Hoofdstuk zeventien
De winter is weer aangebroken en niemand wil naar
buiten om stijf bevroren te raken door de ijzige mistral. Dodu gaat
wel naar buiten en krabt snel weer aan het raam om binnen te komen.
Noir doet zijn ronde en neemt zijn positie bij de radiator weer in.
Roze-neus en Lunette gaan naar de garage om elkaar achterna te
zitten en dat eindigt in een snurkcompetitie op de kussens in de
auto. Timi slaapt op de werktafel, Patcat op haar dekbed in de
logeerkamer en Monsieur met Belle op de rustbank in de keuken:
'Alleen maar vijf minuutjes, Hélène, vijf minuutjes maar.' Op dagen
dat het erg koud is worden de vijf minuten minstens de halve
middag.
De nachten in dit deel van Frankrijk kunnen vol gebeurtenissen
zijn. In een bepaalde periode klom een man op het dak naast ons, en
scheen met een zaklantaarn in mijn ogen terwijl ik sliep. Toen ik
dit aan Monsieur vertelde, zei hij dat ik het had gedroomd. Toen
het winter was geworden, scheen de man niet langer met zijn
zaklantaarn naar binnen, want mijn deuren en ramen waren gesloten,
maar nu verschenen er beelden op de muren van mijn kamer. Niemand
geloofde me en sommigen dachten dat ik het allemaal verzon om ze
aan het lachen te maken.
Timi heeft toen mijn reputatie gered. De eerste keer dat de beelden
verschenen, jammerde ze net als Noir wanneer hij een imitatie van
Geronimo gaf. Daarna sprong ze van stoel op stoel en op de
schoorsteenmantel om te proberen erachter te komen wie er in de
kamer bij ons was. Monsieur kwam naar boven om te zien wat dat
lawaai te betekenen had, en door Timi geloofde hij eindelijk mijn
verhaal over de beelden. We zijn er nooit achter gekomen wie ze
veroorzaakte; waarschijnlijk een man met verstand van elektronica,
denk ik, die spelletjes wilde doen. Of misschien was hij een
wetenschapper met als specialiteit hologrammen.
Door die episode met Timi bleef ik wel alert op de reactie van een
kat. Toen Timi dan ook op een nacht een geluid buiten het huis
hoorde, kleedde ik me aan en ging naar beneden op onderzoek. Daar
aangekomen merkte ik dat de yucca die Monsieur links naast de
voordeur had geplant, was gestolen. De volgende nacht maakten Pushy
en Vlekje Monsieur wakker aan de andere kant van het huis om hem
erop attent te maken dat er buiten iets aan de gang was dat hij
moest weten. In de ochtend bleek de yucca van onze buurman
verdwenen te zijn. Kennelijk een dief met een yuccafixatie!
Later, op een donkere nacht, lag ik vredig te snurken toen ik
wakker werd van een hard geluid. Het klonk alsof iemand bezig was
te proberen de garagedeuren kapot te beuken. Toen nog drie luide
knallen de stilte van de nacht verstoorden, kleedde ik me aan en
rende naar beneden om een blik te werpen door het kijkglaasje in de
voordeur. Ik was verbijsterd vlammen op het erf van de overburen te
zien. De eigenaresse had haar kelder rigoureus opgeruimd en de hele
troep op het erf opgestapeld. Een pyromaan had het in brand
gestoken zodat hij/zij de brandweer aan het werk kon zien. De
explosies van lege spuitbussen klonken als de knallen van een
machinegeweer. Hout viel van bovenaf op het vuur en de blus-slangen
sproeiden blauw schuim op alles in het rond. Buren waren
toegesneld, stonden te kijken alsof er een film werd vertoond, en
iedereen bewonderde de kunde en moed van de brandweermannen die we
nog nooit in actie hadden gezien. Ik keek toe vanachter een raam
tot ik me opeens realiseerde dat onze garage, waar de Brigade
slaapt, recht tegenover de brand lag. Ik nam Timi met me mee en
rende naar beneden om ze te bevrijden en in de kamer van Monsieur
te laten.
Ik kwam Monsieur tegen bij de verbindingsdeur. Hij was helemaal
aangekleed, koel en elegant.
'Ik heb de garage geëvacueerd, Hélène. De Brigade is in mijn
woonkamer met Pushy en Vlekje. Ze denken dat het een speciale
gelegenheid is en zijn er opgetogen over. Ik heb koffie gezet, dus
kom alsjeblieft mee, dan gaan we extra vroeg ontbijten.'
Ik haastte me met Timi naar binnen en werd verwend met koffie en
croissants. Ik at en dronk, liggend op de rustbank, probeerde geen
druppel te morsen ondanks het feit dat de Brigade de posities uit
hun prille jeugd weer hadden ingenomen. Noir lag op mijn buik, Dodu
bij mijn oor, Timi bij mijn hartslag. We werden om half vijf
wakker, en de enige tekenen van de brand waren zwartgeblakerde
deuren en balken op de benedenverdieping van het huis aan de
overkant, en opgedroogd blauw schuim dat de brandweerlieden hadden
gebruikt om de vlammen te doven.
Later ging de Brigade een kijkje nemen op het erf tegenover ons
huis, maar ze kwamen meteen weer terug. Dodu had gemerkt dat een
witte vacht van houtskool pikzwart wordt en bracht de rest van de
dag door met zich wassen. Noir had geproefd van de situatie van
weleer, slapen op mijn buik, en hij nam die positie weer in en
snurkte er vredig op los. Rozeneus was een tikje van slag door de
verandering in haar routine en moest zich weer onder het jasje van
Monsieur verstoppen. Lunette deed niet anders dan eten en eten, en
Pushy nieste vierhonderd keer omdat de rook pijn deed in haar
gevoelige neusje.
Op kerstavond sneeuwde het. Monsieur en ik keken
uit het raam en ik zag een dik wit tapijt over de grimmige,
zwartgeblakerde omtrekken op het erf tegenover ons liggen. Toen we
naar het nieuws op de televisie keken, werd gewaarschuwd dat veel
mensen op de snelweg van Aix naar Toulon al hun auto hadden moeten
achterlaten. Het is altijd hetzelfde liedje: sneeuw komt hier zo
zelden voor dat het hele leven stilstaat, de aanvoer van voedsel,
reizen, vliegvelden en treinen, alles raakt in de war tot de sneeuw
weer gaat smelten. De brandweer en andere hulpdiensten zijn
doorlopend bezig auto's met de inzittenden uit sloten, velden en
wijngaarden te trekken, waar hardrijdende chauffeurs plotseling in
zijn beland nadat ze hebben gemerkt aan het 'autoskiën' te zijn. Er
zijn geen sneeuwschuivers, en als ze er al zijn, weet niemand hoe
ze gebruikt moeten worden. Er zit niets anders op dan wachten. De
bevolking doet er filosofisch over, de mannen gaan naar de bar voor
een pastis, de vrouwen sloven zich uit en koken grote hoeveelheden
eten om iedereen in een goed humeur te brengen.
Tegen twee uur kwamen twee Amerikaanse vrienden langs, uitgeput
omdat ze hun auto achter hadden moeten laten en kilometers hadden
moeten lopen. We gaven hun de logeerkamer en Monsieur schonk
champagne om ze op te vrolijken. Ik begon te koken, voor het geval
we een invasie zouden krijgen van vijftig mensen die in de
sneeuwstorm gestrand waren. Er verschenen er nog maar twee, een
Engels echtpaar dat al over de hele wereld had gereisd en daarom
snel het idee had opgegeven verder naar Nice door te rijden. Zonder
auto en blauw van de kou stonden ze op de stoep. Monsieur schonk
nog meer champagne in, ik dekte de tafel en serveerde grote schalen
pasta met vissaus, zeven soorten kaas en een kleverig dessert dat
gegarandeerd iedereen kilo's deed aankomen, zelfs mensen met
anorexia! Onze gasten ontspanden zich en geleidelijk trok hun
paarse kleur weg. Ze gingen allemaal vroeg slapen, het Engelse stel
op een logeerbed in de keuken, omdat we maar één logeerkamer
hebben. Monsieur wenste hun welterusten, en merkte daarna tegen mij
op dat we geluk hadden dat Belle lag te slapen, anders had ze hen
allebei misschien opgegeten uit nijd dat ze op haar territorium
kwamen.
Toen het stil was in huis, ging ik controleren of de katten vredig
lagen te slapen, ondanks de sneeuw, die hen erg verrast had. Ik
vond ze allemaal, behalve Noir die niet in zijn mand lag. Eerst
doorzochten Monsieur en ik het huis. Daarna ging ik, die kou haat,
naar buiten in de sneeuw om hem te zoeken, de roep makend waar hij
altijd op reageert. Ik hoorde Monsieur in de volgende straat
hetzelfde doen, maar Noir was nergens te bekennen. Was hij naar
buiten geglipt toen de twee stellen arriveerden, en had hij gemerkt
dat hij buitengesloten was in deze ijzige omstandigheden? Zo niet,
waar zat hij dan?
Nadat ik nog eens in huis had gezocht ging ik naar bed, maar ik kon
niet slapen. In de vroege ochtenduren stond ik op en ging opnieuw
buiten op zoek. Ik zag Monsieur in zijn kamers ook weer zoeken. Om
vier uur in de ochtend zaten we samen koffie te drinken en ons af
te vragen waar huismus Noir toch was. Ik was bang dat hij dood was
en kon mijn tranen niet bedwingen.
We lieten de Brigade naar binnen en ze vielen opnieuw in slaap op
het bed van Monsieur. In de garage hebben ze hun eigen mandjes,
maar het bed van Monsieur is een van hun geliefde plekjes,
voornamelijk omdat het absoluut verboden is daarop te liggen. Ik
liep de garage in, vulde hun bakjes met knabbeltjes en verschoonde
het water. Opeens draaide ik me om en vroeg aan Monsieur: 'Wat is
dat voor een vreemd geluid?'
'Dat vroeg ik me ook net af,' antwoordde hij. Hij keek onder de
wasmachine en onder de auto, maar kon het vreemde, brommende geluid
niet lokaliseren. Opeens zag ik Noir achter in de auto op de
kussens liggen, snurkend als een honderdjarige dinosaurus. We
pakten hem op en kusten hem. Hij werd er niet wakker van. Monsieur
zei: 'Hij lijkt wel bedwelmd!' Ik begon me zorgen te maken dat hij
ziek was, tot we de resten van de laatste fles champagne vonden op
de vloer van de doorgang naar de garage. Niemand had het opgemerkt,
behalve Noir, die dol is op chocoladetaart, sinaasappellikeur en
champagne als hij dat kan bemachtigen.
Op Nieuwjaarsdag keken we op de televisie naar het concert uit
Wenen, ik heb het al tientallen jaren elke keer bekeken en spring
nog steeds op en dans mee als ze de 'Blauwe Donau' spelen. Op deze
bijzondere dag leek de kamer niet groot genoeg, dus walste ik
regelrecht naar buiten de straat op, waar ik opgelucht zag dat de
enige toeschouwers bestonden uit twee honden en de kater van de
overbuurvrouw. Daarna trok Monsieur de champagne open en bracht een
toast uit op het Nieuwe Jaar en onze families. Alles ging goed tot
de finale van het programma en de traditionele uitvoering van de
'Radetzky-mars', waarbij alle statige Weners op aanwijzing van de
dirigent in hun handen gaan klappen. Monsieur en ik klappen niet in
de handen: wij marcheren. Bij deze gelegenheid deden we dat in
militaire formatie, kaarsrecht en onwijs lachend toen we opeens
beseften dat een groep toeristen met open mond door de ramen naar
binnen keek. Ik riep: 'Gelukkig Nieuwjaar' en zij antwoordden
hetzelfde. Toen de uitvoering afgelopen was gingen Monsieur en ik
op de rustbank liggen bijkomen van de inspanning. Noir, Dodu,
Rozeneus en Quichot kwamen bij ons liggen, ze konden een samenzijn
met de baas en bazin op de bank niet weerstaan. Timi kwam er ook
aan, wilde per se rechts naast mijn oor zitten zodat ze heel
dichtbij kon spinnen en 'praten'. Monsieur deed heel tevreden zijn
ogen dicht. We waren allebei heel eenvoudig gelukkig, en hadden het
naar onze zin.
De volgende dag ontbeten we met onze gasten in de keuken, die ook
onze eetkamer is. Naderhand gingen we allemaal kijken naar de
betoverde tuin, die niet langer zo betoverd is. De Brigade wilde
met steentjes spelen, maar ontdekte dat je pootjes van in de sneeuw
lopen ijskoud worden, en ze renden met de gasten terug naar het
huis. Monsieur en ik bleven achter. Ik keek naar mijn echtgenoot en
zag hem naar iets in de tuin turen.
'Kijk, Hélène, Patcat zit in haar boom. Die is weer langzaam aan
het groeien, dus is ze in haar nieuwe schuilplaats geklommen.'
We liepen de tuin in en keken naar Patcat in haar boom, haar snoet
beschenen door het winterse zonnetje. Sneeuw of geen sneeuw,
ijzeren hek of niet, ze hield nog steeds van haar betoverde plek.
De Brigade begint nu aan hun derde levensjaar en Patcat aan haar
tweede als onze speciale gast. Toen we terugliepen naar het huis
zag ik haar haastig achter ons aankomen, en toen we het huis
binnengingen, schoot ze naar boven naar haar kamer. Het was tijd
voor haar ontbijt en ze hecht veel waarde aan haar routines en haar
momenten in haar toevluchtsoord. Op deze bijzondere ochtend wilde
ze vriendschap, dus gingen we op het bed zitten en ik aaide haar en
vertelde haar alle dingen die we in het nieuwe jaar zouden
doen.
Uit dit oude dorp in de Provence zeggen we u, de uwen, en alle
katten die dit boek lezen, welgemeend au revoir.