Hoofdstuk negen
Onze eerste dagen in het nieuwe huis waren
gedenkwaardig. Pushy racete de hele tijd de trappen op naar de
tussenverdieping van de garage. Nadat ze de Olympische hoogte had
bereikt, balanceerde ze op de smalle balustrade en keek op Bébé en
mij neer alsof we lilliputters waren.
Monsieur nam de maat, arrangeerde en hergroepeerde zijn
persoonlijke zitkamer, ook bekend als de knusse kamer. Hij was
verbaasd dat zijn meubels (van voor de Titanic geschikte
afmetingen), die in het andere huis enorm hadden geleken, nu op
normale meubelen leken en perfect waren voor de grote kamer op de
begane grond.
Ik probeerde al mijn mappen en papieren te vinden, zoemde rond als
een aasvlieg om boekenplanken, bureaulampen en allerlei soorten
kasten te kopen om enige orde te kunnen houden in de bovenste
kantoor-slaapkamer. Nadat mijn schrijfmachine was neergezet en het
bed waarop ik schreef, was opgemaakt met stapels kussens, voelde ik
me veel beter. Ik deed mijn best niet te denken aan het uitpakken
en inrichten van de grote keuken/eetkamer. Monsieur nodigde me uit
te gaan eten bij L'Arlequin, de plaatselijke pizzeria. Daar begon
hij al hun specialiteiten uit te proberen. Dat kostte hem enige
tijd en maakte hem erg gelukkig, want hij lijdt aan een ernstige
pizzaverslaving. Vooral Erics pizza met blauwschimmelkaas en zwarte
olijven vond hij heerlijk.
Bébé controleerde wat hij belangrijk achtte: de bank met zijn
speciale kussen, de schrijftafel ook met een speciaal kussen, en de
brede vensterbanken van waaruit hij de wereld op het niveau van de
begane grond of de eerste verdieping kon overzien. Hij snuffelde
lang aan zijn mand om zeker te weten dat de verhuizers er geen
dutje in hadden gedaan. Eindelijk gerustgesteld ging hij op zijn
kussen liggen en bekeek de drukke activiteiten om hem heen. Onze
inspanningen putten hem uit en hij werd slechts even wakker om
kennis te gaan maken met een buurman bij het raam op de begane
grond. Ik had Bébé al horen 'antwoorden' toen de postbode tegen hem
praatte. De jongeman was opgetogen geweest en riep naar me: 'Ik heb
nog nooit een sprekende kat ontmoet, madame.'
'Bébé is een gezelligheidsdier. Hebt u Pushy al ontmoet?'
'Ja, madame. Ze heeft me gisteren gebeten, dus praat ik voortaan
alleen tegen Bébé.'
Geleidelijk aan vond onze routine een nieuwe vorm, of beter gezegd
nieuwe plekken, want de routine was dezelfde: ontbijt tussen
halfvijf en vijf, uitstapjes in de ochtend, lunch in het dorp of
thuis. Dan werken voor mij en de avonden voor ons samen, we
praatten over van alles en nog wat, of ik kreeg les van Monsieur in
Franse kruiswoordpuzzels.
Die eerste weken hadden we wat problemen in het huis ondanks al het
werk dat onder mijn supervisie was verricht. Mijn eerste douche in
een van de nieuwe badkamers was er een om te onthouden. Ik stond
onder de warme straal mijn haar te wassen toen er uitwerpselen uit
de afvoer omhoogkwamen en op enkelhoogte waren voordat ik het
merkte. Op de een of andere manier waren de leidingen in de nieuwe
badkamers niet op de correcte afvoer aangesloten. De loodgieter zei
me dat hij het binnen vierentwintig uur in orde zou hebben. Het
kostte hem een week om een gat te maken in de metersdikke muren;
hij werd geïrriteerd en zei dat hij de voorkeur gaf aan het werken
in nieuwbouw. Ik liet hem gaan en belde, op advies van onze buren,
de plaatselijke loodgieter, monsieur Bernard, voor wiens
vakmanschap iedereen instond, en die alles wist over metersdikke
muren. De dorpsroddel vermeldt dat als de mistral waait met
windkracht tien, monsieur Bernard als een Concorde opstijgt,
voortgestuwd door de smalle straten door de opgedraaide punten van
zijn hangsnor, de meest formidabele die ik ooit heb gezien.
We kregen een nieuwe huisarts, een knappe man met slome blauwe
ogen, blond haar en kleding van echte Engelse tweed. Hij zag eruit
alsof hij geboren was in Chipping Sodbury, maar zijn misleidende
slaperige persoonlijkheid was die van een Rode Pimpernel.
Dit was ook de periode van banden aanknopen met de handwerkslieden
van het dorp. De kruidenier besefte meteen dat ik alles kon
weerstaan behalve rijpe vijgen, mango's en plaatselijke aardbeien,
en dat de hoeveelheid mineraalwater die in ons huis werd gedronken
heel goed zou passen in The Guiness Book of Records. Monsieur
Laskri zoekt heerlijke kaas uit, het beste chocolade ijs en
groenten die nog smaken zoals groenten vroeger smaakten. De leden
van zijn gezin werken met hem mee en de driejarige kleindochter
Chloe heeft al de ambitie om achter de kassa te zitten.
Dan is er ook de dorpsslager, monsieur Benivady, die in de hele
streek bekendstaat om zijn worstjes, de kookkunst van zijn vrouw,
zijn dochters uitstekende meeneemspecialiteiten en zijn eigen
enorme kennis over de verloren kunst van het slachten. Monsieur is
dol op zijn beroemde witte-wijn-worstjes, zuurkool, biefstuk
tartaar en allerlei gevulde dingen die elke vrijdag op het menu
staan. De hond van een buurman volgt me als ik naar de
slagerswinkel ga, en komt terug met een bot. Bébé wacht me bij de
deur op om te snuffelen of ik soms een kip heb meegebracht.
In die beginperiode vond ik het enig om kilometers te wandelen om
de straten in het hart van het dorp La Cadière d'Azur te leren
kennen. Als ik eenmaal de grote poort naar het oudste deel van het
dorp door was, voelde ik me in een andere wereld, met slingerende
straatjes, soms met houten 'bruggen' tussen de huizen ter hoogte
van de eerste verdieping. Er waren in de Middeleeuwen uitgehakte
stenen treden die van de hoofdstraat via overdekte tunnels, waar
net één persoon doorheen kon, naar de rue de la Colle voerden. Het
uitzicht vanaf het hoogste punt van het dorp bestaat uit
wijngaarden en op de achtergrond de bergen van Saint-Baume. In de
herfst veranderen de wijnstokken van kleur en de velden vormen
strepen goud, groen en roodbruin die het landschap veranderen in
een geometrisch kunstwerk.
Zelfs de straatnamen hier zijn fascinerend: de rue Tricot des
Pères, de rue de Paradis, de rue des Grenadiers en de Montée
Saint-Eloi. Destijds was er een woeste hond die op de Montée woonde
en mij elke ochtend als ik ging wandelen de weg versperde. Op een
dag had ik er schoon genoeg van steeds een omweg te moeten maken om
niet gebeten te worden en maakte een flinke sandwich met vlees en
kip klaar voordat ik het huis uitging. Toen de woeste hond
verscheen, begon te blaffen en zijn tanden toonde, gaf ik hem de
sandwich, en noemde hem onbeschaamd liegend 'brave hond'. De
volgende dag stond hij er weer, kwispelde met zijn staart en
verlangde zijn sandwich. We werden uiteindelijk vriendjes. Jaren
later, nadat zijn eigenaar was verhuisd, liep ik ergens hoog door
het dorp toen een woeste hond me de weg versperde. Opeens herkende
hij mij en begon te kwispelen. Ik had een cakeje bij me voor
Monsieur, dat gaf ik hem en zei 'brave hond'. Hij at het met smaak
op, hoewel hij waarschijnlijk liever een vlees-en-kipsandwich had
gehad.
We waren vroeg in de herfst gearriveerd, een korte maar
schitterende periode in de Provence, altijd al mijn favoriete
jaargetijde. Toen de winter eenmaal was aangebroken, met zijn koude
nachten en heldere, maar ijzige zonbeschenen dagen, gingen we aan
de slag om het huis comfortabel te maken. Elk jaar is de routine
dezelfde: de dekbedden worden op de bedden gelegd (en er staat een
bed in iedere kamer in dit huis); wintergordijnen komen in de
plaats van de dunne gazen zomer exemplaren. Ik had lamswollen
pantoffels gekocht ter grootte van een kano, en droeg die altijd in
huis, ondanks hun vreselijke uiterlijk.
Bébé, die na onze verhuizing in een paar jaar snel verouderde,
moest een warmwaterkruik hebben als hij kwam kijken bij het typen.
's Nachts had hij echter vaak Pushy om hem warm te houden. Nadat ze
in haar begindagen de schrik van zijn leven was geweest, was ze tot
het besef gekomen dat de oude heer die destijds gebelgd was geweest
door haar aanwezigheid, haar nu nodig had. Daarom sliepen ze samen
op mijn bed, Pushy verwarmde Bébé met haar aandacht, haar jeugd en
haar zachte fluwelen lijf. Op die momenten snorde Bébé tevreden en,
nadat hij uit zijn ooghoeken naar mij had gekeken terwijl ik de
bladzijden corrigeerde, viel hij naast zijn vroegere vijand in
slaap.
In de winter draagt Monsieur zijn Amerikaanse pioniershemd, dat ik
in het begin van onze kennismaking bij Bergdorf Goodman in New York
voor hem heb gekocht. Ik heb ook een blauw vest van kasjmier
gekocht, dat hij eerst verafschuwde omdat 'ik geen Engelsman ben'.
Daarna droeg hij zijn vest de hele winter omdat het comfortabel
zat. Hij heeft zelfs eens gezegd dat hij het als het erg koud werd
misschien wel in bed aanhield. Tot nu toe heeft hij die verleiding
kunnen weerstaan, maar ik weet niet hoe lang nog. Mijn enige
miskoop in de Verenigde Staten was een Bermuda met bijpassend hemd
in bruinoranje en koffiekleurige katoen. Monsieur heeft het
jarenlang niet willen dragen omdat 'ik absoluut weiger me als een
Amerikaan te kleden'. Echter, in één van de heetste perioden die
onze streek in de Provence ooit heeft gekend, trok hij het aan om
naar het postkantoor te gaan.
'Als ik me kleed zoals gewoonlijk, voel ik de hitte te erg. Ik
prefereer voor een Amerikaan gehouden te worden. Ik moet zeggen dat
het heel prettig zit.'
Zodra Monsieur naar buiten kwam hoorde ik een buurman roepen: 'U
ziet eruit alsof u uit een modetijdschrift bent gestapt, monsieur.'
Het kostte een uur om de vijftig meter naar het postkantoor en
terug af te leggen, want na elke twee stappen vroegen de mensen hem
waar hij die set had gekocht en waarom hij niet vaker zo gekleed
ging. Ik merkte op dat Monsieur met hoog opgericht hoofd terugkwam,
en een snelle blik in de spiegel waagde bij het betreden van de
knusse kamer. Hij was zichtbaar verbaasd door alle aandacht die hij
had gekregen.
'Niemand dacht dat ik uit Miami kwam. Ze complimenteerden me zelfs
met de set.'
'Ik ben heel blij dat je je er comfortabel in voelt. De kleuren
staan je geweldig.'
'Alleen jij kan me overhalen een abstract kunstwerk in oranje te
dragen en het nog prettig te vinden ook. En ik ben dol op mijn
nieuwe rode Engelse vest. Vanwege dat vest kijk ik zelfs uit naar
de winter. Voordat ik jou ontmoette droeg ik marineblauw en
'Nog meer marineblauw en, wat een verrassing, marineblauw.'
We lachten samen en hij drukte me stevig tegen zich aan terwijl we
ons allebei herinnerden hoe hij de knabbeltjes voor Bébé op een
brievenweger had afgewogen, en zelfs bij vijfendertig graden
Celsius dichte schoenen had gedragen. Ik had mijn echtgenoot een
andere kijk op het leven bijgebracht, een proeve van bevrijding uit
de strak gevolgde gewoonten van een heel leven. Hij stribbelde nog
bijna altijd tegen, maar niet erg lang. Monsieur had bewezen het
voorbeeld van geduld te zijn toen hij mij diplomatie bijbracht.
Vaak werd ik woedend over de lessen die gewoon verklaringen waren
van hoe de Fransen de dingen zeggen. 'Een vrouw is nooit oud, zij
is van een bepaalde leeftijd,' bijvoorbeeld. Hij leerde me ook dat
vrouwen nooit dik zijn, zelfs niet als ze een achterwerk zo breed
als een vrachtvliegtuig hebben. Ik doe mijn best om op te houden de
dingen bij de naam te noemen en Monsieur verstomd te doen staan,
maar diplomatie zal nooit mijn sterkste punt zijn.
Het cadeau voor Nieuwjaar van Monsieur voor mij was een
onvergetelijke verrassing. Ik kwam thuis na een paar dagen in
Londen en vond een prachtige bank in mijn slaapkamer. Ik had die
bank al een aantal maanden bewonderd en willen kopen, maar hij kon
niet door de deur van de slaapkamer. Ongelovig heen en weer kijkend
van de bank naar Monsieur, vroeg ik: 'Hoe heb je die de kamer in
gekregen? Ze zeiden dat hij niet uit elkaar gehaald kon worden en
dat hij veel te breed was.'
'Ik heb een paar metselaars opgetrommeld en die hebben een deel van
de muur uitgebroken, de bank naar binnen gebracht en daarna de muur
weer in orde gemaakt. Ik wist dat het jou gelukkig zou maken en
daarom wilde ik de verbazing op je gezicht zien.'
Ik staarde Monsieur aan alsof hij twee hoofden had gekregen, niet
in staat te geloven dat mijn zo conventionele echtgenoot een muur
had laten uitbreken en daarna weer in de oude staat terugbrengen
opdat hij me kon verrassen. Sindsdien heb ik geleerd dat Monsieur
af en toe een idee heeft waar iedereen verstomd van staat.
Ik kijk uit naar die momenten van inspiratie en praat er vaak nog
weken over. In de zomer als het te warm en drukkend is om uit te
gaan, zitten we vaak op de bank, drinken ijsthee, en hangen gewoon
slaperig rond in volkomen harmonie met elkaar. En elke keer dat ik
naar de bank kijk, denk ik aan die muur en hoe hij hem heeft laten
uitbreken. Dan ben ik gelukkig.