Een schaduw van maanlicht
Met een plons valt het CQR-ankertje in het heldere water. Langzaam wordt ons scheepje gepakt door de wind en trekt de ketting zich strak, zodat het anker zich rustig kan ingraven.
Een oude jeugddroom van mij is in vervulling gegaan. Na bijna vier dagen zeilen ligt onze IF-Marieholm achter haar anker in een zanderige baai op het meest zuidwestelijke plekje van het Britse koninkrijk: de Scilly-eilanden. Nadat we het voor ons legendarische Lands End waren gepasseerd kwamen de zachtglooiende oceaanrollers ons vriendelijk tegemoet. We voelden ons direct thuis. Met een knik in de schoot en onder het genot van een schitterende dolfijnenshow zetten we schuchter, maar trots onze eerste stapjes op de oceaan.
Die avond roeien we in onze oude trouwe rubberboot naar de kant. We leggen haar hoog op het strand en wandelen het eiland op. De twee lage eilanden zijn door een zandwal met elkaar verbonden. Met hoogwater loopt deze net onder water. Tussen het stekelige struikgewas leiden de schelpenpaadjes ons naar het dorp. De oude, uit afgeronde stenen opgetrokken huisjes lijken alvast weg te duiken voor de komende herfststormen. De vuurtoren middenin het dorp staat er bij als een monument uit lang vervlogen tijden. Op het zuidwestelijkste puntje van het eiland ploffen we neer tussen de wonderlijke steenformaties.
‘Als dit een bank was uit een meubelzaak, zou ik hem direct kopen,’ zeg ik tegen Marcel. ‘Hier kan ik uren blijven zitten.’
De zon is al aardig gezakt en langzaam valt de schemering in. Het is bijna volle maan en het maanlicht beschijnt de puntige rotsen die een paar mijlen verderop vervaarlijk boven water uitsteken. Marcel houdt zijn hand op in het heldere maanlicht. De schaduw valt neer op de stenen ondergrond. ‘Weet je dat maanlichtschaduw helemaal niet bestaat?’ zegt Marcel. ‘Het is een soort dubbele ontkenning, een soort ongrijpbare droomwereld.’
Ik moet er even over nadenken. Op de oceaan draait de vuurtoren van Bishop Rock trouw zijn rondjes. Dromerig staren we naar de blink, die als een helder schijnsel ritmisch zijn weg vindt in de nacht. We denken allebei hetzelfde. We hebben er zo vaak over gedacht, maar nu weten we het zeker. Dit is niet het eindpunt van een mooie vakantie, maar het begin van een lange weg. We zullen onze geliefde Volksboot moeten verkopen en gaan bouwen aan een nieuw schip, een schip dat vijf jaar lang ons huis zal zijn en ons veel verder zal brengen dan het licht van Bishop Rock kan reiken.
Eenmaal weer thuis gaat ons geliefde Schrijverke in de verkoop en groeien de plannen voor een nieuw schip. Marcel heeft zijn zinnen gezet op een nieuw ontwerp van Van de Stadt, de Van de Stadt 34. Het moest een goed zeilend en handzaam schip zijn, dat ook ik onder alle omstandigheden zou kunnen zeilen. Verder moesten we het zelf zonder al te veel problemen kunnen bouwen.
De 34 voldeed aan onze eisen en op een regenachtige dag wandelen we vol verwachting het ontwerpbureau binnen. De ontwerper zelfheeft geen tijd en een juffrouw die weinig verstand heeft van boten en veel uit haar hoofd heeft geleerd, staat ons vriendelijk te woord. Na een halfuurtje staan we met een pakket tekeningen op de stoep. Het begin is er.
Op ons flatje vierhoog beginnen we met het uitslaan van de tekeningen op hardboard. We leggen een laag piepschuim op de grond en zagen de mallen uit met een decoupeerzaag. Ik weet niet of de buren ons dat in dank afgenomen hebben, maar het werkte uitstekend. Intussen verzamelen we allerlei attributen, van een wc tot lieren en wantspanners op tweedehands boten-markten in het hele land.
Na enig gezoek hebben we een klein werfje gevonden waar het schip gebouwd kan worden. Het heet heel toepasselijk ‘t Wurfie. De eigenaar is buschauffeur en tevens campinghouder, maar bouwt ook motorboten. We kunnen gebruikmaken van alle apparatuur. Helaas heeft hij weinig tijd door al zijn nevenactiviteiten en het komt erop neer dat we al het werk zelf doen. Eigenlijk vinden we dat helemaal niet zo erg en na vier maanden laten we trots ons roestige casco te water.
Het casco wordt eerst uitgebreid gestraald en geverfd en dan kan het grote werk beginnen. Nadat we twee jaar lang al onze vrije uurtjes erin hebben gestopt, kan de tent eraf en hebben we weer een boot. De mast gaat erop en we kunnen weer zeilen.
Inmiddels beginnen de voorbereidingen voor de echte reis ook vastere vormen aan te nemen. We hadden allebei een paar innige wensen. Marcel wilde altijd al graag naar het Verre Oosten en mijn fascinatie ging vooral uit naar de wateren van Zuid–Chili. Verder wilde ik beren zien en behalve in de dierentuin kun je dat het beste in Alaska. Na veel gepuzzel en het eindeloos bestuderen van klimaatkaarten kwamen we tot de volgende route. We zullen in de zomer van 1991 vertrekken en via Brazilië en Argentinië om Zuid–Amerika heen varen. Eenmaal in de Pacific zullen we via de eilanden in de Stille Zuidzee naar Nieuw-Zeeland zeilen. Van daaruit naar Japan, via de noordelijke Grote Oceaan naar Alaska en door het Panamakanaal weer terug naar huis.
Ons oorspronkelijke plan was om er vier jaar over te doen en herfst 1995 weer in Nederland te zijn. Het werd uiteindelijk vijf jaar. In september 1996 liepen we de Roompot binnen.
Ingrid Adriaans
Dordrecht, september 1999