Chili

Nietig en klein tussen de bergen

Voor ons duikt een zeeschip de volgende bui in. Nog even en wij zitten er ook middenin, kletterende hagelstenen en loeiende windvlagen. Achter ons trekt het vorige exemplaar met grote snelheid van ons weg. De machtige aambeeldswolk torent hoog uit boven de besneeuwde bergen. Een fonkelende regenboog overspant de oevers van de Straat Magallanes. Hier trekt de natuur al haar registers open. Inktzwarte luchten worden onderbroken door verblindende opklaringen. Daar waar de zon afgeschermd wordt door de jagende wolken, veranderen lichte gesteenten in angstaanjagende rotspartijen.

De bergen zijn bedekt met een zilveren laag van versgevallen sneeuw. Te midden van dit fantastische schouwspel leggen wij de laatste mijltjes af van de zeestraat. Het schip voor ons is inmiddels verdwenen achter gordijnen van hagel en regen. Wij zoeken de bescherming op van de Chileense scherenkust.

Mede doordat verschillende kanalen verboden vaarwater zijn, waren wij genoodzaakt toch een groot gedeelte van de Straat van Magallanes af te leggen. Het was niet gemakkelijk. Een constante tegenstroom en stormachtige wind maken het varen vaak onmogelijk voor ons. Veel respect hebben wij gekregen voor de zeelieden die voor de opening van het Panamakanaal gedwongen werden hier met hun dwarsgetuigde schepen doorheen te zeilen. Het is geen wonder dat sommigen er maanden over deden of zelfs helemaal niet doorheen kwamen. Hoeveel gemakkelijker is het voor ons, een goed zeilend modern jacht, volgestopt met elektronica, een motor, kachels, een automatische piloot. Wij zijn er dan ook van overtuigd dat wat wij doen totaal niets te maken heeft met wat deze mensen presteerden.

Ondanks alle dreigende verhalen valt het varen ons tot nu toe eigenlijk wel mee. Het is allemaal best te doen. Er zijn voldoende beschutte baaien. Als het te diep is voor ons anker, rollen we onze haspels af en brengen lange lijnen naar de wal. Een dingmoet je wel hebben, en dat is geduld. Je kunt hier alleen varen als het goed weer is en dat is het niet zo vaak. Maar daar hebben wij geen moeite mee. Na al dat gehaast van het afgelopen half jaar genieten we van de dagen dat we verwaaid liggen. Veilig achter ons grote anker wachten we menige storm af. Alle luiken dicht en de kachel hoog aan. Zo halen we de gezellige Hollandse winter in die we hebben overgeslagen.

Terwijl de regen op het dek klettert en de wind door de stagen loeit, duiken wij weg in de heerlijkste boeken, bakken taarten en werken onze correspondentie bij. Zodra de wind gaat liggen, lichten wij ons anker en varen door het prachtige landschap naar de volgende baai, de ene nog mooier dan de andere. Op talloze plaatsen komen kristalheldere watervallen de bergen af. Verder noordelijk zien we de vegetatie veranderen. Waren de rotsen bij Vuurland nog bedekt met een sponzige laag van mos en kleine plantjes, hier worden de struiken geleidelijk vervangen door bomen en het mos door varens en graspollen.

Wat zullen de botanici aan boord van de ontdekkingsreizigers die in de achttiende eeuw dit gebied verkenden, een berg werk verzet hebben. Van een afstandje ziet het er allemaal een beetje saai uit, maar zodra je voet aan wal zet, wordt je aandacht getrokken door de enorme diversiteit in de beplanting. Vooral de eilanden rond Vuurland zijn bedekt met een dikke laag schitterende plantjes en bloemetjes. Je zou een lucifersdoosje kunnen vullen met een minuscuul regenwoud. Ik kan er uren naar kijken en elke keer ontdek ik weer andere.

De Chileense vlag wappert fier boven het houten gebouw. Dat moet de capitania zijn. Daar waar in Chili een gemeenschap is, hoe klein ook, is een capitania. De Capitania del Puerto is een soort militaire havenmeester en je bent verplicht je bij hem te melden. Eerlijk gezegd hebben we er in eerste instantie altijd een beetje een hekel aan, maar deze keer is het een heel bijzondere.

We zijn in Puerto Eden, een klein vissersdorp in het zuiden van Chili, zo’n kleine 600 mijl ten noorden van Vuurland. We gaan vlak voor de capitania voor anker. Zodra we voet aan wal zetten, heet een vriendelijke jongeman ons van harte welkom. Het is Yito.

Terwijl de echte havenmeester zich bezighoudt met belangrijkere zaken als het middagdutje, runt Yito de capitania. In zijn hart is hij geen militair. Hij is verpleegkundige in dienst van het leger en functioneert tevens als dokter voor de 450 inwoners van het dorpje. Misschien is Yito gewoon een Chileense jongen met liefde voor zijn vak, maar voor ons heeft hij iets speciaals. De manier waarop wij door hem ontvangen worden is onvergetelijk. We krijgen koffie, wijn, versgebakken brood, mogen douchen en gebruikmaken van de wasmachine.

Samen met Yito gaan we het dorp in om boodschappen te doen. De huisjes zijn simpel en zien er armoedig uit. Volgens Yito zijn de mensen hier echter niet arm, maar geven gewoon weinig om het uiterlijk van hun behuizing. In veel huiskamers staan een televisie, een video en een stereotoren.

We blijven twee dagen in Eden en genieten van een warme douche en de luxe van de vooroorlogse wasmachine van de capitania. Het is er een van het eenvoudigste soort en in Nederland staat hij allang in het museum, maar toch is het heerlijk en ‘s middags hangt de hele tribune van het plaatselijke voetbalveld vol met onze was.

‘s-Avonds zit Yito bij ons aan boord. We praten over van alles. Yito is een echte Chileen: vriendelijk gastvrij en dol op zijn land. ‘Het gaat goed met Chili,’ zegt hij. Sinds enkele jaren hebben ze een democratisch gekozen president en de economie is de sterkste van Zuid–Amerika.

We wisselen adressen uit en nemen de volgende dag afscheid op het strand. ‘Ik zeg altijd maar, tot ziens,’ zegt Yito. ‘Je kunt nooit weten.’

Honderd mijl boven Eden ligt de Golfo de Penas. Hier verlaten we even de bescherming van de Chileense scherenkust. De Penas is een berucht stukje water, niet onterecht, denk ik. Niet alleen komt de enorme deining van de Pacific hier aanrollen, maar het gevaar is vooral het diepteverschil. Er is namelijk geen continentaal plat. De diepte loopt in een keer terug van 3500 naar 100 meter. Hierdoor kunnen er zeer gevaarlijke zeeën ontstaan.

Tussen de lage rotseilandjes gaan we bij San Pedro voor anker. Een paar maanden geleden is hier vlakbij nog een Noors jacht op de rotsen te pletter geslagen en we zijn op onze hoede. We hebben geen weerfax aan boord, maar met behulp van fleetcode lukt het Marcel om een simpel weerkaartje op papier te krijgen. In het flauwe schijnsel van de kajuitslampjes weet hij de morse te decoderen. De cijfers geven aan waar de druksystemen liggen en zo kun je een eenvoudig weerkaartje tekenen. De situatie lijkt gunstig. De volgende ochtend nemen we contact op met de vuurtorenwachter op San Pedro, om ons af te melden en de laatste weersinformatie te vragen. Er lijken geen obstakels meer om te vertrekken. Het wordt een spannend tochtje, maar moeilijk krijgen we het niet en een etmaal later varen we het duizend-eilandenrijk van de Archipiélago de los Chonos binnen.

Die avond valt ons anker aan de voet van een indrukwekkende waterval: de Cascada Salmon. Trapsgewijs stort het water vanaf de bergen naar beneden. Het landschap is schitterend, misschien niet zo indrukwekkend, maar wel heel mooi. De bergen zijn tot op de hoogste top begroeid met de prachtigste bomen. Ze groeien overal. De kleinste rotseilandjes veranderen in weelderige plantenbakken.

Toch wordt mijn indruk van deze archipel niet bepaald door deze overvloedige flora, maar door de mensen die er wonen. Het is moeilijk te beschrijven wat je voelt als je in contact komt met deze mensen. Ze bedrijven eenvoudige visserij in houten roeisloepen en wonen in hutjes op de eilanden. Ze leven van wat de zee hun biedt. Ik voel me maar een weekdier vergeleken bij deze mensen.

Op het noordelijkste eiland van de archipel ligt een vissersdorp, Puerto Melinka. Er wonen 1200 mensen en het heeft zelfs een vliegveldje.

Voor het eerst sinds Vuurland kunnen we groenten en fruit krijgen. Van de uit hout en golfplaten opgetrokken huisjes is bijna de helft een winkel. Ze hebben allemaal hetzelfde beperkte assortiment. Terwij de vrouwen de winkel runnen, zijn de mannen aan het vissen. Er wordt vooral gevist op schaaldieren, deze worden door de duikers een voor een omhooggehaald. Elk bootje heeft een compressor aan boord en met behulp van slangen gaan ze in het ijskoude water naar beneden, niet bepaald een aantrekkelijk karweitje. Wanneer we die middag in de kuip zitten te genieten van ons eerste glaasje cola sinds zes weken, gaan er tot onze grote verbazing twee heuse cruiseschepen op de rede voor anker. Voor een uur wordt het rustieke dorp overspoeld door honderden toeristen, gewapend met fototoestellen en videocamera’s. Dus ook hier! Even snel als ze uitgeladen zijn, worden ze met sloepen ook weer aan boord gebracht. Voor we van de schrik bekomen zijn, is de invasie weer voorbij en verdwijnen de schepen weer achter de horizon op weg naar de volgende attractie. Op een of andere manier voel je je als zeiler geen toerist. Wanneer je met je eigen boot in een haven ligt, hoor je er gewoon een beetje bij.

Net als de turistas gaan wij naar Chiloé. De glooiende heuvels van dit groene eiland zijn overspannen met een lappendeken van akkers en weilanden. Het is weer even wennen. Achter iedere heuvel komt een vrolijk gekleurde kerk te voorschijn en over het hele eiland verspreid staan huizen. De mensen koken hier op hout en uit de schoorstenen komen rookpluimpjes. Hoge populieren en indrukwekkende naaldbomen sieren het lieflijke landschap van dit agrarische eiland.

In de hoofdstad Castro besluit ik maar eens naar de kapper te gaan. Dat wordt hoog tijd. Marcel heeft er al eens een stuk van afgeknipt, maar een beetje model kan geen kwaad. Na een verkenningstocht door het stadje heb ik er een uitgezocht en vol goede moed stap ik het simpele zaakje binnen. De communicatie verloopt wat stroef. Hij laat allerlei foto’s zien. Ik knik maar van ja en zal wel zien wat hij ervan maakt. Behendig begint hij vliegensvlug te knippen. Nou, mijn wens om er een flink stuk van af te knippen gaat geheel in vervulling, want hij heeft het zo ongeveer gemillimeterd! Marcel slaat helemaal steil achterover en vindt me net een feministische vrijheidsstrijdster. Gelukkig maar dat haar de eigenschap heeft te groeien en het is wel erg gemakkelijk zo.

We gaan onze post ophalen in Puerto Montt. De stad dankt deze naam aan haar ligging aan de voet van de vulkanen Osorno en Calbuco. Het is er veel minder westers dan we gedacht hadden en veel vervoer gaat nog per paard en wagen. Je kunt de stad eigenlijk in twee delen splitsen, een welvarend gedeelte met redelijke winkels, en een armer deel waar vooral veel op straat gehandeld wordt in fruit, broeken, sokken, ondergoed enzovoort. Opvallend is het verschil in publiek. In het luxere deel is iedereen westers gekleed met hoge hakken en zonnebrillen, terwijl in het andere deel velen nog gehuld zijn in poncho’s met gebreide pollemisten. Onze voorkeur gaat uit naar het armere deel, waar we ons te goed doen aan enorme hoeveelheden prachtig fruit.

Op de boulevard staat een complete mensenmenigte achter dranghekken en de straten van de stad zijn gedeeltelijk afgezet. Het is duidelijk dat er iets belangrijks staat te gebeuren en al snel komen we erachter wat. Het komende uur zullen wij getuige zijn van een militaire parade. In Zuid–Amerika is dat een hele belevenis. Nou bekijk je zoiets in een land als dit met gemengde gevoelens en toch heeft het wel iets intrigerends. Honderden strak kijkende jongemannen in smetteloze uniformen van verschillende pluimage trekken aan ons voorbij. Ze doen allemaal hun best de benen zo hoog mogelijk op te zwaaien en over het algemeen lukt dat aardig. Er zitten duidelijk een paar fanatiekelingen tussen, die graag in een goed daglicht komen te staan bij de commandant, die samen met andere hoge pieten, plus opgedirkte aanhang, onder een afdakje het geheel aanschouwen.

Het komt op mij allemaal een beetje bizar over. De tegenstellingen tussen dit uiterlijk vertoon en de eenvoud van de eilandbewoners, die nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden is mij te groot. Het publiek denkt er voor een groot gedeelte ook zo over, want lang niet iedereen reageert even enthousiast. Materieel schijnt het Chileense leger weinig voor te stellen. Halverwege komen er een paar krakkemikkige propellervliegtuigjes overvliegen en op de rede ligt een vooroorlogse onderzeeër voor anker. Het geheel wordt afgesloten door enkele vrachtwagens met een kanon op wieltjes erachter. Politiek hebben de militairen echter nog steeds veel invloed en daar lijkt vooralsnog geen einde aan te komen.

Het duurt bijna een week voor we onze post op kunnen halen bij het consulaat. Consulaten zijn vaak op de vreemdste plaatsen gevestigd en ditmaal is het bij de tandarts. De consul, de tandarts dus, heeft helaas alles doorgestuurd naar de ambassade in Santiago, omdat hij dacht dat we niet meer kwamen en onderweg is het pakje ergens blijven steken. Zodoende zit ik elke dag in de wachtkamer van de tandarts, onder het toeziend oog van een jeugdige Trix, die in volle glorie aan de muur hangt, te wachten om te vragen of ons pakje al is aangekomen. Gelukkig is de post in Chili zeer goed georganiseerd en komt alles boven water.

Het begint zo langzamerhand tijd te worden om afscheid te nemen van het vasteland van Chili. Een beetje jammer vinden we het wel. Vooral het varen op de beschutte binnenwateren is ons goed bevallen. Gelukkig laat de Pacific zich van haar beste kant zien. Onder spinnaker glijden we over de indrukwekkende deining naar Talcahuano, onze laatste haven op het continent.

De aanloop van de baai is indrukwekkend. Met geweld spatten de hagelwitte brekers uiteen op de rotsen. Kleine vissersbootjes verdwijnen tussen de hoge golven. Maar wat we om de hoek te zien krijgen overtreft onze stoutste verwachtingen. Hoe is dit in vredesnaam mogelijk in zo’n schitterend land? Na enkele mijlen varen we de walgelijkste beerput binnen die je je maar kunt voorstellen. Eens een mooie vissersplaats met de fraaie naam Talcahuano en nu een van de smerigste havens ter wereld. We wisten dat het geen schone haven was, maar dit! We begrijpen er niets van. Hoe kan een hele stad leven in deze stank? We durven niet eens te ademen. Uit het pruttelende water komt een weeïge rottevislucht, die je elk gevoel van eetlust meteen ontneemt. We kunnen het toilet niet eens gebruiken, want dan is de hele boot vergeven van die vreselijke lucht. Eigenlijk kan ik me er behoorlijk kwaad om maken. De mensen staan een beetje wezenloos naar het borrelende water te kijken, maar niemand schijnt er iets aan te doen.

We hebben wat dingen te regelen in het nabijgelegen Concepción, maar daarna verhuizen we snel naar de overkant van de baai, naar het vissersplaatsje Tomé. In het dorpje doen we onze laatste inkopen. Het is wonderlijk hoe snel je een relatie opbouwt in de winkeltjes. Ik hoef maar een keer naar de bakker te gaan of ze knikken me allemaal vriendelijk goedendag. Nou ben ik hier ook wel een vreemde eend in de bijt. De Chileense vrouwen zien er totaal anders uit, met dik zwart golvend haar en prachtige ogen. Wel zijn het allemaal dezelfde types en erg conservatief. Vrouwen schijnen hier trouwens nog niet echt mee te tellen. Wij moesten onze verblijfsvergunning verlengen in Concepción en ik behoefde niet eens een formulier in te vullen. Er kon wel worden volstaan met een krabbeltje in de kantlijn van die van Marcel.

Na een week zijn we er helemaal klaar voor, de oversteek van 4000 zeemijlen naar Frans Polynesië. De boot is afgeladen met water, brandstof en etenswaren voor een halfjaar. Voordat we de haven verlaten krijgen we echter nog een bezoekje van het hoofd van de capitania alhier. Onder het mom van inspectie van het vaartuig komt hij graag een kijkje nemen aan boord.

Marcel gaat hem ophalen aan de pier. Juist die dag staat er een enorme deining in de haven en het wordt nog een hele toer om hem droog in onze wiebelige rubberboot te krijgen. Tomé is een grote vissershaven en deze man geniet een behoorlijk aanzien. Het zou zowel voor ons als voor hem een blamage zijn wanneer hij in vol ornaat te water ging. Gelukkig gaat het goed. Het is een aimabele persoonlijkheid en dit betekent voor ons een waardig afscheid van dit land.

De zon is al aardig gezakt wanneer we de baai uitvaren. Het wordt een prachtige nacht. Met een knik in de schoot verdwijnen de lichtjes van Talcahuano snel uit beeld. De golven glinsteren in het zilveren schijnsel van de maan. Voor ons ligt de onmetelijke Pacific, vol met idyllische eilanden, wuivende palmen en hagelwitte stranden. Achter ons de indrukwekkende kustlijn van Chili.

Vaak gaan mijn gedachten terug naar het ruige zuiden. Dan klim ik weer op de rotsen, laat met gespreide armen mijn lichaam leunen tegen de bulderende wind. In de diepte ligt ons schip te rukken aan zijn lijnen. De door de overvloedige regenval ontstane watervallen worden door de kracht van de storm loodrecht omhooggeblazen. Hier voelde je de macht van de elementen. Je besefte hoe klein en kwetsbaar we waren endat je in zo’n gebied niet voorzichtig genoeg kunt zijn.