Ontsnappingswegen

‘Doe open, in naam van zijne majesteit!’ brulde luitenant Jalenhorm voor de derde keer, terwijl hij met zijn vlezige vuist op het hout bonkte. Wat een pummel. Waarom hebben grote kerels vaak zo weinig verstand? Misschien moeten ze het te vaak van hun spierkracht hebben en drogen hun hersens op als pruimen in de zon.

De Gildehal van Manufacturiers was een indrukwekkend gebouw, op een druk plein niet ver bij de Agriont vandaan. Er had zich al een aanzienlijke menigte toeschouwers verzameld rondom Glokta en zijn gewapende geleide: nieuwsgierig, angstig, gefascineerd en nog steeds groeiend. Ze ruiken bloed, blijkbaar. Glokta's been bonsde door de inspanning omdat ze zich hierheen hadden gehaast, maar hij vermoedde dat de manufacturiers niet geheel onvoorbereid waren. Hij keek ongeduldig naar de gewapende wachters, de gemaskerde practici, de harde ogen van Vorst en de jonge officier die op de deur bonsde.

‘Doe open…’

Zo is het wel genoeg met die onzin. ‘Ik denk dat ze u wel gehoord hebben, luitenant,’ zei Glokta ferm, ‘maar hebben besloten niet te reageren. Zou u zo vriendelijk willen zijn de deur in te trappen?’

‘Wat?’ Jalenhorm gaapte hem aan en keek vervolgens naar de zware, dubbele deuren, die stevig dichtzaten. ‘Hoe moet ik…’

Practicus Vorst denderde langs hem heen. Er klonk een oorverdovend gekraak en gesplinter van hout toen hij met zijn gespierde schouder tegen een van de deuren beukte, die van de scharnieren rukte en met een klap in de ruimte erachter op de grond liet belanden.

‘Zo, dus,’ mompelde Glokta toen hij de deur door stapte terwijl de splinters nog neerdwarrelden. Jalenhorm volgde hem met een stomverbaasde blik, en tien gewapende soldaten liepen rammelend achter hen aan.

Een onthutste klerk blokkeerde de gang. ‘U kunt niet zomaar… oeff!’ riep hij, toen Vorst hem aan de kant duwde en hij met zijn gezicht tegen de muur smakte.

‘Arresteer die man!’ schreeuwde Glokta, zwaaiend met zijn stok in de richting van de overrompelde klerk. Een van de soldaten greep hem met zijn gehandschoende vuisten ruw in zijn kraag en sleurde hem het daglicht in. Practici begonnen door de kapotte deur naar binnen te stromen, met zware stokken in hun handen en fonkelende ogen boven hun maskers. ‘Arresteer iedereen!’ schreeuwde Glokta achterom, terwijl hij zo snel mogelijk door de gang strompelde en Vorsts mannen de krochten van het gebouw in volgde.

Door een open deur zag Glokta een koopman in een felgekleurde mantel, die met een bezweet gezicht wanhopig bezig was documenten in een laaiend vuur te scheppen. ‘Grijp hem!’ schreeuwde Glokta. Twee practici sprongen de kamer in en begonnen de man te meppen met hun stokken. Hij viel met een kreet, trok een tafel omver en schopte een stapel registerboeken om. Losse papieren en vlokken brandende as wervelden door de lucht terwijl de twee hem bleven slaan.

Glokta haastte zich verder en hoorde overal in het gebouw kreten en tumult. Er hing een zware rooklucht, en de geur van zweet en angst. De deuren worden allemaal bewaakt, maar misschien heeft Kault een geheime ontsnappingsweg. Hij is een gladde. We moeten maar hopen dat we niet te laat zijn. Dat verdomde been van me! Niet te laat…

Glokta slaakte een kreet en grimaste van pijn toen iemand ineens zijn mantel vastgreep. ‘Help me!’ krijste de man. ‘Ik ben onschuldig!’ Bloed op een vet gezicht. Vingers die graaiden naar Glokta's mantel en dreigden hem tegen de grond te werken.

‘Haal hem van me af!’ schreeuwde Glokta, die zwakjes met zijn wandelstok naar de man uithaalde en klauwde naar de muur in een poging om overeind te blijven. Een van de practici sprong naar voren en sloeg de man op zijn rug.

‘Ik beken!’ jammerde de manufacturier toen de stok weer omhoogkwam, maar toen raakte die hem op zijn hoofd. De practicus ving zijn ineens slappe lichaam op en sleurde hem terug in de richting van de deur. Glokta haastte zich verder, met naast zich de om zich heen starende luitenant Jalenhorm. Ze kwamen bij een brede trap, die Glokta met haat bekeek. Mijn oude vijand, altijd als eerste daar waar ik aankom. Hij sleepte zich met moeite de trap op en wuifde met zijn vrije hand practicus Vorst naar voren. Een onthutste koopman werd langs hem heen gesleept en weggevoerd, iets blatend over zijn rechten en met zijn hielen schoppend tegen de traptreden.

Glokta gleed uit en viel bijna, maar iemand greep zijn elleboog vast en hield hem overeind. Het was Jalenhorm, die nog altijd een verwarde blik op zijn brede, eerlijke gezicht droeg. Zo, dus grote kerels hebben toch hun nut. De jonge officier hielp hem verder de trap op. Glokta had niet de energie om de hulp af te slaan. Waarom zou ik? Je moet je beperkingen kennen. Er is niets nobels aan op je bek gaan. Ik kan het weten.

Er was een grote wachtkamer boven aan de trap, weelderig ingericht met een dik vloerkleed en kleurrijke wandtapijten. Er stonden twee wachters met getrokken zwaard voor een grote deur, gekleed in de livrei van het Manufacturiersgilde. Vorst stond voor hen, met zijn handen tot grote witte vuisten gebald. Jalenhorm trok zijn zwaard toen ze op de overloop waren, stapte naar voren en ging naast de albino staan. Glokta glimlachte onwillekeurig. De tongloze folteraar en het toonbeeld van ridderlijkheid. Een onwaarschijnlijk bondgenootschap.

‘Ik heb een arrestatiebevel voor Kault, ondertekend door de koning zelf.’ Glokta hield het papier omhoog zodat de wachters het konden zien. ‘Het is afgelopen met de manufacturiers. Jullie winnen er niets mee door ons de weg te versperren. Geef je zwaard af! Jullie hebben mijn woord dat jullie niets overkomt.’

De twee wachters keken elkaar onzeker aan. ‘Geef ze af!’ riep Jalenhorm, die een stukje dichterbij ging.

‘Ja, al goed!’ Een van de mannen bukte en schoof zijn zwaard over de vloer. Vorst ving het onder zijn voet op.

‘En jij ook!’ riep Glokta tegen de andere. ‘Nu!’ De wachter gehoorzaamde, schoof zijn zwaard over de vloer en stak zijn handen omhoog. Even later raakte Vorsts vuist hem op de punt van zijn kin, waarop de man bewusteloos tegen de muur sloeg.

‘Maar…’ riep de eerste wachter. Vorst greep hem bij zijn hemd en smeet hem de trap af. Hij duikelde er halsoverkop van af, stuiterend op de treden, en belandde toen roerloos op de vloer beneden. Ik weet hoe dat voelt.

Jalenhorm stond stokstijf stil, met zijn ogen te knipperen en zijn zwaard nog omhoog. ‘Ik dacht dat u zei…’

‘Laat maar. Vorst, zoek een andere weg naar binnen.’

‘Fffffhh.’ De albino liep weg door de gang. Glokta gaf hem even tijd, schuifelde naar voren en probeerde de deur. Tot zijn grote verbazing draaide de deurklink en zwaaide de deur open.

De kamer was het toonbeeld van overdaad en bijna zo groot als een schuur. Het pleisterwerk op het hoge plafond was bedekt met bladgoud, de boekruggen op de planken waren bezet met kostbare stenen en het monsterlijk grote meubilair was spiegelend gewreven. Alles was overdreven groot, overdreven versierd, overdreven duur. Maar wat moet je met goede smaak als je geld hebt? Er waren meerdere grote, moderne ramen, grote vlakken met weinig lood ertussen, die een schitterend uitzicht boden over de stad, de baai en de schepen daar. Magister Kault zat in zijn indrukwekkende ambtsgewaad glimlachend achter zijn reusachtige schrijftafel voor het middelste raam, deels overschaduwd door een enorme kast met het wapen van het eerbare Manufacturiersgilde in de deuren geëtst.

Dus hij is niet ontkomen. Ik heb hem. Ik… Er zat een touw om de dikke poot van de kast geknoopt. Glokta volgde het met zijn blik waar het over de vloer kronkelde. Het andere uiteinde was om de nek van de magister gebonden. Ah. Dus hij heeft toch een ontsnappingsweg.

‘Inquisiteur Glokta!’ Kault lachte piepend, nerveus. ‘Wat een genoegen u eindelijk eens te ontmoeten! Ik heb alles over uw onderzoeken gehoord!’ Zijn vingers bewogen over de knoop van het touw, controlerend of het wel stevig zat vastgebonden.

‘Zit uw kraag te strak, magister? Misschien kunt u hem beter afdoen?’

Weer een piepende uiting van pret. ‘O nee, dat denk ik niet! Ik ben niet van plan uw vragen te beantwoorden, dank u!’ Vanuit zijn ooghoeken zag Glokta langzaam een zijdeur opengaan. Een grote witte hand verscheen, de vingers langzaam om de deurpost krommend. Vorst. Er is nog hoop dat we hem krijgen. Ik moet hem aan de praat houden.

‘Er hoeven geen vragen meer te worden beantwoord. We weten alles al.’

‘Is dat zo?’ giechelde de magister. De albino sloop geruisloos de kamer in, in de schaduwen langs de muur, voor Kault verborgen door de grote kast.

‘We weten van Kalyne. En jullie regelingetje.’

‘Imbeciel! We hadden geen regeling! Hij was veel te eerzaam om zich te laten omkopen! Hij heeft nooit een mark van me willen aannemen!’ Maar hoe… Kault glimlachte weeïg. ‘Sults secretaris,’ zei hij, weer giechelend. ‘Recht onder zijn neus, en ook die van jou, kreupele!’ Stom, stom! De secretaris heeft de boodschappen overgebracht, hij heeft die bekentenis gezien, hij wist alles! Ik heb die slijmerige rotzak nooit vertrouwd. Dus Kalyne was loyaal.

Glokta haalde zijn schouders op. ‘Iedereen maakt fouten.’

De magister sneerde giftig. ‘Fouten? Je hebt niet anders gedaan, stommeling! De wereld is helemaal niet zoals jij denkt dat hij is! Je weet niet eens aan welke kant je staat! Je weet niet eens wat de kanten zijn!’

‘Ik sta aan de kant van de koning, en u niet. Dat is alles wat ik hoef te weten.’ Vorst was bij de kast aangekomen en drukte zich ertegenaan, met intens starende roze ogen terwijl hij probeerde om de hoek te kijken zonder zelf gezien te worden. Nog ietsje langer, nog ietsje verder…

‘Jij weet niks, kreupele! Een beetje sjoemelen met de belasting, een beetje omkoperij, dat is alles waar wij schuldig aan zijn!’

‘En de onbelangrijke kwestie van negen moorden.’

‘We hadden geen keus!’ schreeuwde Kault. ‘We hebben er nooit iets over te zeggen gehad! We moesten de bankiers betalen! Zij hadden ons het geld geleend, en we moesten betalen! We betalen ze al jaren! Valint en Balk, die bloedzuigers! We hebben ze alles gegeven, maar ze wilden altijd meer!’

Valint en Balk? Bankiers? Glokta keek eens naar de belachelijke overdaad in de kamer. ‘Jij schijnt je hoofd anders leuk boven water te houden.’

‘Schijn! Nep! Allemaal lucht! Allemaal leugens! Het is allemaal van de bankiers! Wij zijn allemaal van de bankiers! We zijn ze duizenden mark schuldig! Miljoenen!’ Kault giechelde in zichzelf. ‘Maar nu zullen ze die wel nooit meer krijgen, hè?’

‘Nee, ik neem aan van niet.’

Kault boog zich over de tafel, en het touw bungelde omlaag en streek over de leren tafellegger. ‘Zoek je misdadigers, Glokta? Zoek je verraders? Vijanden van koning en staat? Kijk maar eens in de Gesloten Raad. Kijk in het Huis van Vragen. Kijk in de universiteit. Kijk bij de banken, Glokta!’ Hij zag Vorst, die op niet meer dan vier pas afstand langs de kast sloop. Zijn ogen werden groot toen hij opstond van zijn stoel.

‘Grijp hem!’ schreeuwde Glokta. Vorst dook over de schrijftafel heen en greep de zoom van Kaults ambtsgewaad toen de magister zich omdraaide en op het raam af sprong. We hebben hem!

Er klonk een akelig geluid toen de mantel in Vorsts bleke vuist afscheurde. Kault leek even in de lucht te hangen toen al dat dure glas om hem heen brak, scherven en splinters glinsterden in de lucht, en toen was hij weg. Het touw ging met een klap strakstaan.

‘Ffhhh!’ siste Vorst, loerend naar het kapotte raam.

‘Hij is gesprongen!’ hijgde Jalenhorm met openhangende mond.

‘Kennelijk.’ Glokta strompelde naar de schrijftafel en pakte het gescheurde stuk textiel uit Vorsts hand. Van dichtbij was het helemaal niet zo schitterend: felgekleurd, maar slecht geweven.

‘Wie had dat gedacht?’ mompelde Glokta in zichzelf. ‘Slechte kwaliteit.’ Hij hinkte naar het raam en tuurde door het gat. Twintig voet lager zwaaide het hoofd van het eerbare Manufacturiersgilde langzaam heen en weer in zijn gescheurde, met gouddraad geborduurde mantel die flapperde in de wind. Goedkope kleren en dure ramen. Als de stof sterker was geweest, hadden we hem gehad. Als het raam meer lood had bevat, hadden we hem gehad. Levens zijn van zoveel kleine factoren afhankelijk. Onder hem op straat begon zich al een verschrikte menigte te verzamelen: wijzend, roezemoezend, starend naar het lijk. Een vrouw gilde. Angst, of opwinding? Ze klinken hetzelfde.

‘Luitenant, zou u zo goed willen zijn naar beneden te gaan en die menigte weg te sturen? Dan kunnen we onze vriend omlaaghalen en meenemen.’ Jalenhorm keek hem niet-begrijpend aan. ‘Dood of levend, het arrestatiebevel van de koning moet worden gehoorzaamd.’

‘Ja, natuurlijk.’ De forse officier veegde het zweet van zijn voorhoofd en liep, enigszins wankel, naar de deur.

Glokta draaide zich weer om naar het raam en keek nog een keer naar het langzaam heen en weer zwaaiende lijk. Magister Kaults laatste woorden spookten nog door zijn hoofd.

Kijk maar eens in de Gesloten Raad. Kijk in het Huis van Vragen. Kijk in de universiteit. Kijk bij de banken, Glokta!