4
Het was ruim kwart over tien toen mevrouw Van Deursen uit het trappenhuis de galerij van de eerste etage op stapte. Een monter om zich heen kijkende blondine van tegen de veertig, die meteen begon te vertellen dat haar dochter bij Mevrouw Deemoed op school zat en Franse les van haar kreeg. Ze had een nylon zomerjack aan dat veel te strak zat. Ze knikte begrijpend naar Joep, gaf Magda en Alex een hand en zei: “Nou, ik snap het best. Ik zou ook ongerust wezen. En trouwens – stel je voor dat haar vogeltje geen eten krijgt en dood in zijn kooitje ligt…”
Met een geroutineerd gebaar opende ze de deur van Celina Deemoeds appartement.
Magda Soeting en mevrouw Van Deursen krijsten tegelijkertijd toen ze de huiskamerdeur van de flat openden. Midden in de volledig overhoop gehaalde kamer van Celina Deemoed lag Joost Duijker, op zijn buik met zijn rechterarm half onder het lichaam gebogen. Zijn schedel was met kracht ingeslagen, de altijd keurig geknipte grijze haren nu sliertig rood gekleurd door het geronnen bloed. Op de vloerbedekking lag een dieprode, bijna zwart opgedroogde plas die tot ruim een meter bij hem vandaan gekropen was. Beide vrouwen vluchtten kermend de galerij op. Joep beheerste zijn neiging om over te geven. Alex staarde stokstijf met wijd opengesperde ogen naar het lichaam van zijn benedenbuurman. Joep trok hem de kamer uit en bleef hem vasthouden terwijl hij Celina’s telefoon in de gang greep en gejaagd 112 draaide. “Mijn vader is dood, vermoord!” riep hij schor. Hij schraapte zijn keel en kuchte een paar keer. “Boulevard De Ruyter 291. De bewoner? Die heet Celina Deemoed.” Hij hing op, haastte zich de keuken in, rukte het eerste het beste bierglas uit de kast en vulde dat met water. Hij drukte het Magda in de hand en zei: “Samen delen. De politie komt eraan.”
Toen begonnen zijn handen en knieën tegelijkertijd te trillen. Hij hield zich met twee handen aan de leuning van de galerij vast. Het verzinkte metaal voelde ijskoud aan. Alex zei nog steeds niets. Hij bevochtigde aan één stuk door zijn lippen en staarde over de huizen van de binnenstad. Joep keek hijgend met hem mee. Het geluid van een speels carillon waaide over de daken naar hen toe. De klokken van de Sint Jacobstoren tingelden half elf.