39

Piepend, krakend en knarsend kwam het waterrad weer op gang nadat het door de zwakke stroming van de rivier in de nacht was stilgevallen. Het had opgehouden te regenen. Fadl begon langzaam bij te komen doordat er water in zijn gezicht spatte en er een man aan zijn arm stond te trekken. Hij lag aan de rand van het water, bijna erin nu het rivierpeil door de regenval van de laatste dagen steeds verder gestegen was. Hij kon zich niet meteen herinneren wat er gebeurd was, maar de vreemdeling had gelijk, hij moest hier weg. Toen hij opstond bracht de pijn in zijn gezwollen enkel de gebeurtenissen van die nacht terug. De tulband was gedeeltelijk losgeraakt toen hij zijn hoofd had gestoten. Hij trok de doek eraf en betastte de pijnlijke bult.

‘Ik ben bang dat ik niet kan lopen. Ik ben gevallen en ik heb mijn enkel verstuikt,’ verklaarde hij.

Tot zijn verbazing droeg de man een zelfde hoofdtooi, waaruit hij concludeerde dat hij een koopman moest zijn uit de Maghrib. Hij ondersteunde de kopiist, die wat onvast overeind kwam en meteen weer ging zitten omdat hij duizelig werd. Toen hij zich wat beter voelde, zochten ze een geschikte boomtak waar hij op kon steunen.

‘Ik breng je naar het serail waar ik logeer, daar kan ik je enkel inzwachtelen,’ zei de koopman. Fadl knikte versuft en liet zich gewillig meevoeren.

Eenmaal in het serail knapte hij op nadat hij zich had gewassen en wat gegeten had. Hij bedankte de koopman voor zijn hulp en strompelde met zijn stok naar Balat Mughith. De muur en de poort waren dezelfde, ook de tuin die door de openstaande poort zichtbaar was en de grote villa met de bijgebouwen, de bibliotheek. Maar toch was alles anders. Fadl durfde niet naderbij te komen en vroeg aan omstanders wat er gebeurd was.

‘Iedereen is opgepakt,’ wist iemand te vertellen.

‘Iedereen? Ook de prins?’ vroeg Fadl verbijsterd.

‘Juist hij! Hij wordt beschuldigd van een complot.’

‘Hij wilde de kalief van de troon stoten en de macht grijpen vóór zijn broer al-Hakam,’ wist een ander te vertellen.

‘Hij beraamde een aanslag, samen met de vrienden die bij hem waren. Die zijn ter plaatse geëxecuteerd. Behalve Ahmad ibn Abd al-Barr. Die is opgesloten in de gevangenis, net als de prins zelf.’

‘Net nu de ramadan begonnen is!’ zei een ander.

‘Het is niet te geloven!’

‘Vreselijk!’

Ze wisten niet half hoe vreselijk het voor Fadl was. Hoe moest hij nu te weten komen waar Abd Allah zijn vrouw en zijn ouders had ondergebracht? Hij moest hier niet langer blijven, Qurtuba was te gevaarlijk voor hem. Langzaam strompelde hij terug naar de Bab Ishbiliya, vanwaar hij gekomen was. Hij vermeed het kasteel en de moskee en liep via de medina en de soeks door naar de Bab al-Kantara, die hij te midden van het drukke verkeer zonder problemen kon passeren. Tegen de tijd dat hij de brug was overgestoken en op de zuidelijke oever stond was hij doodmoe, maar hij moest verder, hij moest de stad zo ver mogelijk achter zich laten. Over de brug aarzelde hij bij de splitsing. Uiteindelijk sloeg hij linksaf.