Genootschapseilanden

Stokbrood met kokosnoot

Papeete is de hoofdstad van Tahiti en tevens het administratieve en militaire centrum van Frans Polynesië. Ik zou het willen beschrijven als een toeristisch provinciestadje, dat ze zo’n twintig jaar geleden uit de grond gestampt hebben en waarvan ze inmiddels tot de conclusie zijn gekomen dat ze het nu heel anders zouden doen. De toch zo charmant lijkende combinatie van de Polynesische levenswijze met de Franse gezelligheid is nergens terug te vinden. De invloed van Amerika lijkt hier veel groter en iedereen rijdt in dikke auto’s met enorme dreunende stereotorens. Dit heeft tot gevolg dat de wegen overvol zijn en oversteken af en toe een hele toer is.

Een positieve uitzondering op dit geheel is de bedrijvige markt, midden in het centrum. Met name zondagmorgen vroeg is het een lust erdoorheen te lopen. Dan wordt de grootste markt van de week gehouden. Hier proefje nog even de sfeer van het oude Tahiti. Dikke dames in gebloemde jurken zitten gezellig te keuvelen met de buurvrouw, terwijl hun waar op het tafeltje voor hen ligt uitgestald. De verkooptactiek is vrij passief en er wordt totaal niet aangedrongen. Dat is maar goed ook, want de prijzen zijn enorm en wij zijn niet van plan ook maar iets aan te schaffen, maar kijken is ook al leuk. Chinezen staan boven gloeiende vuurtjes vlees te bakken, terwijl Polynesische mannen rijen met prachtige vis aanvoeren. Op het pleintje buiten worden zakken met kakelende kippen aan de man gebracht. Op een of andere manier krijgen we hier pas echt het idee in een ander werelddeel te zijn aangekomen. Dit komt vooral ook door de vele Chinezen die hier wonen. Zij vormen de economische motor van deze eilanden en praktisch alle winkels worden door hen gerund.

Het zijn dan ook deze Chinezen die een van de leukste verschijnselen van Tahiti hebben uitgevonden: de food-trucks, kleine rijdende restaurantjes, waar je voor een redelijk bedrag uitstekend kunt eten. ‘s-Avonds staan er tientallen geparkeerd op de kaai. Bij elke truck staat de kok vol enthousiasme op straat zijn gerechten klaar te maken, terwijl de vrouw het eten serveert en de drankjes inschenkt. Hoe vaker je over de kaai wandelt, hoe moeilijker het wordt om een keuze te maken. Het ziet er allemaal zo lekker uit.

Hoewel we ons hebben voorgenomen ons verblijf hier tot een minimum te beperken, willen we dit beroemde eiland toch niet verlaten zonder er iets van gezien te hebben. Er rijden geen bussen zoals wij die kennen maar trucks, vrachtwagens met perspex ramen en op de laadbak een eenvoudig houten opbouwtje waar je in kunt zitten. De ‘truck’ is het ideale vervoermiddel, goedkoop en reuzegezellig. Te midden van fleurige Polynesiërs en ingebouwd tussen boodschappentassen en jengelende kinderen rijden we het centrum van Papeete uit. De chauffeur propt nog even een stuk stokbrood naar binnen, voordat hij het gaspedaal intrapt en het geheel hotsebotsend op gang komt. Het duurt bijna een half uur voordat we de lawaaierige drukte van Papeete achter ons kunnen laten.

Tahiti is een mooi eiland, steil en groen. Jammer genoeg is het binnenland zo onherbergzaam, dat je er alleen klimmend en klauterend doorheen kunt trekken en daar hebben we de tijd en de spullen niet voor, dus beperken we ons tot de weg die langs de kust loopt.

Omdat we toch nog een beetje cultureel willen doen, bezoeken we het Gauguin-museum aan de zuidkant. De enorme oprijlaan en het tropische park staan niet erg in verhouding tot wat we na het betalen van de buitensporige toegangsprijs te zien krijgen. Er hangt niet één schilderij van deze beroemde Franse impressionist en het zijn dan ook allemaal, voor een deel vergeelde, reproducties. Gauguin bracht een groot deel van zijn leven in Frans Polynesië door en stierf op de Marquesaseilanden, ten noorden van Tahiti, waar hij ook begraven ligt. Eerlijk gezegd kunnen wij zijn manier van schilderen niet zo erg waarderen, maar ik moet wel toegeven dat hij de mensen hier zeer treffend heeft weergegeven. Vroeger dacht ik altijd, wat schildert die man die mooie Polynesische vrouwen toch lelijk, zo grof en lomp. Nu we zelf een tijdje in dit gebied vertoeven, moet ik bekennen dat ze inderdaad zo zijn, uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Ik ben bang dat de mythe van de beeldschone Polynesische vrouwen geschapen is door de Europese ontdekkingsreizigers, die na een lange zeereis voor het eerst sinds een jaar weer een vrouw zagen en dan vind je haar algauw mooi, al is ze nog zo dik en afzichtelijk; vooral als ze ook nog halfnaakt heupwiegend op je afkomt.

Na ons bezoek aan het museum pakken we de truck naar Tahiti-iti, het kleinere, maar niet minder mooie Siamese-tweelingzusje van Tahiti. De sfeer op Tahiti-iti is rustiek. Ik stel me zo voor dat vroeger het hele eiland zo was. Het is siësta en in het dorpje kun je een kanon afschieten. We kopen een stokbrood en nemen dezelfde truck weer terug naar de hoofdstad.

De haven van Papeete heeft bij zeilers een slechte naam. Je zou er met honderden jachten op elkaar gepropt liggen, de mensen zouden verpest zijn door het toerisme, je zou er geen oog dichtdoen vanwege het razende verkeer en nog veel meer van die negatieve verhalen. Het valt ons allemaal reuze mee, er liggen welgeteld vijftien buitenlandse jachten, de mensen zijn reuzevriendelijk en ik slaap er ‘s nachts geen seconde minder om. Ondanks dat willen we toch niet te lang blijven. De tijd gaat een beetje dringen en de andere eilanden schijnen ook zeer de moeite waard te zijn.

Tahiti is een mooi eiland, maar het kan niet in de schaduw staan van wat er aan de overkant ligt. Het eiland Moorea is een schoonheid, met name de twee baaien aan de noordzijde zijn wereldberoemd en niet geheel onterecht, moet ik zeggen. We ankeren eerst in Baie de Cook en daarna in Baie d’Opunohu. Tot onze grote verbazing liggen we moederziel alleen, omringd door een onwerkelijk mooi landschap van hoge sprookjesachtige pieken en tropische vegetatie. Toch kunnen we er, na de onbedorven schoonheid van Chili, niet meer zo van onder de indruk zijn. Misschien zijn het de auto’s die langs de kant rijden. Misschien de toch niet onaardige hotels, ik weet het niet. Waarschijnlijk zijn we gewoon grenzeloos verwend. Een beetje jaloers kijk ik naar de oude plaatjes in de boeken, die we bij ons hebben van dit gebied. Sfeervolle schilderijen van de Resolution en de Discovery die hier in de achttiende eeuw ankerden, voordat zij onder leiding van de grote Engelse ontdekkingsreiziger James Cook de exploratie van de Pacific voortzetten. Hoe zou het zijn om even terug te gaan naar die tijd? De tijd dat de kano’s overladen met fruit en andere heerlijkheden je tegemoet kwamen, voortgepeddeld door vrolijk zingende Polynesiërs, in palmenrokjes en behangen met bloemenkransen. Dan is er toch wel veel veranderd.

We maken een lange wandeling naar het uitkijkpunt op de berg. Het is een bloedhete dag, maar het uitzicht loont de gedane moeite. We ploffen neer en kijken uit over de twee baaien, met in de linker Moonlight Shadow als een minuscuul stipje zwaaiend achter haar anker.

Het klinkt misschien gek, maar het grootste nadeel van zo’n reis vind ik het feitdat je altijd die boot bij je hebt. Het is alles wat we bezitten en het brengt toch altijd een zekere spanning met zich mee, wanneer we haar aan één enkel ankerlijntje achterlaten in een vreemde omgeving. Zodra ze uit zicht verdwenen is, komen de altijd weer terugkerende vragen in me op. Is de ankergrond wel goed? Heb ik de afsluiters van de wc wel dichtgedraaid? Is de elektriciteit wel uit? Zal de wind niet draaien? enzovoort. Tijdens de wandeling bouwen zich dan de meest afschrikwekkende beelden in mijn gedachten op. Ons schip boven op het rif, totaal uitgebrand, of afgezonken op de bodem van de baai, wij met slechts een paar plastic tasjes op het vliegtuig naar huis en nog veel meer van die vreselijke visioenen. Ik sla dan ook altijd een zucht van verlichting wanneer we de laatste heuvel bestegen hebben en blijkt dat mijn negatieve gedachten weer totaal misplaatst waren. Het zal ook wel een beetje aan mij liggen. Thuis ging ik ook altijd terug om te kijken of het gas wel uit was, terwijl ik al breeduit op de fiets zat naar de stad en dan was er ook niets aan de hand.

De Genootschapseilanden (Hes de la Société) bestaan uit twee groepen, de lies du Vent en Hes Sous Ie Vent, de bovenwindse en de benedenwindse groep. We verlaten Hes du Vent en varen in een nacht naar de benedenwindse groep. Deze groep bestaat uit vier hoofdeilanden: Huahine, Raiatea, Tahaa en Bora-Bora. Stuk voor stuk juweeltjes, steile vulkanische pieken overladen met tropisch groen en afgeschermd door riffen. Het is er heerlijk toeven. In de lagunes zijn legio ankerplaatsen en de afstanden zijn in een paar uur te overbruggen. We volgen de meest voor de hand liggende route en beginnen bij het eiland Huahine, spreek uit Oe-a-i-ne. (We maakten op Tahiti kennis met een Nederlandse, die daar voor twee jaar woonde en ook zij kon het nog steeds niet uitspreken, maar net als zij blijven wij ons best doen.)

De taal is hier overigens een verhaal apart, deze bestaat voor negentig procent uit klinkers en bijna alle woorden eindigen op owd of owé. Zo vreemd en schokkerig als het gesproken woord klinkt, zo vloeiend wordt het gezongen. Er is hier een rijke muziekcultuur. Het is ons een beetje te soft, maar klinkt toch wel gezellig en de helft van de radiomuziek is van dit soort, de andere helft wordt regelrecht per satelliet uit Frankrijk doorgesluisd.

‘s-Ochtends verwelkomt de nieuwslezeres ons met een al te enthousiast ‘Bonsoir!’ en ‘s-avonds met een nog iets frisser klinkend ‘Bonjour!’. Het is misschien een detail, maar wij vinden het behoorlijk irritant. Verder worden we volledig op de hoogte gehouden van de files rond Parijs, het weer in de Provence, de prostaatoperatie van Mitterrand, of hij al in zijn streepjespyjama voor het raam is verschenen en nog veel meer van die totaal niet ter zake doende onderwerpen. Geen woord over de ontwikkelingen in deze regio.

Net als Tahiti heeft Huahine een kleiner zusje, Huahine-iti. Ook dit keer kan ‘iti’ de concurrentie met haar grotere zus volledig aan. Het gebied tussen de twee eilanden, die door middel van een brug met elkaar verbonden zijn, vind ik verreweg het mooiste. Wanneer je door de bergen wandelt heb je een prachtig uitzicht. De unieke kleurencombinaties van het tropische water steken magnifiek af bij het heldere groen van de heuvels. Puffend van de hitte sjokken we rond het eiland. We zijn op zoek naar de zogenaamde marae’s. Dit zijn oude tempelplaatsen en volgens de boeken vertegenwoordigen deze een grote archeologische waarde. Nou, het is maar goed dat er bordjes bij staan, want anders waren we er straal voorbijgelopen. Ze bestaan meestal uit een hoop stenen, die nauwelijks te onderscheiden is van de natuurlijke omgeving. Het kan ons dan ook niet zo boeien, maar we kunnen er nu tenminste over meepraten.

We hadden ze al zien liggen vanaf onze ankerplaats bij het dorpje op Huahine. Raiatea en Tahaa, twee eilanden in een gemeenschappelijke lagune, zijn voor mij de meest oorspronkelijke van de hele groep. Hier proefje bij vlagen nog de romantiek waar deze eilanden hun faam aan te danken hebben. Flarden van fantasie en werkelijkheid vormen een wankele verbinding met het idyllische verleden. Je ruikt de heerlijke geur van vanille. Op zondagmorgen verspreidt het schitterende gezang zich vanuit de vele kerken als een sluier over het eiland. De karakteristieke bootjes met een outrigger meren in de vroege ochtend af in de haven van Uturoa, afgeladen met bananen en papaja’s. Vrouwen in fleurige jurken, met dikke vlechten en rieten hoedjes op, zijn op weg naar de vroege markt.

Wanneer ik hier op een bankje ga zitten dan kan ik nog zien hoe het was. Hoe vroeger de zeilende schoeners de goederen tussen deze eilanden vervoerden. Mensen stonden al van verre vanaf de verschansing te turen om een glimp op te vangen van hun vrienden of familie, die op de kaai stonden te wachten. Knorrende zwijnen en kakelende kippen worden uitgeladen. Het lijkt allemaal zo ver weg. Tijden zijn veranderd, vliegtuigen vliegen af en aan, bevoorradingsschepen liggen dagelijks aan de kaai. En toch is het die romantische hang naar het verleden die deze eilandengroep voor mij zo aantrekkelijk maakt.

Al dagen ligt het te branden aan de horizon, het inspirerende silhouet van Bora Bora, het laatste eiland dat we hier gaan bezoeken. Zelden zagen we zulke schitterende zonsondergangen als hier. Zodra de zon achter de horizon zakt, verandert de lucht in een caleidoscoop van pasteltinten. Roze, zachtgroen en diffuus blauw, lopen vloeiend in elkaar over en veranderen voortdurend van intensiteit. Bijna elke avond zijn we getuigen van dit magnifieke kleurenfestijn en blijven onze blikken aan de einder genageld tot het laatste streepje zonlicht plaats heeft gemaakt voor de schittering van de sterren.

Zo veelbelovend als het eiland er van een afstandje uitziet, zo weinig boeiend is het van dichtbij. Natuurlijk staat de imposante piek van de Otomanu, als een huis, maar verder is er weinig sfeer. Gelukkig heeft Bora Bora wel iets anders, namelijk een van de mooiste lagunes ter wereld. Op talloze plaatsen is het fantastisch ankeren en zo bereiden we ons rustig voor op het volgende traject.

De laatste dagen ankeren we voor het strand van het Bora Bora-hotel, het meest luxueuze hotel van het eiland. Door de verrekijker kunnen we zien hoe de gasten op het terras enorme glazen cola met ijsklonten voorgezet krijgen, terwijl wij nog een slokje nemen van onze lauwe aanmaaklimonade. Op vrijdagavond wordt er een dansshow gehouden op het strand van het hotel. Met ons bijbootje ankeren we vlak bij de kant, zodat we het geheel goed kunnen aanschouwen. Misschien komt het doordat we tegen de achterste rij aan zitten te kijken, maar het ziet er erg stuntelig en ongemotiveerd uit.

Onder het genot van een Hollandse boterkoek bereid met Nieuw-Zeelandse roomboter nemen we afscheid van onze Amerikaanse vrienden Sig en Carol, die samen met hun dochter Anna al een tijdje met ons opvaren. Hun schip Maryt is een prachtige klassieke yawl en we hopen hen in Nieuw-Zeeland weer te treffen. Hier scheiden zich voorlopig onze wegen. Zij gaan naar Tonga. Wij bewaren dat voor een andere keer en maken voor de grote sprong naar Nieuw-Zeeland nog een stop op Aitutaki, een van de zuidelijke Cookeilanden.