Hoofdstuk veertien

 

 

Het wijnfeest in de herfst was iets bijzonders. Enorme paarden van grote schoonheid trokken een wagen vol met vaten rode wijn naar het dorpsplein. Mannen versierden iedere oppervlakte van het plein met druiven, druivenbladeren en oud wijnmakersgereedschap. Tientallen dorpelingen mengden zich onder de honderdtallen toeristen, er was een demonstratie door de plaatselijke volksdansgroep en hun fluiten doedelzakspelers. Voor het gemeentehuis werden tafels op schragen opgesteld met allerlei soorten voedsel en nog meer wijn.
Alles was prachtig, het dorp baadde in het gouden zonlicht dat kantpatronen vormde terwijl het door de groene bladeren van de platanen werd gefilterd. De lucht was diepblauw, het plaveisel bleek en stoffig. Wespen zoemden om de wijnvaten heen en staken een mevrouw op een niet te noemen plaats, wat ze meldde bij het gemeentehuis. De burgemeester bood niet aan om de wespensteek uit te zuigen, hoewel de dame dat ongetwijfeld amusant had gevonden. Overal drentelden toeristen met een benevelde blik door de nauwe straten van het oude stadje op zoek naar het parkeerterrein - welk parkeerterrein wisten ze zoals gebruikelijk niet meer.


De inwoners van La Cadière d'Azur zijn dol op de periode van het wijnoogstfeest en de koppige geur van geperste druiven, die tijdens de laatste weken van september in de lucht hangt. Die middag hoorde ik een van mijn buurmannen een favoriete selectie Italiaanse operaliederen zingen. Een ander, bekend om zijn veroveringen bij de 'dames' van Toulon in de lang vervlogen dagen van zijn jeugd, viel op een beschaduwde bank onder een hoek van 45 graden in slaap, tot de intense verbazing van de voorbijgangers. In zijn zomerse strohoed en verbleekte beige broek was hij een modieuze figuur die de wet van de zwaartekracht trotseerde en sliep alsof hij aan een onzichtbare draad omhoog werd gehouden. Een paar toeristen namen een foto van hem als aandenken aan een schitterende middag. Een van de dames van de bejaardenclub gaf als commentaar dat Gaston net zo beroemd was als alle andere plaatselijke monumenten, voor die dag tenminste.
Na het wijnfestival begonnen de dames van de bejaardenclub, met de naam L'Age Tresen, aan de distillatie van de sinaasappels voor de kerstverkoop van de sinaasappellikeur. Bij deze geliefde gelegenheid komen de inwoners van alle leeftijden en kopen met de hand gemaakte en zelfgemaakte presentjes voor vrienden en familieleden. Alles voor baby's is gehaakt of gebreid, er zijn schattige kussens, schorten, geurkussentjes en zijden sjaals met buitengewoon keurige zomen. Zelfgebreide handschoenen, sokken en binnensokken zijn een weldaad in de winter, en de keuze in jams heeft mijn achterste en buik al kilo's doen toenemen. Mijn beste aankoop vorig jaar was drie paar binnensokken, een paar oranje, een paar rood en een paar moerbeikleurig. Ik draag ze doorlopend in huis en zal al gauw spreidvoeten hebben passend bij al mijn andere uitdijende lichaamsvormen.
Soms praten de dames van de club over het dorp zoals het veertig jaar geleden was, toen er vier kruideniers waren, drie slagers en het dorpsbordeel, het Casa del Sol, waar monsieur Gaston een champagnedrinkende vaste klant was, die graag alle nieuwelingen wilde uitproberen. In die dagen waren de olijven- en de druiventeelt de voornaamste bronnen van inkomst, met een aantal metselaars om de zaak bij elkaar te houden. De oude dames herinneren het zich, maar slechts een enkeling treurt om het verleden. Er wordt nu beter voor hen gezorgd, en het leven is kalm. De platanen staan nog steeds om het dorpsplein heen en de meeste dames weten dat ze wel honderd jaar zullen worden.
Belle was drie maanden bij ons toen ik haar op een ochtend vreemd lusteloos vond. Ik tilde haar op en kuste haar, maar merkte dat ze pijn aan haar achterwerk had. Nader onderzoek onthulde een lelijke rood paarse plek, die er de vorige dag nog niet was geweest. Ik stopte Belle in haar eigen draagkooi en reed met haar naar de dierenarts.
Belle maakte een snelle verkenningstocht door de behandelkamer van dokter Feat, stond keurig stil terwijl hij haar onderzocht en haar temperatuurde. Het vonnis was dat ze een abces naast de anus had waaraan ze geopereerd moest worden. Onzeker keek ik naar Belle, die vol bewondering naar dokter Feat loenste, en liet haar daar achter. Sinds haar komst in ons huis was ze nog nooit van ons gescheiden geweest, en ik wist bijna zeker dat ze nog nooit naar een dierenarts was geweest. Ik vroeg me af hoe het haar zou vergaan, en hoe Monsieur en ik erin zouden slagen tegen de avond geen bezorgdheidsneurose te hebben.
De hele ochtend, lunchtijd en middag keken Monsieur en ik steeds op ons horloge, ongeduldig tot het avond zou zijn en ik haar naar huis kon halen. We wisten niets van Belle, niets over leeftijd, over haar gezondheid of eerdere ziekten, daarom waren we bezorgd. Het was een opluchting toen het tijd was in de auto te stappen en naar de praktijk van dokter Feat te rijden. Daar trof ik een verwarde Belle, nog duizelig van de narcose en met een wijde plastic kraag om, als een luidspreker, om te verhinderen dat ze de hechtingen in haar achterwerk kapot zou bijten. 'Die kraag moet ze een week lang blijven dragen,' zei de dierenarts. Belle stapte in haar kooi en zat me vol misère aan te kijken.
Eenmaal terug in haar eigen keuken begon ze pogingen te doen die kraag kwijt te raken. Ik maakte hem los zodat ze kon eten. Daarna ging ik liggen en nam haar in mijn armen met haar kop op mijn schouders om haar af te leiden van de kraag en deed hem haar weer om. Ze vond het heerlijk zo bij me te liggen, begon te snorren en viel opeens in slaap. Ik stond op, maakte een speciale doos voor haar klaar met een stevig kussen onder haar, en nog een kussen om haar kop op te kunnen laten rusten. De week daarna werd doorgebracht met het toedienen van alle medicijnen, de gehate kraag afnemen en weer omdoen, en proberen haar in een goede stemming te brengen door de hele dag niets anders te doen dan in de keuken aan mijn tafel collages te maken. Daar was Belle dol op en ze lag met haar kop op het steunkussen tevreden toe te kijken tot ze in slaap viel. Als ik niet werkte, nam ik haar in mijn armen en ging met haar op bed liggen; dat vond ze nog heerlijker.
Het resultaat van al deze verwennerij was dat Belle krijsend protesteerde toen ze beter was en mij niet langer de hele dag en iedere dag om zich heen had. Ik heb altijd gedacht dat als kinderen en dieren ziek zijn, ze doorlopend aandacht moeten hebben. Belle bracht me aan het twijfelen over de wijsheid daarvan, tenminste in het geval van een loensende Siamese konijnkat. Monsieur loste het probleem op door aan te bieden met Belle een beetje langer dan gewoonlijk op bed te blijven liggen. Hun siësta duurt nu tot achter in de middag en zal, als Belle haar zin krijgt, tot middernacht duren.

 

Wanneer de mistral waait trek ik mijn Arctische Damart-ondergoed aan en krijg het daardoor zo warm dat ik ergens naar binnen moet om mijn maillot uit te trekken. Meestal kies ik daarvoor de ondergrondse parkeergarage in Toulon uit, een gevaarlijke plek omdat het daar de plaatselijke gewoonte is mensen te beroven als ze uit hun auto stappen, of de trappen aflopen naar de betaalautomaat met hun portemonnee in de hand!
Het grootste gevaar in de Franse ondergrondse parkeergarages is echter niet berovingen, maar verdwaald raken. Het kan zo lang duren tot je de uitgang vindt dat de zoemer gaat wanneer je je kaartje met 'betaald' erop in de machine van de slagboom steekt om die omhoog te laten gaan. Gebeurt dat, dan komt er een bewaker die dreigend vraagt waarom je niet hebt betaald. Dat is me al eens eerder overkomen dicht bij de haven van Toulon. Ik legde uit dat ik al een halfuur rondreed op zoek naar de uitgang. De bewaker werd vermurwd door mijn accent en doordat ik er naar uitzag dat ik werkelijk niet in staat was om de weg naar de straat te vinden. Hij liet me bijbetalen en ik kon vertrekken. Sindsdien heb ik een sluimerende angst voor parkeergarages, waardoor thuisblijven een echt plezier wordt.
Ons huis is oud en zit vol hoeken en gaten. Er is geen enkele rechte hoek en de traptreden zijn gemaakt voor de voeten van piepkleine bewoners uit het begin van de negentiende eeuw. Het gevolg is dat vele bezoekers een smak maken en moeten blijven om een flinke maaltijd te verorberen, en moeten blijven slapen om bij te komen van de schok. De buitenmuren zijn een meter dik en de wanhoop van loodgieters en metselaars. De straat loopt evenwijdig aan de doorgaande straat van het dorp, maar een niveau later.
We mogen van geluk spreken dat alle winkels op minder dan honderd meter loopafstand liggen, maar het is ongelukkig dat het huis aan de kruising van twee straten ligt. Toeristen schreeuwen vaak woedend naar Monsieur, omdat hij hen niet heeft gewaarschuwd dat ze een muur kunnen raken, dat hun auto in de regenafvoerbuizen kan blijven steken, of een van de metalen roosters kan verschuiven die de souterrain-ingangen bedekken. Die maken daarbij een geweldig kabaal en kunnen de auto veel schade berokkenen. Monsieur, die nog beter dan een Engelsman de strakke bovenlip hanteert, geeft geen antwoord, en als men te beledigend wordt, staat hij op en gaat naar binnen.
In de Midi zijn toeristen die tegen de inwoners schreeuwen altijd verbaasd wanneer de deuren gesloten worden en de mensen onzichtbaar worden. Als er echter een mooie dame verschijnt, zoals een Amerikaanse die haar voorwiel klem had gereden in de regengoot, en huilde omdat ze het wiel niet los kon krijgen, vulde de straat zich als bij toverslag met gespierde mannen die haar en haar auto in een ruk optilden! De Latijnse man is een heer als hij het verkiest, maar nooit tegen onbeleefde mensen.
De burgemeester van ons dorp, een knappe kerel die door iedereen erg wordt bewonderd, heeft kortgeleden in- en uitschroefbare metalen verkeerspaaltjes laten installeren om parkeren op het dorpsplein tegen te gaan. Aangezien de dorpelingen er niet erg van houden om met zware boodschappentassen te moeten sjouwen, heeft die maatregel een nieuw fenomeen uitgelokt: gewaagd en snel keren. Veel dorpelingen hebben kleinere auto's gekocht. Veel dames, met inbegrip van bejaarde dames, hebben al scooters of brommers. Dan ziet men ze door de hoofdstraat naderen en opeens een scherpe hoek van negentig graden maken om op de stoep tussen twee verkeerspaaltjes te parkeren. Jong en oud doet dat en men heeft niet echt een hekel aan de paaltjes. Het Franse woord voor verkeerszuiltje is borne, maar in de streek noemen ze die bittes, Frans slang voor piemel.
De oude mensen van de streek doen me altijd versteld staan en ontroeren me. Ze lopen rechtop, dragen hun boodschappentassen zelf, en vinden zichzelf niet bejaard tot ze boven de tachtig zijn. Zelfs dan zien ze er nog uit als zestigers. Een oude dame uit Arles verkocht haar huis op een lijfrentebasis aan een plaatselijke advocaat. Daardoor was ze verzekerd van een klein kapitaaltje en een substantieel maandelijks huurbedrag, dat haar plaats in een bejaardenhuis volledig dekte. Ze was de tachtig al ver voorbij toen ze die overeenkomst sloot, en de advocaat dacht dat hij een erg goede koop had gedaan. De dame is kortgeleden gestorven toen ze honderddrieëntwintig jaar was. De advocaat was al eerder gestorven!

 

Aan het begin van februari, als de Fransen naar de bergen gaan om te skiën en met een gebroken been terugkeren, is La Cadière d'Azur prachtig. De amandelbloesem komt uit, wit tegen de diepzwarte takken, de blauweregen begint knoppen te vertonen en de citroenbomen dragen vrucht. Dit is een dorp voor liefhebbers van katten, en februari en maart zijn het seizoen voor hofmakerij, wanneer de katers ruziemaken over hun territorium en de poezen rond de peperboom in de tuin van de buren worden achternagezeten.
De Brigade is dol op de tuin en vanaf mijn slaapkamerraam kan ik ze elkaar zien achternazitten als bezetenen. Een ochtend tussen de varens en bloemen, in bomen klimmen en van muur tot muur springen, zorgt ervoor dat ze een gezonde eetlust hebben en de hele middag en iedere avond luidkeels liggen te snurken. Soms valt Noir nog in de tuin in slaap, en komt alleen binnen als hij zijn behoefte moet doen. Ik heb nog nooit een andere kat gekend die zijn kattenbak fijner vindt dan een tuin; die vaak naar huis rent als zijn blaas of darmen nodig ontlast moeten worden.
In het voorjaar hadden we bezoekers, een getrouwd stel met een onberispelijke elegantie en rechtschapen aard. Ze verbleven in de plaatselijke herberg omdat alle slaapkamers bij ons 's nachts nog weleens door katten worden bezocht. Laat in de ochtend kwamen ze naar ons toe om koffie te drinken en bleven lunchen. Het waren oude vrienden van Monsieur en ze zaten geanimeerd te praten toen ik naar boven ging naar de keuken om te controleren of er niets stond aan te branden.
Belle was in een schurkachtige stemming omdat ze, als er niemand is, graag languit op de eetkamertafel ligt, een verboden genoegen waar ze hevig van geniet. De komst van gasten had tot gevolg dat de tafel mooi gedekt moest worden met bloemen en wat al niet, en daar was geen plaats vrij voor een Siamese konijnkat. Belle werd zo woedend dat ze op mijn placemat overgaf. Ik ben een geduldige vrouw en wurgde haar dus niet; ik maakte alles schoon, dekte de tafel opnieuw en zette Belle op de vensterbank om naar buiten te kijken.
De lunch verliep goed. Belle sliep als een roos, tot de gasten zich een tweede keer van de zwarte chocoladeganache opschepten. Ze werd wakker, hoorde stemmen, liep een paar keer om de tafel heen voordat ze er bovenop sprong en luid miauwend protesteerde tegen het lawaai, de onderbreking van haar geliefde routine en het beslagleggen op haar tafel.
Als altijd de diplomaat, stelde Monsieur voor naar de knusse kamer te gaan voor de koffie en hij leidde zijn gasten naar beneden. Ik ruimde de tafel af, zette de vaat in de afwasmachine en nam toen Belle in mijn armen. Binnen een seconde gaf ze me uit genegenheid kopstoten tegen mijn neus en voortanden, wat haar manier van 'kussen' is. Daarna was ze er tevreden mee dat ik haar op de tafel legde, waar ze weer in slaap viel. Opgelucht haastte ik me naar onze gasten toe.
Bij het betreden van de kamer bleef ik stokstijf staan bij het aanschouwen van een erotische, komische scène. De gasten zaten koffie te drinken. Dodu, die geweldig aangetrokken werd door de militaire stijl van de bezoeker, lag op haar rug op het bed naast zijn leunstoel met haar vier pootjes in de lucht, haar ogen op hem gericht in een ongelooflijke vertoning van koketterie. De man probeerde de conversatie aan de gang te houden, maar werd steeds verbaasder en Leek gehypnotiseerd door Dodu's gedrag. Monsieur keek mij smekend aan alsof hij wilde zeggen: 'Doe iets!' Ik deed niets behalve mijn koffie drinken, ik was te geboeid aan het toekijken wat Dodu nog meer zou doen. Ten slotte maakte ze heen en weer golvende bewegingen, met haar ogen nog steeds op de bezoeker gericht. Die bleef bezorgd naar zijn vrouw kijken die, godzijdank, een geweldig gevoel voor humor had. Hij keek nog bezorgder naar Dodu, die hem nu met haar hele lijf probeerde te verleiden, compleet met geishaogen. De betovering werd verbroken toen ze, gewiegd door al haar golfbewegingen, op haar rug vast in slaap viel, met haar vier pootjes nog steeds in de lucht.
Toen de gasten vertrokken waren, keek Monsieur ernstig naar Dodu, wier sensualiteit, voetbalaanleg en verlangen om zijn bril op te eten hem altijd hebben geïrriteerd.
'Die kat moet voortaan boven blijven als we gasten hebben. Ze kunnen met Lunette of Rozeneus kennismaken.'
'Ik zal erom denken, maar klaag dan niet als Lunette één van haar supersonische, stereofonische winden laat vliegen terwijl iedereen koffie drinkt, of als Rozeneus iemand in het oor bijt omdat zij niet van vreemden houdt.'
Moe zuchtend zette Monsieur zijn koptelefoon op en ging de rest van de middag naar gregoriaanse gezangen luisteren. Hij hoort graag begrafenismuziek, en wat ik oneerbiedig miserabilis miserabilis noem. Mijn liefde voor heftige Russische of Centraal-Europese componisten wordt door mijn echtgenoot niet gedeeld. De enige muziek waar we allebei van houden is militaire marsen, en vaak kunnen voorbijgangers twee kaarsrechte 'soldaten' in de knusse kamer zien marcheren, gevolgd door zes opgewonden katten.
Een paar dagen later kwamen werklui reparaties uitvoeren op de tweede verdieping van het huis. Niemand had kunnen bevroeden dat toen ze eenmaal begonnen de oude muur af te breken, er een massa-evacuatie zou plaatsvinden van de schorpioenbevolking. De volgende morgen werd ik in mijn achterwerk gestoken toen ik op mijn bed neerplofte om de telefoon op te nemen. Minder dan een week later werd ik opnieuw gestoken, nu in mijn knie. Beide plekken zwollen enorm op en werden paars, waardoor de dokter moest worden bezocht en injecties moesten worden gegeven voor het geval er God weet wat kon gebeuren.
Eerst weigerde Monsieur absoluut te geloven dat er schorpioenen in huis waren. Toen ik de werklui ging zeggen dat ze moesten oppassen geen verwondingen op te lopen, omdat de schorpioenen en kakkerlakkenbevolking blijkbaar in geweldige vorm verkeerde, lachten ze opgetogen over mijn accent, en zeiden dat verhalen over schorpioenen alleen maar dorpsroddel waren. De voorman, een prachtige kerel met benen als boomstammen, zei me dat hij in al zijn jaren in de streek nog nooit een schorpioen had gezien.
Er heerste de daaropvolgende dagen een ongewone koudegolf, en ik bracht de mannen nadat ze hun meegebrachte lunch hadden verorberd, glazen Ierse koffie. Dat werd geweldig gewaardeerd en op vrijdag kregen ze nog een glas. Midden in die tweede genieting van de Ierse koffie hoorde ik een doordringende kreet, gevolgd door geschreeuw en razende hamerslagen. Ik rende naar de garage en zag nog net drie mannen het achterwerk van de voorman bekijken, dat voor hun ogen opzwol als een ballon die langzaam wordt opgepompt. De vierde man was bezig uit alle macht een grote zwarte schorpioen kapot te slaan.
Ik zei, niet in de verwachting geloofd te worden, omdat zij schrijfsters zien als schepsels met een uitzonderlijke fantasie: 'Pas toch op. Schorpioenen zijn meestal met zijn tweeën.'
De voorman nam dankbaar nog een derde Ierse koffie, en antwoordde met zoveel waardigheid als hij kon opbrengen: 'Als ik er nog eentje zie, geef ik hem drie nooduitgangen met mijn Black & Decker, madame.'
Vanaf dat moment gebruikte ik spuitbussen in mijn slaapkamer om de hersens van de 'vijanden' op een laag pitje te laten werken. In de koffie- en lunchpauzes joegen de metselaars in de garage op schorpioenen. Als ze er een gevangen en gedood hadden, stopten ze het lichaam, dat al gauw op een surrealistisch beeld leek, in een jampot. Ik herinnerde me het verhaal dat Françoise Gilot had verteld toen zij en Picasso in Menerbes woonden. Op een dag keerden ze na een diner bij vrienden terug, en Picasso was opgetogen geweest toen hij haar zag wachten om het huis binnen te gaan, en er een kring van schorpioenen als een kroon achter haar op de muur zat.

 

Een paar dagen later bleek Dodu flink ziek te zijn. Ze lag duidelijk machteloos en in shock, steunde haar kop op de rand van het bed. Ze rende niet naar me toe toen ik in de vroege ochtenduren voor de koffie naar beneden kwam, lag daar alleen de ruimte in te staren alsof ze wezenloos was van de pijn.
Ik at in een recordtijd mijn ontbijt, pakte de mand waarin katten naar de dierenarts worden vervoerd en was daar met Dodu toen dokter Feat om half negen arriveerde om aan zijn dag te beginnen. Hij onderzocht de kat en was het ermee eens dat ze in shock was, maar wist niet waarom. Hij gaf haar een antitoxine en zei dat ik de volgende dag met haar moest terugkomen. Ik reed naar huis en verwonderde me erover dat ze in één nacht zo ziek had kunnen worden. De vorige avond was ze nog helemaal gezond geweest. Het was een prachtige dag en ik reed over de kustweg, maar had geen plezier in het uitzicht op de zee en de lucht, mooi als het was, omdat Dodu ziek was, misschien erg ziek. Een ziek dier is heel treurig. Omdat ze niet kunnen zeggen wat eraan mankeert, en van ons afhankelijk zijn voor hulp, is het resultaat slapeloze nachten en zorgen.
Eenmaal thuisgekomen, keerde ik de auto, reed achteruit de garage in en tilde Dodu's mand uit de auto. Ik wilde hem net op de vloer zetten toen ik een schorpioen vlak naast mijn rechtervoet zag. Toen wist ik wat er was gebeurd. Dodu en de rest van de Brigade, met uitzondering van Timi, slapen in manden op ladekasten of op kussens boven op de auto. Er waren nog steeds schorpioenen aanwezig, ondanks de pogingen van de werklui, omdat Monsieur niet wilde dat er in het huis werd gespoten, zelfs niet met producten die dier- en mensvriendelijk waren. Monsieur houdt niet van spuitbussen omdat zijn neus ervan gaat druppelen, en ik wil hem niet van streek maken. Dit was echter een noodsituatie. Ik ging hem meteen vertellen wat ik had gezien.
'Ik heb ontdekt waardoor Dodu ziek is geworden.'
'En wat is dat dan?'
Ik overhandigde hem de dode schorpioen in een stukje oude krant. Monsieur zuchtte terwijl ik sprak.
'Ik ga de garage spuiten en daarna het hele huis. We hebben geluk dat het een mooie dag is. We zullen met de katten een speciale picknicklunch buiten houden, zodat je neus niet gaat lopen.'
Na het spuiten deed ik mijn best om de twee uur wachttijd voordat we het huis weer in konden, interessant te maken. Ik had voor Monsieur tijdschriften, sinaasappelsap, champagne en paddenstoelenquiches meegebracht. Met de Brigade ging ik de tuin in, verzamelde stenen, nam foto's en we zaten elkaar van muur tot muur achterna, voordat we waterspelletjes rond de kraan aan de straatkant speelden. Ik raakte zo in vervoering dat ik mijn schoenen met water vulde. De leerverf gaf af en tegen het eind van de ochtend had ik inktzwarte voeten.
Ten slotte gingen we allemaal terug het huis in. Ik droeg Dodu, nog steeds machteloos en met doffe ogen, naar binnen en die avond sliep ze op het bed in Monsieurs kamer, zodat hij een oogje op haar kon houden. Het duurde drie dagen voordat ze weer over de shock heen was, en bijna een week voordat ze helemaal in orde was. Tegen die tijd was ze begonnen te genieten van het leven als een invalide, overal naartoe gedragen worden door haar bazin en speciale kiplunches krijgen. Ze is nu weer beter, maar de ervaring heeft een litteken achtergelaten en ze is angstiger geworden om dingen in haar eentje te doen. Ze knabbelt nog steeds aan de bril van Monsieur, slaapt nog met haar pootjes in de hoogte en is het meest aanhankelijke lid van de Brigade.

 

Elke keer als ik een paraplu meeneem, laat ik die ergens staan. Dat komt doordat ik ben geboren in een stad waar geweldige stormen heel gewoon zijn en paraplu's nauwelijks worden gebruikt voor het geval hun eigenaar in een Mary Poppins verandert en in de zee belandt. Hoewel ik dus niet gewend ben aan die dingen, staat Monsieur erop dat ik er een meeneem wanneer het gutst van de regen.
Op een vroege ochtend liet ik een roze Soleiado paraplu in de bar achter, nadat ik mijn citroenthee en brioche had genuttigd. Toen ik wegging was het opgehouden met regenen en daardoor merkte ik niet dat ik de paraplu was vergeten. Om eerlijk te zijn was ik opgetogen dat ik hem kwijt was, want ik koop meestal zwarte paraplu's die gemaakt zijn voor stijve stadsmeneren. De Soleiado was een geschenk geweest van een vriend die mij duidelijk een bloemig type vond.
Later die ochtend ging ik terug naar de hoofdstraat om een gekookte kip te halen bij de slager. Het begon te regenen en opeens zag ik monsieur Auguste de straat doorlopen met mijn roze paraplu boven zijn hoofd. Hij keek zo vrolijk met zijn gedraaide snor en twinkelende ogen, tweed pet en door de regen uitgezakte broek, alles in een fascinerend contrast met de paraplu, dat ik alleen maar zei: 'Bonjour, monsieur August.' Hij antwoordde met een ondeugende glimlach: 'Bonjour, madame Hélène.' Daarna liep hij verder, trots als een pauw, helemaal in de stijl van Charles Trénet met zijn strohoed, naar zijn huis. Ons dorp zit vol stijlvolle types en ik vind ze allemaal enig, maar iemand als Auguste is echt uniek.
Net voor mijn vertrek naar Londen las Monsieur dat het in Engeland hevig regende. Hij stond erop dat ik zijn paraplu meenam het vliegtuig in. Niets kon hem van het idee afbrengen, dus deed ik wat hij zei.
Het was een gedenkwaardige reis. Na aankomst op Heathrow stond ik op om het vliegtuig te verlaten, hees mijn tas over mijn rechterschouder en greep de paraplu als een geweer met een hand in het midden vast. Meteen had ik de Fransman voor me beledigd, omdat ik per ongeluk de punt van de paraplu tussen zijn benen had gestoken en zijn burgerrechten vijf minuten lang had geschonden voordat hij zich omdraaide om te protesteren. Daarna kondigde de stewardess aan dat we door de achterdeur het vliegtuig moesten verlaten. Iedereen keerde zich om en sommigen begonnen te duwen. Dit keer stak ik de punt van de paraplu tussen de dijen van dezelfde man, die zich niet vlug genoeg had omgedraaid, maar ik stak hem van voren en niet van achteren. Deze keer gaf hij een hoge gil die me een ogenblik deed vrezen dat ik zijn kroonjuwelen had doorboord!
Nooit reisde ik meer met een paraplu, en Monsieur heeft het me ook nooit meer gevraagd. Soms vraagt hij me het verhaal van mijn reis naar Londen met zijn paraplu nog een keer te vertellen, zodat hij elke keer als het regent als een kind kan lachen.