerde te projecteren. Welk van de drie afbeeldingen hoorde bij dit blad?
‘Het is een fragment van een kroniek.’
Teresia’s stem schudde hem wakker uit zijn overpeinzingen. Ze stond over zijn schouder mee te lezen, alleen richtte zij haar aandacht op de inhoud terwijl Fadl in de vormen van de letters de weg in de doolhof zocht.
‘Een kroniek...,’ herhaalde hij, ‘waarvan?’
‘Het gaat over een gebeurtenis ruim twintig jaar geleden, de slotfase van de grote opstand van Ibn Hafsun, de rebellenleider die emir Abd Allah bijna van zijn troon stootte.’
Ze vertaalde al voorlezend het Latijn:
Na de verovering van Bubashtir, het hoofdkwartier van de zonen van de rebellenleider Umar Ibn Hafsun, gaven ook de andere opstandelingen zich over en keerde de rust in het land terug. Deze roemrijke overwinning vergrootte het aanzien en de macht van emir Abd al-Rahman III, die kort daarna de titel van kalief en emir van de gelovigen aannam, evenals de erenaam al-Nasir li-dini llah – hij die zegeviert in de strijd voor het geloof van Allah – waarmee hij de onbetwistbare heerser was van al-Andalus. Zo was nu eindelijk ook in naam de band met Bagdad doorgesneden. Op de vijftiende muharram van het jaar 316 – in de christelijke jaartelling 10 maart 928 – vertrok de vorst uit Qurtuba, vergezeld door de dertienjarige prins al-Hakam die hij als opvolger had uitverkoren. De triomfmars ging langs Istija, de plaats die als eerste door de kalief op de rebellen veroverd was, waarna de vorst en zijn gevolg het onherbergzame gebied bereikten waar de zonen van de rebellenhoofdman zich in zijn hol van verderf verborgen hadden. De kalief betrad het bolwerk waarop nu de witte banier van de Umayyaden wapperde.
Nadat hij dankbetuigingen had uitgesproken aan de Allerhoogste, de Machtige, de Barmhartige die de triomf had verordend van hen die Hem gehoorzamen, liet hij zich rondleiden. Daarna gaf hij het bevel de stoffelijke resten van de rebellenleider op te graven. Het lijk van de afvallige, die zich enkele jaren daarvoor tot het christendom had bekeerd en daarmee de Profeet – vrede zij met hem – in het gezicht had gespuwd, werd aangetroffen op de wijze waarop de christenen hun doden gewoon zijn te begraven. Daar lag Umar Ibn Hafsun, de kiem van hypocrisie, op zijn rug, met de armen gekruist op zijn borst en het hoofd naar het oosten gericht. Het lichaam van de misdadiger werd naar Qurtuba vervoerd en voor de Bab al-Sudda aan houten palen bevestigd, die werden opgericht tussen de kruisen waaraan de kadavers van de andere verdorven zonen van de rebel al hingen, Sulaiman en Hakam, opdat ze door het volk veracht en vervloekt zouden worden.
Fadl had zwijgend toegeluisterd en knikte nu instemmend. Het waren vrijwel letterlijk de woorden die meester Ahmad al-Razi had gebruikt in zijn geschiedenis van al-Andalus. Waarom vertelde Yasir hun dit? Waarom had hij zoveel moeite gedaan om een tekst die straks door iedereen gelezen kon worden onzichtbaar en in het Latijn aan het papier toe te vertrouwen? Wat had hij in de tekst verborgen? Hij betwijfelde of ze zonder de boeken met de beeldgedichten van Porfyrius en Hrabanus Maurus ooit de waarheid achter deze letters zouden kunnen ontdekken. Zijn gedachten stokten. ‘ Wat ik hier geschreven heb, is de waarheid…,’ luidde het eerste epistel van Yasir en hij had eraan toegevoegd: ‘... maar sommigen zijn de waarheid opzettelijk vergeten of willen de waarheid verbergen.’
Aan het slot had hij geschreven dat hij handelde in het landsbelang. Was er een verband tussen het verhaal over de ondergang van de rebellenleider en de verborgen boodschap? Wie had de historiograaf ondervraagd om de toedracht van het gebeurde te achterhalen? Waren die personen betrouwbaar geweest of had hij met een gewillig oor geluisterd naar verslagen van lieden die de kalief gunstig gezind waren en zijn handelen in een goed daglicht wilden stellen? Had de student dáárop gedoeld toen hij meester Ahmad zijn lastige vragen stelde? Of was dit fragment willekeurig gekozen en had het niets te maken met de verborgen tekst?
Het waren te veel vragen in de avond van deze enerverende dag. Het duizelde Fadl, die bovendien verscheurd werd door een huizenhoog schuldgevoel. Hij moest iets doen, als hij maar wist wát. Plotseling overviel hem de neiging als een gek te gaan schreeuwen, in het rond te springen, zijn kleren aan stukken te scheuren, zijn haren uit zijn hoofd te trekken, in ieder geval iets anders te doen dan passief te staren naar letters die hij niet kende en die hem niets zeiden. Maar zulke emotionele uitspattingen lagen nu eenmaal niet in zijn aard. Hij zou iets heldhaftigs moeten doen, maar wat in godsnaam? Met een wanhopige uitdrukking op zijn gezicht richtte hij zich tot Teresia, intussen vanuit zijn ooghoek argwanend kijkend naar de misdienaren, die in de ruimte naast hen bezig waren zich te ontdoen van hun gewaden.
‘Wat doe ik hier!’ fluisterde hij geagiteerd. ‘Mijn ouders en mijn zwangere vrouw worden op dit ogenblik ergens tegen hun zin vastgehouden en ik sta hier raadseltjes op te lossen!’
‘De oplossing van die raadseltjes is het losgeld waarmee je ze terug kunt krijgen,’ antwoordde ze rustig. ‘We zijn hier veilig. Een van die misdienaren is een neef van mij. Hij heeft me gezegd dat je vannacht in het gastenverblijf van het klooster kunt slapen. Je kunt er via een gang vanuit de kerk komen. Wil je misschien eerst iets eten?’
Fadl knikte afwezig. Behalve een paar van de hapjes op het kerkhof had hij niets gegeten. Hij vroeg zich af hoe Teresia het klaarspeelde onder alle omstandigheden zakelijk en praktisch te blijven. Haar koelbloedigheid was bewonderenswaardig. Ze had gelijk, hij moest zijn gedachten in een andere richting sturen, anders zou hij gek worden van bezorgdheid. Hij trok met zijn vinger een verticale lijn door het hart van de tekst en dwong zichzelf de letters te bestuderen die van boven naar beneden in die denkbeeldige baan stonden. Teresia leek zijn bedoeling te begrijpen. Haar vinger volgde de zijne totdat de letters vanaf de achtste regel blijkbaar iets begonnen te betekenen.
MENDACIVM VBIQUE REGIT stond er. ‘De leugen regeert alom,’ vertaalde ze hardop. Ze keken elkaar aan.
‘Kun je deze plafondschildering van Yasir voor me tekenen?’ vroeg ze. Op zich was het een simpele afbeelding, maar omdat Fadl geen Latijn kon lezen, kon hij zich de andere tekens maar vaag herinneren. Hij wist nog dat er links en rechts van de vlag twee figuren hadden gestaan die deden denken aan de opgerichte reptielen waarmee slangenbezweerders op straat optraden. Midden onder de vlag wist hij een figuur als een winkelhaak rustend op de hoek, en boven de vlag een soort vork waarvan de steel er links naast stond. Ze stonden nog steeds in de kloosterhof naast de kerk. Het was er doodstil, want de monniken hadden zich naar de refter begeven voor de avondmaaltijd. Bij het licht van de maan tekende Fadl de figuren ruwweg in de roodachtige aarde. Teresia scheen onmiddellijk te begrijpen wat ze betekenden.
‘I-E-S-V-S,’ spelde ze. ‘Precies zoals El Royol het beschreef: het Christusmonogram en de naam van Jezus.’
‘De profeet Isa.’
Ze keek hem met één opgetrokken wenkbrauw schuins aan.
‘Moet je dat eraan toevoegen?’ fluisterde ze.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Gewoonte.’
‘Als je het al een gewoonte kunt noemen, dan is het in ieder geval een slechte gewoonte. Het is een ontkenning van wat Hij was: de zoon van God, de Verlosser.’ Ze sprak zachtjes ofschoon er niemand was die hen kon verstaan.
‘Verlosser van wat?’
‘De zonden van de wereld,’ siste ze vlakbij zijn oor. ‘Bedenk waar je nu bent!’
Fadl voelde de irritatie en het ongeduld als een oprisping omhoog borrelen. Hij wiste de lijnen uit met de zool van zijn schoen en draaide zijn hak er nog eens doorheen.
‘Zullen we ons tot ons eigen probleem beperken in plaats van de zonden van de mensheid erbij te betrekken? Dit is al moeilijk genoeg. Het is trouwens onzin. Iedereen wordt straks beoordeeld naar zijn daden en niemand kan die schuld van je overnemen. Als je een goed mens bent en je volgens de regels leeft die ons door de Profeet zijn doorgegeven, dan heb je geen verlosser nodig. Wat staat er in het kruis schuin door de tekst?’
Het was puur toeval dat ze de makkelijkste van de drie figuren het eerst gevonden hadden. Nu was het zoeken naar de X die door de vlaggenstok geschreven was.
Teresia volgde de reeks letters van linksboven tot aan de rechter onderhoek van de tekst. POPVLVS DECIPI VVLT ERGO CLAVSVS OCVLIS – ‘het volk wil bedrogen worden dus met gesloten ogen…’ haar vinger verplaatste zich naar de linker onderhoek en volgde de letters schuin door de tekst naar boven. … POPVLVS DECEPTOREM SEQVITVR – ‘volgt het volk de bedrieger’, NESCIVS EST – ‘onwetend is het.’
‘Allemaal gemeenplaatsen,’ meende Fadl. ‘Hier wordt natuurlijk de rebel Ibn Hafsun bedoeld. Hij heeft het volk bedrogen door de islam afvallig te worden en zich tot het christendom te bekeren. Juist toen hij op het punt stond de macht in Qurtuba te grijpen. Een domme zet. Terwijl hij hoopte daardoor meer christenen voor zijn zaak te winnen, kostte dat hem juist het grootste deel van zijn aanhang die bestond uit muwalladen.’ Fadl kende de geschiedenis van al-Andalus als geen ander. ‘Wat worden we hier wijzer van?’
Teresia schudde haar hoofd en volgde nog eens de lijnen in de tekst.
‘Kijk,’ zei ze, ‘deze woorden zijn makkelijk te vinden, zelfs als je de afbeelding niet kent. Maar met de letters in de naam IESVS wordt het lastiger. Ik denk dat de werkelijke boodschap daarin verscholen ligt.’
‘De vlag. Je hebt alleen de stok maar nog niet de vlag.’
Vanaf de M van MENDACIVM probeerde Teresia de lus van de P te ontdekken. Het was direct duidelijk dat daarnaast NON stond. Waar het verderging was gissen.
‘Kijk, hier naar rechts, dan omlaag en dan schuin weer naar links terug naar de stok. NON TACEBO – ik zal niet zwijgen. Ik denk dat het dat is.’
‘En de winkelhaak?’ vroeg Fadl, in het midden onderaan de tekst een V aanwijzend.
Haar ogen zochten en vonden. ‘VERITAS VINCET – de waarheid zal overwinnen.’
‘Hier komen we geen stap verder mee. Je broer speelt een spelletje met ons.’
‘We laten het even rusten. Kom, we moeten ons haasten voor de maaltijd.’
Ze waren de laatsten die aanschoven. Er volgde een kort gebed, waarna de schotels rondgingen. Fadl vreesde dat ze hem hompen varkensvlees zouden voorzetten. Tot zijn opluchting bleek het linzenpuree en groentesoep en in plaats van de overdaad aan wijn die hij verwacht had, was er melk. Wat bleef er over van de wilde verhalen over de drinkgelagen van de christenen en over de herbergen bij de kloosters, die dagelijks door het drinklustige volkje bezocht werden?