7

Vosmeer bekeek Joep van top tot teen. “Bent u de zoon van de overledene?” vroeg hij vriendelijk. Joep knikte.

“Het spijt me dat u uw vader onder deze omstandigheden aan moest treffen. Gecondoleerd. Had u misschien uw vader al als vermist laten registreren?”

“Nee,” zei Joep dof.

Vosmeer troonde hem mee naar de keuken. “Probeert u dit beeld maar zo snel mogelijk uit uw geheugen te bannen,” zei hij met nadruk, terwijl hij in de richting van de kamer wees. “Zodra de dokter is geweest en we alles gefotografeerd hebben, halen we uw vader hier weg. Dan doen we een grondig sporenonderzoek. U hoeft hier nu niet te blijven. Kunnen we u telefonisch bereiken?”

“Ik wil heel graag naar huis,” bekende Joep. “Mijn vrouw en mijn dochter weten nog van niets.”

“Laat mijn collega hier uw adres noteren, dan zoek ik u heel snel op.” Hij wenkte de andere man. “Dit is Barend Kolfschoten, hij is rechercheur in opleiding en loopt stage bij ons. Barend, wil jij de gegevens van meneer hier opnemen?” Barend knikte, greep Joep zacht bij de pols en nam hem mee de slaapkamer in.

Even later verliet Joep het appartement. Op de galerij drukte hij de handen van de Soetings. Zij liepen met hem mee naar de lift, in het gezelschap van mevrouw Van Deursen en een van de agenten. “Ik denk dat het ‘t beste is als wij uw verklaringen in een wat gezelliger omgeving opnemen,” zei de politieman tegen hen. Hij liep tegen de zestig, had wit haar en een aangenaam diepe stem. Er ging rust van hem uit. “Misschien kunt u meteen een kopje koffie zetten.” De oude rot wist hoe het werkte bij mensen die met een gewelddadige situatie werden geconfronteerd. Ze worden rustig en aanspreekbaar als ze de schok een beetje van zich af kunnen zetten door handelingen die op hun dagelijkse routine aansluiten. Magda Soeting knikte ijverig, maar haar man schudde zijn hoofd en zei: “Voor mij niet. Ik heb behoefte aan iets sterkers.” Ze wilde hem een por geven en merkte toen pas dat ze nog steeds het bierglas uit Celina Deemoeds flat in haar hand hield.