30
‘Als het verhaal dat de slavin van Ibrahim vertelt waar is, dan bevestigt het dat de jonge emir Al-Mundhir waarschijnlijk wel in het legerkamp voor Bubashtir ziek is geworden, maar dat hij niet aan die ziekte is gestorven. Daar heeft Ibrahims grootvader Ishaq hem een handje bij geholpen, in opdracht van Al-Mundhirs broer en opvolger, emir Abd Allah. Ik zou alleen ontzettend graag willen weten hoe hij dat gedaan heeft zonder argwaan te wekken. Jammer dat ze je dat niet kon vertellen.’
Ze zaten in het comfortabele gastenverblijf van een serail in de rijke buitenwijk van Qurtuba, een herberg die bezocht werd door vermogende handelaren uit het Oosten en Ifriqiya en pelgrims en studenten uit andere steden in al-Andalus, op weg naar Medina en Mekka, of naar Fez of Bagdad en Damascus. Deze keer had Teresia voor hun onderdak betaald. Waar ze het geld vandaan haalde zou Fadl graag willen weten maar hij vroeg haar niets. Hij was erin geslaagd zijn verontwaardiging over haar gedrag te verbergen toen hij het verslag van haar gesprek in het badhuis aanhoorde. Nog één keer had hij haar nodig voor het ontcijferen van het laatste blad, dan moest hij van haar af zien te komen. Zij deed alsof er niets aan de hand was en ze even goede vrienden waren als voorheen, maar hij was haar aanhoudende leugens meer dan zat.
‘En dat is, na de valse verspreiding van het gerucht dat Ibn Hafsun het christendom omarmd zou hebben, de tweede misdaad die de emir op zijn geweten heeft,’ concludeerde Teresia.
‘Ho even,’ zei Fadl, zijn wijsvinger waarschuwend in de lucht heffend. ‘Als ik iets geleerd heb van meester Muhammad al-Razi, dan is het dat je nooit op één verklaring af mag gaan. Hij probeert een feit altijd te staven door een eensluidende verklaring van een tweede en zo mogelijk een derde getuige, onafhankelijk van de vorige.’
‘We wéten dat hij een moord heeft gepleegd, Fadl.’
‘Zo noemt Yasir het voortdurend. Maar hebben heersers niet sinds onheuglijke tijden hun rivalen uit de weg geruimd als ze de kans kregen, zowel hier als in het oosten en in de christelijke vorstendommen in het noorden? Niemand maakt zich daar druk over.’
‘Omdat het buiten ons gezichtsveld gebeurt? Omdat het nu eenmaal de eeuwige hofintriges zijn? Is het daarom minder erg?’
Fadl schudde zijn hoofd. ‘Natuurlijk niet, het blijft een laag vergrijp, zeker omdat hij een ondergeschikte ermee belastte die niet kon weigeren. We zouden een onomstotelijk bewijs hebben als we de brief konden bemachtigen die ze voor de joodse arts naar het paleis bracht.’
‘En die ze aan Fatima gaf,’ beaamde Teresia. ‘Wie kan die Fatima zijn?’
‘Ze noemde haar Umm Fatima?’
Teresia knikte en Fadl fronste peinzend zijn voorhoofd. Het voorvoegsel umm voor haar naam betekende dat ze de man wier eigendom ze was een zoon had geschonken. Een koningszoon in dit geval.
‘Dat moet de dochter van Al-Mundhir zijn. Ze is later een van de vrouwen van de kalief geworden en heeft hem een zoon geschonken, terwijl ze de dochter van zijn oud oom was! Waarschijnlijk werd Ishaq gekweld door gewetenswroeging en heeft hij haar kort voor zijn dood vergiffenis willen vragen voor de moord op haar vader. Helaas kan ze dat niet bevestigen, ze leeft niet meer.’
Hij bracht het boek tevoorschijn dat nog steeds zorgvuldig onder zijn kleren verborgen zat en bladerde het door. Achtentwintig beeldgedichten, waarvan de meeste geschreven waren met witte letters op een achtergrond van diepwarme kleuren, toonden zich in al hun pracht en raffinement. De figuren in die gedichten waren zichtbaar gemaakt door de achtergrond een andere kleur te geven. Sommige bestonden uit geometrische figuren, andere uit Griekse letters en weer andere uit dieren, bloemmotieven, engelen of kruisen. Tussen deze bonte verzameling viel het eerste gedicht onmiddellijk op: de Christusfiguur met rode en zwarte letters op een achtergrond van oker. De gouden stralenkrans met een smaragdgroene rand rondom het hoofd van de heiland, het zwarte haar met de witte letters daarin en de rode lendendoek sprongen hieruit naar voren. Ook zonder dat hij Latijn kende, kon Fadl de regelmaat van het schrift bewonderen en het onbeschrijfelijke geduld waarmee de maker de gedichten had samengesteld, zo dat de tekst van de figuren naadloos doorliep in de tekst er omheen. Teresia keek mee met een mengeling van nieuwsgierigheid en verering voor de beeltenis van Gods zoon. Ze sloeg een kruis.
‘Het boek van Hrabanus Maurus?’ fluisterde ze alsof iemand hen hier kon horen. Ze hadden een kamertje op de eerste verdieping vlak boven de stallen en de geluiden van de dieren daar beneden waren luid genoeg om hun stemmen te camoufleren.
Fadl knikte. Hij trok het door Yasir beschreven en inmiddels danig verfomfaaide blad papier uit zijn hemd en legde het naast de afbeelding.
‘Wil je de woorden voor me vertalen?’
In de tekst van Yasir over de inhuldiging van de kalief na de dood van zijn grootvader Abd Allah, die met zwarte letters op het blanke papier was geschreven, was het lastig zoeken naar de regels die overeenkwamen met de figuur van de abt. Bovendien moest ze eerst diens aanwijzingen bestuderen hoe zijn tekst gelezen moest worden. Door daarna minutieus de regels en de letters te tellen en de volgorde te volgen waarin de letters de woorden vormden, kon ze uiteindelijk Yasirs boodschap ontcijferen. Haar oog viel het eerst op de lendendoek, die vrij gemakkelijk te lezen was.
‘TANTVM IN VERBO ET QVOQVE IN SPIRITV ET FACTO REX PIVS ET RELIOGIOSVS EXEMPLVM DEBET ESSE – zowel in woord als in geest en daad moet de gelovige en vrome vorst een voorbeeld zijn.’
‘Een waar woord,’ beaamde Fadl. Had emir Abd al-Rahman III zich niet Amir al-Muninin –leider der gelovigen – genoemd toen hij zichzelf tot kalief verhief? Het paste naadloos in het verhaal over zijn troonsbestijging en wat daarna gebeurd was, net als de tekst van de abt in het gedicht over de verlosser, waar de woorden in de lendendoek luidden:
‘Hier raakt het kleine kleed aan wat de sterren bevat, en slechts met de palm van zijn hand begrenst hij alles.’ Maar die laatste perfectie kon alleen Teresia zien. Ze liet haar vinger langs de linker bovenarm van de Christusfiguur glijden tot aan de baard en het voorhoofd en zocht dezelfde regel in de andere tekst.
‘MVLTAS RES HISTORICVS ADVLTERAVIT – vele zaken heeft de historicus vervalst.’
Ze keken elkaar met grote ogen aan. Noemde Yasir zijn meester al-Razi een vervalser of werd er over historici in het algemeen gesproken?
Ze las de tekst vanaf het voorhoofd via de baard en bovenarm tot in de rechterhand:
‘VSVRPATOR CONSAGUINEI NECAVIT – de usurpator heeft zijn bloedverwanten gedood.’
‘Het gaat alweer over Abd Allah die zijn broer AlMundhir liet vermoorden door de joodse arts. Krijgen we nog iets nieuws te horen?’ spotte Fadl, licht geïrriteerd door de beschuldiging aan het adres van zijn meester en dit oude nieuws. Hij begon ongeduldig te worden.
‘Bloedverwanten,’ beklemtoonde Teresia het meervoud en vervolgde onverstoorbaar: ‘In de linker onderarm, doorlopend langs de borst en de buitenkant van het linkerbeen:
IN DOMO REGIS INVENIS DOCVMENTVM CULPAE REGIS – in het huis van de vorst tref je het document aan van de schuld van de vorst.’
‘Tot die conclusie waren we ook al gekomen,’ bromde Fadl, ‘maar hoe kun je gaan rondneuzen in het hol van de leeuw, Madinat al-Zahra!’
‘Aan de binnenkant van beide benen: IN SCELERE NEPOS EXEMPLVM AVI SEQVITVR – in de misdaad volgt de kleinzoon het voorbeeld van de grootvader.’
‘De kalief…!’ brachten ze tegelijkertijd vol ontzag uit.
‘En vervolgens aan de buitenkant van het rechterbeen, langs de borst naar boven en in de rechter onderarm: OCCIDET ET MVTILAVIT ANCILLAM ET CONIVGEM SVAM – hij heeft zijn slavin gedood en bijvrouw verminkt.’
‘De kalief…?’
Het werd even stil terwijl de waarheid tot hen doordrong. Dit was een gerucht dat nooit buiten de harem had mogen treden. De kalief, de leider der gelovigen en opvolger van de profeet, hij die de erenaam al-Nasir li-dini llah –hij die overwint in het gevecht voor het geloof van Allah – droeg, was híj een brute moordenaar, een monster dat vrouwen verminkte en vermoordde?
‘En dan dit,’ vervolgde Teresia, die het eerst van de ontsteltenis bekomen was, ‘in de stralenkrans: ECCE FAMILIA HOMICIDARVM – ziehier het geslacht van moordenaars!’
‘Mijn God, dit is majesteitsschennis, dit is hoogverraad…,’ fluisterde Fadl. ‘Als iemand hier lucht van krijgt…’
‘Dan hang je aan de Bab al-Sudda, net als Yasir,’ stelde Teresia nuchter vast.
De arme kopiist was wit weggetrokken. Zijn gretigheid om de overgebleven woorden te ontdekken was op slag verdwenen. Teresia maakte haar werk echter consciëntieus af terwijl om haar lippen een genoegzame glimlach speelde. Alleen de letters die het haar vormden en de ogen, neus, mond en kin, de tepels en de navel van de heiland moesten nog ontcijferd worden, daar waar in de oorspronkelijke tekst geschreven stond: ISTE EST REX IVSTITIAE – dit is de koning der rechtvaardigheid – en ORDO IVSTVS DEO – een rechtvaardige orde door God. Ze las die tekst hardop voor, zoekend naar de overeenkomstige letters op het andere blad, wat een lastig karwei was omdat de letters niet in een logische volgorde stonden.
De gedeeltelijke oplossing van het beeldgedicht van Yasir met de Christusfiguur – zie het origineel van Hrabanus Maurus aan het slot van dit boek
Fadl vroeg zich intussen af hoeveel de tekst van de abt te maken had met de verborgen boodschap van Yasir. Het leek alsof de schrijver bedoelde dat de vorst ter verantwoording geroepen diende te worden voor zijn daden en daar een berechting op moest volgen. De Latijnse tekst doelde onmiskenbaar op het oordeel dat geveld zou worden in de wereld die hierna kwam, maar was dat ook wat de Arabische schrijver met hem voor had?
‘Vindicate velatam,’ prevelde Teresia half verstaanbaar, als een orakel in trance.
Op dat moment doorkliefde een verpletterende slag de deur van hun kamer. Drie gemaskerde mannen stormden naar binnen en grepen Teresia en de geschriften waar ze mee bezig was. Ze snoerden haar onmiddellijk de mond zodat ze geen kans kreeg een geluid uit te brengen. Maar ze verzette zich als een furie, zodat ze haar met zijn drieën nauwelijks de baas konden worden. Alsof Fadl door een gespannen boog werd afgeschoten, zo spurtte hij er op hetzelfde ogenblik vandoor. Zonder om te kijken vluchtte hij het serail uit, zo snel zijn benen hem konden dragen. Hij hoorde nog net een van de mannen iets schreeuwen voordat hij in de schemerige straten verdween. Het boek van Hrabanus Maurus, de beeldgedichten van Porfyrius, de papieren van Yasir en de rest van zijn bezittingen bleven achter.