19
Cleon, keizer van de Galaxis, liep haastig door de bogen die van zijn privé-verblijven in het Kleine Paleis naar de kantoren van de reusachtige staf leidden die in de verschillende bijgebouwen van het keizerlijke paleis woonde en het zenuwcentrum van het Imperium vormde.
Verscheidenen van zijn persoonlijke attachés liepen met een blik van grootste zorg op hun gezicht achter hem aan. De keizer liep niet naar anderen toe. Hij gebood hun te komen, waarna ze kwamen. Als hij liep, toonde hij nooit tekenen van haast of emoties. Hoe kon hij? Hij was de keizer en als zodanig veel meer een symbool voor alle werelden dan een menselijk wezen.
Maar nu leek hij op een menselijk wezen. Hij gebaarde iedereen met een ongeduldige zwaai van zijn rechterhand opzij. In zijn linkerhand had hij een glanzend hologram.
'De premier,' zei hij met een bijna verstikte stem en in het geheel niet met de zorgvuldig gekweekte stem die hij angstvallig samen met de troon had aangenomen. 'Waar is hij?'
En alle hoge functionarissen die in de weg stonden krompen ineen, snakten naar adem en konden geen woorden vinden. Hij duwde hen kwaad opzij, waarbij hij hun ongetwijfeld het gevoel gaf dat ze een wakende nachtmerrie doormaakten.
Uiteindelijk stormde hij enigszins hijgend Demerzels privé-kantoor binnen en riep - riep letterlijk - Demerzel!
Demerzel keek verrast op en kwam soepel overeind, want je zat niet in aanwezigheid van de keizer, tenzij je er speciaal toe werd uitgenodigd. 'Sire?' zei hij.
En de keizer smeet het hologram op Demerzels bureau en zei: 'Wat is dit. Kun jij me dat vertellen?'
Demerzel keek naar wat de keizer hem had gegeven. Het was een prachtig hologram, scherp en levendig. Je kon de kleine jongen - misschien tien jaar oud - bijna de woorden horen zeggen die in het beeld waren opgenomen: 'Ik wil niet dat het Imperium door een robot wordt bestuurd.'
Kalm zei Demerzel: 'Sire, dat heb ik ook ontvangen.'
'En wie nog meer?'
'Ik heb de indruk, sire, dat het een pamflet is dat alom over Trantor is verspreid.'
'Ja, en zie je naar wie dat joch kijkt?' Hij tikte er met zijn keizerlijke vinger op. 'Ben jij dat niet?'
'De gelijkenis is opvallend, sire.'
'Vergis ik me als ik veronderstel dat de hele bedoeling van dit pamflet, zoals jij het noemt, is jou ervan te beschuldigen dat je een robot bent?'
'Dat schijnt de bedoeling ervan te zijn, sire.'
'En zeg het me als ik me vergis, maar zijn robots niet de legendarische mechanische menselijke wezens die je tegenkomt in... in thrillers en kinderverhalen?'
'Het maakt deel uit van het Mycogeense geloof, sire, dat robots...'
'De Mycogenen en hun geloof interesseren me niet. Waarom beschuldigen ze je ervan een robot te zijn?'
'Vast slechts in figuurlijke zin, sire. Ze willen me afschilderen als een man zonder hart met de ideeën van een gewetenloze, berekenende machine.'
'Dat is te subtiel, Demerzel. Ik ben niet gek.' Hij tikte weer op het hologram. 'Ze willen de mensen wijsmaken dat je echt een robot bent.'
'Als het volk dat wil geloven, sire, kunnen we daar weinig aan doen.'
'Dit kunnen we ons niet permitteren. Het doet afbreuk aan de waardigheid van je ambt. Erger nog, het doet afbreuk aan de waardigheid van de keizer. Het houdt in dat ik - ìk! - een mechanische mens als premier zou kiezen. Dat mag beslist niet. Luister, Demerzel, bestaan er geen wetten die verbieden dat beambten van de keizer worden belasterd?'
'Ja, die zijn er wel... en heel sterke zelfs, sire, die nog stammen uit de grote codewetten van Aburamis.'
'En de keizer belasteren is een halsmisdaad, nietwaar?'
'Waarop de doodstraf staat, sire. Ja.'
'Nou, dit belastert niet alleen jou, het belastert mij ook. En wie het ook op zijn geweten heeft, moet onmiddellijk worden terechtgesteld. Die Joranum steekt er natuurlijk achter.'
'Ongetwijfeld, sire, maar het te bewijzen kan nogal moeilijk blijken te zijn.'
'Onzin! Ik heb genoeg bewijzen. Ik wil een terechtstelling.'
'Het probleem is, sire, dat de wetten die betrekking hebben op laster vrijwel nooit zijn gebruikt. In elk geval niet in deze eeuw.'
'En dat is de reden waarom de samenleving zo onstabiel wordt en het Imperium tot in zijn grondvesten schudt. De wetten staan nog in de boeken, hanteer ze dus.'
Demerzel zei: 'Vraagt u zich eens af, sire, of dat wel verstandig is. Het zou u een tiran en een despoot doen lijken. Uw regering is met behulp van vriendelijkheid en mildheid zeer succesvol geweest...'
'Ja, en moet je zien waar dat toe heeft geleid. Laat het volk mij voor de verandering maar eens vrezen, in plaats van... op deze manier van me te houden.'
'Ik raad het u ten sterkste af, sire. Dat zou de vonk kunnen zijn die een opstand zal doen ontstaan.'
'Wat wil je dan doen? Het volk tegemoet treden en zeggen: Bekijk me maar. Ik ben geen robot?'
'Nee, sire, want op de manier zoals u het zegt zou het mijn waardigheid aantasten en, erger nog, de uwe.'
'Wat dan?'
'Ik weet het niet precies. Ik heb er nog niet over nagedacht.'
'Nog niet over nagedacht? Neem contact op met Seldon.'
'Sire?'
'Wat valt er zo moeilijk aan mijn bevel te begrijpen? Neem contact op met Seldon!'
'Wilt u dat ik hem naar het paleis laat komen, sire?'
'Nee, daar is geen tijd voor. Ik neem aan dat je wel een afgeschermde communicatielijn tussen ons kunt aanleggen die niet kan worden afgeluisterd.' 'Natuurlijk, sire.'
'Doe dat dan. Nu!'