Hoofdstuk twaalf
De winter ging zonder problemen voorbij. De
Brigade sliep de meeste tijd in hun manden of op de ligbank in de
kamer van Monsieur. Dat er in dit huis in elke kamer een bed staat
is niet het gevolg van onze excessieve erotomanie, maar komt door
mijn twee keer in twintig jaar ernstig beschadigde rug, waardoor
zitten minder comfortabel is dan liggen!
In de Provence komt het voorjaar in februari met de amandelbloesem
en het onophoudelijk gedreun van cementmolens. Iedereen begint aan
zijn huis te werken, gaat de schade veroorzaakt door regen of de
legendarische mistral repareren. Het mooie meisje dat tegenover ons
woont, klimt tot gevaarlijke hoogte op het balkon op de tweede
verdieping om het hout te behandelen tegen uitdroging door de zon.
Een van onze buren dacht dat zijn onbetaalbare collectie antieke
motorfietsen weleens gestolen kon worden als hij zijn kelder niet
inbraakvrij maakte. Hij begon met veel zwier, veelvuldig aria's uit
Rigolerto ten beste gevend, een metalen hek te vervaardigen dat een
kunstwerk is geworden en tegelijkertijd zijn collectie voor
onderzoekende ogen verbergt. De mooie Sylvie pakt haar surfboard en
gaat met haar dochters naar zee. Als ze geen waternimf is, gebruikt
ze een Black & Decker op de binnenmuren om het hele huis te
decoreren; gelukkig is het huis maar klein.
Ik heb altijd het houtwerk buiten om het terras en op de begane
grond behandeld, maar afgezien daarvan nooit iets zelf geschilderd.
Bij het inspecteren van het huis merkte ik dat er iets gedaan moest
worden. Ik vroeg offertes aan voor het schilderen van al het
houtwerk aan de buitenkant, kreeg geen enkel antwoord, telefoneerde
links en rechts en zei dat ik binnen een paar dagen zou terugbellen
om een prijsopgave. Intussen behandelde ik de voordeur met een
houtconserveermiddel en vervolgens het houtwerk bij het terras. De
ochtend nadat ik met dit karweitje klaar was kreeg ik per telefoon
de eerste twee offertes, waar ik zo'n klap van kreeg dat ik
wankelde. De derde offerte was nog eens anderhalf maal zo hoog als
de andere twee. Monsieur vroeg beleefd wat er mis was.
'Je bent een tikje bleek geworden. Zal ik koffie zetten?'
'Ik heb net de offertes gekregen. Ze willen tienduizend franc voor
de garagedeuren en twee stel luiken, tienduizend franc per kamer
voor het schilderen van de kamers binnen. Het is tien jaar geleden
dat de muren zijn geschilderd. We moeten er iets aan doen.'
De wenkbrauwen van Monsieur gingen omhoog en hij keek me met een
ernstig gezicht aan.
'In mijn jeugd kostte het tienduizend franc om het hele huis te
doen, en dat waren oude francs! We zullen het houtwerk laten
afwassen en hopen dat het nog een paar jaar meegaat.'
'Dat zal het niet. Het verkeert in een heel slechte staat. Nee, ik
zal in ieder geval de garagedeuren zelf doen, dat kan niet langer
wachten.'
Monsieur keek me uit zijn ooghoeken aan, wist dat ik geen enkele
ervaring met schilderen had behalve dan van schilderijen, en zei:
'Koop een heel klein potje verf'
Zo af en toe komen de verschillen in nationaliteit weer aan de
oppervlakte, en dit was zo'n gelegenheid. Ik antwoordde dat ik de
garagedeuren ging doen en al het houtwerk aan de buitenkant van het
huis, met uitzondering van de zolder. Wijs als altijd bleef
Monsieur in zijn schommelstoel de plaatselijke krant zitten lezen.
'Koop toch maar een kleine pot verf.' herhaalde hij.
Ik kocht drie enorme blikken donkergroene verf en schilderde de
garagedeuren en de luiken op de begane grond. Mijn slechte rug
belette me zware dingen te tillen, dus moest ik de luiken ter
plaatse doen, wat neerkwam op een slangenmenshouding met armen zo
lang als van een gorilla. De Brigade moest verbannen worden vanwege
hun gemeenschappelijk verlangen mij te assisteren, en de hevige
nieuwsgierigheid van Lunette naar de smaak van groene verf. Het
weer werd opeens erg warm en ik transpireerde zo erg dat ik
eruitzag als een oudere Silvana Mangano, door en door nat in de
rijstvelden.
Het kostte me een maand. Mijn rug was zo pijnlijk dat ik onmogelijk
was om mee te leven. Monsieur loste de veelvuldige drama's op door
grote hoeveelheden champagne te bestellen, die na het dagelijks
werk werd gedronken. Dat hielp geweldig. Toen de buitenkant klaar
was had ik aan materiaalkosten, champagne en mijn weliswaar gratis
maar onervaren diensten een tiende gespendeerd van de offerte van
de schilder uit het dorp.
Verheugd dat ik één keer in mijn leven iets goedkoop had gedaan,
ging ik nu serieus aan het werk. Ik schilderde de keuken/eetkamer,
een van de grootste kamers van het huis. Daarna bracht ik vier
dagen door pijn gevloerd in bed door. Timi vindt het heerlijk als
we 'ziek' zijn, want dan komt ze bij me, klimt op haar kussen en
slaapt de hele dag. Helaas slaapt ze dan 's nachts niet, wordt om
twee uur in de nacht wakker en wil ontbijt hebben. Ik was gelukkig
gauw beter, geholpen door mijn favoriete medicijnen. De winst van
Bollinger rees tot een uitzonderlijke hoogte en mijn waardering
voor hun producten eveneens. Na de keuken deed ik de hal, de
trappen en de studio. Toen dat klaar was, was Monsieur zo uitgeput
van naar mij kijken dat ik maar niet verderging.
Op 1 juli opende ik mijn zomerstudio voor het
publiek. Noir was dol op de zomerweken wanneer de deur van
Monsieurs kamer op de begane grond de hele middag wijd openstond.
Soms kwam hij bij me zitten op de stoep ernaast. Soms verstopte hij
zich achter Sylvie's enorme potten met planten. Vaak kwam hij naar
binnen voor kusjes en knabbeltjes.
De eerste keer dat Noir vreemdelingen aantrof in de kamer waar ik
mijn werk toonde, dook hij direct onder het Bretonse dressoir en
deed net of hij er niet was. Hij kwam pas te voorschijn na hun
vertrek en inspecteerde de kamer om zeker te zijn dat ze echt weg
waren. Sommige bezoekers kwamen met grote loslopende honden, wat in
Frankrijk bij de wet verboden is. Noir bleef dan wijselijk onder
het dressoir, zijn instinct voor zelfbehoud had dan de
overhand.
Op een middag in augustus kwam de grootste hond binnen die ik ooit
had gezien. Om een onbekende reden kwam Noir net op dat moment te
voorschijn, kromde zijn rug om zich geweldig groot te maken en
maakte een geluid als de oorlogskreet van een Comanche. De hond
vluchtte weg, werd bijna aangereden door de auto van een toerist en
werd vervolgens aangevallen door Etalon. De eigenaar van de hond
beklaagde zich dat mijn kat zijn hond aan het schrikken had
gemaakt. Ik deed geen moeite daarop te antwoorden, want een kleine
zwarte kat tegen een grote Deense dog kan toch nauwelijks een
eerlijk gevecht worden genoemd. Noir en ik gingen buiten op de
stoep zitten samen met onze vriend Etalon, mijn wandelkameraadje
van elke keer dat ik vetkussentjes om mijn middel constateer, en
besluit dat daar iets aan gedaan moet worden.
Het grootste plezier in de zomer vindt Noir het om Annie, de vrouw
van de baas van Etalon, te helpen wanneer ze elke middag emmers
verkoelend water in de regenafvoeren gooit. Hij heeft ontdekt dat
water snel bergafwaarts stroomt; hij jaagt er tot onder aan de
straat achteraan en rent dan weer terug. Deze ongebruikelijke
lichaamsbeweging maakt dat hij eet als een paard voordat hij om
halfzeven iedere avond in slaap valt en luid snurkt.
Toen de zomer op het hoogtepunt was, kreeg Noir bij zijn
waterspelletje gezelschap van Frioul, de kater die tegenover ons
woonde, en Dodu, Rozeneus en Quichot, die zich allemaal
Kanaalzwemmers wanen. Het verbruik van knabbeltjes werd vijf keer
zo hoog en iedereen had geweldige pret. Maar al te snel kwam de
kille wind van de herfst in september en begonnen de grote
plataanbladeren af te vallen. Ik sloot de studio en dacht vooral
terug aan enkele van de bezoekers die zomer: het mooie studentje
uit Parijs, dat eerlijk had gezegd dat ze geen geld had voor een
schilderij; het Engelse stel met hun natuurlijke élégance, die een
collage van tweed hadden gekocht.
Vooral één man die allemaal verkeerde dingen had gezegd, herinnerde
ik me. Hij had tegen Monsieur gezegd dat iemand die negen katten
had een psychiater moest raadplegen, want geen enkel 'normaal' mens
kon de geuren verdragen. Monsieur had een stilte als van Lodewijk
de Veertiende aangehouden. Ik, die zo erg mijn best had gedaan om
enige diplomatie van mijn man te leren, faalde in dit geval en
hoorde mezelf woedend antwoorden: 'Als ik bestand ben tegen de
zweetgeur van toeristen die mijn schilderijen komen bekijken, kunt
u ervan verzekerd zijn dat ik negen katten kan verdragen.'
De tactloze meneer was zonder nog een woord te zeggen vertrokken.
Ik keek naar Monsieur, me afvragend wat hij zou zeggen over dit
afschuwelijke gebrek aan beleefdheid. Hij had een vaag glimlachje
om zijn mond toen hij sprak.
'Vanavond gaan we naar dat nieuwe restaurant in het dorp waar ze
specialiteiten uit de Provence serveren.'
'Ik had even een kleine terugval na mijn lessen in diplomatie. Ik
dacht datje boos zou zijn.'
'Als er één ding is dat ik van jou heb geleerd, Hélène, is het dat
er een tijd voor diplomatie is en een tijd voor een van jouw "sla
de vijand knock-out"-opmerkingen.'
Laat in de zomer, om half vijf 's ochtends, geef
ik katten die regelmatig op bezoek komen hun ontbijt en wanneer
Monsieur koffie heeft gezet, begint de dag. De zonsopgang in de
zomer is spectaculair: eerst een bleek chromaatgroen, dan geel dat
in roze overgaat. Het is de tijd van de dag dat ik in vrede ben met
de hele wereld, voordat de telefoon begint te rinkelen en alles
bederft.
Op zo'n dag zat ik op de oude stenen treden van het buurhuis met
een tweede kop koffie toen ik dacht de grootste rat in de Provence
te zien. Drie katten zaten met belangstelling toe te kijken toen
hij de tunnel van de regenafvoer inliep. Ze gingen hem niet
achterna, maar hadden een uitdrukking van intense nieuwsgierigheid
op hun snoet. Ik rende naar binnen en zei tegen Monsieur:
'Ik heb net de grootste rat van de hele streek gezien. Zelfs Vlekje
en Noir waren met stomheid geslagen.'
'Zijn ze achter hem aangegaan?'
'Nee, ze zaten alleen toe te kijken toen hij de tunnel van de
regenafvoer inliep.'
'Dan was hetgeen rat.'
Een uur later hoorde ik in de ruimte tussen onze binnen- en
buitendeur het bord met knabbeltjes rammelen. Monsieur hoorde het
ook en ging kijken. Katten eten zonder geluid te maken. Ze rammelen
niet met borden en zorgen dat ze niet opvallen. Ik dacht aan de
gigantische rat en vroeg me af of hij misschien dol was op
kattenknabbels. Monsieur keerde terug en nadat hij zich nog een kop
koffie had ingeschonken, verklaarde hij de oorsprong van het
geluid.
'Jouw grootste rat is een egel. Hij heeft het bord met knabbeltjes
leeggegeten.'
De volgende ochtend kwam de egel terug, at alle knabbeltjes op en
drentelde weg, nagekeken door de hele Brigade. We doopten hem
Harold Rat Egel en vonden het best leuk hem te horen rammelen met
het bord om vijf uur in de ochtend. Op een dag kwam hij niet. Ik
keek rond in de stille straten, bang dat hij door een snel rijdende
auto was plat gereden. De katten zaten ook te wachten op het
verschijnen van hun nieuwe vriendje, maar Harold Rat Egel bleef
weg.
Drie dagen later, tijdens de zonsopgang, verscheen Harold weer, at
alsof hij uitgehongerd was en drentelde weer weg als gebruikt lijk.
Gerustgesteld door zijn lichte en veerkrachtige pasjes, waren
Monsieur en ik zo blij als een kind. Een korte tijd ging voorbij en
toen verscheen Harold Rat Egel opnieuw, gevolgd door twee
babyegeltjes. Toen we onze fout beseften, herdoopten we haar Hilda
Rat Egel, en verbaasden ons over de schoonheid van de baby's, die
hun moeder volgden naar de buurtuin als ze klaar was met
knabbeltjes opeten. De katten vielen haar nooit aan. Soms volgden
ze Hilda Rat Egel en haar kindertjes om te zien waar ze heen
gingen. Als de katten te dichtbij kwamen, rolden de egeltjes zich
op tot een stekelbal, maar niet voor lang.
We hebben nooit kunnen uitvinden waar Hilda Rat Egel woonde, omdat
zij en haar jonkies een ongewone snelheid kregen wanneer ze het
lange gras hadden bereikt. Zelfs Pat kat, de wilde baas van de
tuin, kon ze niet vinden. De egels brachten ons bezoekjes tot de
kilte van de herfst inviel. Soms zaten Hilda en de kleintjes in de
hoek naast de deur toe te kijken wanneer de Brigade elkaar in het
prille licht van de dageraad achterna zat. Als de zon helemaal
opgekomen was, verdwenen ze, want ze wisten dat menselijke
voorbijgangers, motorrijders en honden niet zo gastvrij waren als
de bewoners van Het Kattenhuis.