Hoofdstuk zes
Pas na mijn terugkeer uit Amerika vond ik de brief die Monsieur me op de luchthaven in Nice had gegeven. Verkreukeld onder in mijn reistas was hij ongeopend gebleven. Nadat ik voor mezelf een kop thee had ingeschonken, maakte ik de envelop open en las...
Mijn telefoonnummer is 49516878.
Als je je ziek voelt, kom dan direct terug.
Ik wil graag aankondigen dat ik je na je terugkeer een huwelijksaanzoek zal doen.
Bébé en ik willen je nooit meer kwijtraken.
Verbaasd zat ik lang na te denken. Ongelooflijk
dat zo'n terughoudende man een dergelijke brief had geschreven! Het
werk werd terzijde gelegd terwijl ik het onverwachte aanzoek door
mijn hoofd liet gaan. Daarna, omdat ik behoefte voelde aan mijn
bekende routine, liep ik naar het café voor de ochtendkoffie. Ik
zat te kijken naar de vlammen die de schoorsteen insprongen, en
vergat mijn bladzijden na te kijken. Monsieur had het niet over de
brief gehad en evenmin om een antwoord gevraagd. Ik kende hem nu
goed genoeg om te beseffen dat hij zou wachten op het perfecte
moment om zijn aanzoek te doen. Twintig jaar lang had ik iedere
mogelijkheid om te hertrouwen vermeden. Op de terugweg naar de
etage vroeg ik me af wat ik echt wilde en waarom.
De volgende ochtend reden we naar Saint-Tropez om met tante Marthe
te lunchen. De trip was comfortabel, het herfstweer volmaakt, en we
reden naar de badplaats langs heuvels overdekt met heide en dichte
bossen. Nu en dan zagen we een wild zwijn rennen tussen de
kurkeiken, en overal was de rokerigheid te bespeuren van de late
herfst, de mild prikkelende geur van paddenstoelen, fruit en
bladvuurtjes.
Bij aankomst zag ik het huis, dat echt Provençaals was, zo uit een
plaatjesboek weggelopen, met zijn vaal bruinroze oude muren en zijn
donkergroene luiken. De tuin was sprookjesachtig met bogen en
pergola's, zo zwaar van bloemen dat ze steun leken te zoeken bij de
muren.
Toen zij ouder werd had tante Marthe al haar energie gestopt in
helpen geld bijeen te brengen voor een kapel in het gebied waar ze
woonde. Daarom verwachtte ik een witharige, kwetsbare Franse
matrone met een schrik inboezemende persoonlijkheid. In plaats
daarvan zag ik een zeer slanke, mooie vrouw in een mauvekleurig
Chanel-pakje de stenen trap afrennen om ons welkom te heten. Daarna
rende ze weer het huis in om haar huishoudster en familieleden te
zoeken die gekomen waren om mij te ontmoeten. Van mijn stuk
gebracht keerde ik me tot Monsieur.
'Is dat de gezelschapsdame van tante Marthe?'
'Nee, Hélène, dat is tante Marthe.'
Met open mond van verbazing kwam ik het huis binnen en stond oog in
oog met een prachtige grijze papegaai, de aartsschurk Jacquot, die
met zijn repertoire vloeken in vier talen bezoekers liet verbleken.
Hij had een gemene inborst, en deed alleen aardig tegen tante
Marthe. Niet op de hoogte van zijn reputatie babbelde ik tegen de
papegaai, die zijn pose van 'beminnelijke Jacquot' ten beste gaf
tot ik de fout maakte hem door de tralies heen op zijn kop te
krabbelen. Hij beet me direct. Het deed gemeen pijn, ik werd
woedend en riep: 'Stoute jongen Jacquot, vreselijk stoute
jongen!'
Ik zat net te worstelen met een van die onmogelijke wiebelende
Franse toetjes toen Jacquot losbarstte met 'Stoute jongen, Jacquot.
Sodemieter op, sodemieter op.'
Na de lunch liet tante Marthe me de tuin zien, vol met mimosa,
eucalyptus en klimplanten die door haar overleden man van over de
hele wereld hierheen waren gebracht. We bleven een hele tijd in de
kas met orchideeën en geurende jasmijn. Overal om ons heen stonden
rozen in bloei als getuigen van de milde temperatuur van de
streek.
Toen het tijd was voor vertrek liep tante Marthe met ons mee naar
de auto, kuste ons en stond ons op de stoep na te wuiven. Ik zat
een poosje in de auto zonder iets te zeggen en probeerde uit te
werken hoe zij zo jong, opgewekt en modern was gebleven. Er waren
veel verbazingwekkende personen in Monsieurs familie, waarvan die
dag enkelen aanwezig waren geweest, maar tante Marthe versloeg hen
allemaal.
Bij aankomst in het dorp was Monsieur in een
zeldzaam goed humeur en we dineerden in een restaurantje dicht bij
mijn etage. Aan het eind van de maaltijd vroeg hij me ten huwelijk.
Ik zei dat ik me onzeker voelde over het idee.
'Ik heb al twintig jaar vermeden over hertrouwen te denken.'
'Nou, je kunt het niet langer vermijden, want ik ben van plan met
je te trouwen. Maar neem er de tijd voor. Bébé en ik hebben veel
geduld en de vasthoudendheid van twee dobermanns.'
Bij de deur van madame Bere's huis kuste Monsieur me op beide
wangen en keerde zich om om naar zijn huis terug te gaan. Ik keek
hem na en mijn gedachten buitelden over elkaar heen in groeiende
onzekerheid. Daarna ging ik naar boven en vond een briefje van
madame Bere op mijn tafel.
'Bel alstublieft uw vriendin Fiona in Ierland,' stond erop.
Toen ik eindelijk verbonden werd kreeg ik te horen dat er was
ingebroken in mijn gehuurde huis bij Galway. Kon ik een paar dagen
terugkomen om de dingen uit te zoeken en de verzekeringskwesties af
te handelen? Ik belde Monsieur en vertelde hem het nieuws. Kalm als
altijd, zei hij: 'Ik zal je morgenochtend naar het vliegveld van
Marseille rijden. Om half elf is er een vliegtuig naar Londen.'
Ik had naar huis willen gaan, maar besefte opeens dat ik Monsieur
niet wilde achterlaten. Al deze tegenstrijdige gevoelens maakten
het onmogelijk om te slapen en om middernacht zat ik een kop
kippensoep te eten en probeerde ik nog steeds mijn gevoelens uit te
zoeken. Ik zat naar het maanverlichte landschap te kijken toen de
telefoon overging en ik de stem van Monsieur hoorde.
'Waarom slaap je niet?'
'Ik ben aan het denken. Hoe weetje dat ik niet slaap?'
'Omdat ik ook niet kan slapen, en ging wandelen over de
parkeerplaats bij jouw etage; ik zag er licht branden en vroeg me
af of je weer ziek was.'
'Ik probeer uit te zoeken waarom ik bedroefd ben om weg te
gaan.'
Er was een pauze voordat hij iets zei.
'Ik zal je vertellen waarom wanneer je uit Ierland terugkomt. Je
zult daar niet meer dan een paar dagen nodig hebben. Dan ben je
hier voor Kerstmis en zullen we een echt Frans feest vieren.'
De volgende ochtend bevond ik me in de cockpit bij de bemanning van
British Airways. Ik keek niet naar de bij Monsieur zo geliefde
hendels en instrumenten. In plaats daarvan bewonderde ik de wolken
en de kleuren in een wereld die van schuim leek te zijn. Ik
herinner het me als iets dat het meest leek op mijn idee van de weg
naar de hemel. Toen ik weer in mijn stoel zat schreef ik mijn
gevoelens over deze onvoorstelbare schoonheid op, vertaalde ze in
slecht Frans en zette ze op een kaart om aan Monsieur te
sturen.
De eerste avond terug in Ierland kwam mijn alcoholische buurman met
zijn honden me troost bieden. Hij had een fles champagne in de
koelkast en zijn zuster maakte een dineetje klaar onder het motto
'mogen alle inbrekers naar de hel lopen'. Na de maaltijd onthaalde
hij ons met verhalen uit de Soedan, over zijn weddenschappen met
collega's in de landbouw over wie de meeste gin kon drinken, en
noemde een aantal verbazingwekkende voorbeelden van waar de
inheemsen mest voor gebruikten. Hij had er vijfentwintig jaar
gewoond, een wandelende menselijke advertentie voor Gordon's Gin,
altijd volop lachend en een geweldige gentleman.
Op de vierde ochtend van mijn verblijf ontving ik een brief van
Monsieur...
Bébé en ik zijn eenzaam. We zitten te wachten op de tijd en de datum van je aankomst in Marseille. ik zal op het vliegveld zijn om je af te halen en probeer erg mijn verlangen te bedwingen om er meteen naar toe te gaan voor het geval er een wonder is gebeurd!
Dat bracht me tot het besef waarom ik Frankrijk niet had willen verlaten. Zoals zoveel slechte gebeurtenissen in het leven, had de inbraak ook positieve kanten, hij dwong me te erkennen dat na meer dan twintig jaar weerstand om te hertrouwen, het idee me toch ging aanstaan.
Het eerste wat ik bij terugkomst deed was rennen
om Bébé te begroeten. Hij zat als altijd in de vensterbank te
wachten, en toen ik het huis binnenging was het een vreugdevolle
hereniging. Bébé begon meteen mijn mand te inspecteren om te zien
of ik iets lekkers voor hem had meegebracht. Daarna rende hij naar
de bank waar ik languit op was gaan liggen, en sprong op mijn
borst. Uitgeput door de lange reis viel ik meteen in slaap en werd
pas wakker toen Monsieur verscheen en aankondigde dat zijn
huishoudster de lunch had klaargemaakt. Eerst gaf ik Bébé zijn kip.
Daarna zat ik tegenover Monsieur bij onze eerste lunch in zijn
huis. Ik was er verbaasd over dat hij maar bleef kijken hoe zijn
kat in de keuken zat te eten. Bébé uitte zijn waardering met de
gebruikelijke tevreden geluiden. 'Maakt Bébé altijd die geluiden
als je hem voert?' 'Bijna altijd. Hij is dol op kippenlevertjes en
boerenpaté.' 'Ik geef hem knabbels.'
'Dat is prima voor om de dag, maar ze gaan hem vervelen. Al dat
gekraak is wat lastig. Stel je voor dat jij niets anders dan
knabbels te eten kreeg.'
Monsieur slikte eens, keek hoe Bébé weer zijn plek op de bank innam
in afwachting van zijn metgezellin. Hélène leek zich niet bewust
van de opschudding die ze in zijn leven had veroorzaakt, om maar
niet te spreken van de aardbeving die het saaie bestaan van Bébé zo
had veranderd. Hij vroeg zich af of ze hem antwoord zou geven op
zijn huwelijksaanzoek, en hoe hij haar ertoe kon bewegen haar
gedachten tot klaarheid te brengen zodat ze het aanzoek zou
aannemen. Hij besloot het aan Bébé over te laten.
In mijn afwezigheid had Monsieur kratten vol champagne besteld om
mij te kunnen uitnodigen voor een aperitief en daarna, als ik vrij
was, voor het eten. Hij was uitgeput door de spanning van thuis
blijven wachten tot ik uit Ierland zou bellen en hij me van het
vliegveld kon halen. Ik was ook enigszins uitgeput en moest een
dutje op de bank doen met Bébé, die luid en lang snorde; toen ik
eindelijk overeind kwam om weg te gaan, protesteerde hij. Ik kuste
zijn kop, wreef met mijn wang over zijn oren en tilde hem op zijn
kussen op de bank.
'Ik moet nu gaan en wat bladzijden schrijven, Bébé, maar ik kom
terug.'
Hij raakte zacht met zijn voorpoot mijn hand aan en ik boog me
voorover om hem weer te kussen.
'Al gauw ga ik niet meer weg en zul je op mijn bed kunnen zitten
als ik schrijf.'
Toen Monsieur dat hoorde, sprong hij op alsof hij een elektrische
schok had gekregen.
'Zou het voorjaar in Saint-Tropez een goede tijd zijn voor het
huwelijk, Hélène? Bevalt dat idee je?'
'Het klinkt me perfect in de oren.'
Bébé zat met grote intensiteit naar Monsieur op te kijken. Toen
zijn baas in de leunstoel neerplofte, sprong de kat op zijn knie en
keek hem gretig in de ogen, alsof hij ieder woord van ons gesprek
had begrepen. Monsieur zat hem verstrooid te aaien toen ik mezelf
het huis uit liet. Ik zou later terugkomen en dan zouden we praten,
maar voor het ogenblik moest Monsieur tijd hebben om bij te komen
van zijn emoties.
Monsieur fluisterde tegen zijn kat.
'Ze heeft ja gezegd, Bébé. Jij en ik moeten ons perfect gedragen
opdat ze niet van gedachten verandert voordat het voorjaar is. Jij
hebt dit op je geweten, beest. Ze had mij nooit opgemerkt, maar
vanaf de eerste dag heeft ze van jou gehouden. Wat een basis voor
een huwelijk! Ik zal me tot het einde van mijn dagen afvragen of ze
met mij getrouwd is of met mijn kat.'
Bébé schurkte zich tegen zijn baas aan. Al gauw zouden ze nooit
meer alleen zijn en dat alles door het vrouwtje. Op zijn
onschuldige wijze hield Bébé veel van haar en dat zou hij altijd
blijven doen.
Voordat ik aan het werk ging pikte ik Grootoor op voor onze
namiddagwandeling. Ik had wat van de bij de lunch overgebleven kip
voor haar meegebracht en vond het heerlijk te zien hoe zij van het
extraatje zat te genieten. Ik wist heel goed dat als Grootoor er
niet was geweest, Monsieur me nooit zou hebben opgemerkt. Het lot
was vreemd, en het leven leek een caleidoscoop, steeds veranderend
en verbazend, tot de stukjes opeens op hun plaats vielen.
Grootoor en ik eindigden onze wandeling bij de kaarsenwinkel, zodat
ze haar nieuwe aanbidder kon zien, een knappe grijze kater met een
kop als Caesar. Voordat ik omkeerde om aan het werk te gaan, pakte
ik Grootoor op en streelde haar oren, zodat ze zou weten dat ik
haar nooit zou verwaarlozen, ondanks de aanwezigheid van Bébé in
mijn leven.
Monsieur zocht zijn kat, maar Bébé was nergens te
vinden. Tot hij het kleine gastenkamertje binnenging, waar Hélène
een paar kledingstukken uit Ierland had achtergelaten. Daar trof
hij Bébé aan, vast in slaap op een geborduurd kussen. Monsieur
zuchtte, want zijn kat mocht absoluut niet op de bedden slapen. Het
was eveneens verboden op de bank te liggen, maar Hélène had dat
allemaal veranderd.
Monsieur probeerde zich voor te stellen wat ze zou vinden van Bébé
op haar bed, en dacht dat ze zou zeggen dat wat van haar was ook
van de kat was. Neerkijkend op de kat werd Monsieur overspoeld door
een golf van tederheid. Bébé was nog nooit zo gelukkig geweest, en
dat gold ook voor hemzelf.
Die nacht, alleen in mijn woning, lag ik wakker en had een overweldigend gevoel van onwerkelijkheid. Ik ging trouwen. Het leek niet mogelijk dat ik na bijna twintig jaar van nee zeggen tegen aanzoeken, van gedachten was veranderd. Ik probeerde erachter te komen waarom dat was gebeurd, maar kon geen reden vinden. Het enige wat ik wist was dat al die tientallen jaren van onophoudelijk reizen voorbij waren. Ik wilde ergens wortel schieten, een vaste verblijfplaats hebben, en had die ook nodig. Boven alles wilde ik niet weg bij Monsieur en Bébé, en onze manier van samenzijn. Ik woelde en draaide de hele nacht, deels bang voor de komende veranderingen, deels opgewonden door de mogelijkheden van een nieuw begin.