Hoofdstuk zestien

 

 

De eerste zes maanden van Patcats verblijf in ons huis leverden prettige en niet zo prettige momenten op. De prettige waren kijken hoe ze lag te slapen op het dekbedje dat Monsieur voor haar had gekocht, en de verheugde blik op haar snoet waarmee ze zich naar beneden repte voor haar geliefde ontbijt. De niet zo prettige momenten ontstonden door haar snelle stemmingsveranderingen die al gauw optraden. Het ene moment was ze gelukkig. Dan, wanneer ik mijn hand optilde of een beweging maakte die ze niet begreep, werd ze weer een wilde kat en krabde me, zoals ze altijd had gedaan.
Monsieur werd er handig in mijn wonden te desinfecteren. Hij moedigde me aan en gaf me veel steun, maar Patcat bleef op haar hoede, argwanend en in de verdediging. Ik had vanaf het begin besloten haar niet te straffen, geen boosheid te tonen of te schreeuwen, haar gewoon de tijd geven om eraan te wennen weer een huis te hebben en mensen die van haar hielden. Maar naarmate de tijd verstreek, kwam er zelfs aan mijn legendarische geduld een einde. Ik overdacht mijn gedrag en probeerde uit te zoeken hoe ik haar het beste kon geruststellen. Ik had het mis gehad door als een vrouw te denken en niet als een wilde kat. Erger nog, voor mijn eigen gemak verwachtte ik dat Patcat zich geciviliseerd gedroeg. Ik probeerde me voor te stellen hoe haar leven was geweest in de drieëneenhalf jaar dat ze alleen in de betoverde tuin had geleefd, teruggeworpen op zichzelf en altijd in de verdediging. We wisten dat Patcat wilde blijven, want als ze uitging haastte ze zich altijd weer terug en rende naar boven naar haar plek. Wat ze nog niet begreep was dat ze erop kon vertrouwen dat ik haar nooit iets zou aandoen.
Ik kocht een balletje in de supermarkt en nam dat mee naar huis in de hoop Patcat aan het spelen te krijgen. Ze keek toe hoe het voorbij stuiterde en draaide me vervolgens haar rug toe. Op dat ogenblik zag ik een lang stuk dubbel klittenband op de vloer van de logeerkamer liggen. Ik had er al tijden naar gezocht en raapte het blij op. Het kraakte zoals alle klittenband doet. De oren van Patcat schoten recht overeind en zonder waarschuwing nam ze een vliegende duik om dit vreemde krakende kronkelslangetje in haar bezit te krijgen. Het spelletje duurde een uur, tot Patcat op het bed tegen me aan ging liggen. Ik streelde haar rug en kietelde haar oren, nam vervolgens mijn schrijfblok op en corrigeerde een paar bladzijden. Patcat sliep als een kind, werd een tijdje later wakker en ging meteen onder het bed naar haar klittenband zoeken.
Ik besefte opeens dat ons spelen mij in haar kattenhersens een identiteit had gegeven. Ik was niet langer een mogelijk gevaar, een onbekend iets. Ik was de persoon die met haar speelde. Vanaf dat moment sprong ze op de bank in de studio en kwam naast me zitten als ik dingen uitzocht voor mijn collages, of een paar bladzijden zat te schrijven. Iedere ochtend sprong ze op het dak om toe te kijken hoe ik het terras afspoot. Ze had niet dezelfde passie voor water als de Brigade, en zorgde buiten bereik van het water te blijven. Ze vormde de gewoonte na het terras met me mee naar de badkamer te gaan, waar ze toekeek hoe ik douchte. Daartoe klom ze op een kast die buiten bereik van de waterstraal stond, en genoot van de voorstelling.
Toen Monsieur binnenkwam en Patcat zag toekijken, was hij verbaasd.
'Waarom kijkt ze toe als jij onder de douche gaat?'
'Ze vindt het waarschijnlijk leuk. Het maakt deel uit van haar ochtendroutine.'
'Het volgende zal zijn dat ze met je meegaat naar het toilet!'
'Dat doet ze al.'
'Mon Dieu! Zoiets heb ik nog nooit gehoord. Ze zou Kleefje moeten heten.'
Monsieur keek op naar Patcat die zo passief als een sfinx bleef zitten. Ik hield me stil en zei maar niet dat Noir en Dodu ook in de badkamer beneden kwamen en stromend water uit het bidet dronken, en dat ze ook allebei graag met me meegingen de wc in.
Uiteindelijk raakte Patcat helemaal gewend aan het huis en werd een echte huismus. Haar enige stoutigheid was dat ze het papier voor de collages kapot wilde scheuren. Daarvan moest ik haar weerhouden door alles in kartonnen dozen te stoppen en die met een doek te bedekken. Patcat dacht dat het een nieuw bed was, sprong er bovenop en sliep de hele dag, waardoor ik niet verder kon werken aan mijn collages. Als ze wakker was, 'hielp' ze me bij de huishoudelijke taken, en zo kwam ik op een dag aan boterbloem gele voeten.
Ik had kranten op de grond gelegd en de meubels afgedekt. Patcat werd verbannen naar de schoorsteenmantel voordat ik begon met het spuiten van de schommelstoel. Ik had een spuitbus gele verf gekocht en het duurde een tijdje voordat ik besefte dat Patcat eigenlijk te dichtbij zat. Ik had voldoende zelfkennis om te weten dat ik niet vakkundig bezig was en de neiging had mijn neus, haren en bril mee te verven. Om niet ook een gele kat te krijgen moedigde ik haar aan op de bank te gaan zitten. Daarna haastte ik me om het karwei af te maken.
Toen Monsieur de kamer binnenkwam keek hij eerst aandachtig naar de stoel en zei vervolgens: 'Ik denk dat zwart leuker zou staan, maar gebruik daar dan verf en een kwast voor.' Verwonderd draaide ik me naar hem toe en hij ging verder: 'Je hebt een heel gevoelige huid die het niet verdraagt met terpentijn schoongemaakt te moeten worden, en het zal een hele tijd duren voordatje voeten weer hun normale kleur terug hebben.'
Ik keek naar beneden en zag dat mijn voeten fel boterbloem geel gespikkeld waren omdat de verf door de zitting van de schommelstoel was gespetterd. Eerst moest ik lachen. Daarna bedacht ik wat een geluk ik had. In de winter draag ik maillots, dus zou niemand mijn gele voeten en enkels zien. Patcat snuffelde aan mijn met verf bespatte voeten, besnuffelde de schommelstoel en beet er toen hard in om haar boosheid over de vreemde kleur te tonen. Daarna ging ze naar boven haar klittenband opzoeken om daar nog even mee te spelen voordat ze ging slapen.

 

De herfst ging voorbij en winterse luchten - soms grijs, soms blauw, altijd helder - overheersten. Op de heuvel boven La Cadière d'Azur vormden zwarte takken een omlijsting van het prachtige uitzicht over de wijngaarden. In de zomer klagen we vaak over de hitte, tenminste tegen het eind van augustus, als de zonverzadiging optreedt. Tegen november klagen we over de kou, de griep en vreselijke winterhanden en -voeten. Die heb ik ooit ook gehad, maar de Fransen hebben voor praktisch alles een remedie op plantaardige basis, en aangezien ik heb geleerd te vertrouwen op hun vakmensen die me met hun fytotherapie hebben behandeld, heb ik sindsdien nooit meer een rode vinger of teen gehad.
De Brigade gaat niet langer in de uren vóór zonsopgang naar buiten. In de winter wagen ze zich rond elf uur 's morgens het huis uit, maar als Noir besluit dat het te koud is voor kleine diertjes, rennen ze allemaal weer naar binnen en gaan op het bed van Monsieur liggen. Lunette ligt dan boven op de televisie omdat die warm is, en Dodu gaat onder de tafellamp liggen, ondanks Monsieurs protesten over lange haren op zijn gepolitoerde hout.
In het begin wilde Patcat alleenheerser zijn in het bovenste deel van het huis, maar aangezien mijn kamer op de tweede verdieping ligt en Timi daar het grootste deel van de dag doorbrengt, moest deze weerstand tegen het delen overwonnen worden. Ik wist niet hoe ik dit probleem met Patcat, die een Nobelprijs zou kunnen winnen voor koppigheid, moest aanpakken. Ik was verbaasd dat Timi de oplossing vond. Ze is een heel timide kat, bang voor van alles, maar heeft een vastberadenheid die geen ander lid van de Brigade bezit.
Bij de eerste kennismaking met Patcat had Timi eerbiedig neusje aan neusje gestaan en was vervolgens doorgelopen naar mijn kamer. Patcat had achterdochtig gekeken maar haar laten passeren. De volgende dag dezelfde procedure van neus aan neus, maar in plaats van haar door te laten, blokkeerde Patcat de doorgang. Ik hield mijn adem in, nieuwsgierig of Timi zich zou terugtrekken en weer naar de kamers van Monsieur zou gaan. Ik had haar adoratie van mij n slaapkamer en haar wilskracht onderschat. Het is moeilijk te zeggen wie meer verbijsterd was, Patcat of ik, toen Timi een vliegende sprong uitvoerde over de kop van haar tegenstandster en vervolgens kalm naar mijn kamer liep.
Hetzelfde gebeurde vijf avonden achter elkaar, met enige variatie in de sprongen, en Patcat verloor het iedere keer omdat Timi zo onvoorspelbaar was. Soms sprong ze over de kop van Patcat, soms deed ze een kromme sprong die naar rechts leek te gaan maar dan flitste ze langs het linkeroor. Het was beter dan een opslag van McEnroe: snelheid, onvoorspelbaarheid en klasse. Uiteindelijk hield Patcat op Timi de weg te versperren en bleef op een afstand haar rivale observeren, joeg haar af en toe achterna om toch even haar heerschappij te bevestigen, maar zelfs dan werd ze verschalkt door Timi's vermogen stil te staan en opeens weg te zijn.
Niemand kan zo snel onzichtbaar worden als Timi; vaak waren Patcat en ik tijden naar haar aan het zoeken tot ze gevonden wilde worden. Deze gebeurtenissen hielden een paar maanden aan tot Patcat besloot Timi te aanvaarden, en Timi bleef eerbiedig neusjeneusje doen. Uiteindelijk werden ze toch vriendjes. Timi blijft op haar hoede voor Patcat en Patcat koestert nog steeds ontzag voor Timi's acrobatiek, maar er wordt niet gevochten en er is geen wrok.
De andere leden van de Brigade hadden niet zoveel geluk. Alleen Dodu slaagde erin boven aan de trap zachtjes te zitten snurken zonder dat Patcat daar bezwaar tegen maakte. Noir probeerde zijn autoriteit vast te leggen en Patcat gaf hem ervan langs. Lunette maakte de fout tegen de oudere kat te blazen en kreeg een oplawaai waarvan ze duizelde. Rozeneus wierp één blik op Patcat en maakte rechtsomkeert naar de kamers van Monsieur, waar ze als gebruikelijk vreselijk wordt verwend. Belle ontsnapte uit de keuken en viel Patcat aan. Ik moest me met gevaar voor eigen leven ertussen storten en ze uit elkaar trekken. Belle keerde terug naar de keuken. Ik werd door Monsieur overdekt met jodium en vervolgens verbonden alsof ik de Onzichtbare Man was. De volgende dag maakte ik een serie 'schuilplaatsen' voor Patcat, voor het geval Belle nog een keer ontsnapte. Patcat is blij met haar schuilplaatsen en reageert op het woord 'schuil'; wanneer er bezoek is roep ik 'schuil' en binnen een paar seconden kan ik haar zelfs niet meer vinden.
Op een dag ontdekte ik dat Patcat een minnaar had, een wilde grijswitte kater, die als Batman door de straat banjerde en alle andere katers dwong angstig de aftocht te blazen. Van tijd tot tijd verdween hij met Patcat, die hem duidelijk adoreerde. Ik heb haar nooit met een andere kater samen gezien. Op een dag verhuisde de eigenaar van de grijze echter met kat naar Lyon. Hij komt niet meer terug. Patcat gaat nog naar hun ontmoetingsplaats en wacht uren op hem. Daarna gaat ze naar zijn oude huis en staat op te kijken naar het raam, waar hij als een adonis in de zon placht te liggen. Het heeft heel lang geduurd voordat ze over het verlies van haar vriend heen was, en zelfs nu, als ze naar hem verlangt, loopt ze langzaam en droevig naar hun plek, ook al beseft ze dat hij nooit meer terug zal komen. Op die dagen probeer ik haar verlies te compenseren, hoewel ik weet dat ik dat niet kan.
Patcat krijgt dan tonijn en we spelen lang met klittenband. Daarna liggen we op het dekbedje in haar kamer en ik zeg tegen haar dat ze de allerliefste kat van de wereld is. Dan spint ze. Ze heeft een thuis, liefde, eten en pret. Net als Monsieur en ik heeft ze lang genoeg geleefd om te weten datje niet alles kunt hebben.