De Grote Meren
Zeeën zonder ziel
Een van de zeilers van de jachtclub is zo vriendelijk ons naar het busstation te brengen. Een uurtje later wandelen we met twee volle rugzakken en Maartje in de buggy het nostalgische station binnen. We hebben altijd al een grote treinreis willen maken. Vroeger zagen we van die programma’s op de televisie en nu gaan we het zelf een keertje doen. Even geen water, maar land.
We halen onze kaartjes af en gaan een hapje eten bij de McDonald’s. We verwachten nogal hoge prijzen in de trein en hebben onze rugzakken volgestopt met mueslirepen, koeken en nog meer van die dingen die we normaal nooit kopen.
Aan het tafeltje tegenover ons zit een gezin met twee kleine kinderen te eten. De twee jongetjes zien er een beetje sjofeltjes uit en eten al schreeuwend en smijtend hun hamburgers op. Overal zit ketchup en mayonaise. Moe begint ook te schreeuwen, wat niet bepaald bijdraagt tot enige harmonie.
De trein vertrekt ‘s-avonds om 7 uur. De coupé is niet helemaal vol en we hebben vier stoelen voor ons drietjes. Vol verwachting nestelen we ons op de comfortabele stoelen. Een couchette viel buiten ons budget en we zullen het bijna vier dagen op deze stoelen moeten uithouden. Ik zie de mensen om ons heen een beetje wantrouwend naar ons kijken, zo van ‘o help, een baby…!’
Als de trein de sombere buitenwijken van Vancouver uitrijdt, begint het al aardig donker te worden. Marcel bindt met wat touwtjes de voetensteunen aan elkaar en zo ontstaat er nog een aardig bed.
Voor Maartje hebben we een klein reiswiegje gemaakt van pvc-pijp en zeildoek. Die slaapt onder het gewiebel van de trein al snel als een roosje. Jammer genoeg missen we ‘s nachts het eerste mooie stuk van de reis door het kustgebergte heen. Maar morgen staat het meest spectaculaire deel op het programma: de Rockies.
Wanneer ik ‘s nachts wakker word, tuur ik dromerig uit het raampje. We rijden langs de oevers van de Fraser. Het is een prachtige heldere nacht en de maan beschijnt de kolkende rivier, die als een zilveren lint tussen de rotswanden door slingert. Toch jammer dat je ‘s nachts behoort te slapen. Voorzichtig kijk ik even naar Maartje, die in haar wiegje beneden ons ligt. Ik zie de contouren van haar gezichtje in het schijnsel van de maan en hoor haar zachtjes snurken. Ik draai me nog een keer om en val snel weer in slaap.
De volgende morgen rijden we nog steeds langs de rivier. Het landschap is nu meer glooiend en aan de andere kant van het water rijdt een goederentrein die af en toe onderbroken wordt door een tunnel. Er lijkt geen eind aan te komen. Hij rijdt ongeveer net zo hard als wij en soms is het net of de wereld zich verplaatst in plaats van wij.
Iedereen in de coupé ziet er nog een beetje slaperig en ongewassen uit. We proberen ons wat op te frissen in het piepkleine badkamertje en gaan op verkenning uit. Boven de restauratiewagen is een soort uitkijkcoupé, waar je als het ware boven de trein uit kunt kijken. Het dak is ook van glas en je hebt er een prachtig uitzicht. Wij hadden altijd gedacht dat deze alleen toegankelijk was voor eersteklasreizigers, maar dat bleek niet zo en wij brengen er het grootste deel van de dag door. Het leuke isdat je hier ook mensen uit de andere coupes ontmoet en je zo niet de hele dag tegen dezelfde gezichten aan zit te kijken. Er zitten weinig toeristen in de trein. De meeste reizigers zijn Canadezen die voor een schappelijk prijsje op familiebezoek gaan aan de andere kant van het land. Het meisje tegenover ons wil haar moeder verrassen voor moederdag. Ze moet helemaal naar Prince Edward Island, meer dan 5000 kilometer verderop. Ik raak in gesprek met een Australiër, die samen met zijn gezin een paar maanden door het land trekt. Zijn vrouw zit geduldig met de kinderen een kartonnen treintje in elkaar te plakken. Het moet toch een hele onderneming zijn om zo te reizen. ‘Het valt niet altijd mee ze bezig te houden,’ zucht hij wat vermoeid. Hij is erg geïnteresseerd in onze reis. Ik kan maar niet van het idee loskomen dat ik deze mensen al eerder ergens gezien heb. ‘Weet je nog dat vredige gezinnetje dat zat te eten in de McDonald’s,’ zeg ik even later tegen Marcel. ‘Ze zitten ook in de trein en het zijn heel leuke mensen.’
‘s-Middags naderen we de Rocky Mountains. We boffen, want het is prachtig helder weer en alle bergen zijn uit de wolken. Met een slakkengangetje klimt de trein naar boven. De zo beroemde typische bergformaties glijden aan ons voorbij. We maken een korte stop in het toeristendorpje Jasper en mogen even de benen strekken. We hebben inmiddels het ons zo geliefde British Columbia verlaten en zitten in de naburige provincie Alberta. Wanneer de trein weer gaat rijden, zijn we de Rockies snel uit. Voorlopig zullen we alleen maar prairies zien, bijna twee dagen lang niet veel anders dan onafzienbare vlaktes. Toch is het niet zo vlak als we gedacht hadden. Hier en daar golft het toch nog een beetje.
De volgende dag is het somber weer. Ik ga voor het ontbijt even in de koepel zitten. Achter ons ontwikkelt zich een indrukwekkende onweersbui. Het is dat niemand er enige aandacht aan besteedt, anders zou ik er toch van overtuigd zijn dat er achter ons een tornado zich ontwikkelt. Een beetje gespannen kijk ik om me heen. Het liefst was ik naar Marcel gehold om hem te waarschuwen, maar ik geloof dat dat toch wat overdreven is en ik wacht maar rustig af. Het wordt geen tornado, maar volgens mij scheelde het maar een haar.
De prairies zijn bijna indrukwekkend van saaiheid. Lijnrechte wegen waar geen einde aan lijkt te komen, reiken tot voorbij de horizon. Je leest weleens van die verhalen van mensen die hiernaartoe geëmigreerd zijn en dan meer dan een uur moeten rijden naar de buren. Ik zou hier knettergek worden. Het enige ‘gezellige’ dat er te zien is, zijn de typische graansilo’s die veelvuldig langs de spoorweg staan.
We passeren exotische namen als Saskatchewan, Saskatoon en Winnipeg. Misschien hadden we er beter nooit langs kunnen rijden, want vanuit de trein ziet het er niet erg opwindend uit. De steden lijken meer een soort onnatuurlijke uitstulpingen in het landschap. Wat bezielt een mens om hier te gaan wonen?
In Winnipeg gaan we er even uit. De rivier staat hoog vanwege het vele smeltwater. Je kunt zien dat de sneeuw net weg is en de straten zien er kapotgevroren uit. We hebben maar een uurtje en het lukt ons net een zak met Chinees eten te kopen en peuzelen het lekker op in de trein.
Midden in de nacht stoppen we in verschillende dorpjes. In deze geïsoleerde gemeenschappen leven vooral natives, zoals de oorspronkelijke bevolking wordt genoemd. De trein is vaak het enige vervoermiddel voor deze mensen. De hele nacht schuifelen er mensen met zaklantaarntjes door de coupé op zoek naar een plekje. Het is een onrustige nacht. Een moeder met een baby komt vlak bij ons zitten. Het kindje huilt even en valt daarna snel in slaap. De volgende ochtend is iedereen weer weg en is de rust weergekeerd.
Op 2 mei ben ik jarig. Wanneer ik uit het raampje kijk, is het even schrikken: we rijden door een witte wereld. Het landschap is heuvelachtig en de vele meren zien eruit als eindeloze ijsvlaktes. Toch is het al lente. Vooral als je in de koepel gaat zitten is het een machtig gezicht. De locomotief zwoegt als een galopperend paard door de stuivende sneeuw. We stoppen in een dorpje. De sneeuw ligt metershoog opgestuwd en de mensen zijn bezig hun auto’s uit te graven! We beginnen ons toch wel een beetje zorgen te maken over onze tocht over de meren. Wat als straks alles nog dichtzit?
Na drieëneenhalve dag moeten we uitstappen in Sudbury Junction. We worden samen met een stel backpackers min of meer gedropt langs de spoorlijn, letterlijk in the middle of nowhere: geen station, geen perron en in geen velden of wegen enige bebouwing te bekennen. Een eindje verderop staat een houten keet. We wandelen ernaartoe. Binnen is een telefoon en we bellen een taxi.
Sudbury ligt een paar kilometer ten zuiden van de spoorlijn. Het is niet zo’n opwekkend oord. Het opvallendst is de hoge schoorsteen van de nikkelmijn, die tientallen meters boven de stad uittorent en een streep van viezige rook uitspuwt. Tot voor kort deden zich hier oostblokachtige toestanden voor met enorme luchtvervuiling, zo erg, dat er nauwelijks meer blaadjes aan de bomen kwamen. De laatste jaren is er veel verbeterd, maar nog steeds heb je het gevoel of je een of andere Poolse industriestad binnenrijdt. Na het schone en fleurige Victoria kun je je bijna niet indenken dat dit ook Canada is.
De taxi brengt ons naar het Greyhound-busstation. Wij willen naar Little Current, een plaatsje op Manitoulin Island aan de noordkust van Lake Huron. Als het goed is ligt daar straks ook de boot. We kunnen ons bijna niet voorstellen dat daar een bus naartoe gaat, maar de juffrouw achter het loket doet net of het de gewoonste zaak van de wereld is. We moeten eerst een stukje met de Greyhound en kunnen dan overstappen op een schoolbus. We hebben niet van die beste ervaringen met het openbaar vervoer in Noord–Amerika. Het is bijna een uur rijden naar Espanola en we zijn enigszins verbaasd wanneer er inderdaad een gele schoolbus voor ons klaarstaat. De bus is leeg en brengt de laatste post van de dag nog even naar het dorp. Het begint al te schemeren als we door het typische landschap het eiland oprijden. De weg doorsnijdt de kunstige kalksteenformaties. De meertjes zijn hier en daar nog bevroren, maar de sneeuw is gelukkig bijna weggesmolten.
We bedanken de vriendelijke chauffeur en stappen uit in het dorp. Er zijn twee motels. We zoeken er eentje uit en ploffen even later neer op een enorm bed in een enorme kamer. Daar waren we alledrie wel even aan toe en het duurt niet lang of we slapen als rozen.
Wanneer ik de volgende dag wakker word, is Marcel al gevlogen. Opgetogen komt hij even later terug. De boot ligt al in het water en alles is in orde. Er valt een hele last van onze schouders. Dit was eigenlijk voor ons het spannendste deel van de hele reis. Altijd hadden we het idee gehad dat we alles tot op zekere hoogte zelf in de hand hadden en voor het eerst waren we dat gevoel kwijt geweest en hadden we ons hele lot in handen moeten geven van een of andere wildvreemde vrachtwagenchauffeur! Marcel had aan boord de barograaf laten draaien. Aan de trillingen van de truck dachten we te kunnen zien hoe lang hij gereden en gerust had. Het heeft inderdaad gewerkt en zo te zien heeft hij niet zo bar veel geslapen.
Het kost ons een kleine week om alles weer zeilklaar te maken. Dat is maar goed ook, want als je op het piertje bij de haven gaat staan, kun je zien dat de doorgang naar open water nog helemaal dichtzit met ijs. Volgens de mensen in de jachthaven is het ijs nog nooit zo laat geweest. Terwijl in Vancouver de bollen al uitgebreid in bloei stonden, lijkt het hier of er zojuist een soort ‘nuclear disaster’ heeft plaatsgehad. Hoe ik ook mijn best doe, ik kan nog geen groen grassprietje ontdekken. Je kunt je bijna niet voorstellen dat hier ooit nog een blaadje aan de bomen komt.
Gelukkig trekt er aan het eind van de week een actief front over en de wind blaast al het ijs het meer op. Lake Huron is vanaf het westen gezien het tweede meer. Ons oorspronkelijke plan was om op het meest westelijk gelegen meer Lake Superior te water te gaan, maar dat bleek vanwege de strenge winter niet mogelijk. De noordkust van Lake Huron is in de zomer een populair zeilgebied. Helaas hebben we weinig tijd voor de zee van eilandjes en moeten we er in een paar dagen doorheen. Het vreemde is dat hoewel het maar een paar graden boven nul is, het water eruitziet of je door een tropische lagune vaart. Net als in de tropen is het water helblauw van kleur en lichtgroen op ondiepe plaatsen. Het brengt mijn gevoel een beetje in de war.
In dagtochtjes hoppen we langs de Canadese kust naar het oosten. De dorpjes zijn voor Noord–Amerikaanse begrippen best gezellig. Je kunt zien dat de winter nog maar net voorbij is. Iedereen heeft de snowmobile nog in de voortuin staan. Langs de oevers ligt hier en daar nog wat ijs, maar de temperatuur begint toch wat aangenamer te worden.
Ik heb me nooit zo’n voorstelling weten te maken van het varen op zulke enorme zoetwatermeren. In de winter kan het hier enorm spoken en door de grote dieptes kunnen er golven van meer dan tien meter hoog ontstaan. Aan de weersystemen kunnen we geen touw vastknopen. Er heerst hier een echt landklimaat en ik denk niet dat we voldoende tijd krijgen om daar echt aan te wennen.
Wanneer je hier als zeezeiler voor het eerst rondvaart, krijg je het gevoel of er iets geamputeerd is. Je mist de vogels, de vissen, de maritieme luchten. Geen zeehonden of walvissen, maar kleurige vinkjes, die vermoeid neerstrijken op de reling. Door de grote temperatuurverschillen tussen de lucht en het koude water krijgen we onderweg veel mist. De wind zit ook niet altijd in de goede hoek en zo kruisen we over de vlakke zee priemend in de mist langs de lage kust. De meeste haventjes hebben betonnen pieren in zee en menigmaal krijgen we de lichten van de haveningang niet te zien voor we tussen de pieren naar binnen varen.
Lake Huron wordt door de Detroit River verbonden met het volgende meer, Lake Erie. Aan de monding van de rivier ligt Sarnia. In Vancouver hadden we Harry en Val ontmoet. Ze waren toen op doorreis en nodigden ons uit hen te komen opzoeken. Ze wonen in een prachtig loghouse net iets buiten de stad. Harry is van oorsprong Nederlander. Val is een bijzonder mens. Ze kreeg op haar zeventiende haar eerste kind, kreeg er daarna nog drie, maakte haar studie desondanks af, werkt als laborante in het plaatselijke ziekenhuis en is inmiddels de trotse oma van een kleinkind. Ze heeft als hobby debatteren. In Canada worden daar competities in gehouden en een wand in het huis hangt helemaal vol met prijzen. Als er een kwestie speelt in de gemeenteraad, wordt Val opgetrommeld om het standpunt van de bewoners te verdedigen en ze wint het altijd. Wat lijkt me dat heerlijk, om altijd op het juiste moment het juiste te kunnen zeggen.
Samen met Harry en Val gaan we een zak patat eten bij de brug. The Bridge is het enige ludieke plekje in Sarnia en verbindt het met het plaatsje Huron in de Amerikaanse staat Michigan. Vooral in dit jaargetijde wordt er veel smeltwater afgevoerd en er staat een flinke stroom in de rivier. Gelukkig voor ons stroomt het altijd richting Lake Erie. We nestelen ons langs de waterkant en zien de mooie lange lakefreighters trots de rivier opvaren. Het zijn karakteristieke vrachtschepen voor deze meren. Sommige zijn wel 300 meter lang. De stuurhut staat voorop en moeiteloos doorklieven ze het water.
Het is inmiddels hoogzomer geworden. Toen we hiernaartoe voeren, kregen we een temperatuuromslag van bijna 30 graden op één dag. ‘s Morgens zaten we nog met mutsen op en wanten aan in de kuip, terwijl ‘s middags de mensen in badpak en bikini op het strand lagen te zonnen. Er komt dan een warme luchtbel uit het zuiden en die warmt het land in één klap op tot tropische waarden.
We hebben niet zoveel tijd, over een week willen we ergens in Ohio zijn om van daaruit mijn broer Carel en zijn vrouw Dottie te gaan opzoeken, die in Indianapolis wonen. We nemen die dag alweer afscheid van onze vrienden. Van sommige mensen heb je het gevoeldat je ze nog wel weer eens zult zien, zo ook nu.
We hebben het plan opgevat om te gaan inklaren in Huron, zo’n vijf minuten varen aan de overkant van de rivier. Onze ervaring is dat het in kleine plaatsjes allemaal sneller geregeld is dan in een grote stad als bijvoorbeeld Detroit.
We meren af in de haven en Marcel gaat de kant op om te bellen naar de douane. Hij legt uit dat we uit Vancouver komen en hier willen inklaren voor de Verenigde Staten. De man aan de andere kant van de lijn raakt enigszins in paniek en zegt dat dit absoluut onmogelijk is en we direct zullen worden gearresteerd en de boot in beslag zal worden genomen. Een beetje laconiek legt Marcel uit dat we net uit de vs komen en we nota bene een visum en een geldig cruisingpermit voor Washington hebben en dat dit toch wel een beetje vreemd is. Hij kan over een halfuur terugbellen.
We blijven een moeilijk geval. Het is nog nooit voorgekomen dat een jacht op een dergelijke manier in Huron probeert in te klaren en ze zijn helemaal de kluts kwijt. We zouden terug moeten naar Sarnia, daar de boot op een truck zetten en zo via de brug inklaren in de vs. We moeten er een beetje om lachen. Het is ons al vaker opgevallen hoe slecht dit soort dingen in de vs geregeld zijn. Overal zijn de regels anders en de communicatie tussen de staten onderling lijkt nihil. Hoe anders en prettiger is het in Canada, waar de regels overal gelijk zijn en de sfeer veel meer relaxed is. Na een paar uur wachten zijn we het beu en Marcel gaat maar weer eens bellen. We willen nog een eindje de rivier op vandaag en dan moeten we zo langzamerhand wel weg. Tot onze grote verbazing is nu opeens alles geregeld en we kunnen vertrekken. Ze weten duidelijk niet wat ze met ons aan moeten en hebben besloten ons dan maar te laten gaan. Blijkbaar zijn we toch niet zo gevaarlijk als ze dachten.
Met een loeier van een stroom mee varen we de Detroit River op. De Amerikaanse oever is tot op de laatste centimeter bebouwd met huizen en vooral luxevilla’s. Het is leuk varen en je kijkt je ogen uit. Hier en daar passeren we een dorpje. Het weer is weinig stabiel en het ziet ernaar uit dat we nog wel een buitje op ons dak zullen krijgen. Aan stuurboord ontwikkelt zich aan het eind van de middag een indrukwekkende onweersbui. De zon beschijnt de kleurrijke houten huizen langs de waterkant. De kleuren zijn warm maar dreigend tegen de inktzwarte lucht op de achtergrond. We passeren een wit kerkje, dat glinstert in het koperen licht van de lage zon. Op de kant loeien sirenes. Het geeft me een benauwend gevoel. Een beetje gespannen kijken we op de summiere kaart. Nergens is een plek om even te schuilen. We hebben ons al enigszins in ons lot geschikt als we opeens boven de bebouwing wat masten zien uitsteken. Tot onze opluchting is er een piepklein haventje. Nog net voordat de hel losbarst, zijn de lijnen vastgemaakt en schieten we de kajuit in. De boot helt onder de eerste windstoten. Om ons heen schieten de bliksemschichten onder knetterend geknal de grond in. Sirenes loeien om ons heen. Bakken met water vallen uit de hemel. Blij dat we binnen zijn aanschouw ik het vanuit de kajuitsingang. Dit soort agressieve onweersbuien leggen in Holland het complete leven stil, maar hier zijn ze heel normaal. Na een halfuurtje is het geweld voorbij en motorren we in het zachte avondlicht het haventje weer uit.
We ankeren die avond langs de oever en zijn de volgende ochtend alweer vroeg op pad. In de verte zien we het silhouet van downtown Detroit. Val had ons al vertelddat je daar elk ogenblik een ‘gun’ tegen je slapen kunt krijgen en wanneer we dichterbij komen, kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Het ziet er heel kil en bijna angstaanjagend uit. Als enorme zwarte kolossen steken de wolkenkrabbers boven de rest van de stad uit. Ik weet niet of ik het nu mooi of lelijk moet vinden, ik geloof toch maar het laatste. Op de meeste gebouwen wappert de stars and stripes. We tellen er om ons heen zo al we bijna vijftig. Toch wel een beetje overdreven. Langs de waterkant staan allemaal mensen te vissen. In eerste instantie niets bijzonders, maar als je goed kijkt zie je dat het allemaal zwarten zijn. Het is toch wel typerend dat alleen zwarte mensen tijd hebben om te vissen. Ik heb zo’n idee dat deze mensen hier niet helemaal voor de lol staan.
Detroit is de stad van de staalindustrie. Verder stroomafwaarts zijn aardig wat hoogovens en walserijen. De indrukwekkende stoomwolken zijn bijna mooi om naar te kijken.
Lake Erie is heel anders dan Lake Huron. Het is ondiep en het water is er troebel. Voor ons bezoek aan mijn broer willen we de boot achterlaten in Sandusky aan de noordkust van Lake Erie, in de staat Ohio. Door een smalle passage varen we het meer op. In de verte zien we al de eilandjes die voor de kust van Sandusky liggen. Er staat een enorme obelisk op een van de eilanden. Het is een monument ter nagedachtenis aan de overwinning destijds van de Amerikanen op de Canadezen. Ze hebben het zo kolossaal gemaakt, dat de Canadezen het bij goed weer net kunnen zien.
Sandusky ligt aan een soort binnenmeer, dat wordt afgeschermd door een zandwal. Op dit schiereilandje is een van de grootste roller coasterparken ter wereld, Cedar Point. Het is al avond en we willen eerst poolshoogte nemen, voordat we een van de jachthavens binnenvaren. We denken een week of twee te blijven en hebben gehoord dat we op zoek moeten naar een sailing club. Deze zijn niet commercieel en daar hebben we kans dat we voor een schappelijk prijsje kunnen blijven. Bij een van de jachtclubs kunnen we dat wel vergeten.
We ankeren voor de nacht achter het pretpark. Geïntrigeerd kijk ik naar de meest ingenieuze, draaiende, kronkelende en zwiepende apparaten, waarin de mensen zich onder geloei en geschreeuw laten rondslingeren. Al kreeg ik geld toe, dan ging ik er nog niet in.
De volgende morgen gaat Marcel op verkenning uit, op de fiets die we nog uit Victoria hebben meegenomen. Er is inderdaad een Sandusky Sailing Club. We meren afin de haven en wandelen vol goede hoop de wal op. Er liggen wat open zeilboten op de kant en een magere grijze heer met een baardje is net zijn bootje aan het optuigen. Hij stelt zich voor als Skip en zal even kijken wat hij voor ons kan doen. Hij verdwijnt in het clubgebouw en komt even later weer naar buiten. We kunnen voorlopig blijven liggen.
Sandusky blijkt ongedacht een aardig plaatsje. Om het kerkje in het centrum is een mooi park en langs de lanen met hoge bomen staan oude houten huizen. Er wonen vrij veel zwarten. Je ziet dat het vroeger een welvarend dorp is geweest; hoewel het zijn beste tijd heeft gehad, is de sfeer nog steeds heel prettig.
Carel en Dottie komen ons met de auto ophalen. Ik heb Carel bijna zeven jaar niet gezien, maar het klikt gelijk weer en we hebben een gezellige tijd samen.
Weer terug aan boord blijven we nog een paar daagjes. De leden van de sailing club vinden ons maar wat interessant en we hebben het gevoel dat we niet zomaar weer kunnen vertrekken. Skip nodigt Marcel uit een wedstrijd met hem te varen in z’n open boot. Marcel heeft vroeger veel in open boten gevaren en daar zegt hij geen nee tegen. Op een broeierige avond vaart de hele haven uit voor de wedstrijd. Er is niet zo bijster veel wind, maar net genoeg om toch leuk te varen. Op de kant volgen de vrouwen gewapend met klapstoelen en verrekijkers de wedstrijd. Maartje en ik mengen ons onder hen en proberen het op een afstandje te volgen, wat niet altijd meevalt, want al die bootjes zien er in de verte hetzelfde uit. Na de wedstrijd is er een barbecue met vooral veel cola en hamburgers. Iedereen is reuze geïnteresseerd in onze verhalen en we hebben een enige avond.
De zuidkust van Lake Erie is verder niet zo enerverend. Het landschap is vlak en we varen van schoorsteen naar schoorsteen. In de middag ontwikkelen zich indrukwekkende onweersbuien. Als een soort prehistorische monsters uit een film van Steven Spielberg komen ze vanuit de verte aandonderen. Ondanks dat er meestal niet zoveel wind uitkomt proberen we ze toch voor te blijven. We vertrekken vroeg in de ochtend en hopen voor de bui in de volgende haven te zijn.
Veel namen van plaatsjes in deze regio vinden hun oorsprong in Europa en we overnachten in Dunkirk. Het stadje lijkt niet veel opwekkender dan zijn Europese naamgenoot. In de regen meren we af aan de stenen pier. Een man met een baseballpet op staat te vissen op de kaai. We hebben geen brood meer en Marcel vraagt waar we wat boodschappen kunnen doen. ‘Do you have a gun?’ vraagt de man. A gun, hoezo?!? Hij adviseert ons niet zonder wapen de kant op te gaan, want dat is levensgevaarlijk. Vooral in de Puertoricaanse en in de zwarte wijk zijn we ons leven niet zeker. We nemen het maar met een korreltje zout, we hebben niet eens een wapen aan boord. Wanneer we even later met Maartje in de buggy door de sombere straten van het stadje lopen, voel ik me toch niet helemaal op mijn gemak. We halen snel een klef Amerikaans brood in de supermarkt en gaan weer naar boord.
Tussen Lake Erie en Lake Ontario liggen de beroemde Niagara Falls. Gelukkig hebben ze voor de scheepvaart een kanaal gegraven, het Weiland Canal. Het ligt op Canadees grondgebied. Met een telefoontje zijn we weer ingeklaard en bij schemering varen we in de regen de eerste sluis binnen. Het is leuk varen en doet ons een beetje aan Holland denken. Ter hoogte van de watervallen is een trap van drie sluizen. Per sluis ga je meer dan tien meter naar beneden. De sluismeester geeft ons zelf lange lijnen aan. Het verloopt allemaal gladjes en het is al donker wanneer we Lake Ontario opvaren.
Natuurlijk kunnen we deze regio niet verlaten zonder The Falls gezien te hebben. We varen Lake Ontario op naar Niagara on The Lake, een toeristisch plaatsje aan de Canadese kant. In dit hele gebied zit je op de grens tussen Canada en de Verenigde Staten en elke keer sta je weer versteld van het enorme verschil tussen deze twee landen. Niagara on The Lake is een prachtige plaats met een gezellige winkelstraat en veel mooi opgeknapte historische pandjes. Canada is zonder meer een veel Europeser en socialer land dan de vs. Wij voelen ons er heel wat meer thuis.
We parkeren de boot in de haven van de plaatselijke jachtclub. Die middag krijgen we bezoek van twee oudere heren. Ze zijn van oorsprong Hollanders en zijn na de oorlog naar Canada geëmigreerd. Ze hebben samen een bootje, The Dutch Connection. Ze stellen zich voor als Henk en Joop. ‘Goh, I never knew your name was Joop,’ zegt Henk verbaasd tegen Joop, die hier blijkbaar altijd John wordt genoemd. Het is een apart stel. Henk is groot en fors en Joop klein en tenger met een baardje en een bril op. Ze bieden ons aan met hen naar de watervallen te gaan en dat slaan we natuurlijk niet af. Het is al een paar dagen koud en miezerig weer, maar die dag schijnt de zon volop. Ze laten ons de omgeving zien en ‘s middags rijden we naar de watervallen. Ik had altijd gedacht dat de Niagara Watervallen ergens in een of ander natuurreservaat lagen, maar niets is minder waar. Ze liggen midden in het stadje. Het is er een compleet met enorme uitkijktorens, om het geheel nog eens van bovenaf te bekijken. Het is er niet minder imposant om. Grappig is ook om in de kleine expositie te zien in wat voor apparaten ze geprobeerd hebben van de waterval af te springen. Helaas heeft menigeen bij zijn of haar poging het leven gelaten en je vraagt je toch af wat de mens bezielt om dat soort dingen te doen.
Helaas hebben we voor de rest van Lake Ontario weinig tijd. We moeten voor half juli aan de oversteek van de Atlantische Oceaan beginnen om de eerste vroege hurricanes voor te zijn. We nemen afscheid van Henk en Joop en ankeren een paar dagen tussen twee eilandjes voor de kust van Toronto. Met de ferry zit je binnen een kwartier midden in het centrum. Het is een aardige multiculturele stad met de beroemde CN-tower en het stadion als architectonische hoogstandjes. We slenteren een paar dagen rond. Er is een Chinese wijk en een Zuid–Amerikaanse. We picknicken in de rustieke tuinen van de universiteitsgebouwen en struinen in de goedkope winkels op zoek naar de laatste Canadese koopjes. Canada is voor ons tot nu toe erg goedkoop geweest en we gaan nu weer terug naar de vs.
Er zijn twee manieren om van Lake Ontario naar de Atlantische Oceaan te komen: via de Saint Lawrence Seaway en via het Oswego Canal, dat Lake Ontario verbindt met de Hudson River. Ondanks dat de eerste route mij ook wel erg leuk lijkt, kiezen we voor het Oswego Canal. Anders zouden we erg noordelijk uitkomen en vanwege de strenge winter zitten de ijsbergen nog steeds erg zuidelijk. Daar hebben we met Maartje erbij niet zoveel zin in, dus gaan we door het kanaal.