Oswego Canal en Hudson River
In het kielzog van een trekschuit
Het Oswego Canal werd in de vorige eeuw gegraven om New York verbinding te geven met het achterland. Het liep helemaal van de Hudson naar Buffalo bij de Niagara watervallen. Zo ontstond er een waterweg die ook de westelijke meren, zoals Lake Erie, Lake Huron en Lake Michigan, verbonden met de Atlantische Oceaan. Voor die tijd, waarin er nog geen gemotoriseerd vervoer was en alles per paard en wagen moest, was dat een revolutionaire ontwikkeling. Het hele achterland kon nu worden ontsloten en het graven van het kanaal was een van de duurste en meest spectaculaire projecten van die tijd.
De toenmalige gouverneur van New York en latere president, De Witt Clinton, heeft heel wat moeite moeten doen om het eindelijk zover te krijgen. Veel mensen zagen totaal geen heil in dit dure en prestigieuze project en het werd dan ook gekscherend Clinton’s Didge genoemd. Maar Clinton zag wel in dat, wilde hij de concurrentieslag winnen met de Fransen, die in New Orleans zaten en het vervoer over de Mississippi in handen hadden, hij moest zorgen voor een verbinding tussen New York en het midden van de vs. In die zin is het kanaal van essentieel belang geweest voor het ontstaan van de vs en het is nog maar de vraag of het land anders in de huidige vorm zou hebben bestaan.
Als je het nu ziet, kun je je dat bijna niet meer voorstellen. Het eerste kanaal was slechts een slootje van een paar meter breed, waar twee trekschuiten elkaar nauwelijks konden passeren. Het was meer een soort rails van water, waar de schuiten overheen getrokken werden. Later is het kanaal nog een paar keer verbreed. Na de komst van de spoorlijn raakte het in verval, maar enkele jaren geleden is het geheel gerestaureerd en het is nu dé toeristische attractie van deze regio.
In twee dagen zeilen we met een lekker windje van Toronto naar Oswego in New York State. Hier zijn ze meer gewend aan buitenlandse jachten en het inklaren levert geen problemen op. Het kost ons een paar dagen om de boot klaar te maken voor het kanaal. We laten de mast zakken en pompen de enorme stootwillen op om Moonlight Shadow een beetje te beschermen in de meer dan veertig sluizen die we zullen moeten passeren, voordat we het ruime sop weer op kunnen.
‘Welcome to The Oswego Canal’ staat er op het grote bord bij de eerste sluis. Het eerste deel varen we over een gekanaliseerde rivier. Daar waar het water te snel stroomt, wordt de rivier een eindje omgeleid en moeten we door een sluisje. Het is leuk varen. Langs de begroeide oevers zie je af en toe nog de overblijfselen van het oude kanaal. De sluisjes waren toen piepklein en wij hadden er denk ik nauwelijks doorheen gekund.
Elke sluis is ook nu nog een bedrijfje op zich. De sluiswachters zijn zichtbaar trots op hun werkplek en er straalt een enorme liefde vanaf. Wanneer je in de schakelkasten kijkt, die meestal openstaan, zie je alles tot in het kleinste detail glimmen en blinken. Sommige hebben ook een eigen kleine waterkrachtcentrale. De koperen en verchroomde leidingen stralen je tegemoet. De hele sfeer in het kanaal is erg gemoedelijk.
We gaan eerst een paar sluizen naar boven, daarna weer naar beneden. Het hoogteverschil is per sluis soms wel vijftien meter en wordt in een paar minuten overbrugd. Het is net een gootsteen die in een keer vol- of leegloopt. Over de gehele lengte van de sluis zijn verticale stangen waar je de lijnen omheen kunt doen en zo kun je de boot goed in bedwang houden. Sommige sluiswanden zijn behoorlijk lek. Dat is knap lastig, wanneer je met je touwtje in je hand een complete fontein over je heen krijgt en je geen kant op kunt. Maartje vindt het allemaal prachtig. Ze begint langs de randjes van de kuip een beetje te lopen en zit de hele dag te genieten.
Op ongeveer een derde ligt het Oneida Lake. Het is jammer dat we niet kunnen zeilen, want het is mooi weer en er staat een lekker windje, maar helaas. In een paar uur motorren we eroverheen.
We overnachten in Sylvan Beach aan de oever van het meer. Onze permit is een week geldig en we kunnen verder overal gratis liggen.
Sylvan Beach is een toeristisch badplaatsje. Behalve de gebruikelijke winkeltjes met strandspullen en toeristische prullaria vallen vooral de ‘no’ borden op. Werkelijk op elke deur en elke paal hangt een no-bord: no tresspassing, no dogs, no smoking, no littering, keep out, private property, no swimming, no skating, no cycling. Je wordt er een beetje tureluurs van. Alleen bij de ingang aan de hoofdweg staat een groot bord: ‘Welcome to Sylvan Beach’. Nou wij voelen ons er niet zo erg welkom. Wat mag hier eigenlijk wel?
De volgende dag gaan we al vroeg weer op stap. Als we hadden gewild, hadden we het in een dag of vier kunnen doen, maar dat vinden we een beetje zonde. Het varen is heel landelijk en onderweg is best nog wat te zien. Op de motor tuffen we tussen de glooiende heuvels door. Vroeger was dit een bloeiende regio, maar nu het kanaal geen economische waarde meer heeft, kun je er volop genieten van je rust.
We ankeren een dagje op een idyllisch plekje in het zicht van een half ingestort aquaduct, dat voorheen deel uitmaakte van het oude kanaal. De aquaducten waren nodig om snelstromende rivieren over te steken. Als je het zo ziet, zou je zeggen dat het uit de Romeinse tijd stamt, maar het is nog maar net honderd jaar oud. Op een afstand lijkt het een stenen boogbrug, maar als je er bovenop loopt, kun je nog zien hoe het in elkaar zat. De houten bak waarin het water stond, is helemaal vergaan, maar het pad waar de paarden overheen liepen, is nog duidelijk herkenbaar.
Op de kant is een gedeelte van het oude kanaal nog bijna geheel intact. De stenen sluisjes lijken nu heel petieterig. We wandelen naar het einde, waar een klein museum is. Het is leuk om de oude prenten te zien van de volgepakte trekschuiten. Veel mensen zaten op het dak, ook omdat het in de zomer binnen niet te harden was. Wanneer je zo langs de waterkant wandelt, probeer je je een voorstelling te maken hoe dat allemaal ging. Een reis van New York naar Buffalo duurde ongeveer acht tot tien dagen. Met paard en wagen deden ze er algauw drie tot vier weken over. Dat was dus een aanzienlijke bekorting van de reistijd.
Ook hier langs het kanaal veel bekende namen, zoals Rome, Troy, Rotterdam en Amsterdam. Sommige stadjes zijn best leuk en je kunt zien dat het vroeger een welvarende streek was. Helaas bezitten de Amerikanen niet de kunst nog iets te maken van de oude historische straatjes in het centrum en het is er een uitgestorven ongezellige boel. Veel winkels zijn dichtgetimmerd en het enige wat er weet te overleven, zijn een paar muffe rommelwinkeltjes, een wasserette en een postkantoor. Tevergeefs ga je dan op zoek naar een supermarkt en meestal vind je ergens buiten de stad een armoedige shopping mail. Vaak heeft die ook al afgedaan en is er verderop alweer een nieuw winkelcentrum en zo gaan ze maar door. Intussen bloeden de centra van deze stadjes dood en kun je er nog niet eens een muntje wisselen voor in de wasautomaat, want er is in de verste verte geen winkel meer te bekennen. Ik kan me er behoorlijk kwaad om maken. Als dit het gevolg is van de vrije marktwerking dan kan die mij gestolen worden.
We stellen ons er weinig van voor, maar we gaan toch een kijkje nemen in Amsterdam. Het is een miezerige dag en het beantwoordt geheel aan onze verwachtingen. Ik koop een flesje babyolie in een drugstore, waar de schappen bijna leeg zijn en alle flesjes zo te zien al jaren staan en we gaan maar snel weer naar de boot.
We naderen het einde van het kanaal. Bij Amsterdam is een gedeelte geheel uitgehakt in de rotsen. Vol bewondering varen we tussen de granieten wanden door. Je kunt je bijna niet voorstellen wat een klus dat geweest is.
De laatste sluizen vormen een trap van drie. Aan de ene kant stemt het ons een beetje triest. We vonden dat varen op die kanaaltjes eigenlijk wel erg ontspannen en zoals altijd hopen we het nog een keer te doen en er dan wat meer tijd voor te nemen.
Onder een bewolkte hemel en een stevige wind varen we de Hudson op. Slingerend varen we tussen de bakentjes langs de groene oevers. Slechts een sluis scheidt ons nog van de ‘vrijheid’. Naast de sluis is een stuw die het waterpeil in het noordelijk deel van de rivier, dat in verbinding staat met de Saint Lawrence Seeway, op peil houdt.
We overnachten in Troy en meren af aan de stenen kaai. Er is hier een paar meter verval, maar we hebben geen zin om veel havengeld te betalen en nemen het ongemak maar voor lief. Aan het eind van de middag gaan we even de benen strekken in het oude stadje. Eigenlijk ziet het er best leuk uit. Misschien raken we er ook een beetje aan gewend en zijn we al blij als er een ‘antiek’winkeltje of een secondhand bookshop heeft weten te overleven. Aanvankelijk hadden we het niet zo in de gaten, maar na een kwartiertje overvalt ons opeens een gevoel van ongemak. De types die hier rondlopen en de hele sfeer, het geeft ons een onbestemd gevoel. We kijken elkaar aan en denken allebei hetzelfde: wegwezen hier! We versnellen onze pas en lopen in een noodtempo terug naar de boot. Blij dat we weer veilig zijn, ploffen we opgelucht neer op de bank. Dit was dus zo’n buurtje waar je elk ogenblik een ‘gun’ op je slapen kunt krijgen.
Het weer knapt op en het lijkt eindelijk een beetje zomer te worden. In drie dagen varen we de rivier af. Halverwege zetten we in de zinderende hitte de mast overeind en ‘s nachts ankeren we langs de glooiende oevers. Tot vlak voor New York City blijft de rivier mooi. Antieke vuurtorens markeren de ondiepe plaatsen. Op de groene heuvels zijn prachtige landhuizen van beroemde Amerikanen. Politici, modekoningen en rijke industriëlen hebben hier hun aardige optrekjes.
We gaan niet naar de stad zelf. Afgezien daarvan dat het havengeld niet te betalen is, kunnen we er de boot ook niet veilig achterlaten. Ongeveer 10 km stroomopwaarts ligt Nyack. De rivier is hier erg breed en we ankeren voor de jachtclub. We hebben gehoorddat je hier redelijk kunt liggen en dat we onze rubberboot kwijt kunnen op het terrein van de club. Nyack is een aardig plaatsje en het heeft een goede busverbinding met de stad.
Helaas heeft Maartje nogal last van haar tandjes die doorkomen en ze is niet te genieten. Behalve dat weigert ze ook pertinent bij mama te drinken. Zo vlak voor de oversteek zitten we daar niet echt op te wachten. De borstvoeding is nog steeds haar belangrijkste ‘bron van inkomsten’ en als dat niet lekker loopt kunnen we absoluut niet weg. Met moeite kolf ik de melk af en geef het haar met een lepeltje. Dit alles bij een temperatuur van 34 graden bevordert de sfeer aan boord niet bepaald. Onder deze omstandigheden kunnen we ook niet naar de stad en we zien heel New York al aan onze neus voorbijgaan. Terwijl Marcel nog wat klusjes doet voor de grote oversteek, breng ik de dag door met kolfjes, bakjes met pap, lepeltjes en een krijsend kind. Af en toe vliegen de schoteltjes door de kajuit, met als gevolg dat ze helemaal niks meer wil. Ik ben de wanhoop nabij, maar dat gedoe met die fles vinden we ook niks, dus dan nog maar even doorploeteren.
Af en toe vlucht ik de kant op, om even stoom af te blazen en wandel door de drukke straatjes. Er zijn zowaar wat nuttige winkels, in die zin zijn we van alle gemakken voorzien.
Met een rugzak vol met was ga ik de kant op. De wasserette is vlak bij het centrum. Dat is wel een voordeel van deze regio. De arme mensen hebben geen geld om een wasmachine te kopen en in elk dorp is een wasserette, waar je voor een schappelijke prijsje was kunt doen. Ik gooi twee machines vol en nestel me op de plastic stoeltjes. Zoals altijd ben ik mijn boekje vergeten en ik snuffel wat tussen de gebruikelijke blaadjes die op het formica tafeltje liggen. Er zijn modebladen, roddelbladen, doktersromannetjes, op zich niet zo bijzonder, maar wat me wel opvalt is dat iedereen op de foto’s zwart is. Blijkbaar is dit een zwarte wasserette. Dat de Verenigde Staten niet zo’n smeltkroes zijn als we allemaal op school geleerd hebben, daar was ik inmiddels wel achter gekomen, maar dit verbaast me toch wel. Ook in de bus zie je bijna alleen maar zwarten. Als je met een bescheiden budget op wereldreis bent en probeert zo lang mogelijk met je geld te doen, schaar je je in dit soort landen algauw tussen de minderbedeelden van de samenleving. Dan valt het opeens ook op hoe weinig er voor deze mensen wordt gedaan, vooral als je geen auto hebt en je voortbeweegt met zoiets denigrerends als een bus. We hebben meegemaakt dat we boodschappen gingen doen in de shopping mail buiten de stad en dat we met Maartje een snelweg moesten oversteken, zonder dat er enige voorziening was. Je wordt gewoon aan de kant van de snelweg gedropt en moet dan maar zien dat je levend aan de overkant komt. Op zich leer je een land op zo’n manier wel kennen, want je komt, in tegenstelling tot de meeste toeristen, via de achterdeur naar binnen.
Zo is het ook als we een paar dagen later naar de stad gaan. Maartje is een beetje opgeknapt en we gaan maar eens een poging wagen. De eerste hurricane nadert inmiddels de kust en we willen niet al te lang meer wachten met de oversteek. Al vrij vroeg in de ochtend pakken we de bus. Een ogenschijnlijk keurige heer in pak, met een koffertje onder zijn arm, staat samen met ons te wachten bij de halte in de drukke hoofdstraat. Tot onze verbazing stapt hij niet in en als we even later wegrijden, zie ik hem het stadje weer inlopen. Het duurt een uurtje voor we het sjofele busstation net buiten Manhattan naderen. We moeten hier overstappen op de metro en dalen de donkere diepte van het metrostation binnen. Het is een verlopen troep en ik geloof niet dat we na zonsondergang hier nog iets te zoeken hebben.
Misschien raken we een beetje reismoe, of zijn we na al die uitgewoonde stadjes niet zo enthousiast meer te krijgen voor New York, maar we stellen ons er niet zo erg veel van voor. Ter hoogte van Broadway zoeken we het licht weer op. We dachten, als we die beroemde straat aflopen dan zitten we midden in het leven. Dat valt vies tegen. Alle winkels zitten potdicht en het is een verlaten boel op straat! Wat krijgen we nou? Kun je overal in de vs dag en nacht boodschappen doen en zijn midden in New York alle winkels dicht? Al snel komen we erachter waarom: het is vandaag Independence Day, zo ongeveer de enige dag in het jaar dat alles dicht is. We moeten er een beetje om lachen. Van armoe slenteren we wat langs de waterkant en bekijken het vrijheidsbeeld in de haven op een afstand. Toch wel leuk om hier met je eigen boot te zijn. We besluiten voor we oversteken een nachtje bij het beeld te ankeren.
We gaan nog drie dagen heen en weer naar de stad. We bekijken de beroemde wolkenkrabbers en bezoeken het vrijheidsbeeld en het museum op Ellis Island in de haven. Het is een indrukwekkend museum. Hier kwamen destijds alle emigranten uit Europa aan. Iedereen moest gecontroleerd worden op strafblad en eventuele ziektes. De mensen kregen met krijt een code op hun jas en werden in drie groepen verdeeld: afgekeurd, goedgekeurd en twijfelgeval. Als je door de betegelde ruimtes loopt, voel je dat het een beladen plek is.
Inmiddels heeft hurricane Bertha de kust van North en South Carolina geteisterd en komt ze onze kant op. Een beetje weifelend kijken we op de kaart. De rivier is hier een paar mijl breed en er is weinig beschutting te vinden. Een eindje terug is in een bocht een baai waar je goed ligt voor de te verwachten windrichting en we besluiten Bertha daar af te wachten. De voorspelling is dat ze naar de oceaan zal afbuigen en in kracht zal afnemen, maar je weet maar nooit en we nemen het zekere voor het onzekere. Het valt allemaal mee en meer dan windkracht 7 komt er niet uit. De radio staat er wel helemaal bol van. Als er in dit land iets gebeurt, kunnen ze ook nergens anders over praten. Soms word je daar wel een beetje dol van. Je kunt geen radio aandoen of er staat een of andere ophitsende reporter verslag te doen in de getroffen plaatsjes. Bertha is nog niet goed en wel de oceaan op of de volgende hype dient zich alweer aan. Er ontploft een TWA-Boeing net na het opstijgen voor de kust van Long Island en meer dan tweehonderd mensen komen om het leven. Direct stort heel medialand zich op een walgelijke manier op dit tragische gebeuren. Je wordt er kotsmisselijk van als je het allemaal hoort. De wildste speculaties over de oorzaak doen de ronde en de treurende familieleden worden belaagd door de hongerige pers.
Voor we vertrekken gaan we nog even Nyack in om wat boodschappen te doen. We eten een ijsje tussen de homeless, die altijd op de bankjes zitten bij het busstation. Opeens herken ik een van hen. Hij draagt een keurig zwart pak en heeft een aktetas onder zijn arm. Het is de man die alledrie de keren dat we naar de stad gingen op de bus stond te wachten, maar nooit instapte. Vriendelijk knikt hij ons goedendag.
Als de homeless ons gaan groeten, wordt het tijd om te gaan, is ons motto en de volgende dag varen we de rivier af. Het bekende silhouet van Manhattan glijdt aan ons voorbij en we droppen ons anker een paar honderd meter van het vrijheidsbeeld.
Eigenlijk is het helemaal geen Amerikaans beeld. Je zou hier eerder een Marylin Monroe-achtig type verwachten in plaats van zo’n volslanke dame in een wapperend gewaad. Het was dan ook oorspronkelijk een geschenk van de Fransen en de Amerikanen wilden het aanvankelijk niet eens hebben. Mijn moeder vertelde me als klein meisje dat het beeld heel groot was: ‘Zó groot, in die ijsco zit een restaurant,’ zei ze altijd heel overtuigend. In die zin viel het me aanvankelijk ook wat tegen, maar het blijft imposant er met je eigen boot voor anker te liggen.
Het geeft ons een wat melancholiek gevoel wanneer ‘s-avonds de miljoenen lichtjes in de stad aangaan en wij in de kuip zitten te genieten van dit imposante schouwspel. Rondvaartboten met feestende passagiers trekken aan ons voorbij. Romantische muziek klinkt om ons heen. Het kan me toch niet zo in de stemming brengen. De reis naar huis en de komende oversteek (ik zie het met gemengde gevoelens tegemoet).